29 JUNI 2011. - Ministerieel besluit met betrekking tot het tijdelijk aanwenden van een gedeelte van de verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten als reactie op de gecoördineerde actie van het Internationaal Energie Agentschap
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
de wet : de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsgoederen, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop.
Art.2. § 1. De individuele voorraadplicht bedoeld in artikel 2, 15°, van de wet wordt ten gevolge van een bevoorradingscrisis bedoeld in artikel 2, 7°, van de wet, voor een periode van dertig dagen en voor alle productcategorieën bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet herleid naar nul dagen.
Hierdoor worden volgende hoeveelheden van aardolieproducten vrijgemaakt voor de markt :
- Categorie I : 5 066 ton,
- Categorie II : 87 664 ton,
- Categorie III : 850 ton.
§ 2. De voorraadplichtigen bedoeld in artikel 2, 9°, van de wet, zijn ertoe gehouden om de aldus vrijgegeven verplichte aardolievoorraden beschikbaar te stellen voor de markt, overeenkomstig met § 1.
Art.3. De voorraadplichtige dient binnen de twee werkdagen, na ontvangst van elke aanvraag, de Algemene Directie gedefinieerd in artikel 2, 3°, van de wet, op de hoogte te brengen van de hoeveelheid beschikbaar gestelde voorraden en eveneens van de exacte locatie en hoeveelheid van de nog niet aan de markt beschikbaar gestelde vrijgegeven verplichte voorraden.
Art.4. APETRA, bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet, stelt 15 miljoen liter van de door haar beheerde verplichte voorraden aardolieproducten beschikbaar voor de markt en dit uiterlijk eind juli 2011.
Art.5. De minister kan, na nieuwe analyse van het IEA, beslissen om de in artikelen 2 en 3 bedoelde maatregelen te verlengen voor een bijkomende periode van dertig dagen.
Art.6. De voorraadplichtige dient zijn verplichte voorraden opnieuw op te bouwen binnen de zestig dagen te rekenen vanaf het einde van de periode van dertig dagen zoals bedoeld in artikel 2, of, in geval van verlenging van deze periode, te rekenen vanaf het einde van de periode voortvloeiend uit de toepassing van artikel 5.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 29 juni 2011.
P. MAGNETTE