22 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-01-2011 en tekstbijwerking tot 23-12-2021)
HOOFDSTUK I. - Terminologie en definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemeen
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Frequentiegebruik
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art. 7
HOOFDSTUK V. - Controle en sancties
Art. 8-9
HOOFDSTUK VI. - Dekkingsvereisten
Art. 10
HOOFDSTUK VII. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Afdeling I. - Kandidatuur
Art. 11-15
Afdeling II. - Onderzoek van de kandidaturen
Art. 16-18
Afdeling III. - Toewijzing bij opbod
Art. 19-34
Afdeling IV. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art. 35-36
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 37
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Terminologie en definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Eindtoestel : radioapparatuur van een eindgebruiker;
2° Radiotoegang : verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation;
3° Netwerk voor radiotoegang : geheel van de basisstations dat nodig is om de radiotoegang te verlenen;
4° Gebruiksrechten : door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4;
5° Radiotoegangsoperator : operator die gebruiksrechten heeft verworven;
6° Controle met betrekking tot een persoon : de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan. De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 5 tot 9 van het Wetboek van Vennootschappen, Boek I, Titel II, Hoofdstuk II, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50 % of meer bedraagt;
7° relevante groep : ten opzichte van een persoon (de "eerste persoon") :
a) de eerste persoon, en;
b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;
c) elke persoon (de "tweede persoon") die de eerste persoon controleert, en;
d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;
e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 10 van het Wetboek van Vennootschappen, Boek I, Titel II, Hoofdstuk II.
HOOFDSTUK II. - Algemeen
Art.2. Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie die frequenties wenst te bekomen voor het aanbieden van radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4.
Art.3. § 1. De gebruiksrechten zijn maximaal vijftien jaar geldig vanaf de datum van betekening ervan.
Na afloop van die eerste periode kan het Instituut de gebruiksrechten voor telkens maximaal vijf jaar verlengen. Indien het Instituut de gebruiksrechten niet verlengd, neemt het daartoe een beslissing, uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de periode, na de betrokken operator te hebben gehoord.
§ 2. De gebruiksrechten dekken de ingebruikneming van systemen voor radiotoegang op het gehele nationale grondgebied.
HOOFDSTUK III. - Frequentiegebruik
Art.4.§ 1. Het Instituut wijst overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk VII de kandidaten radiotoegangsoperatoren de volgende [1 veertien frequentieblokken]1 toe in de frequentiebanden 2500-2570 MHz en 2620-2690 MHz, gescheiden door een duplexafstand van 120 MHz :
[1 1° 2500-2505 MHz en 2620-2625 MHz
2° 2505-2510 MHz en 2625-2630 MHz
3° 2510-2515 MHz en 2630-2635 MHz
4° 2515-2520 MHz en 2635-2640 MHz
5° 2520-2525 MHz en 2640-2645 MHz
6° 2525-2530 MHz en 2645-2650 MHz
7° 2530-2535 MHz en 2650-2655 MHz
8° 2535-2540 MHz en 2655-2660 MHz
9° 2540-2545 MHz en 2660-2665 MHz
10° 2545-2550 MHz en 2665-2670 MHz
11° 2550-2555 MHz en 2670-2675 MHz
12° 2555-2560 MHz en 2675-2680 MHz
13° 2560-2565 MHz en 2680-2685 MHz
14° 2565-2570 MHz en 2685-2690 MHz]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. De frequentieband 2620-2690 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de basisstations en de frequentieband 2500-2570 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de eindtoestellen.
§ 4. Het Instituut wijst overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk VII de kandidaat radiotoegangsoperator het frequentieblok 2575-2620 MHz toe.
§ 5. De frequentieband 2575-2620 MHz wordt gebruikt voor het uitzenden door de basisstations als door de eindtoestellen.
§ 6. Een relevante groep [2 ten opzichte van een radiotoegangsoperator]2 kan niet meer dan 20 MHz duplex in de frequentiebanden 2500-2570 en 2620-2690 MHz innemen.
[1 In afwijking van het eerste lid, indien het aantal kandidaten die ontvankelijk worden bevonden conform artikel 17 tijdens een procedure tot toekenning van gebruiksrechten dusdanig is dat niet het volledige beschikbare spectrum kan worden toegewezen, dan mag een relevante groep ten opzichte van een radiotoegangsoperator niet meer dan 30 MHz duplex innemen in de frequentiebanden 2500-2570 en 2620-2690 MHz.]1
[1 § 7. Het Instituut mag, na de betrokken partijen te hebben gehoord, de verdeling van de toegewezen frequenties wijzigen, zonder de kwantiteit spectrum toegekend aan elke operator te wijzigen, in objectief gerechtvaardigde gevallen om het doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde gebruik van radiospectrum te bevorderen, binnen redelijke termijnen en verhoudingen.]1
----------
(1)<KB 2021-11-28/12, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
(2)<KB 2021-11-28/16, art. 66, 003; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
Art.5. Het gebruik van de stations voor radiocommunicatie in het kader van de radiotoegang en op de frequenties vermeld in artikel 4, is vrijgesteld van de vergunning als bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Art.6.§ 1. De radiotoegangsoperator respecteert de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft.
§ 2. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2021-11-28/12, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
HOOFDSTUK IV. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art.7.§ 1. De radiotoegangsoperator betaalt een recht, jaarlijks recht voor de beschikbaarstelling van frequenties genaamd, voor de beschikbaarstelling en de coördinatie van de radiofrequenties, alsook de bijbehorende controlekosten.
Het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van frequenties bedraagt 26.000 euro per MHz toegewezen.
Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren.
§ 2. De radiotoegangsoperator betaalt het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van de op 1 januari van dat jaar [1 toegewezen]1 frequenties uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het betreffende recht betrekking heeft.
De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van elke frequentie wordt verricht binnen dertig dagen na [1 de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten voor]1 die frequentie, naar rato van het aantal [1 dagen]1 dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.
[1 ...]1
[1 Indien gebruiksrechten voor frequenties verstrijken is het jaarlijks recht voor de beschikbaarstelling van frequenties verschuldigd tot de dag waarop de gebruiksrechten verstrijken.]1
§ 3. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2008. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de verkregen bedragen afgerond tot het hogere honderdtal euro.
----------
(1)<KB 2021-11-28/16, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK V. - Controle en sancties
Art.8. Een radiotoegangsoperator is verplicht op verzoek van het Instituut alle inlichtingen te verstrekken over de staat van ingebruikneming van zijn netwerk.
Art.9.
<Opgeheven bij KB 2021-11-28/12, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
HOOFDSTUK VI. - Dekkingsvereisten
Art.10. § 1. De operator brengt het publiek duidelijk en precies op de hoogte over de dekking die door zijn dienst wordt geboden. De verstrekte informatie stelt het publiek in staat om ondubbelzinnig vast te stellen waar zij van de betreffende dienst gebruik kunnen maken. De operator maakt bij zijn informatieverstrekking minstens het onderscheid tussen de dekking op autowegen, met name de verkeersaders met de letters E, A en R, en de overige dekking.
§ 2. Deze informatie wordt eveneens ten minste tweemaal per jaar aan het Instituut bezorgd.
HOOFDSTUK VII. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Afdeling I. - Kandidatuur
Art.11. Een operator die gebruiksrechten wil verkrijgen, dient zijn kandidatuur in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.
Art.12. § 1. De kandidaat blijft door zijn kandidatuur gebonden vanaf haar indiening, en met name tot :
1° hem gebruiksrechten worden toegewezen, of;
2° hij zich op regelmatige wijze terugtrekt uit de procedure tot toekenning van gebruiksrechten, of;
3° hij wordt uitgesloten van de procedure.
§ 2. De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen aan zijn kandidatuur nadat hij deze kandidatuur heeft ingediend.
§ 3. De kandidaat is verplicht het Instituut onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen en feiten die een invloed hebben of zouden kunnen hebben op de verklaringen die de kandidaat aflegde overeenkomstig artikel 14.
Art.13. § 1. De kandidaatstelling gebeurt als volgt :
1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk op de datum en het uur door het Instituut bepaald en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt;
2° bij het Instituut, tegen overhandiging van een ontvangstbewijs;
3° in twee exemplaren, met aanduiding van een origineel exemplaar dat medeondertekend wordt door de gemachtigde vertegenwoordigers van de kandidaten.
§ 2. In zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad duidt het Instituut aan welke frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1en 3, zijn betrokken.
Art.14. § 1. De kandidatuur bevat de volgende inlichtingen :
1° het adres, telefoon- en faxnummer in de EU waarop de kandidaat op werkdagen, tussen 8 en 19 uur, bereikt kan worden, en dat voor deze procedure geldt als het officiële adres van de kandidaat met de bedoeling er documenten af te leveren, kennisgevingen te doen geworden en betekeningen te verrichten;
2° de namen, titels, hoedanigheden en handtekeningen van minstens één persoon die wettelijk bevoegd is om de kandidaat ten volle te vertegenwoordigen krachtens de wet of de statuten van de kandidaat voor alle handelingen die verband kunnen hebben met de procedure tot toekenning van gebruiksrechten;
3° de statuten van de kandidaat of, bij gebreke daarvan equivalente documenten die de werking van de kandidaat regelen;
4° het bewijs, of indien een dergelijk bewijs niet uitgereikt wordt in het land waar de zetel van de kandidaat gevestigd is, een verklaring onder ede dat de kandidaat :
a) niet in staat van faillissement of van vereffening of een gelijkaardige toestand verkeert of verkeren, en;
b) geen aangifte heeft gedaan van faillissement en niet in een vereffeningsprocedure of procedure van gerechtelijk akkoord betrokken is, en niet in een gelijkaardige procedure volgens een buitenlandse reglementering betrokken is;
5° een gedetailleerd, duidelijk en volledig overzicht van de aandeelhoudersstructuur van de kandidaat;
6° het bewijs van de betaling van het bedrag overeenkomstig artikel 15;
7° het bankrekeningnummer van de kandidaat waarop het bedrag overeenkomstig artikel 18 of 35, § 3, kan teruggestort worden;
8° de technische norm of technologie die de kandidaat van plan is te gebruiken en frequentieblokken waarvoor geboden zal worden;
9° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
§ 2. Het Instituut stelt het formaat vast waaraan de kandidaturen moeten voldoen.
Art.15. § 1. De kandidaat betaalt een bedrag ten belope van 1 miljoen euro. Deze waarborg moet uiterlijk op de datum van indiening van de kandidaturen, onvoorwaardelijk, onherroepelijk, in opeisbare sommen en in euro, ten voordele van de Belgische Staat gestort zijn bij de Nationale Bank van België, op rekening bekendgemaakt door het Instituut.
§ 2. De waarborg brengt intrest op tegen EONIA-rentevoet. De intresten worden gekapitaliseerd op de laatste werkdag van het Europese betalingssysteem TARGET van elke maand. De waarborg van de kandidaten die gebruiksrechten verkrijgen, brengt intrest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het Instituut de kandidaat er kennis van geeft dat hij gebruiksrechten verkregen heeft overeenkomstig artikel 35. De waarborg van de kandidaten die geen gebruiksrechten verkrijgen, brengt intrest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij wordt teruggestort.
Afdeling II. - Onderzoek van de kandidaturen
Art.16.Indien meerdere kandidaten deel uitmaken van eenzelfde relevante groep [1 ten opzichte van een kandidaat]1, wordt slechts één toegelaten tot de procedure.
De betrokken kandidaten kiezen, op verzoek van het Instituut, de persoon uit hun midden die zal deelnemen aan de procedure.
Bij gebrek aan een keuze worden alle betrokken kandidaten uitgesloten uit de procedure.
----------
(1)<KB 2021-11-28/16, art. 68, 003; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
Art.17. Het Instituut neemt een beslissing over de ontvankelijkheid van elke ingediende kandidatuur krachtens de artikelen 13, 14, 15 en 16.
Het Instituut brengt de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van zijn kandidatuur ter kennis van elke kandidaat. Aan de ontvankelijk bevonden kandidaten, verstrekt het Instituut gelijktijdig een lijst van alle ontvankelijk bevonden kandidaten. Tegelijkertijd deelt het Instituut mee of de blokken geveild worden conform artikel 4, § 1, of artikel 4, § 2.
Art.18. De waarborg, met inbegrip van de intrest, van de onontvankelijk bevonden kandidaten wordt teruggestort op hun rekening die werd meegedeeld overeenkomstig artikel 14, § 1, 7°.
Afdeling III. - Toewijzing bij opbod
Art.19. Het Instituut bepaalt de wijze van communicatie tussen het Instituut en de kandidaten tijdens de toewijzing bij opbod.
Art.20. Elke kandidaat onthoudt zich van elke gedraging of bekendmaking die het goede en ordelijke verloop van de toewijzing bij opbod verstoort.
Art.21. Elke kandidaat onthoudt zich, op straffe van uitsluiting van de kandidatuur, van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en van afspraken met andere kandidaten en van elke andere handeling die de uitkomst van de procedure kan beïnvloeden of die afbreuk kan doen aan de mededinging in de toewijzing bij opbod.
Art.22. Voor de aanvang van de toewijzing bij opbod brengt het Instituut de kandidaten de volgende gegevens ter kennis :
1° welke kandidaten deelnemen aan de toewijzing bij opbod;
2° elke relevante informatie die de kandidaat dient te gebruiken om een bod uit te brengen en te bewijzen dat elke mededeling die hij in het kader van de toewijzing bij opbod doet van hem afkomstig is;
3° het tijdstip van begin en einde van de eerste ronde;
4° het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de eerste ronde;
5° in voorkomend geval, de overige inlichtingen en documenten die de kandidaat nodig heeft om te kunnen deelnemen aan de toewijzing bij opbod.
Art.23.§ 1. Het Instituut beslist wanneer de opeenvolgende rondes worden georganiseerd en brengt de kandidaten daarvan op de hoogte.
§ 2. In elke ronde, stelt elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten met het hoogste regelmatige bod voor een frequentieblok na afloop van de voorgaande ronde, het Instituut in kennis van :
1° een of meer aanbiedingen, overeenkomstig artikel 24, of;
2° zijn beroep op een paskaart, overeenkomstig artikel 27, of;
3° zijn terugtrekking uit de bieding, overeenkomstig artikel 28.
Indien een kandidaat, die voor geen enkel frequentieblok over het hoogste regelmatige bod beschikt, geen van de drie in het eerste lid vermelde mededelingen doet tijdens de door het Instituut vastgelegde duur van de ronde, zal worden aangenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van een paskaart indien de betrokken kandidaat nog paskaarten heeft, overeenkomstig [1 artikel 27]1. Indien de kandidaat geen paskaarten meer heeft, zal worden aangenomen dat hij zich heeft teruggetrokken uit de toewijzing bij opbod.
----------
(1)<KB 2021-11-28/12, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
Art.24.§ 1. De kandidaat brengt zijn bod op de door het Instituut aangegeven wijze uit binnen de vastgelegde duur van elke ronde.
§ 2. Elk bod identificeert een bepaald frequentieblok.
§ 3. Het Instituut bepaalt het minimumbod en maximumbod voor elk frequentieblok voor de opeenvolgende ronden op basis van de volgende principes :
1° het minimumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met 0 tot 10 %;
2° het maximumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met 0 tot 50 %.
Het minimumbod in de eerste ronde wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
§ 4. [1 ...]1
§ 5. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2021-11-28/12, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>
Art.25. Elke kandidaat is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden tot een andere kandidaat een hoger regelmatig bod uitbrengt voor het frequentieblok.
Art.26. Uiterlijk op het ogenblik dat de kandidaat een bod uitbrengt dat een veelvoud overstijgt van 50 miljoen euro, verhoogt de kandidaat telkens zijn waarborg met een storting van 2,5 miljoen euro.
Het bewijs van de verhoging van de waarborg komt bij het Instituut toe voor het ogenblik waarop de kandidaat het bod uitbrengt dat aanleiding geeft tot de verhoging van de waarborg. Een bod uitgebracht zonder de vereiste verhoging van de waarborg is nietig.
Art.27. Met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor een frequentieblok mag elke kandidaat een beroep doen op een paskaart als alternatief voor een bod of een terugtrekking. Een kandidaat mag in totaal maximaal driemaal passen tijdens de toewijzing bij opbod.
Art.28. Elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod op een frequentieblok uitbrachten, mag zich uit de toewijzing bij opbod terugtrekken. Deze terugtrekking is definitief en onherroepelijk.
Art.29. Indien in een ronde twee of meer kandidaten hetzelfde bod op een gegeven frequentieblok uitbrengen, bepaalt het Instituut via loting het hoogste bod voor dat frequentieblok.
Art.30. Na elke ronde, brengt het Instituut de overblijvende kandidaten de volgende gegevens ter kennis :
1° het hoogste regelmatige bod alsook de kandidaat die het heeft uitgebracht voor elk frequentieblok;
2° welke kandidaten een beroep op een paskaart hebben gedaan of waarvan verondersteld wordt dat ze dat gedaan hebben;
3° welke kandidaten zich hebben teruggetrokken;
4° welke kandidaten van de toewijzing bij opbod worden uitgesloten;
5° het tijdstip van begin en einde van de volgende ronde;
6° het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de volgende ronde.
Art.31. De laatste ronde is de ronde, op het einde waarvan geen enkele kandidaat het Instituut in kennis stelt van een bod of zijn beroep op een paskaart.
Art.32. Na de laatste ronde, stelt het Instituut het hoogste bod per frequentieblok vast. Dit bedrag is het enige heffing voor een gegeven frequentieblok.
De kandidaten worden hiervan na het einde van de laatste ronde in kennis gesteld.
Art.33. Het Instituut staat in voor het ordelijk verloop en de praktische organisatie van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten; het Instituut kan daartoe alle nuttige maatregelen nemen.
Art.34. § 1. Het Instituut stelt de inbreuken vast die leiden tot nietigheid van het bod of uitsluiting van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Het Instituut beslist in elk geval tot uitsluiting van de kandidaat indien de kandidaat een inbreuk maakt op artikel 21.
§ 2. Bovendien dient het Instituut in dit geval eveneens klacht in bij de bevoegde mededingingsautoriteiten, en legt het klacht met burgerlijke partijstelling neer in handen van de bevoegde onderzoeksrechter.
Afdeling IV. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art.35. § 1.Het Instituut kent de gebruiksrechten toe aan de kandidaten die het hoogste bod hebben uitgebracht voor de verschillende frequentieblokken.
§ 2. Het Instituut geeft elke kandidaat kennis van het op rekening van het Instituut te betalen saldo, terzelfder tijd van zijn gebruiksrechten.
§ 3. De waarborg,met inbegrip van de intrest, van de kandidaten waaraan geen gebruiksrechten worden toegekend, wordt op hun rekening teruggestort, meegedeeld overeenkomstig artikel 14, § 1, 7°.
Art.36. De betalinsmodaliteiten zijn conform aan de bepalingen van artikel 30 van wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Niet-betaling, laattijdige of onvolledige betaling van het saldo van de enige heffing houdt het verval van rechtswege van de gebruiksrechten in. De van de gebruiksrechten vervallen verklaarde kandidaat wordt van iedere kandidatuur in de zin van artikel 11 uitgesloten.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art.37. De Minister bevoegd voor de Elektronische Communicatie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
<Opgeheven bij KB 2021-11-28/12, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>