Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JANUARI 2011. - Koninklijk besluit tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het kader van de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de nationale informantenbeheerder : de officier van de federale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 2, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
  2° de lokale informantenbeheerder : de officier van de federale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 3, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
  3° de contactambtenaar : de politieambtenaar van de federale of lokale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 1 van het Wetboek van Strafvordering;
  4° de informant : de persoon, bedoeld in artikel 47decies, § 1 van het Wetboek van Strafvordering;
  5° de magistraat bijzondere opsporingsmethoden : de procureur des Konings of één of meerdere door hem aangeduide magistraten van zijn parket die hem bijstaan in de permanente controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden door de politiediensten binnen zijn gerechtelijk arrondissement.

Art.2. § 1. De nationale informantenbeheerder wordt aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie van de gerechtelijke politie, op voordracht van de directeur van de directie van de gerechtelijke operaties en na advies van de federale procureur.
  Hij kan zich bij de uitvoering van zijn opdracht laten bijstaan door één of meerdere officieren, die volgens dezelfde procedure worden aangewezen.
  § 2. In het kader van de opdracht, hem toevertrouwd door artikel 47decies, § 2, van het Wetboek van Strafvordering en onder het gezag van de federale procureur, is de nationale informantenbeheerder belast met de algemene werking en de coördinatie van de informantenwerking voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus en de coördinatie met de Administratie der douane en accijnzen.
  Hij kan daartoe onderrichtingen geven aan de politieambtenaren van de federale en lokale politie. Deze onderrichtingen worden aan het voorafgaand akkoord van de federale procureur onderworpen.
  § 3. De nationale informantenbeheerder staat in voor het beheer van het nationaal controlesysteem van de informanten zoals voorzien in artikel 7.
  § 4. De nationale informantenbeheerder staat in voor de contacten met het federaal parket inzake informantenwerking.
  § 5. De nationale informantenbeheerder waakt over de eenvormigheid van de punctueel aan informanten toe te kennen gunsten, overeenkomstig artikel 8.
  § 6. De nationale informantenbeheerder organiseert de rechtstreekse internationale contacten inzake de informantenwerking.
  § 7. De nationale informantenbeheerder waakt erover dat elke lokale informantenbeheerder en elke officier van de lokale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 3, laatste lid, van het Wetboek van Strafvordering, een opleiding volgt overeenkomstig artikel 9.

Art.3. § 1. De lokale informantenbeheerder wordt aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie van de gerechtelijke politie, op voordracht van de gerechtelijke directeur en na advies van de procureur des Konings. Hij kan zich bij de uitvoering van zijn opdracht laten bijstaan door één of meerdere officieren, die volgens dezelfde procedure worden aangewezen.
  § 2. In het kader van de opdracht, hem toevertrouwd door artikel 47decies, § 3 van het Wetboek van Strafvordering en onder het gezag van de procureur des Konings, is de lokale informantenbeheerder belast met de algemene werking en de coördinatie van de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst en de lokale politiekorpsen van het arrondissement.
  Hij kan daartoe, mits inachtneming van de onderrichtingen van de nationale informantenbeheerder, onderrichtingen geven aan de politieambtenaren van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst en van de lokale politie. Deze onderrichtingen worden aan het voorafgaand akkoord van de magistraat bijzondere opsporingsmethoden onderworpen. Indien deze onderrichtingen aan de lokale politie worden gericht, pleegt de lokale informantenbeheerder hierover voorafgaand overleg met de officier van de lokale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 3, laatste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
  § 3. De contacten met de nationale informantenbeheerder verlopen via de lokale informantenbeheerder.
  § 4. De lokale informantenbeheerder vervult zijn opdracht in nauwe samenwerking met de officier van de lokale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 3, laatste lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betreft de informanten en de contactambtenaren van de lokale politie.
  § 5. De contacten met de magistraat bijzondere opsporingsmethoden inzake de informantenwerking verlopen in eerste instantie via de lokale informantenbeheerder.

Art.4. § 1. De lokale informantenbeheerder oefent een permanente controle uit over de betrouwbaarheid van de via hem in het nationaal controlesysteem geregistreerde informanten en houdt voor elk van hen een dossier zoals bedoeld in artikel 13 bij.
  § 2. De lokale informantenbeheerder waakt over de afscherming van de identiteit van de informanten zoals voorzien in artikel 12.
  § 3. De lokale informantenbeheerder ziet toe op de goede werking van de contactambtenaren en waakt over de vrijwaring van fysieke, psychische en morele integriteit van de contactambtenaren.
  § 4 De lokale informantenbeheerder zorgt ervoor dat elke contactambtenaar een opleiding volgt zoals bedoeld in artikel 9 en het voorwerp uitmaakt van een bijzondere jaarlijkse evaluatie bedoeld in artikel 10.

Art.5. § 1. Elke politieambtenaar, die in contact komt met een persoon, die als informant in aanmerking komt, stelt hiervan onverwijld en schriftelijk de lokale informantenbeheerder in kennis.
  De lokale informantenbeheerder beslist of deze persoon als informant wordt beschouwd en duidt, in voorkomend geval, daartoe de verantwoordelijke contactambtenaren aan.
  § 2. De contactambtenaren informeren de lokale informantenbeheerder op de wijze bedoeld in artikel 14.

Art.6. § 1. De officier van de lokale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 3, laatste lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt aangewezen door de korpschef van de lokale politie, na advies van de procureur des Konings.
  § 2. Alle taken en bevoegdheden van de lokale informantenbeheerder, bedoeld in de artikelen 3, § 3 en § 5, 4, 5, 12 en 13 en met uitzondering van het bepaalde in artikel 5, § 1, tweede lid, die de politieambtenaren van de lokale politie betreffen, worden in eerste instantie uitgeoefend door de officier van de lokale politie, bedoeld in artikel 47decies, § 3, laatste lid, van het Wetboek van Strafvordering, tenzij andersluidende afspraken met de lokale informantenbeheerder en mits voorafgaand akkoord van de magistraat bijzondere opsporingsmethoden.
  Hij houdt hiervan stipt de lokale informantenbeheerder op de hoogte.

Art.7. Er wordt binnen de federale politie en onder het gezag van de Minister van Justitie, een bijzondere gegevensbank opgericht zoals bedoeld in artikel 44/7 derde lid van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en overeenkomstig de daarin vermelde modaliteiten.
  Deze gegevensbank bevat gegevens betreffende personen, informant genoemd, zoals bedoeld in artikel 47 decies, § 1 van het Wetboek van strafvordering.
  Deze gegevensbank heeft als doel de opvolging van de betrouwbaarheid en de activiteit van de informanten te verzekeren en de coördinatie van de informantenwerking te vergemakkelijken.
  Deze gegevensbank is uitsluitend toegankelijk en bevraagbaar door de nationale informantenbeheerder, de lokale informantenbeheerders en de betrokken contactambtenaren, en dit enkel in de mate dat dit voor hen noodzakelijk is om de opdrachten die hen toevertrouwd zijn in huidig besluit uit te voeren.

Art.8. Gunsten kunnen enkel toegekend worden aan in het nationaal controlesysteem geregistreerde informanten. Ze worden aangevraagd door de lokale informantenbeheerder en door de nationale informantenbeheerder toegekend in functie van, in het bijzonder, het verstrekken van correcte en nog niet gekende informatie die leidde tot een nieuw onderzoek, die het succes van een lopend onderzoek in belangrijke mate heeft beïnvloed of die criminele processen of samenwerkingsverbanden zichtbaar maakt of een beter inzicht hierover verschaft.
  Bij de bepaling van de gunst wordt minstens rekening gehouden met het belang van de informatie voor het uiteindelijke resultaat, het gelopen risico inzake de afscherming van de informant, de prioriteit van het fenomeen, de dader of dadergroep.

Art.9. Om als politieambtenaar betrokken te kunnen worden bij de informantenwerking dient men toegelaten te worden tot, en te slagen voor een opleiding die zowel het theoretische als het praktische aspect van de specifieke functie beoogt.
  Deze opleiding omvat de technieken van het beheer van informanten met inachtneming van de principes vervat in artikel 47decies Wetboek van strafvordering en in huidig besluit.

Art.10. Onverminderd de evaluatie voorzien in het koninklijk besluit van 30 maart 2001 inzake de rechtspositie van de politie diensten wordt elke contactambtenaar jaarlijks geëvalueerd over de wijze waarop hij de principes vervat in artikel 47decies van het Wetboek van strafvordering en in huidig besluit naleeft en zijn taken en bevoegdheden uitvoert.

Art.11. § 1. De informant wordt jaarlijks globaal geëvalueerd teneinde zijn betrouwbaarheid te bepalen en het risico verbonden aan zijn hoedanigheid als informatiebron te evalueren. Een informant die gedurende meer dan een jaar geen informatie aanbrengt, dient niet langer te worden geëvalueerd.
  § 2. Bij het aanbrengen van elke nieuwe informatie wordt de motivatie van de informant, het door hem gelopen risico evenals de correctheid van de informatie geëvalueerd. Deze evaluatie wordt overgemaakt aan de magistraat bijzondere opsporingsmethoden ter ondersteuning van zijn besluitvorming bedoeld in artikel 47decies § 6 Wetboek van strafvordering.
  § 3. Indien de evaluatie bedoeld in § 2 van belang kan zijn voor een ander gerechtelijk arrondissement deelt de magistraat bijzondere opsporingsmethoden deze mee aan de magistraat bijzondere opsporingsmethoden van dit gerechtelijk arrondissement.

Art.12. Onverminderd artikel 458 van het Strafwetboek stellen de verschillende personen betrokken bij de informantenwerking alles in het werk om de identiteit van de informant af te schermen.
  Behoudens uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de magistraat bijzondere opsporingsmethoden mogen enkel hijzelf, de lokale informantenbeheerder, de betrokken contactambtenaren en de nationale informantenbeheerder, deze laatste binnen de limieten van de hem in huidig besluit opgedragen taken en bevoegdheden, de identiteit van de informant kennen.

Art.13. Er bestaat een informantendossier dat de persoonsgebonden en de informatiegebonden gegevens met betrekking tot een informant bevat.
  Behoudens uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de magistraat bijzondere opsporingsmethoden hebben enkel hijzelf, de lokale informantenbeheerder, de betrokken contactambtenaren en de nationale informantenbeheerder, deze laatste binnen de limieten van de hem in huidig besluit opgedragen taken en bevoegdheden, inzage in dit dossier.
  De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim.

Art.14. De contactambtenaar brengt alle contacten met informanten en alle door informanten aangebrachte informatie onverwijld en schriftelijk ter kennis van de lokale informantenbeheerder.
  De contactambtenaar brengt de lokale informantenbeheerder onverwijld en schriftelijk alle elementen betreffende de betrouwbaarheid van de informant ter kennis.

Art. 15. Alle personen die betrokken zijn bij de informantenwerking binnen de geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus passen volgende regels toe :
  1. Een informant is, onverminderd de principes van artikel 5, § 1, verbonden aan een bepaalde dienst binnen de geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus en niet aan een individuele politieambtenaar.
  2. De informantenwerking moet in een sfeer van collegialiteit verlopen tussen de verschillende in deze materie betrokken personen.
  3. De contactambtenaar moet zich kenbaar maken als politieambtenaar vanaf het begin van de samenwerking met een informant.
  4. De relatie tussen een informant en de contactambtenaar is een strikt professionele relatie.
  5. De door de contactambtenaar bij een informant bekomen informatie wordt niet behandeld door een onderzoeker die is tussengekomen in het kader van het beheer van de informant, behalve mits voorafgaandelijk akkoord van de magistraat bijzondere opsporingsmethoden.
  6. Fysieke contacten met een informant gebeuren steeds in aanwezigheid van twee contactambtenaren, tenzij mits uitdrukkelijke toelating van de lokale informantenbeheerder om redenen van specifieke hoogdringendheid.

  Gegeven te Brussel, 6 januari 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK