7 NOVEMBER 2011. - Koninklijk besluit tot bepaling van de derivaten en andere financiële verrichtingen bedoeld in artikel 4, § 3 en § 4, van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten
Art. 1-3
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "bepaalde referentiewaarde" : een tarief, koers, rendement, prijs, maatstaf, hoeveelheid, vergoeding of index van, of betrekking hebbende op :
a) interesten of deviezen,
b) kredietrisico,
c) effecten, geldmarktinstrumenten of derivaten;
d) emissievergunningen of stroomcertificaten;
e) grondstoffen, bulkproducten,landbouwproducten of edele metalen;
f) energie;
g) vrachtvervoer, de levering, de distributie of het verbruik van enig activum, opslag, transmissie- of transportcapaciteit;
h) enige andere activa, rechten of verbintenissen van financiële, commerciële of economische waarde;
i) klimaat variabelen of andere geologische, ecologische of andere fysieke variabelen;
j) actuariële gegevens, indices, inflatiepercentages;
k) gegevens met betrekking tot breedbandtelecommunicatie; en/of
l) enige andere economische, financiële, commerciële of monetaire statistieken of data.
2° " centrale tegenpartij " : een centrale tegenpartij in de zin van de Wet van 28 april 1999 houdende de omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van betalingen en effectentransacties in betalings-en afwikkelingssystemen;
3° " clearinghouse " : een clearinghouse in de zin van de Wet van 28 april 1999 houdende de omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van betalingen en effectentransacties in betalings-en afwikkelingssystemen
4° " derivaten " : alle opties, termijncontracten, futures, swaps, financiële contracten ter verre-kening van verschillen met betrekking tot een bepaalde referentiewaarde, en elke combinatie hiervan en enige andere type van afgeleide contracten in de meest ruime betekenis, on-geacht of deze contracten :
a) onderhands tussen partijen worden afgesloten (OTC) of verhandeld worden op een gereglementeerde markt en/of een MTF;
b) afgewikkeld worden in contanten of door middel van een materiële levering van goederen, effecten of enige andere waarde; en
c) afgewikkeld worden via een clearinghouse, centrale tegenpartij of systeem of rechtstreeks tussen partijen of hun vertegenwoordigers.
5° "effecten" : financiële instrumenten als omschreven in artikel 2, 31°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ongeacht echter of deze al dan niet vrij overdraagbaar zijn;
6° "geldmarktinstrumenten" : financiële instrumenten als omschreven in artikel 2, 32°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ongeacht echter of deze al dan niet vrij overdraagbaar zijn;
7° " systeem " : een systeem in de zin van de wet van 28 april 1999 houdende de omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van betalingen en effectentransacties in betalings-en afwikkelingssystemen.
Art.2. § 1. In toepassing van artikel 4, § 3, tweede lid c) en artikel 4, § 4, tweede lid c) van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten omvat de lijst van vrijgestelde verrichtingen :
1° de volgende verrichtingen en producten voor zover deze bovendien behoren tot één van de twee categorieën beschreven in § 2 :
a) derivaten;
b) de koop, verkoop, lening of levering van effecten, geldmarkinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen van collectieve beleggingen, derivaten, emissiever-gunningen, stroomcertificaten of gelijkaardige instrumenten;
c) de contante koop of verkoop van deviezen (" fx spot ");
2° leningen en voorschotten verstrekt in het kader van of met het oog op de afwikkeling van verrichtingen in derivaten, effecten of geldmarktinstrumenten;
3° garanties, borgtochten en letters of credit tot waarborg van derivaten of van de andere financiële verrichtingen bedoeld in 1°, a), b) of c) en 2° van deze paragraaf.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, 1°, van dit artikel worden de volgende twee categoriën van verrichtingen in overweging genomen :
1° verrichtingen waarbij partijen overeenkomen toepassing te maken, al dan niet in aangepaste vorm, van :
a) de internationaal gestandaardiseerde kaderovereenkomsten uitgewerkt door de International Swaps and Derivatives Association (ISDA Master Agreement);
b) de internationaal gestandaardiseerde kaderovereenkomst uitgewerkt door de Bundesverband deutscher Banken (Rahmenvertrag für Finanztermingeschäfte); of
c) de internationaal gestandaardiseerde kaderovereenkomst uitgewerkt door de Europese Bankenfederatie (European Master Agreement for Financial Transacti-ons);
d) de internationaal gestandaardiseerde kaderovereenkomst uitgewerkt door de International Securities Lending Association (Global Master Securities Lending Agreement);
e) de internationaal gestandaardiseerde kaderovereenkomst uitgewerkt door de International Capital Market Association (Global Master Repurchase Agreement);
f) in toepassing van met a), b), c), d) of e) vergelijkbare of gelijkaardige kaderover-eenkomsten, al dan niet beheerst door Belgisch recht, gehanteerd door kredietin-stellingen in de Belgische markt;
g) een reglement of contractueel kader uitgewerkt door een gereglementeerde markt, een MTF, een clearing house, een centrale tegenpartij of een systeem;
2° verrichtingen die qua type in aanmerking kunnen komen voor verhandeling op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt of MTF of voor afwikkeling via een clea-ringhouse, centrale tegenpartij of een systeem.
§ 3. Voor de toepassing van dit besluit omvatten de verrichtingen bedoeld in § 1 eveneens alle schuldvorderingen ontstaan naar aanleiding van de afwikkeling, overboekingsopdrachten of de verrekening van die verrichtingen.
Art. 3. De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 november 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS