16 MAART 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Art. 1-4
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wordt in Titel I een Hoofdstuk I/1 ingevoegd, dat de artikelen 9/1, 9/2 en 9/3 omvat, luidend :
" Hoofdstuk I/1
Pro deo, de wijze van inning van het rolrecht en van de geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep
Art. 9/1. Iedere partij in een procedure voor de Raad kan het voordeel van het pro deo vragen bij haar verzoekschrift.
Het voordeel van het pro deo wordt toegekend aan :
1° iedere persoon die bijstand ontvangt van een openbaar centrum dat maatschappelijke hulp verstrekt op overlegging van een attest van dit centrum;
2° iedere persoon die opgesloten, gevangen gehouden of vastgehouden wordt op een bepaalde plaats in het Rijk, op overlegging van een attest van de inrichting waarin hij van zijn vrijheid is beroofd;
3° iedere minderjarige op overlegging van een identiteitsbewijs of van enig ander document dat zijn staat bewijst;
4° iedere persoon die juridische tweedelijnsbijstand ontvangt in de zin van artikel 508/1 van het Gerechtelijk Wetboek, op overlegging van een attest waaruit blijkt dat deze juridische bijstand hem werd toegekend;
5° iedere andere persoon die over onvoldoende financiële middelen beschikt om het rolrecht te voldoen op overlegging van bewijskrachtige documenten die bewijzen dat zijn inkomsten ontoereikend zijn. "
Art. 9/2. De betaling bedoeld in artikel 39/68-1, § 5, eerste lid, geschiedt uitsluitend rechtsgeldig door de storting op een rekening bij de Raad die wordt meegedeeld in de in artikel 39/68-1 van de wet van 15 december 1980 bedoelde beschikking. Bij deze storting dient verplichtend het refertenummer dat wordt opgegeven in deze beschikking vermeld te worden. Enkel stortingen in euro met vermelding van het refertenummer zijn geldig.
De tussenkomende partij betaalt op de wijze bepaald in het eerste lid, het op grond van artikel 39/68-1, § 1, derde lid, van de wet van 15 december 1980 verschuldigde rolrecht binnen een termijn van acht dagen, die ingaat op de dag van kennisgeving van de in artikel 39/68-1, § 3 van de wet van 15 december 1980 bedoelde beschikking
Art. 9/3. De geldboete, bedoeld bij artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980, wordt geïnd door de aangestelden van de administratie der Registratie en Domeinen overeenkomstig de bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek die op het beslag en de tenuitvoerlegging betrekking hebben.
Art.2. In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden " en zendt de griffie het verzoekschrift met inbegrip van de eventuele bijlagen, ten laatste op de eerste werkdag volgend op de dag van ontvangst, terug aan de verzoekende partij " en de zin " Hierbij wordt de reden van de terugzending vermeld. " opgeheven.
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.3. Op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad treden in werking :
1° de artikelen 38 tot 40 en 43 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (II);
2° dit besluit.
Art. 4. De Minister die bevoegd is voor de Toegang tot het Grondgebied, het Verblijf, de Vestiging en de Verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 maart 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met het Migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid,
M. WATHELET