Details





Titel:

1 APRIL 2010. - Waals Toerismewetboek (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-05-2010 en tekstbijwerking tot 20-03-2024)



Inhoudstafel:

INLEIDENDE BEPALINGEN
TITEL 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 1.D, 1/1.BWR
TITEL 2. - Termijnberekening
Art. 2.D, 3.D
BOEK I. - ORGANISATIE VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Commissariaat-generaal voor Toerisme
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 4.D
HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 5.D, 6.D
HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden van het personeel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 7.D
HOOFDSTUK IV. - Oriëntatiecomité
Art. 8.D, 9.BWR
HOOFDSTUK V. - Basisoverlegcomité voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 10.BWR, 11.BWR
HOOFDSTUK VI. - Personeel
Art. 12.D
HOOFDSTUK VII. - Commissaris-generaal voor Toerisme
Art. 13.BWR, 14.BWR, 15.BWR
HOOFDSTUK VIII. - Financieel beheer
Art. 16.D, 17.D, 18.D, 19.D, 20.D, 21.BWR, 22.BWR, 23.BWR, 24.D, 25.BWR, 26.D, 27.BWR, 28.BWR, 29.BWR, 30.BWR
HOOFDSTUK IX. - Goederen, rechten en plichten
Art. 31.D
HOOFDSTUK X.
Art. 31/1.D, 31/2.D
HOOFDSTUK XI. [1 - "Wallonie Belgique Tourisme"]1
Art. 31.3.D, 31/4.D
TITEL 2 - Toeristische instellingen
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Afdeling 1. - Beginsel en inhoud
Art. 32.D
Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden en behoud van de erkenning
Art. 33.D, 34.D, 34/1.BWR, 34/2.BWR, 35.BWR, 36.BWR, 37.BWR, 38.D, 39.D, 40.BWR, 41.D
Afdeling 3. - Erkenningsprocedure
Art. 42.D, 43.BWR, 44.BWR, 45.D
Afdeling 4. - Intrekking van de erkenning
Art. 46.D, 47.BWR, 48.BWR, 49.BWR
Afdeling 5. Beroepsvoorwaarden en -procedure
Art. 50.BWR, 51.BWR, 52.BWR, 53.BWR, 54.BWR, 55.BWR, 56.BWR
HOOFDSTUK II. - Schilden en afkortingen
Art. 57.D, 58.BWR, 59.MB, 60.MB, 61.MB, 62.MB, 63.BWR, 64.BWR
HOOFDSTUK III. - Subsidies
Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 65.D, 66.D, 67.BWR
Afdeling 2 .- Het bedrag van de subsidies
Art. 68.D, 68bis.D, 69.BWR
Afdeling 3.- Procedure voor de toekenning, betaling en terugbetaling van de subsidies
Art. 70.D, 71.BWR, 72.D, 73.D
HOOFDSTUK IV.
Art. 74-76
TITEL 3. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme en technische comités
HOOFDSTUK I. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme
Art. 77.D, 78.D, 79.D
HOOFDSTUK II. - Technische comités
Art. 80.D, 81.D, 82.D
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 83.D, 84.BWR
TITEL 4 - Overtredingen en straffen
Art. 85.D, 86.D, 87.BWR
TITEL 5.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 88.D, 89.BWR, 90.BWR, 91.BWR, 92.BWR, 93.BWR, 94.BWR, 95.D, 96.D, 97.D
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 98.D, 99.D, 100.D, 101.D, 102.BWR, 103.BWR, 104.D, 105.BWR, 106.BWR, 107.BWR
BOEK II. - INZAKE TOERISTISCHE BEZIENSWAARDIGHEDEN
TITEL I. [1 - Toeristische publicaties]1
Art. 108.D, 109.BWR
TITEL 2 - Vergunning
HOOFDSTUK I. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 110.D, 111.D, 112.D, 113.D
HOOFDSTUK II. - Vergunningsprocedure
Art. 114.D, 115.BWR, 116.BWR, 117.BWR, 118.BWR, 119.BWR, 120.D, 121.BWR, 122.BWR, 123.BWR
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de vergunning
Art. 124.D, 125.BWR, 126.BWR, 127.BWR, 128.BWR, 129.BWR
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming
Art. 130.D, 131.BWR
TITEL 3 - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 132.D, 133.BWR, 134.D, 135.BWR, 136.BWR, 137.MB, 138.BWR, 139.D, 140.D, 141.BWR, 142.D
HOOFDSTUK II. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 143.D, 144.BWR, 145.BWR, 146.BWR, 147.BWR
HOOFDSTUK III. - Herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 148.D, 148/1.BWR
TITEL 4. - Beroepen
HOOFDSTUK I. - Beroepsprocedure
Art. 149.D, 150.BWR, 151.BWR, 152.BWR, 153.BWR, 154.BWR, 155.BWR
HOOFDSTUK II. - Beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden
Art. 156.D, 157.D, 158.D, 159.D, 160.D, 161.D, 162.BWR, 163.BWR, 164.BWR, 165.BWR, 166.BWR, 167.BWR, 168.BWR, 169.BWR, 170.BWR, 171.BWR, 172.BWR
TITEL 5. - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 173.D, 174.D
HOOFDSTUK II. - Subsidiepercentage en -bedrag
Art. 175.D, 176.D, 177.BWR, 178.BWR, 179.BWR, 180.D, 181.D
HOOFDSTUK III. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 182.D, 183.BWR, 184.D, 185.D, 186.D, 187.D, 188.D, 189.BWR
TITEL 6. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 190.D, 191.BWR
HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboeten
Art. 192.D
HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 193.D, 194.D, 195.D, 196.D
TITEL 7 - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 197.D, 198.BWR
BOEK III. [1 - Toeristische Logies]1
TITEL 1. - Publicatie van toeristische brochures
Art. 199.D, 200.BWR, 201.BWR
TITEL 2. [1 - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen, toeristische campings en vakantiedorpen]1
HOOFDSTUK I. [1 - Exploitatievoorwaarden]1
Art. 201/1.D, 201/2.BWR, 201/3.BWR, 201/4.D
HOOFDSTUK Ibis. [1 - Vergunning]1
Afdeling 1. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 202.D, 203.D, 204.D, 205.D
Afdeling 2. - Vergunningsprocedure
Art. 206.D, 207.BWR, 208.BWR, 209.BWR, 210.BWR, 211.BWR, 212.D, 213.BWR, 214.D, 215.D
Afdeling 3. - Intrekking van de vergunning
Art. 216.D, 217.D, 217/1.BWR, 218.BWR, 219.BWR, 220.BWR, 221.BWR
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van een benaming
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 222.D, 223.D
Afdeling 2. - Hotelbedrijven
Art. 224.D, 225.BWR, 226.BWR, 226/1.BWR, 227.BWR
Afdeling 3. - Streekgebonden toeristische logies en gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 228.D, 229.BWR, 230.BWR, 231.BWR, 232.BWR, 233.BWR, 234.BWR, 235.BWR, 236.BWR, 237.BWR, 238.BWR, 239.BWR, 240.BWR, 241.BWR
Afdeling 4. - Gastentafels [1 ...]1
Art. 242.BWR, 243.BWR
Afdeling 5. [1 - Toeristische campings en campings op de hoeve]1
Art. 244.D, 245.BWR, 246.BWR, 247.BWR, 247/2.MB, 248.BWR, 248/2.MB, 249.BWR, 249/1.D, 249/2.BWR, 249/3.MB, 249/4.MB, 250.BWR, 251.BWR, 252.BWR, 252/1.D, 252/2.MB
Afdeling 6. - De vakantiedorpen en hun verblijfseenheden
Art. 253.D, 254.BWR, 255.BWR, 256.BWR, 257.BWR, 258.BWR, 259.BWR, 260.BWR
Afdeling 7.
Art. 261.D
HOOFDSTUK III. - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
Afdeling 1. - Beginselen
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 262.D, 263.BWR, 264.D, 265.D
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor vakantiedorpen en verblijfseenheden
Art. 266.D
Onderafdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor gastenkamers
Art. 267.D
Onderdeling 4. - Schilden
Art. 268.D, 269.D, 270.BWR, 271.BWR, 272.MB, 273.MB, 274.MB, 275.MB, 276.MB, 277.MB, 278.MB, 279.BWR
Afdeling 2. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 280.D, 281.BWR, 282.BWR, 283.BWR, 284.BWR, 285.BWR, 286.BWR, 287.BWR
HOOFDSTUK IV. - Beroepen
Afdeling 1. - Beroepsprocedure
Art. 288.D, 289.BWR, 290.BWR, 291.BWR, 292.BWR, 293.BWR, 294.BWR
Afdeling 2. - Beroepsadviescommissie
Art. 295.D, 296.D, 297.D, 298.D, 299.D, 300.D, 301.BWR, 302.BWR, 303.BWR, 304.BWR, 305.BWR, 306.BWR, 307.BWR, 308.BWR, 309.BWR, 310.BWR
HOOFDSTUK V. - Bezwaren
Art. 311.D, 312.D
TITEL 3. - Sociaal toerisme
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen.
Art. 313.D
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de verenigingen
Art. 314.D, 315.BWR, 316.D, 317.D, 318.D
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de erkenning
Art. 319.D, 320.D, 321.D, 322.D, 323.D, 324.D
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden en procedure voor het beroep
Art. 325.D, 326.D, 327.D, 328.D, 329.D, 330.D, 331.BWR
TITEL 4.- Brandbescherming
HOOFDSTUK I. - Brandveiligheidsattest
Afdeling 1. - Princiepen
Art. 332.D, 333.D, 334.D, 335.BWR, 336.D, 337.D
Afdeling 2. - Procedure voor het afleveren van het brandveiligheidsattest
Art. 338.BWR, 339.BWR, 340.BWR, 341.BWR, 342.BWR, 343.BWR
Afdeling 2bis. [1 - Dwangmaatregelen]1
Art. 343/1.D
Afdeling 3.- Afwijkingen
Art. 344.D, 345.D, 346.BWR
HOOFDSTUK II. - Vereenvoudigd controleattest
Art. 347.D, 348.BWR, 349.BWR, 350.BWR, 351.BWR, 352.BWR, 353.BWR
HOOFDSTUK III. - Beroepen
Art. 354.D, 355.BWR, 356.BWR, 357.BWR, 358.BWR, 359.D, 360.BWR
HOOFDSTUK IV. - Commissie brandveiligheid
Art. 361.D, 362.D, 363.D, 364.D, 365.D, 366.D, 367.BWR, 368.BWR, 369.BWR, 370.BWR, 371.BWR, 372.BWR, 373.BWR, 374.BWR, 375.BWR
TITEL 5.- Subsidies
HOOFDSTUK I. - Subsidies voor hotelbedrijven
Art. 376.D, 377.D, 378.BWR, 379.D, 380.D, 381.D, 381/1.BWR
HOOFDSTUK II. - Subsidies voor het streekgebonden toeristisch logies [1 en de gemeubileerde vakantiewoningen]1
Art. 382.D, 383.D, 384.BWR, 385.D, 386.D, 387.D, 387/1.BWR
HOOFDSTUK III. - Subsidies voor gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 388.D, 389.D, 390.D
HOOFDSTUK IV. [1 - Subsidies voor toeristische campings en campings op de hoeve]1
Art. 391.D, 392.D, 393.BWR, 394.BWR, 395.D, 396.D, 397.D, 397/1.BWR
HOOFDSTUK V. - Subsidies voor de vakantiedorpen en de verblijfseenheden
Afdeling 1. - Subsidies voor de gemeenschappelijke uitrustingen van de vakantiedorpen
Art. 398.D, 398/1.D, 399.D, 399/1.BWR, 400.D
Afdeling 2. - Subsidies voor de verblijfseenheden
Art. 401.D, 401/1.BWR, 402.D
HOOFDSTUK Vbis. [1 - Ongewone toeristische logiezen]1
Art. 402/1.D, 402/2.BWR
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen gemeen aan de subsidies voor de hotelbedrijven, het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen, [1 de toeristische campings]1, de vakantiedorpen en de verblijfseenheden
Afdeling 1 - Algemeen
Art. 403.D, 404.BWR
Afdeling 2.- Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 405.D
Afdeling 3. - Aanpassing van de percentages en de maximumbedragen
Art. 406
Afdeling 4. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 407.D, 408.BWR, 409.BWR, 410.D, 411.D, 412.D, 413.D, 414.D, 414/1.BWR, 415.BWR
HOOFDSTUK VII. - Subsidies ter zake van sociaal toerisme
Afdeling 1 - Algemeen
Art. 416.D, 417.D
Afdeling 2.- Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 418.D, 419.D, 420.BWR, 421.D
Afdeling 3.- Subsidiepercentages en -bedragen
Art. 422.D, 423.D
Afdeling 4. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 424.D, 425.BWR, 426.D, 427.D, 428.D, 429.D, 430.D, 431.D, 432.BWR, 433.BWR
TITEL 6. - Kampplaatsen
HOOFDSTUK I. - Label
Art. 434.D, 435.D, 436.D
HOOFDSTUK II. - Procedure
Art. 437.D, 438.BWR, 439.D, 440.BWR, 441.BWR, 442.D, 443.D, 444.D, 445.D, 446.D, 447.D, 448.D
HOOFDSTUK III. - Intrekking van het label
Art. 449.D, 450, 451.D
HOOFDSTUK IV. - Erkende instelling
Art. 452.D, 453.D, 454.D, 455.D, 456.BWR, 457.D, 458.D, 459.BWR, 460.D, 461.D
HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor de toekenning van het label, de handhaving, de indeling en de herziening ervan
Art. 462.D, 463.BWR, 464.BWR, 465.D, 466.D, 467.BWR, 468.BWR, 469.D, 470.BWR, 471.D, 472.D, 473.BWR, 474.D, 475.D
HOOFDSTUK VI. - Beroepen
Art. 476.D, 477.D, 478.D, 479.D, 480.BWR, 481.D
HOOFDSTUK VII . - Subsidies
Art. 482.D, 483.D, 484.D, 485.D, 486.D, 487.D, 488.BWR, 489.D, 490.D, 491.D
HOOFDSTUK VIII. - Algemene bepalingen
Art. 492.D, 493.D
TITEL 7. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 494.D, 495.BWR
HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboetes
Art. 496.D, 497.BWR
HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 498.D, 499.D, 500.D, 501.D, 502.D
TITEL 8. - Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Afdeling 1. - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen en toeristische kampeerterreinen
Art. 503.D, 504.D, 505.D, 506.D, 507.D, 508.BWR, 509.BWR, 509/1.D
Afdeling 2. - Sociaal toerisme
Art. 510.D
Afdeling 3.- Brandbescherming
Art. 511.D, 512.D, 513.D, 514.D, 515.BWR, 516.D, 517.BWR
Afdeling 4. - Subsidies
Art. 518.D, 519.D, 520.D, 521.D
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 522.BWR, 523.D, 524.BWR, 525.BWR
BOEK IV. - DE GEMARKEERDE TOERISTISCHE WANDELROUTES, DE WANDELKAARTEN EN DE ROUTEBESCHRIJVINGEN
TITEL 1. - Machtiging en erkenning.
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 526.D
HOOFDSTUK II. - Machtigings- of erkenningsvoorwaarden
Afdeling 1. - Vaste wandelroutes
Art. 527.D, 528.D, 529.D, 530.BWR, 531.D
Afdeling 2 - Wandelkaarten
Art. 532.D, 533.BWR, 534.D, 535.BWR
Afdeling 3 - Routebeschrijvingen
Art. 536.D, 537.D, 538.BWR
HOOFDSTUK III. - Machtiging en erkenningsprocedure
Art. 539.D, 540.BWR, 541.BWR, 542.D, 543.D, 544.D, 545.D, 546.D, 547.D, 548.D
HOOFDSTUK IV. - Procedure tot intrekking van de machtiging of erkenning
Art. 549.D, 550.D, 551.D, 552.D
HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor het uitoefenen van het beroep en procedure
Art. 553.D, 554.D, 555.D, 556.BWR
HOOFDSTUK VI. - Certificering van de markering van een vaste wandelroute
Art. 557.D, 558.D, 559.D
TITEL 2 - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 560.D
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 561.D
HOOFDSTUK III. - Percentages en bedragen van de tegemoetkoming
Art. 562.D
HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het toekennen van de vereffening en controle over het gebruik van de subsidies
Art. 563.D, 564.D, 565.BWR, 566.D, 567.D, 568.D, 569.D, 570.D, 571.BWR
TITEL 3 - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Administratieve geldboetes
Art. 572.D, 573.D, 574.D
HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties
Art. 575.D
HOOFDSTUK III. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 576.D, 577.BWR
TITEL 4.- Overgangs- en slotbepalingen
Art. 578.D, 579.D, 580.BWR, 581.D, 582.D
BOEK V. - DE SUBSIDIES VOOR DE BEVORDERING VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Begripsomschrijving
Art. 583.D
TITEL 2 - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 584.D, 585.D
HOOFDSTUK II. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
Art. 586.D, 587.D
HOOFDSTUK III. - De subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
Art. 588.D, 589.D
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de subsidies
Afdeling 1. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 590.D
Afdeling 2. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
Art. 591.D
Afdeling 3. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen
Art. 592.D
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 593.D
HOOFDSTUK V. - Subsidiepercentage en -bedrag
Afdeling 1. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 594.D, 595.D
Afdeling 2. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering
Art. 596.D, 597.D
Afdeling 3. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
Art. 598.D, 599.D
HOOFDSTUK VI. - Procedures voor het toekennen van de vereffening en controle over het gebruik van de subsidies
Art. 600.D, 601.D, 602.D, 603.D, 604.D
HOOFDSTUK VII. - Toelagen voor de aankoop van meubilair en materiaal ter bevordering van toeristische activiteiten
Art. 605.BWR, 606.BWR, 607.BWR, 608.BWR, 609.BWR, 610.MB, 611.MB, 612.BWR, 613.BWR, 614.BWR
TITEL 3.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 615.D, 616.D
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 617.D, 618.BWR, 618/1.BWR, 619.BWR
BOEK VI. [1 - De toeristische gidsen]1
TITEL 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 620.D, 621.D, 622.D, 623.BWR, 624.BWR, 625.MB
TITEL II. [1 - De erkenning en de hernieuwing van de erkenning]1
Art. 626.D, 627.BWR, 628.BWR, 629.MB, 630.MB, 631.BWR, 632.MB, 633.D, 634.BWR, 635.D, 636.D, 637.BWR, 638.BWR, 639.MB, 640.MB, 641.BWR, 642.D, 643.BWR
TITEL III. [1 - De Deontologische code van de toeristische gidsen]1
Art. 644.D, 645.BWR
TITEL IV. [1 - De intrekking en de opschorting van de erkenning]1
Art. 646.D, 647.D, 648.BWR
TITEL V. [1 - Overtredingen en sancties]1
Art. 649.D, 650.BWR
TITEL VI. [1 - Overgangs- en slotbepalingen]1
Art. 651.D
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

INLEIDENDE BEPALINGEN
TITEL 1. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1.D.[1 In de zin van dit Wetboek wordt verstaan onder :
   1° niet-verplaatsbaar verblijf : structuur die als toeristische logiesverstrekking dient voor kampeerders op doortocht, niet vervoerbaar, niet demonteerbaar en in de grond vastgeankerd;
   2° mobiel verblijf : structuur die als toeristische logiesverstrekking dient voor een tijdelijke of seizoensgebonden bewoning, zo opgevat dat het makkelijk gedemonteerd of vervoerd kan worden;
   3° ontvangstbewijs : brief waarbij gemeld wordt dat een aanvraag in goede orde is ontvangen, waarbij medegedeeld wordt binnen welke termijn die aanvraag behandeld zal worden, welke beroepsmogelijkheden openstaan en, indien nodig, welke de gevolgen zijn van het uitblijven van een antwoord binnen de voorziene termijn;
   4° vereniging voor sociaal toerisme : de vereniging erkend op grond van titel III van Boek III;
   5° toeristische bezienswaardigheid : de plaats van bestemming, bestaande uit een geheel van geïntegreerde en duidelijk identificeerbare activiteiten en diensten van een bestendige infrastructuur, die op regelmatige wijze uitgebaat wordt als natuurlijke, culturele of recreatieve waardevolle kern en die aangelegd is met het doel toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers zonder voorafgaandelijke reservering te ontvangen.
   Kermisattracties, plaatsen die eenvoudigweg materieel te huur aanbieden, landschappen, steden, vrij toegankelijke plaatsen en plaatsen bestemd voor loutere sportbeoefening, voor de organisatie van spektakels, cultuur-, sportevenementen of feestelijkheden vormen geen toeristische bezienswaardigheid;
   6° markering : het op regelmatige afstand plaatsen van tekens waarmee het tracé van een wandelroute aangegeven wordt. Het plaatsen van tekens die vervaardigd worden met materiaal dat rechtstreeks uit de natuur gehaald wordt of met materiaal op basis van kalk dat bij regen snel oplost, wordt niet als markering beschouwd;
   7° markeringsteken : concreet markeringselement, namelijk het genormeerde en kenmerkende teken van de wandelroute waarvan de modellen door de Regering vastgesteld zijn, de achtergrond waarop dat teken is aangebracht en het systeem waarmee dat teken eventueel wordt aangebracht.
   Als markeringstekens worden beschouwd :
   a) de informatieve markeringstekens : markeringstekens waarvan het doel erin bestaat langs een vaste wandelroute een inlichting van geschiedkundige, kunsthistorische, wetenschappelijke of culturele aard te verstrekken en waarvan het model door de Regering is vastgesteld;
   b) de volledige richtingaanwijzende markeringstekens : markeringstekens met een richtingaangevende pijl waarvan het doel erin bestaat volledige informatie te verstrekken over de aard en de lengte van de vaste wandelroute, die minstens de naam van de vaste wandelroute en diens doel inhouden, waarvan het model door de Regering is vastgesteld;
   c) de eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens : markeringstekens met een richtingaangevende pijl waarvan het doel erin bestaat een richtingsverandering aan te geven, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
   d) de bakenstokken : de markeringstekens waarvan het doel erin bestaat de te nemen richting te herhalen of te bevestigen, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
   e) de vertrekborden : borden die het vertrekpunt van één of meerdere vaste wandelroutes uitmaken, waarvan het doel erin bestaat daar een volledige inlichting over te verstrekken, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
   f) de plaatsnaamgerelateerde markeringstekens, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
   8° gebouw : elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt die toegankelijk is voor personen en geheel of gedeeltelijk uit omringende muren bestaat;
   9° kampeerder op doortocht : de toerist wiens aanwezigheid op het toeristisch kampeerterrein de duur van jaarlijks dertig opeenvolgende dagen niet overschrijdt en die elk mobiel of niet-verplaatsbaar verblijf gebruikt, stacaravans uitgezonderd en die daadwerkelijk op het kampeerterrein verblijft, en in voorkomend geval na afloop van zijn verblijf zijn mobiel verblijf weghaalt;
   10° seizoensgebonden kampeerder : de toerist wiens aanwezigheid op het toeristisch kampeerterrein de zes maanden per jaar niet overschrijdt en die een stacaravan gebruikt;
   11° kampeerterrein op de boerderij : het toeristisch kamperen dat door een landbouwuitbater georganiseerd wordt op een terrein dat van zijn bedrijf afhangt en waarop geen enkele stacaravan gevestigd is;
   12° toeristisch kampeerterrein : het terrein dat doorgaans of occasioneel door meer dan tien toeristen gebruikt wordt of dat ingenomen wordt door drie vaste of verplaatsbare verblijven om er in de open lucht te verblijven, met uitzondering van kermisreizigers of nomaden, bestaande uit vaste verblijven, verplaatsbare verblijven of leegstaande plaatsen;
   13° basiscapaciteit : het aantal personen voor wie een toeristische logiesverstrekkende inrichting ontworpen is en te huur aangeboden wordt;
   14° maximumcapaciteit : de basiscapaciteit, verhoogd met het aantal personen aan wie logies verstrekt kan worden door middel van bijkomende bedden;
   15° rijcaravan : elke caravan die zonder bijzondere voorafgaandelijke vergunning op de openbare weg getrokken kan worden;
   16° wandelkaart: elke topografische kaart met een gegeven schaal waarop de vaste wandelroutes en de verschillende uitrustingen voor de opvang van toeristen, ongeacht hun benaming, aangegeven zijn;
   17° centrum voor sociaal toerisme : de toeristische logiesverstrekkende inrichting die de voorwaarden van artikel 418.D, eerste lid, 4° en 5°, naleeft en niet gebruik maakt van een benaming als bedoeld onder de punten 23°, 29° en 53°;
   18° wandelbeschrijving : document dat informatie omvat ter omschrijving van één of meerdere vaste wandelroutes en de gebruiker over hun traject gidst, dat van de wandelkaart kan verschillen, vorm van een boek, fiches, zakboekje, gids, folder, blad kan aannemen zoals meer bepaald de topogids, het "road book", het "pocket plan", de kaartgids, het "pocketplan", de wandelfiches, de wandelschriftjes;
   19° kampplaats : de logiesverstrekkende inrichting die uitsluitend verhuurd wordt aan of ter beschikking wordt gesteld van een kamp van een jeugdorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of nog door de bevoegde overheid van elke Lidstaat van de Europese Unie;
   20° vertegenwoordigende instantie : rechtspersoon die in het vakantiedorp de eigenaar(s) van verblijfseenheden vertegenwoordigt;
   21° onbezette staanplaats : de ruimte in een camping die ter beschikking wordt gesteld van de op doortocht zijnde toerist die zijn eigen mobiel verblijf meebrengt;
   22° gecertificeerde zending : de zending die verricht wordt bij elk communicatiemiddel dat een vaste datum kan verlenen bij de ontvangst en die in één van de volgende vormen opgemaakt is:
   a) een e-mail, gedagtekend en ondertekend;
   b) het bij ter post aangetekend schrijven :
   c) de zending door privé-firma's tegen ontvangstbewijs;
   d) de indiening van een akte tegen ontvangstbewijs;
   e) elk ander middel dat de Regering van dezelfde waarde acht;
   23° hotelverblijf : elke toeristische logiesverstrekkende inrichting met winstoogmerk met als benaming hotel, appart-hotel, herberg, motel, eethuis, pension of relais; de Regering kan die opsomming verder aanvullen;
   24° dagtoerist : elke persoon die als vrijetijdsbesteding of voor de ontspanning naar een plaats afreist die zich verder bevindt dan de gemeente waar hij doorgaans verblijft of dan de naburige gemeenten en die de noodzakelijke verplaatsingen van en naar zijn gewoonlijke verblijfplaats en de plaats van bestemming op één en dezelfde dag maakt;
   25° toeristische gids : de natuurlijke persoon die het erfgoed laat ontdekken en het commentaar verzorgt;
   26° toeristische gids-stagiair : de natuurlijke persoon die aan erkenningsvoorwaarden als toeristische gids voldoet, uitgezonderd de voorwaarde betreffende de duurtijd van deze ervaring;
   27° groot onderkomen : streekgebonden toeristisch logies of gemeubileerde vakantiewoning dat/die meer dan vijftien personen een onderkomen kan bieden;
   28° toeristisch onderkomen : het terrein of de woning die ter beschikking van één of meerdere toeristen worden gesteld, ten bezwarende titel of zelfs occasioneel;
   29° streekgebonden toeristisch logies: elke toeristische logiesverstrekkende inrichting die zich buiten een vakantiedorp, een weekendverblijfpark, een toeristisch campingterrein bevindt, met uitsluiting van een hotelbedrijf of een centrum voor sociaal toerisme, met één van de volgende benamingen :
   a) "landelijke vakantiewoning", indien ingericht in een landelijk gebouw dat typisch is voor een bepaalde streek, vrijstaand en met eigen toegang;
   b) "vakantiewoning in de stad", indien ingericht in een gebouw dat typisch is voor een bepaalde streek, vrijstaand en met eigen toegang, in een stadsgebied gelegen;
   c) "vakantiewoning op de hoeve", indien ingericht in een vrijstaand gebouw, met eigen toegang, van een in werking zijnd landbouwbedrijf of in de onmiddellijke nabijheid ervan;
   d) " gastenkamer ", indien bestaande uit een kamer die deel uitmaakt van de persoonlijke en gewone eigendom van de vergunninghouder of van een bijgebouw gelegen op dezelfde eigendom van de houder en in diens nabijheid;
   e) "gastenkamer op de hoeve", indien het een gastenkamer betreft die ingericht is in een in werking zijnd landbouwbedrijf;
   30° tussenpersoon : de natuurlijke of rechtspersoon die tegen rechtstreekse of onrechtstreekse betaling op gelijk welke wijze het in de markt zetten van een toeristisch onderkomen bevordert, vergemakkelijkt of organiseert;
   31° gemarkeerde wandelroute : elke wandelroute met hoofdzakelijk een toeristische bestemming voor niet-gemotoriseerd verkeer, bewegwijzerd door middel van markeringen;
   32° vaste wandelroute : voor meer dan tien dagen gemarkeerde wandelroute;
   33° wet van 16 juli 1973 : de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt;
   34° bosmassief : de beboste grondgebieden die uitgetekend worden door een valoriseringsonderzoek gevoerd door de bevoegde overheid, op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme, ofwel aangenomen door bedoeld Commissariaat in het kader van de daaruit voortvloeiende oproepen tot het indienen van projecten, ofwel aangewezen door de Regering op voorstel van genoemd Commissariaat ten gevolge van de uitvoering van aanvullende onderzoeken;
   35° gemeubileerde vakantiewoning : elke vrijstaande toeristische logiesverstrekkende inrichting met eigen toegang die zich buiten een vakantiedorp, een weekendverblijfpark of een toeristisch campingterrein bevindt, met uitsluiting van een hotelbedrijf, kampeerplaats, een centrum voor sociaal toerisme of van streekgebonden toeristisch logies;
   36° mobilhome : elke caravan die niet zonder bijzondere voorafgaandelijke vergunning op de openbare weg getrokken kan worden, makkelijk vervoerbaar en waarvan het weghalen geen demontage of afbraak behoeft;
   37° motorhome : het recreatieve motorvoertuig dat is uitgerust om onder het reizen te kamperen;
   38° basisnormen : de federale brandbeschermingsbepalingen;
   39° specifieke veiligheidsnormen : de veiligheidsnormen inzake brandbescherming die eigen zijn aan de toeristische logiesverstrekkende inrichtingen;
   40° toerisme-instelling : "fédération provinciale du tourisme" (provinciale federatie voor toerisme), "maison du tourisme" (huis voor toerisme), "office du tourisme" (dienst voor toerisme) of "syndicat d'initiative" (vereniging voor vreemdelingenverkeer);
   41° gebouwgedeelte : elk deel van een bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt die toegankelijk is voor personen, met een eigen opening naar buiten, waarvan de muren één uur lang vuurbestendig zijn en waarvan de openingen binnenshuis gesloten worden aan de hand van bestanddelen die een half uur lang vuurbestendig zijn; de eis inzake de eigen opening naar buiten geldt niet voor de gebouwgedeelten waar gastenkamers of gastenkamers op de hoeve ingericht zijn indien hun maximumcapaciteit samengeteld minder dan tien personen bedraagt;
   42° cultureel waardevolle kern: een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op de kunsten, de geschiedenis, de wetenschap of de techniek gericht zijn;
   43° op natuurvlak waardevolle kern: een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op de natuur of het leefmilieu gericht zijn;
   44° recreatief waardevolle kern : een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op ontspannings- of spelactiviteiten gericht zijn;
   45° gewestelijk erkenningsteken: schild waarvan het model door de Regering wordt omschreven, waarmee bevestigd wordt dat de vaste wandelroute vergund is of dat de wandelkaart of de wandelbeschrijving door het Commissariaat-generaal voor Toerisme erkend is;
   46° toeristische trekpleister : plaats die internationale bekendheid geniet op toeristisch vlak;
   47° gastentafel : dienstverlening bestaande uit de bereiding, uitsluitend bestemd voor de bewoners van een gastenkamer of een gastenkamer op de hoeve, van maaltijden die hoofdzakelijk samengesteld zijn uit streekproducten en die opgediend worden aan de gezinstafel van de vergunninghouder;
   48° sociaal toerisme : de vrijetijds- en vakantieactiviteiten die op zodanige wijze door een vereniging georganiseerd worden dat elke persoon, en meer in het bijzonder de economisch en cultureel mindergegoeden, de beste praktische voorwaarden aangeboden worden om daadwerkelijk toegang te krijgen tot die activiteiten;
   49° toerist : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding, voor de ontspanning of het zakendoen, naar een plaats begeeft die zich verder bevindt dan de gemeente waar hij doorgaans verblijft of dan de naburige gemeenten en die elders dan in zijn gewoonlijke verblijfplaats verblijft;
   50° verblijfseenheid : gebouw of gebouwgedeelte dat tegelijk aan de volgende voorwaarden beantwoordt :
   a) zijn basiscapaciteit bedraagt minstens twee personen;
   b) zijn maximumcapaciteit mag niet meer bedragen dan twintig personen;
   c) het is vrijstaand en beschikt over een eigen toegang;
   d) het leeft de brandveiligheidsbepalingen zoals bepaald in Titel IV van Boek III na;
   e) het leeft de minimale indelingsnormen zoals bedoeld in of krachtens artikel 266.D na;
   f) het wordt ter beschikking gesteld van één of meerdere toeristen, minimum zes per jaar;
   51° gebruiker : toerisme-instelling of toeristische attractie erkend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overeenkomstig dit Wetboek of de professionele toerismewerker, de autocarfirma, het reisagentschap of het organisme met een weerkerende dienstverlening inzake cultureel of milieugerelateerd toerisme, evenals de betrokken beroepsverenigingen;
   52° plaatselijke bezoeker : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding of voor de ontspanning naar een plaats begeeft die zich in de gemeente waar hij doorgaans verblijft of in een naburige gemeente bevindt.
   53° vakantiedorp : toeristisch onderkomen samengesteld uit collectieve uitrustingen of een geheel van verblijfseenheden die minstens zestig percent van de bestaande woningen in het vakantiedorp vertegenwoordigen, die aan alle volgende voorwaarden voldoen :
   a) het maakt deel uit van een enige en samenhangende omtrek;
   b) de perceelindeling wordt niet door omheiningen of schuttingen afgebakend;
   c) de inrichting van de omgeving is eenvormig;
   d) het beschikt over een ontvangstlokaal.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 1/1.BWR.[1 In de zin van de regelgevende bepalingen van dit Wetboek wordt verstaan onder :
   1° kampeerverblijf : het mobiele of het niet-verplaatsbare verblijf in de zin van artikel 1.D, 1° en 2°;
   2° nieuw gebouw : het gebouw dat opgetrokken is ter uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een aanvraag is ingediend drie maanden na 1 januari 2005, de bestaande gebouwen waaraan verbouwingswerken worden verricht uitgesloten;
   3° normenboek : het geheel van de technische normen inzake markering zoals opgenomen in bijlage 29 [2 en in bijlage 29 bis]2;
   4° Commissaris-generaal voor Toerisme : de leidend ambtenaar van het Commissariaat-generaal voor toerisme;
   5° inrichting van type A : het toeristische logies dat enkel en alleen logies aanbiedt en, in voorkomend geval, het schoonmaken van de ter beschikking gestelde kamers;
   6° inrichting van type B : het toeristische logies met uitzondering van de inrichtingen van type A;
   7° personeelslid : de stagiair, het lid of de persoon in dienst genomen via arbeidsovereenkomst en aangewezen op het functionele kader van het Commissariaat-generaal voor Toerisme; de persoon met een vervangingsovereenkomst komt niet in aanmerking;
   8° Minister : het lid van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheden het toerisme behoort;
   9° gedeelte van een toeristische camping dat overstroomd kan worden : het geheel van de zeer geringe, geringe, gemiddelde of hoge voorkomingsomtrekken van waterwinningen opgenomen in de door de Regering aangenomen cartografie van het risico op overstromingen door het buiten de oevers treden van waterlopen van elk onderstroomgebied;
   10° voetganger : iedere persoon die zich te voet verplaatst, iedere persoon met een verminderde beweeglijkheid die zich in een rolstoel verplaatst en iedere wielertoerist of mountainbiker van minder dan negen jaar oud;
   11° wieltoerist : iedere wielrijder die beton-, kassei-, onverharde of asfaltwegen in koolwaterstofverharding gebruikt, die geen bijzondere sportieve vaardigheden vereisen;
   12° mountainbiker : iedere wielrijder die onregelmatige of geaccidenteerde terreinen gebruikt, die sommige sportieve vaardigheden vereisen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BWG 2022-09-01/16, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 26-11-2022>

TITEL 2. - Termijnberekening
Art. 2.D. De dag van ontvangst van de akte, die het vertrekpunt is voor een termijn, is er niet in begrepen.

Art. 3.D. Inbegrepen in de termijn is de vervaldag. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, verschuift de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag.

BOEK I. - ORGANISATIE VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Commissariaat-generaal voor Toerisme
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 4.D. Er wordt een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid opgericht, met name het Commissariaat-generaal voor Toerisme, afgekort : CGT.
  [1 Het wordt ingedeeld bij de instellingen van het type 1 bedoeld in het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing voor zover dit Wetboek er niet van afwijkt.]1
  Niemand anders mag gebruik maken van de benaming bedoeld in het eerste lid, noch van een ander woord, vertaling of schrijfwijze waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.
  De zetel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme is in Namen gevestigd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 5.D.§ 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt belast met :
  1° de uitvoering van het algemeen toerismebeleid van de Regering;
  2° het beheer [2 ...]2 van de toeristische infrastructuren, die eigendom van het Waalse Gewest zijn en waarvan de lijst door de Regering wordt opgesteld;
  3° de uitvoering van de specifieke acties die de Regering hem toewijst in het kader van de opdrachten bedoeld in § 2.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt ermee belast het toerisme [1 in het Franse taalgebied]1 te organiseren [1 ...]1 met alle geschikte middelen.
  Het wordt o.a. belast met :
  1° de behandeling van de aanvragen tot vergunning, erkenning, goedkeuring, indelingsherziening, afwijking van een indelings- of subsidiëringsnorm;
  2° de toekenning van vergunningen, de desbetreffende indelingen en afwijkingen, alsmede van erkenningen en goedkeuringen;
  3° de budgettaire vastlegging, de vereffening en betaling van de subsidies inzake toerisme;
  4° [1 de financiering van de promotieacties gevoerd door de toeristische instellingen en operatoren en door "Wallonie Belgique Tourisme";]1
  [1 5° de terbeschikkingstelling van een databank betreffende het toeristisch aanbod bij de toeristische instellingen en "Wallonie Belgique Tourisme";
   6° het beheer en de bevoorrading van een website voor de professionelen van het toerisme in het Franse taalgebied;]1
  7° de inzameling, analyse en verspreiding van gegevens over het toeristische beleid [1 van het Franse taalgebied, alsook het toezicht op en de analyse van de Waalse, Belgische en internationale toeristische sector]1;
  8° [1 de aanmoediging van de mutualisering van het toeristische engineering in netwerk, met name met het toeristisch engineeringscentrum van Wallonië;]1
  9° [1 ...]1
  10° het onderwerpen van de goederen waarvan hij de eigenaar is, aan een stelsel van openbaar of privé-domeinrecht.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2023-07-12/16, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 6.D. Om zijn opdrachten te vervullen, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme o.a. elke activiteit ontwikkelen en uitoefenen die er rechtstreeks of onrechtstreeks verband mee houdt.
  Het Commissariaat kan elke handeling uitvoeren die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met zijn opdrachten.

HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden van het personeel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 7.D.Het dagelijkse beheer wordt waargenomen door de Commissaris-generaal voor Toerisme en, uitdrukkelijk of bij ongeschiktheid van laatstgenoemde, door de Adjunct-commissaris-generaal.
  [1 De Commissaris-generaal wordt door de Regering aangewezen]1 voor een mandaat dat vastgelegd wordt met inachtneming van de voorwaarden van boek II van het besluit van de Waalse Regering houdende de Waalse ambtenarencode.
  [2 Behoudens uitzondering bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 12.D van dit Wetboek of van artikel 2 van het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, overeenkomstig de artikelen 10, § 3, lid 2, en 339, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode, worden de adjunct-commissaris-generaal en, in voorkomend geval, de andere ambtenaren-generaal van rang A3 door de Regering aangewezen voor een mandaat onder de voorwaarden vastgesteld bij Titel II van Boek II van de Waalse Ambtenarencode.]2
  [1 De Regering bepaalt de delegaties van bevoegdheid die aan de Commissaris-generaal voor toerisme en, uitdrukkelijk of bij ongeschiktheid van laatstgenoemde, aan de Adjunct-commissaris-generaal worden verleend.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/05, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 21-12-2015>
  (2)<DWG 2023-06-28/10, art. 18, 031; Inwerkingtreding : 16-10-2023>

HOOFDSTUK IV. - Oriëntatiecomité
Art. 8.D. Er wordt een oriëntatiecomité opgericht, dat de volgende opdrachten heeft :
  1° de coördinatie van de acties van het Commissariaat-generaal voor Toerisme en [1 van "Wallonie Belgique Tourisme"]1, met name de acties i.v.m. met de structurering en de bevordering van toeristische filières;
  2° voorstellen doen met betrekking tot publicaties waarvan de uitvoering [1 aan "Wallonie Belgique Tourisme"]1 toegewezen wordt;
  3° de Regering advies geven over het activiteitenverslag bedoeld in artikel 26.D, § 1.
  De samenstelling van het oriëntatiecomité wordt door de Regering bepaald. [1 ...]1
  Het oriëntatiecomité stelt zijn huishoudelijk reglement op.
  [1 De Regering kan de regels bepalen betreffende de organisatie van de vergadering van het oriëntatiecomité.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 9.BWR.[1 ...]1 het oriëntatiecomité bestaat uit de volgende personen :
  1° [1 de Commissaris-generaal voor toerisme en]1 de Adjunct-commissaris-generaal;
  2° de directeurs van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
  3° [1 de directeur-generaal van "Wallonie Belgique Tourisme" evenals de directeurs ervan;]1
  4° de afgevaardigde van de Minister.
  De Commissaris-generaal voor Toerisme zit het beleidscomité voor.
  Het beleidscomité kan de deskundigen uitnodigen die het nuttig acht bij de bespreking van aangelegenheden die het voorgelegd krijgt.
  [1 Het oriëntatiecomité vergadert op initiatief van de directeur-generaal van "Wallonie Belgique Tourisme", van de Commissaris-generaal voor Toerisme of van de afgevaardigde van de Minister.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK V. - Basisoverlegcomité voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 10.BWR. Er wordt een basisoverlegcomité binnen het Commissariaat-generaal voor Toerisme opgericht.

Art. 11.BWR. De afvaardiging van de overheid binnen het basisoverlegcomité voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme is de volgende :
  - de Commissaris-generaal, die er de voorzitter van is;
  - de Adjunct-commissaris-generaal, die er de plaatsvervangende voorzitter van is.

HOOFDSTUK VI. - Personeel
Art. 12.D. De personeelsformatie van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt door de Regering vastgelegd.

HOOFDSTUK VII. - Commissaris-generaal voor Toerisme
Art. 13.BWR. De Commissaris-generaal voor Toerisme is bevoegd voor de vaststelling van het algemeen bestek, de keuze van de gunningswijze van de overheidsopdrachten, de inleiding van de procedure, de selectie van de kandidaten en de toewijzing van de opdracht, evenals voor de vastlegging, de goedkeuring en de ordonnancering, binnen het kader van de activiteiten van de diensten die onder zijn gezag staan, van alle uitgaven die aangerekend kunnen worden op de allocaties van het Commissariaat-generaal voor Toerisme tot een bedrag van 31.000 euro (éénendertigduizend euro), belasting op de toegevoegde waarde niet meegerekend.

Art. 14.BWR. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt door de Commissaris-generaal voor Toerisme vertegenwoordigd tegenover derden en in rechte in de rechtsvorderingen die als verweerder en als eiser gevoerd worden in de vorderingen die hij op eigen initiatief of op verzoek van de Minister instelt.

Art. 15.BWR. Machtiging wordt verleend aan de Commissaris-generaal voor Toerisme om :
  1° de beslissingen te treffen in verband met het jaarlijks vakantieverlof, de uitzonderlijke en de omstandigheidsverloven, de ouderschapsverloven, de dwingende verloven om familiale redenen, de indisponibiliteitsstellingen om persoonlijke redenen, de verloven voor loopbaanonderbreking, de deeltijdse arbeidsregeling, de afwezigheden om persoonlijke redenen, de vrijwillige vierdagenwerkweek, de halftijdse vervroegde uittredingen en de burgerschapsverloven;
  2° de beslissingen te treffen in verband met beroepsongevallen;
  3° de beslissingen te treffen in verband met ziekteverloven, behalve de gevolgen van de beslissingen inzake lichamelijke ongeschiktheid getroffen door de Administratieve gezondheidsdienst;
  4° de arbeidsovereenkomsten van het niet-statutaire personeel te ondertekenen ter uitvoering van de beslissingen van de Minister;
  5° de beslissingen in verband met de affectatie van de personeelsleden na instemming van de Minister voor wat betreft het personeel van niveau 1;
  6° overeenkomstig artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst de beslissingen te treffen in verband met het ontslag om ernstige redenen van het niet-statutaire personeel. Over die beslissingen licht de Commissaris-generaal voor Toerisme zo spoedig mogelijk de Minister in;
  7° de beslissingen te treffen in verband met de benoeming in vast dienstverband van de personeelsleden van niveau 2+, 2, 3 en 4 en om die personeelsleden te beëdigen;
  8° de wedde van de personeelsleden vast te leggen en te betalen, met inbegrip van het weddevoorschot, de toelage voor de uitoefening van de hogere functies en de betaling van buitengewone prestaties;
  9° de toelagen inzake toerisme en de uitgaven van het Commissariaat-generaal voor Toerisme te vereffenen en te betalen.

HOOFDSTUK VIII. - Financieel beheer
Art. 16.D. De middelen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme bestaan uit :
  1° een jaarlijkse subsidie die het Waalse Gewest verleent o.a. voor de wedden en lonen, de huur van gebouwen, alle kosten in verband met de dienstenactiviteit, studies, leveringen, werken en onderhoud, berekend in het kader van de jaarlijkse begroting, alsook voor de toekenning van toelagen inzake toerisme;
  2° de kredieten toegekend ter dekking van de kosten voor bijzondere opdrachten die hem door de Regering of andere instellingen van openbaar nut gevraagd zouden worden;
  3° de opbrengst van elke roerende of onroerende verrichting;
  4° allerlei giften;
  5° de opbrengsten uit peterschap, coproductie of medefinanciering;
  6° de ontvangsten in verband met zijn activiteiten;
  7° [1 ...]1
  8° de niet opgebruikte saldi van de vorige boekjaren en de nettowinst binnen de door de Regering vastgelegde perken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 17.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme mag geen leningen aangaan.

Art. 18.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 19.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 20.D. [1 ...]1 Overschrijdingen van de in de begroting opgenomen kredieten vereisen de toestemming van de Regering.
  Als kredietoverschrijdingen vatbaar zijn voor een hogere financiële tegemoetkoming dan oorspronkelijk voorzien op de begroting van het Gewest, worden ze eerst goedgekeurd na stemming van een overeenstemmend krediet op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 21.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 22.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 23.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 24.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 25.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 26.D. § 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bezorgt de Regering uiterlijk 30 april van het jaar na bedoeld boekjaar een verslag over zijn activiteiten van het afgelopen boekjaar.
  De Regering maakt dat verslag [1 aan het Waals Parlement]1 en aan het oriëntatiecomité over binnen zestig dagen na ontvangst ervan.
  § 2. [1 ...]1
  § 3. De Regering regelt de modaliteiten inzake bestuurs- en begrotingscontrole.
  In afwijking van artikel 8, tweede lid, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut legt de Regering een protocol van akkoord vast m.b.t. de controle die de Inspecteur van Financiën op de ontvangsten en uitgaven van het Commissariaat-generaal voor Toerisme uitoefent volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 20 december 2001 en 16 oktober 2003.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 27.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 28.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 29.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 30.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IX. - Goederen, rechten en plichten
Art. 31.D. § 1. De Regering bepaalt de roerende en onroerende goederen van het Waalse Gewest die zonder vergoeding en van rechtswege aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgedragen worden.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme erft de rechten en plichten betreffende de goederen die hem worden overgedragen krachtens het eerste lid.
  Alleen het Waalse Gewest is gebonden door de verbintenissen waarvan de betaling voor de overdracht van eigendom opeisbaar was wat betreft de goederen bedoeld in het eerste lid.
  Voor elk overgedragen goed bezorgt de Regering het Commissariaat-generaal voor Toerisme de akten en stukken, met inbegrip van de uittreksels uit de kadastrale leggers en het kadastraal plan, waarin de rechten, lasten en plichten betreffende het goed vermeld staan.
  De akten en stukken worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd.
  In geval van geschil over het overgedragen goed, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme het Waalse Gewest in het geding roepen en kan het Gewest in het geding tussenkomen.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme erft de rechten en plichten van het Waalse Gewest in verband met de opdrachten die hem in hoofdstuk II toegewezen worden.
  Het Waalse Gewest moet zich evenwel houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die het voor de inwerkingtreding van dit Boek gesloten heeft.
  De Regering bezorgt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de akten en stukken die melding maken van de rechten en plichten die het krachtens deze paragraaf erft.
  De overgemaakte akten en stukken worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd.
  In geval van geschil kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme het Waalse Gewest in het geding roepen en kan het Gewest in het geding tussenkomen.

HOOFDSTUK X.   
Art. 31/1.D.
  <Opgeheven bij DWG 2023-07-12/16, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 31/2.D.
  <Opgeheven bij DWG 2023-07-12/16, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK XI. [1 - "Wallonie Belgique Tourisme"]1   ----------   (1)
Art. 31.3.D. [1 Er wordt een vereniging zonder winstoogmerk opgericht onder de benaming "Wallonie Belgique Tourisme", hierna "WBT" genoemd, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, en onverminderd de afwijkende bepalingen van dit Wetboek, waaraan opdrachten omschreven in artikel 31/4.D. worden toevertrouwd.
   "WBT" wordt ingedeeld bij de instellingen van het type 3 bedoeld in het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing voor zover dit Wetboek er niet van afwijkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 31/4.D. [1 "WBT" is belast met:
   1° de bepaling van de inhoud van het toeristische imago van het Franse taalgebied, met inbegrip van de analyse en het ontwerp van de desbetreffende marketinginhoud en strategie;
   2° het structureren van het toeristisch aanbod zowel voor vrijetijdsactiviteiten als voor zaken en beroepsredenen in het Franse taalgebied en zorgen voor de organisatie ervan door de creatie van toeristische producten, in voorkomend geval, in samenwerking met elke instelling betrokken bij het toerisme;
   3° het ontwerp en de bekendmaking van de officiële brochures die de toeristische producten van het Franse taalgebied promoten, in voorkomend geval in samenwerking met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
   4° het ontwerp, de bevoorrading en het promoten van de websites voor de valorisatie van het Waals toeristisch aanbod bij de Waalse markt en de buitenlandse markten, met inbegrip van Brussel en Vlaanderen in verband met de databank bedoeld in artikel 5.D, § 2, tweede lid, 5°, in voorkomend geval, in samenwerking met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
   5° het installeren en het beheren van de toerismebureaus gelegen buiten het grondgebied van het Franse taalgebied;
   6° de bekendmaking van het patrimonium, de infrastructuren en toeristische initiatieven van het Franse taalgebied door de organisatie van promotieacties op zijn grondgebied, in de andere gewesten en in het buitenland, in voorkomend geval, in samenwerking met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
   7° de deelname aan jaarbeurzen en tentoonstellingen en, in voorkomend geval, de deelname coördineren met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
   8° het prospecteren van de markten op het gebied van toerisme.
   De Regering kan de opdrachten bedoeld in het eerste lid bepalen.
   "WBT" kan beschikken over de gegevens en de analyses uitgevoerd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme bedoeld in artikel 5.D, 7° voor het vervullen van zijn opdrachten. "WBT" wordt onderworpen aan de controle van de Regering die wordt uitgeoefend door de tussenkomst van een commissaris die hij benoemt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 2 - Toeristische instellingen
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Afdeling 1. - Beginsel en inhoud
Art. 32.D. Zonder erkenning mag geen gebruik gemaakt worden van de benamingen " fédération provinciale du tourisme ", " maison du tourisme ", " office du tourisme " en " syndicat d'initiative " of van een andere term, vertaling of schrijfwijze waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.

Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden en behoud van de erkenning
Art. 33.D. De erkenning als " fédération provinciale du tourisme " wordt verleend aan elke vereniging zonder winstoogmerk, elke stichting of elke dienst van een provinciale administratie die de volgende voorwaarden vervult :
  1° de ontwikkeling en bevordering van het toerisme in de provincie tot doel hebben, [1 namelijk door :
   a) het onderzoek, de opvatting, de opmaking en de organisatie van acties op provinciaal en bovengemeentelijk niveau in overleg met de toeristische instellingen in hun gebied, de intercommunale(s) in hun gebied die zich voor het toerisme inspannen, alsook met elke dienst van zijn gemeentelijk of provinciaal bestuur belast met een toeristische bezienswaardigheid;
   b) de bevordering van de acties bedoeld in a);
   c) de steun aan de toeristische instellingen voor beter gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën in het kader van hun opdrachten, onder de coördinatie van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;]1
  2° [1 de acties van de " maisons du tourisme " op het geheel of een deel van zijn grondgebied coördineren, met inbegrip van de "maisons du tourisme" die gedeeltelijk onder een andere "Fédération provinciale du Tourisme" (Provinciale federatie voor Toerisme) vallen;]1
  3° in voorkomend geval, de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973 naleven.
  De erkenning als " fédération provinciale du tourisme " wordt behouden onder de volgende voorwaarden :
  1° de actie sluit aan bij het toerismebeleid van het Waalse Gewest;
  2° de acties van de " maisons du tourisme " op zijn grondgebied coördineren.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 34.D.De erkenning als " maison du tourisme " wordt verleend aan elke beheersvereniging die de volgende voorwaarden vervult :
  1° [2 opgericht zijn in de vorm van een stichting of een vereniging zonder winstoogmerk die opdrachten bedoeld in artikel 34.D., eerste lid, 2°, voortzet, waarvan de gemeenten alsook, in voorkomend geval, de "offices du tourisme", de "syndicats d'initiative" van bedoeld ambtsgebied of andere rechts- of natuurlijke personen die actief zijn in de toeristische sector van het ambtsgebied, lid kunnen zijn, in afwijking van het decreet van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales;]2
  [2 1°/1. De Regering keurt de statuten goed volgens de modaliteiten en de procedure die zij bepaalt;]2
  2° [2 tot doel hebben :
   a) het voortdurende onthaal en de voortdurende informatie van de toerist en de dagtoerist;
   b) de steun van de toeristische activiteiten in het eigen ambtsgebied, namelijk door de verwezenlijking van promotie- en animatieacties, alsook de organisatie en de toeristische ontwikkeling;
   c) de samenwerking en de uitwisseling van informatie, met het Commissariaat-generaal voor Toerisme, inzake toeristisch aanbod dat onder zijn ambtsgebied valt;
   d) de coördinatie van de acties ondernomen door de "offices du tourisme" en de "syndicats d'initiative" van zijn ambtsgebied bestemd om de gemarkeerde toeristische wandelroutes van zijn grondgebied door het Commissariaat-generaal voor Toerisme te erkennen, in voorkomend geval, om de nodige maatregelen te nemen om deze erkenning te verzekeren;
   e) in samenwerking met de "offices du tourisme" en de "syndicats d'initiative", de nodige maatregelen nemen om de kwaliteit en het onderhoud van de gemarkeerde toeristische wandelroutes te garanderen;
   f) de bevoorrading en de overbrenging van de informatie naar "Wallonie Belgique Tourisme" met het oog op de opvatting en de opmaking van toeristische producten;
   g) de ter beschikkingsstelling, voor het geheel van de toeristische instellingen van zijn ambtsgebied, van een systeem voor infotoerisme dat ook buiten de openingstijden toegankelijk is, via elk bestaand communicatiekanaal;
   h) de ter beschikkingsstelling van een gewestelijke, provinciale en plaatselijke toeristische documentatie ten gunste van het publiek, alsook van de "offices du tourisme" en de "syndicats d'initiative" van zijn ambtsgebied;]2
  3° [2 minstens beschikken over een onthaal- en informatiebureau dat uit één of meerdere gebouwen kan bestaan, onafhankelijk van een een privé-woning en duidelijk identificeerbaar wanneer het gebouw gemeenschappelijk is met een handelsonderneming;]2
  4° in voorkomend geval, de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973 naleven;
  5° [2 met het Waalse Gewest een driejarige programma-overeenkomst sluiten, met nadere bepaling van :
   a) het ambtsgebied van het "Maison du Tourisme" (Huis voor Toerisme);
   b) de acties gevoerd om de opdrachten bedoeld in het eerste lid, 2°, te vervullen, in overleg met de "offices du tourisme" en met de "syndicats d'initiative" van het ambtsgebied, alsook met elke bedoelde "fédération provinciale du tourisme;
   c) de dagelijkse openingsuren van het onthaalbureau van het "maison du tourisme" met nadere bepaling van degenen die gemeenschappelijk worden uitgevoerd in eenzelfde gebouw met elk "Office du Tourisme" (Dienst voor Toerisme) of "Syndicat d'initiative" (VVV);
   d) de uitgevoerde samenwerkingen en synergieën met de "offices du tourisme", "syndicats d'initiative" en elke andere operator, openbaar of privé, die op hetzelfde ambtsgebied als de "maison du tourisme" actief is
   e) de gesproken talen in het onthaal- en informatiebureau;]2
  6° tussen 20 en 40 % van de leden van hun sociale instellingen hebben die representatief zijn voor de [2 privé]2 toeristische operatoren van hun gebied [2 via de bevordering van de vertegenwoordigers van beroepsverenigingen]2;
  [2 7° met uitzondering van de "maisons du tourisme" die samenwerken met gemeenten die onder andere gewesten vallen en na instemming van de Regering, een grondgebied dekken van minstens vier gemeenten en in de configuratie van het toeristisch landschap passen zoals bepaald door de Regering.]2
  [2 De Regering kan afwijken van het aantal gemeenten bedoeld in het eerste lid, 7°.
   Onder privé toeristische operator wordt verstaan, elke natuurlijke of rechtspersoon, van de privé sector die een opdracht of een beroepsactiviteit vervult die een rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met de toeristische sector en waarvan :
   1° hetzij de activiteit wordt gefinancierd tegen minstens 51 % door privé investeerders;
   2° hetzij meer dan de helft van de leden van de beheersorganen afkomstig zijn van de privé sector.]2
  [2 De Regering bepaalt de documenten en de procedure [6 voor de aanneming en de hernieuwing van de programma-overeenkomsten]6.]2
  [2 ...]2
  De erkenning als " maison du tourisme " wordt behouden onder de volgende voorwaarden :
  1° beschikken over personeelsleden die minstens tweetalig zijn (Frans-Nederlands, Frans-Engels of Frans-Duits);
  [2 2° de opdrachten naleven zoals bepaald in artikel 34. D, 2°;
   3° zich niet uitstrekken over het grondgebied van een ander "maison du tourisme" behalve een onderling afgesloten partnerschapsovereenkomst; in dit geval worden de opdrachten uitgeoefend binnen de grenzen bepaald door deze overeenkomst;]2
  4° de openingsuren van het onthaalbureau in acht nemen die vastliggen in de programma-overeenkomst bedoeld in het eerste lid, 5°.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-17/55, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-11-10/20, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  DWG 2021-12-22/21, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (5)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 34/1.BWR. [1 In geval van een erkenningsaanvraag ingediend na de hervorming van het landschap van de "maisons du tourisme" (Huizen voor toerisme), zoals bekrachtigd door de Regering, kan de Minister afwijken van het aantal gemeenten bedoeld in artikel 34.D, eerste lid, 7°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 34/2.BWR.[1 § 1. Elk ontwerp-programma-overeenkomst moet bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending ingediend worden. Binnen tien werkdagen na ontvangst van de programma-overeenkomst richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager.
   § 2. Terwijl het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager kennis geeft van het bericht van ontvangst bedoeld in § 1, verzoekt het de betrokken provinciale federatie(s) voor toerisme en "Wallonie Belgique Tourisme" om advies, die over een termijn van één maand na ontvangst van de aanvraag beschikken om advies uit te brengen. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan voorbijgegaan.
   Bij aanpassing van de programma-overeenkomst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme ten gevolge van het advies van de betrokken provinciale federaties voor toerisme of van "Wallonie Belgique Tourisme", worden de programma-overeenkomst en bedoelde adviezen overgemaakt aan het Huis voor toerisme en aan de gemeentecolleges. Het Huis voor toerisme maakt zijn advies vergezeld, in voorkomend geval, van een voorstel tot aanpassing van de programma-overeenkomst, over binnen twintig dagen na ontvangst van het document. Bij gebreke wordt daaraan voorbijgegaan.
   § 3. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt de programma-overeenkomst vergezeld, in voorkomend geval, van de in § 2 bedoelde adviezen, aan de Minister over. De Minister spreekt zich uit over de goedkeuring van de programma-overeenkomst en geeft het Huis voor toerisme binnen vier maanden na het bericht van ontvangst bedoeld in § 1 per gecertificeerde zending kennis van zijn beslissing, waarvan een afschrift aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme aan de betrokken gemeenten wordt gericht.
   § 4. Indien de programma-overeenkomst vóór de vervaldatum ervan gewijzigd wordt, maakt laatstgenoemde het voorwerp uit van een nieuwe goedkeuring volgens de in § 1 bedoelde procedure.
   Bij geringe wijzigingen wordt het Huis voor toerisme van de in het eerste lid bedoelde procedure vrijgesteld. Het Huis voor toerisme informeert het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de elementen van de programma-overeenkomst die het voorwerp uitmaken van een wijziging.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beoordeelt wat er onder geringe wijziging dient te verstaan. In ieder geval wordt elke wijziging die een impact heeft op het bedrag van de werkingstoelage beschouwd als een belangrijke wijziging.]1
  [5 § 5. Na afloop van de periode van drie jaar bedoeld in artikel 34.D, eerste lid, 5°, wordt een nieuw programma-overeenkomst gesloten die het voorwerp uitmaakt van een nieuwe goedkeuring volgens de procedure bedoeld in paragraaf 1, tenzij de Minister in een vereenvoudigde procedure voor deze goedkeuring voorziet.]5
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4) geen nederlandse versie
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 35.BWR.[1 Overeenkomstig artikel 34.D, eerste lid, 1°/1, worden de statuten van de vereniging per gecertificeerde zending ter goedkeuring aan de Minister overgemaakt.
   De statuten worden door de Minister goedgekeurd of verworpen. Hij geeft de vereniging kennis van zijn beslissing binnen een termijn van 45 dagen, die ingaat op de datum waarop de statuten ontvangen worden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 36.BWR.[1 Het hoofdzakelijk onthaalbureau van het Huis voor toerisme moet minimum 1800 uur per jaar, met inbegrip van alle weekeinden, toegankelijk zijn voor het publiek.
   De Minister kan het Huis voor toerisme toelaten om tijdens een aantal uren kleiner dan 1 800 uur per jaar open te zijn zonder evenwel kleiner te zijn dan 1 500 uur per jaar ten opzichte van de toeristische aantrekkelijkheid van de regio en van de op het grondgebied bestaande samenwerkingen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 37.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 38.D. De erkenning als " office du tourisme " (O.T.) wordt verleend aan elke dienst van een gemeentebestuur of aan elke vereniging zonder winstoogmerk opgericht op initiatief van een gemeente die de volgende voorwaarden vervult :
  1° de ontwikkeling en bevordering van het toerisme in de gemeente tot doel hebben;
  2° beschikken over een onthaal- en informatiebureau dat onafhankelijk is van [1 ...]1 een privé-woning;
  3° in voorkomend geval de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973 naleven.
  De erkenning als " office du tourisme " wordt bovendien behouden onder de volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1
  2° documentatie over gewestelijk en plaatselijk toerisme ter beschikking stellen van de toeristen [1 met inbegrip van elke publicatie uitgegeven door het "maison du tourisme" dat actief is op hetzelfde grondgebied, door de "fédération(s) touristique(s) provinciale(s)" waaronder het voornoemde "maison du tourisme" valt, alsook door de vzw "Wallonie Belgique Tourisme"]1;
  3° de openingsuren van het onthaalbureau in acht nemen die in de beslissing tot erkenning vastliggen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 39.D. De erkenning als " syndicat d'initiative " (S.I.) wordt verleend aan elke vereniging zonder winstoogmerk die de volgende voorwaarden vervult :
  1° de ontwikkeling en bevordering van het toerisme tot doel hebben, hetzij van een deel of het geheel van een gemeente, hetzij van verschillende gemeenten;
  2° beschikken over een onthaal- en informatiebureau dat onafhankelijk is van [1 ...]1 een privé-woning.
  De erkenning als " syndicat d'initiative " wordt behouden onder de volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1
  2° documentatie over gewestelijk en plaatselijk toerisme ter beschikking stellen van de toeristen [1 met inbegrip van elke publicatie uitgegeven door het "maison du tourisme" dat actief is op hetzelfde grondgebied, door de "fédération(s) touristique(s) provinciale(s)" waaronder het voornoemde "maison du tourisme" valt, alsook door de vzw "Wallonie Belgique Tourisme"]1;
  3° de openingsuren van het onthaalbureau in acht nemen die in de beslissing tot erkenning vastliggen.
  Elke " syndicat d'initiative " kan bestaan uit afdelingen met een plaatselijk of thematisch karakter.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 40.BWR.De " office du tourisme " of de " syndicat d'initiative " moet minimum honderd dagen per jaar (met inbegrip van de weekeinden in de vakantieperiode) en minimum vier uur per dag toegankelijk zijn voor het publiek.
  [1 Dat aantal kan uitsluitend in hoofde van de "offices du tourisme" (Diensten voor Toerisme) en van de "syndicats d'initiative (VVV's)" verminderd worden mits de sluiting van een samenwerkingsovereenkomst met het Huis voor toerisme dat onder hetzelfde ambtsgebied valt voor zover een onthaaldienst gemeenschappelijk in eenzelfde gebouw met beide structuren uitgeoefend wordt. In dit geval mag dat aantal niet kleiner zijn dan zestig dagen per jaar.]1
  [1 De weekeinden in de vakantieperiode zijn de zaterdagen en zondagen van de maanden juli en augustus en minstens drie weekeinden in de andere schoolvakantieperiodes naar keuze van de instelling.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 41.D. De Regering kan de modaliteiten voor de werking van de " maisons du tourisme ", de " syndicats d'initiative " of " offices du tourisme " nader bepalen voor het publiek.

Afdeling 3. - Erkenningsprocedure
Art. 42.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de termijnen, de modaliteiten en de procedures betreffende de erkenning en de verlenging van de erkenning als toeristische instelling.
   De herstructurering van één of meerdere toeristische instellingen wordt gelijkgesteld met een aanvraag om erkenning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 43.BWR.[1 Elke aanvraag voor een erkenning als toeristische instelling wordt in één exemplaar per gecertificeerde zending ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de hand van het door laatstgenoemde verstrekte formulier binnen een termijn van vier maanden vóór het begin van de activiteiten.]1
  Daarbij gaan volgende documenten :
  1° een afschrift van de bijgewerkte statuten en de lijst van de vennoten en de leden van de verschillende maatschappelijke organen;
  2° in voorkomend geval een afschrift van de activiteitenverslagen, rekeningen en balansen van de twee laatste jaren voorafgaand aan het jaar waarin de erkenningsaanvraag wordt ingediend;
  3° een omschrijving van de menselijke middelen van de instelling, een meerjaarlijks actieplan en een financieel plan over drie jaar dat de ontvangsten en uitgaven van de instelling vaststelt;
  4° de stukken die bewijzen dat de erkenningsvoorwaarden van de instelling in acht worden genomen, zoals vastgelegd bij of krachtens de artikelen 33.D, 34.D, 38.D en 39.D.
  [1 5° in voorkomend geval het advies van de betrokken gemeenteraden over de ontwerp-statuten en de ontwerp-programma-overeenkomst van het Huis voor toerisme.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 44.BWR. [1 § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen tien werkdagen na ontvangst ervan per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en informeert hij hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde stukken over te maken en de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. De ontbrekende stukken worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending.
   Binnen tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   § 2. Terwijl het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager kennis geeft van het bericht van ontvangst bedoeld in § 1, maakt het de aanvraag voor een erkenning als provinciale federatie voor toerisme aan de betrokken provincieraad en aan "Wallonie Belgique Tourisme over. Laatstgenoemden brengen een met redenen omkleed advies uit en delen het per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de aanvrager mede binnen dertig dagen die ingaat op de datum waarop het dossier hen toegezonden wordt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.
   Terwijl het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager kennis geeft van het bericht van ontvangst bedoeld in § 1, tweede lid, maakt het de aanvraag voor een erkenning als Huis voor Toerisme, Dienst voor Toerisme en VVV voor advies over aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme of aan "Wallonie Belgique Tourisme". Laatstgenoemden brengen een met redenen omkleed advies uit en delen het per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de aanvrager mede binnen dertig dagen die ingaat op de datum waarop het dossier hen toegezonden wordt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.
   Bij aanpassing van de programma-overeenkomst van het Huis voor toerisme door het Commissariaat-generaal voor Toerisme ten gevolge van het advies van de betrokken provinciale federaties voor toerisme of van "Wallonie Belgique Tourisme", worden de programma-overeenkomst en bedoelde adviezen overgemaakt aan het Huis voor toerisme en aan de gemeentecolleges. Het Huis voor toerisme maakt zijn advies vergezeld, in voorkomend geval, van een voorstel tot aanpassing van de erkenningsaanvraag, binnen twintig dagen na ontvangst van het schrijven van het Commissariaat-generaal voor Toerisme over. Bij gebreke wordt daaraan voorbijgegaan.
   § 3. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt de Minister een voorstel tot beslissing over de erkenningsaanvraag over. De Minister spreekt zich uit over de erkenningsaanvraag en geeft de aanvrager per gecertificeerde zending kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden, die ingaat op de datum van verzending van het bericht van ontvangst bedoeld in, § 1, tweede lid. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme richt een afschrift van de beslissing tot weigering of tot toekenning van de erkenning :
   1° aan de betrokken provincieraad in geval van een erkenning van een provinciale federatie voor toerisme;
   2° aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme en aan de betrokken gemeenteraden in geval van een erkenning van een Huis voor toerisme;
   3° aan de betrokken provinciale federatie, aan het betrokken Huis voor toerisme en aan de betrokken gemeenteraad in geval van een erkenning van een Dienst voor toerisme of een VVV.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 45.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 4. - Intrekking van de erkenning
Art. 46.D. Als een toeristische instelling niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of als ze haar verplichtingen niet nakomt, kan [1 de Regering]1 haar erkenning intrekken [1 volgens de procedure die zij bepaalt]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 47.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 46.D, kan de Minister, na waarschuwing betekend per gecertificeerde zending door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, een beslissing tot intrekking van de erkenning van een toeristische instelling nemen.
   Zodra de toeristische instelling de in het eerste lid bedoelde waarschuwing ontvangt, beschikt ze over vijftien dagen om haar opmerkingen per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme te richten. Ze kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden.
   De hoorzitting vindt plaats hetzij voor het technisch comité van de toeristische instellingen, hetzij voor één of meer van zijn afgevaardigden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt en er wordt een met redenen omklede beslissing genomen. De betrokken toeristische instelling wordt minstens acht dagen voor de vastgelegde datum verwittigd dat ze gehoord zal worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 48.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme brengt een beslissingsvoorstel uit en maakt het dossier aan de Minister over die zich binnen dertig dagen na ontvangst van de opmerkingen of van de eventuele hoorzitting uitspreekt.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van de beslissing per gecertificeerde zending. Indien de beslissing ongunstig is, wordt ze bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbericht overgemaakt en vermeldt ze de termijnen en beroepsmogelijkheden. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme richt een afschrift van de beslissing respectievelijk aan de betrokken provincieraad, aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme en aan de betrokken gemeenteraden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 49.BWR. [1 De in artikel 48 bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum één maand. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van de Minister niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in artikel 48 bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van de Minister gelijk met een beslissing tot verwerping van de intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Afdeling 5. Beroepsvoorwaarden en -procedure
Art. 50.BWR. [1 § 1. De aanvrager of de houder van een erkenning, hierna ook de "aanvrager" genoemd, kan een gemotiveerd beroep bij de Minister indienen tegen de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning.
   Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing.
   Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en wordt vergezeld van een afschrift van de omstreden beslissing.
   Het beroep is niet opschortend, behalve indien het een intrekkingsbeslissing betreft. In dat geval wordt de beslissing tot intrekking opgeschort gedurende de termijn die de aanvrager krijgt om het beroep in te dienen en, desgevallend, zolang de Minister zich niet uitgesproken heeft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 51.BWR. [1 Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager. Het stuurt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep naar de voorzitter van het technisch comité van de toeristische instellingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 52.BWR. [1 De aanvrager mag verzoeken om door het technisch comité van de toeristische instellingen gehoord te worden, hetzij in zijn beroep, hetzij per gecertificeerde zending aan de voorzitter van dat comité binnen vijftien dagen na ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van zijn beroep.
   De hoorzitting kan plaatsvinden hetzij voor het technisch comité van de toeristische instellingen, hetzij voor één of meer van zijn afgevaardigden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
   De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 53.BWR. [1 Binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het beroepsdossier door zijn voorzitter, geeft het technisch comité van de toeristische instellingen een gemotiveerd advies, desgevallend na hoorzitting, dat hij aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overmaakt, samen met een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en met elk door de aanvrager overgelegd stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door de Minister voorbijgegaan.
   Indien het comité zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter binnen de vijf volgende dagen kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 54.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep en stuurt zijn beslissing per gecertificeerde zending naar de aanvrager binnen vier maanden na verzending van het in artikel 51 bedoelde bericht van ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Indien de beslissing ongunstig is, wordt ze bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbericht overgemaakt.
   Als de Minister niet instemt met het advies van het technisch comité van de toeristische instellingen, geeft hij de motieven daarvan op.
   Hij richt een afschrift van zijn beslissing aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Op elke vergadering van het technisch comité van de toeristische instellingen geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme informatie over de beslissingen genomen na beroep.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 55.BWR. [1 Indien de aanvrager de beslissing van de Minister niet gekregen heeft binnen tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 54, eerste lid, kan hij een rappelbrief versturen. Dat schrijven wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht. De inhoud ervan dient het woord "herinnering" te vermelden en op ondubbelzinnige wijze erom verzoeken dat over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd, beslist wordt.
   Als de beslissing van de Minister niet meegedeeld wordt binnen dertig dagen na ontvangst van de gecertificeerde zending door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, staat het stilzwijgen van de Minister gelijk met een beslissing tot erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 56.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Schilden en afkortingen
Art. 57.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bezorgt de toeristische instellingen een schild dat eigendom van het Waalse Gewest blijft.
  De Regering bepaalt het model van het schild en de regels voor de aanbreng, reproductie en teruggave ervan.
  Zonder erkenning mag geen gebruik gemaakt worden van het schild bedoeld in het eerste lid, noch van een andere afkorting of van een ander schild waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.

Art. 58.BWR. Het model van de schilden wordt door de Minister vastgelegd.

Art. 59.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 33.D wordt bepaald in bijlage 1.

Art. 60.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 34.D wordt bepaald in bijlage 2.

Art. 61.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 38.D wordt bepaald in bijlage 3.

Art. 62.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 39.D wordt bepaald in bijlage 4.

Art. 63.BWR. Het schild wordt aangebracht op een zichtbare plaats op de gevel van het onthaal- en informatiebureau, vlak bij de ingang.
  Het schild kan op elk document of communicatiemiddel van de toeristische instelling worden weergegeven.

Art. 64.BWR.Het schild wordt binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de erkenning of, in geval van beroep, van de bevestiging ervan, teruggegeven.
  Indien men vrijwillig van het gebruik van de benaming afziet, wordt daar [1 per gecertificeerde zending]1 kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het schild wordt erbij gevoegd.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Subsidies
Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 65.D. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de " fédérations provinciales du tourisme " een [1 subsidie bestemd om de werkings- en animatiekosten te dekken i.v.m. de vervulling van hun opdrachten]1.
  Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de " maisons du tourisme " een [1 subsidie bestemd om de werkings- en animatiekosten te dekken i.v.m. de vervulling van hun opdrachten]1.
  De Regering kan een aanvullende subsidie verlenen voor specifieke opdrachten die zij aan een " maison du tourisme " toevertrouwt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 66.D. De krachtens artikel 65.D subsidieerbare kosten kunnen nader bepaald worden door de Regering.

Art. 67.BWR.[1 De lijst van de kosten waarvoor een subsidie wordt verleend krachtens artikel 65.D wordt hierna vermeld :
   1° voor de provinciale federaties voor toerisme :
   a) de deelneming aan de financiering van de publicaties uitgegeven door de Huizen voor toerisme;
   b) de jaarlijkse bijdrage en de partner-bijdragen aan "Wallonie Belgique Tourisme";
   c) de kosten i.v.m. de deelneming aan beurzen en tentoonstellingen;
   d) de financiering van acties gevoerd ten gunste en in samenwerking met de Huizen voor toerisme;
   e) de financiering gewijd aan hun eigen uitgaven;
   2° voor de Huizen voor toerisme :
   a) de personeels- en dienstenkosten en diverse goederen gebonden aan de uitvoering van de in artikel 34.D, eerste lid, 2°, bedoelde opdrachten, zoals met name de huurprijs, de lasten en het onderhoud van de lokalen;
   b) de kosten i.v.m. de deelneming aan beurzen en tentoonstellingen;
   b) de jaarlijkse bijdrage en de partner-bijdragen aan "Wallonie Belgique Tourisme";
   d) de publicaties, met inbegrip van de numerieke publicaties, uitgaven, bouw en beheer van de website en elke marketingactie die overeenstemt met de programma-overeenkomst van het Huis voor toerisme ]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2 .- Het bedrag van de subsidies
Art. 68.D.De subsidie bedoeld in artikel 65.D, eerste lid, bedraagt maximum [1 75.000 euro]1.
  [1 Het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 65.D, lid 2, is gelijk aan de som van de aandelen verleend aan alle gemeenten die deel uitmaken van het ambtsgebied van het "maison du tourisme".
   Het aan een gemeente verleende aandeel, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald door de werkingstoelage van het "maison du tourisme" waarvan ze lid was op 30 november van het jaar N-1 te verdelen als volgt :
   a) 60 % gelijkwaardig verdeeld voor elke gemeente;
   b) 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal personen die op 1 januari van het jaar N voor elke gemeente in het bevolkingsregister worden ingeschreven;
   c) 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal beschikbare bedden per gemeente binnen de toeristische logies die op 1 januari van het jaar N bij of krachtens dit Wetboek worden erkend.
   In afwijking van het derde lid, komt een gemeente niet in aanmerking voor een aandeel als zij het ambtsgebied van een "maison du tourisme" verlaat zonder ervan deel hebben uitgemaakt sinds minstens zes jaar.]1
  [2 De Regering kan de bedragen bedoeld in het tweede lid met betrekking tot de subsidies toegekend aan de "Maisons du tourisme" (Huizen voor toerisme) aanpassen om rekening te houden met de waarde van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule:
   Bedrag bedoeld in het tweede lid x indexcijfer van de maand januari van het jaar N
   Indexcijfer van de maand januari van het jaar N-1
   door de verkregen bedragen af te ronden naar de eerstvolgende hogere eenheid.]2
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2023-07-12/16, art. 37, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 68bis.D. [1 Wat betreft 2016, en in afwijking van artikel 68 D., genieten de Huizen voor Toerisme, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot erkenning door de Waalse Regering vanaf 1 december 2015, een werkingstoelage gelijk aan de som van de aandelen verleend aan alle gemeenten die deel uitmaken van het nieuweambtsgebied.
   Het aan een gemeente verleende aandeel, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door de werkingstoelage van het Huis voor Toerisme waarvan ze lid was op 30 november 2015 te verdelen als volgt :
   1° 60 % gelijkwaardig verdeeld voor elke gemeente;
   2° 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal personen die op 1 januari 2015 voor elke gemeente in het bevolkingsregister worden ingeschreven;
   3° 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal beschikbare bedden per gemeente binnen de toeristische logies die op 1 januari bij of krachtens dit Wetboek worden erkend.
   De Waalse Regering bepaalt de wijze waarop de toelagen verleend krachtens de artikelen 68.D en 68bis.D. worden verdeeld voor de huizen voor Toerisme die door de Waalse Regering tijdens het kalenderjaar 2016 worden erkend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-17/55, art. 116, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 69.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 3.- Procedure voor de toekenning, betaling en terugbetaling van de subsidies
Art. 70.D. De aanvraag voor een subsidie dient bij [1 gecertificeerde zending]1 te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  De Regering stelt de inhoud vast en bepaalt de vorm van de subsidie-aanvraag. Ze bepaalt het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 71.BWR.Elke aanvraag om subsidie wordt in twee exemplaren overgemaakt door middel van het formulier afgegeven door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  Daarbij gaan volgende documenten :
  - de begroting van de instelling betreffende het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
  - de omschrijving van de uitgaven waarvoor de subsidies worden aangevraagd;
   - [1 de laatste goedgekeurde rekeningen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 72.D. De subsidies bedoeld in artikel 65.D kunnen betaald worden na ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het verslag over de activiteiten die de verzoekende toeristische instelling heeft uitgeoefend in de loop van het boekjaar dat aan het jaar van de aanvraag voorafgaat.
  De gezamenlijke bewijsstukken van de krachtens artikel 65.D subsidieerbare uitgaven worden overgelegd uiterlijk 31 maart van het jaar dat volgt op de betaling van de subsidies.
  Bij niet inachtneming van de termijn bedoeld in het tweede lid worden de onrechtmatig gestorte bedragen terugbetaald, behoudens verlenging toegekend door de Regering naar aanleiding van een behoorlijk gerechtvaardigd verzoek dat de begunstigde voor afloop van de aanvankelijke termijn indient.

Art. 73.D. De begunstigde van de subsidie betaalt ze integraal terug als ze niet gebruikt wordt voor de gestelde doeleinden of als de erkenning ingetrokken wordt binnen de termijn bedoeld in artikel 72.D, tweede lid.

HOOFDSTUK IV.   
Art.74.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.75.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.76.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 3. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme en technische comités   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme   ----------   (1)
Art. 77.D. [1 § 1er. De Raad voor Toerisme bestaat uit :
   1° een lid van elk van de technische comités op voorstel van deze comités;
   2° vier personen, die geen lid zijn van een technisch comité, die bekend zijn om de deskundigheden die ze in de toeristische sector verworven hebben bij het uitoefenen van reguliere activiteiten, in het verleden of tegenwoordig;
   3° twee vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en twee vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties, op voorstel van de "Conseil économique et social de la Wallonie" (Sociaal-Economische Raad van Wallonië).
   Elk lid heeft een plaatsvervanger. De Regering wijst de leden aan bedoeld in het eerste lid. Zij wijst onder die leden de voorzitter van de Raad voor Toerisme.
   De Regering zorgt ervoor dat de toeristische sectoren die niet over een technisch comité beschikken en "Wallonie Belgique Tourisme" een vertegenwoordiger hebben onder de leden bedoeld in het eerste lid, 2°, met inachtneming van artikel 92ter, tweede lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
   § 2. Het secretariaat van de Raad voor Toerisme is waargenomen door de "Conseil économique et social de la Wallonie" (Sociaal-Economische Raad van Wallonië).
   § 3. Het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie is van toepassing op de Raad voor Toerisme.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 78.D. De [1 ...]1 Raad voor Toerisme kan bij meerderheid van stemmen van de leden waaruit hij bestaat, binnen zijn midden of in overleg met één of verschillende technische comités [1 bedoeld in artikel 80.D]1 tijdelijke werkgroepen oprichten die welbepaalde vraagstukken zullen onderzoeken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 79.D. De Regering verzoekt de [1 ...]1 Raad voor Toerisme om advies over elk voorontwerp van decreet en ontwerp van reglementair besluit inzake toerisme.
  De [1 ...]1 Raad voor Toerisme geeft hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Regering advies over het toeristische beleid in het algemeen en over elk voorstel van decreet betreffende toerisme dat aan [1 het Waals Parlement]1 overgelegd wordt.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Technische comités
Art. 80.D.De technische comités bestaan uit :
  1° het technisch comité voor sociaal toerisme, uit vertegenwoordigers van de verenigingen van het sociaal toerisme, met inachtneming van de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973;
  2° het technisch comité voor het hotelwezen, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 23°]1 en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
  3° [2 het technisch comité voor de reisagentschappen, vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen van uitbaters van reisagentschappen, touroperators en autocarexploitanten al naar gelang het aantal leden;]2
  4° het technisch comité voor het hotelwezen in de openlucht, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 11° en 12°]1, uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen en van de kampeerdersverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
  5° het technisch comité voor de streekgebonden toeristische logies en gemeubileerde vakantiewoningen, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 29° en 35°]1, en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
  6° het technisch comité voor de vakantiedorpen [1 ...]1, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 53°]1 en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
  7° het technisch comité voor de toeristische instellingen, [1 bestaande uit minstens één vertegenwoordiger]1 van de " fédérations provinciales du tourisme ", drie vertegenwoordigers van de " maisons du tourisme " en [1 vier]1 vertegenwoordigers van de " syndicats d'initiative " en " offices du tourisme ", gekozen om een evenwichtige geografische vertegenwoordiging te waarborgen, met inachtneming van de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973;
  8° het technisch comité voor de toeristische bezienswaardigheden, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van de benaming " attraction touristique " en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
  [1 9° het technisch comité van de toeristische gidsen, van vertegenwoordigers van de toeristische gidsen, van de gebruikers en van de opleidingsfilières.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2017-06-15/03, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 81.D. De technische comités vervullen de volgende taken :
  1° op eigen initiatief of op uitdrukkelijk verzoek van de [1 ...]1 Raad voor Toerisme of van het Commissariaat-generaal voor Tourisme advies geven over specifieke vraagstukken i.v.m. het toeristische beleid te voeren in het domein dat strikt onder hun bevoegdheid valt;
  2° op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Tourisme advies geven i.v.m. erkenningen, vergunningen, herkenningen of allerlei afwijkingen;
  3° op verzoek van de Regering advies geven i.v.m. de toekenning van subsidies aan de privé sector.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 82.D. Elk technisch comité bestaat [1 uit minimum zes leden en uit maximum twaalf leden]1, voorzitter en ondervoorzitter inbegrepen. Elk lid heeft een plaatsvervanger.
  De leden van de technische comités en hun plaatsvervangers worden door de Regering benoemd na openbare oproep tot de kandidaten. De kandidaten zijn bekend om de deskundigheden die ze in de toeristische sector verworven hebben bij het uitoefenen van reguliere activiteiten, in het verleden of tegenwoordig.
  Op zijn eerste vergadering legt elk technisch comité binnen zijn midden een dubbeltal van twee namen voor aan de Hoge Raad voor Toerisme, waaronder de Regering de voorzitter en de ondervoorzitter aanwijst, [1 ...]1 [1 ...]1.
  De hernieuwing van de leden wordt volgens dezelfde procedure doorgevoerd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 83.D. § 1. De leden [1 ...]1 van de technische comités worden benoemd binnen zes maanden na de hernieuwing van [1 het Waals Parlement]1. Hun mandaat loopt vijf jaar, met ingang van het benoemingsbesluit. [1 ...]1 De technische comités hebben evenwel zitting op geldige wijze zolang hun hernieuwing niet doorgevoerd wordt. Elk mandaat is hernieuwbaar.
  De Regering wijst een afgevaardigde aan die met raadgevende stem deelneemt aan de werkzaamheden en beraadslagingen van [1 ...]1 van de technische comités.
  Eén of meer afgevaardigden van het Commissariaat-generaal voor Tourisme mogen de vergaderingen van [1 ...]1 van de technische comités met raadgevende stem bijwonen.
  Het mandaat verstrijkt van rechtswege als de mandataris de functie waarvoor het toegekend werd niet meer uitoefent.
  Na drie ongerechtvaardigde afwezigheden wordt het lid ambtshalve door zijn plaatsvervanger vervangen.
  De plaatsvervanger, die gewoon lid wordt, voleindigt het mandaat van het lid dat hij vervangt.
  § 2. Het huishoudelijk reglement van [1 ...]1 van de technische comités wordt door de Regering vastgelegd.
  Om geldig te kunnen beraadslagen is minstens de helft van de leden aanwezig. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.
  [1 ...]1 De technische comités vergaderen al naar gelang de behoeften en minstens één keer per jaar, na bijeenroeping door hun voorzitter. [1 ...]1 Het betrokken technisch comité worden op verzoek van minstens twee derde van de leden door hun voorzitter bijeengeroepen binnen de volgende dertig dagen.
  Het secretariaat van [1 ...]1 van de technische comités wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Tourisme.
  [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme staat in voor de coördinatie van de adviezen gegeven door de technische comités zoals bedoeld in artikel 81. D, 1°.]1
  De voorzitters [1 ...]1 van de technische comités mogen derden als deskundigen laten deelnemen aan de vergaderingen die zij voorzitten alsook aan de tijdelijke werkgroepen bedoeld in artikel 78.D.
  De Regering bepaalt de voorwaarden voor de terugbetaling van de reiskosten van de leden [1 ...]1 van de technische comités.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 84.BWR.De Minister is belast met de bepaling van het huishoudelijk reglement van de [1 ...]1 Raad voor Toerisme en van de technische comités bedoeld in artikel 83.D, § 2, eerste lid.
  [1 De leden van de technische comités hebben recht op de terugbetaling van hun verplaatsingskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode]1, verhoogd met 12,5 euro. Als een lid meerdere vergaderingen op dezelfde dag bijwoont, wordt maar één rit terugbetaald.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 4 - Overtredingen en straffen
Art. 85.D. Er wordt voorzien in één tot zeven dagen gevangenisstraf en in een boete van 26 à 5.000 euro of in slechts één van die straffen bij gebruik zonder erkenning :
  1° hetzij van de benaming " Commissariat général au tourisme ", " fédération provinciale du tourisme ", " maison du tourisme ", " office du tourisme " of " syndicat d'initiative " of van een andere term, vertaling of schrijfwijze waardoor verwarring zou kunnen ontstaan;
  2° hetzij van het schild bedoeld in artikel 57.D, hetzij van een ander schild of afkorting waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.
  Er wordt voorzien in acht dagen tot één maand gevangenisstraf en in een boete van 26 à 5.000 euro of in slechts één van die straffen voor :
  1° de " fédération provinciale du tourisme " die artikel 33.D overtreedt;
  2° het " maison du tourisme " dat artikel 34.D overtreedt;
  3° de " office du tourisme " die artikel 38.D overtreedt;
  4° de " syndicat d'initiative " die artikel 39.D overtreedt.
  De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85.D, van toepassing op die overtredingen.

Art. 86.D. Onverminderd de rechten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en de personeelsleden aangewezen door de Regering ermee belast over de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit Boek te waken.
  De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het vorige lid hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats.
  Bij overtreding van dit Boek maken ze proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel.
  Binnen tien dagen volgend op de datum waarop het is opgesteld maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme dat proces-verbaal aan de procureur des Konings over en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de vermoedelijke overtreder.

Art. 87.BWR. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in de artikel 86.D, eerste lid, worden door de Minister aangewezen onder de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

TITEL 5.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 88.D. [1 In afwijking van artikel 34. D., eerste lid, 1°, beschikken de "maisons du tourisme" opgericht in de vorm van een intercommunale op 31 december 2016, over een termijn van één jaar, vanaf de inwerkingtreding van dit decreet, om het statuut van vzw te verwerven.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 89.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 90.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 91.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 92.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 93.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 94.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 95.D.[1 Voor het kalenderjaren 2017 en 2018 wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 68.D, tweede lid, elk kwartaal toegekend. Onverminderd artikel 85.D, wanneer op het einde van een kwartaal, de "maison du tourisme" de voorwaarde bedoeld in artikel 34.D, 7°, niet naleeft, ontvangt ze maar 50% van de driemaandelijkse subsidie.]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/20, art. 192, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 96.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 97.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 98.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 99.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan slechts bij decreet ontbonden worden. Dat decreet regelt de wijze van ontbinding.
  De nettoactiva bij de ontbinding van het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden op de ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest gestort.

Art. 100.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 101.D. De Regering stelt de datum vast van inwerkingtreding van dit Boek.

Art. 102.BWR. Titel I van dit Boek alsmede artikel 99.D ervan treden in werking op 1 juli 2008.

Art. 103.BWR. In afwijking van artikel 102.BWR treden de bepalingen van Hoofdstuk V van Titel I van dit Boek in werking op 31 maart 2008.

Art. 104.D. Titels II en IV van dit Boek alsmede de artikelen 88.D en 95.D ervan treden in werking op 1 januari 2007.

Art. 105.BWR. Titel III van dit Boek treedt in werking op 1 juni 2007.

Art. 106.BWR. De Minister is belast met de uitvoering van de reglementaire bepalingen van dit Boek.

Art. 107.BWR. In afwijking van artikel 106.BWR is de Minister van Ambtenarenzaken belast met de uitvoering van de artikelen 10.BWR en 11.BWR van dit Boek.

BOEK II. - INZAKE TOERISTISCHE BEZIENSWAARDIGHEDEN
TITEL I. [1 - Toeristische publicaties]1   ----------   (1)
Art. 108.D. Op vraag van het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn de houders van een krachtens dit Boek afgeleverde vergunning ertoe verplicht hem binnen de dertig dagen na ontvangst van zijn verzoek de gegevens te bezorgen die noodzakelijk zijn voor [1 de publicaties]1 ter bevordering van de toeristische bezienswaardigheden. De aard van die gegevens wordt door de Regering bepaald.
  Indien er geen antwoord volgt binnen de termijn bepaald in het eerste lid, hernieuwt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn verzoek [1 per gecertificeerde zending]1.
  De vergunning kan ingetrokken worden indien de vergunninghouder twee jaar na elkaar geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek bepaald in het tweede lid [1 volgens de procedure bepaald door de Regering]1.
  [1 ...]1 Het beroep tegen die beslissing wordt uitgeoefend tegen de voorwaarden en volgens de procedure vastgesteld in de artikelen 149.D [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 40, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 109.BWR.Overeenkomstig artikel 108.D, lid 1, zijn de houders van een vergunning ertoe verplicht de volgende inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de toeristische bezienswaardigheid waarvan sprake :
  1° de omschrijving van de toeristische bezienswaardigheid;
  2° de voorgestelde dienstverlening;
  3° de aangerekende individuele basistarieven;
  4° de openingstijden en Bperiodes;
  5° de toegang tot de toeristische bezienswaardigheid.
  [1 6° de website van de toeristische bezienswaardigheid.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 2 - Vergunning
HOOFDSTUK I. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 110.D. Zonder schriftelijke en uitdrukkelijke voorafgaandelijke vergunning mag niemand in het kader van de uitbating van een toeristische bezienswaardigheid gebruik maken van een benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 5°]1, of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen.
  De vergunning bedoeld in het eerste lid wordt hierna "de vergunning" genoemd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 41, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 111.D. In de vergunning worden vermeld :
  1° de identiteit van de houder;
  2° de identificatie en de ligging van de toeristische bezienswaardigheid;
  3° de benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 5°]1;
  4° in voorkomend geval, de afwijkingen die toegestaan worden overeenkomstig artikel [1 130.D, derde lid]1;
  5° de categorie waarbij de toeristische bezienswaardigheid is ingedeeld en, in voorkomend geval, de afwijkingen toegestaan overeenkomstig artikel 140.D;
  6° in voorkomend geval, de duur van de vergunning.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 112.D. De vergunning kan in de tijd beperkt zijn.

Art. 113.D. De vergunning geldt enkel voor de toeristische bezienswaardigheid waarvoor zij is afgeleverd en voor de vergunninghouder aan wie zij is afgeleverd [1 , met uitzondering van de gevallen voorzien door de Regering]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 43, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Vergunningsprocedure
Art. 114.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende het toekennen van de vergunning om de beschermde benaming bedoeld in artikel 1.D, 5° te gebruiken, zijn verlenging en zijn intrekking. In het geval van verlenging kan zij een vereenvoudigde procedure voorzien.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 115.BWR.[1 De vergunningsaanvraag wordt, per gecertificeerde zending door de eigenaar of door de gemachtigd beheerder, ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door laatstgenoemde verstrekte formulier binnen zes maanden vóór het begin van de activiteiten of het einde van de erkenningsperiode.
   De vergunningsaanvraag kan een aanvraag bevatten tot afwijking van :
   1° de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning en voor het gebruik van de benaming bedoeld in artikel 130.D, eerste lid, 1° en 2°;
   2° de indelingscriteria bedoeld in artikel 132.D met uitzondering van de openingsperiodes.]1
  [1 ...]1. Daarbij gaan volgende documenten :
  1° een korte uiteenzetting waarin de hoofdkenmerken van de toeristische bezienswaardigheid opgegeven worden, opgemaakt door middel van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
  2° in voorkomend geval, een afschrift van de vereiste administratieve vergunningen, die tijdelijk kunnen zijn maar definitief geworden moeten zijn;
  3° [1 een uittreksel uit het strafregister van model 2,]1 bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan [1 zes]1 maanden op naam van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid;
  4° indien de aanvrager een rechtspersoon is, een gecoördineerde versie van de statuten ervan [1 waarvan het maatschappelijk doel minstens de uitbating van een toeristische plaats]1;
  5° voor de aanvrager die niet eigenaar is, een afschrift van de beheersovereenkomst;
  6° indien artikel 114.D, lid 2, van toepassing is, alle documenten en inlichtingen die de toekenning van de aangevraagde afwijking mogelijk zouden maken.
  De Minister kan de gegevens bedoeld in de opsomming van het vorige lid nader bepalen of er andere aan toevoegen.
  [1 Het Comissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het derde lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het derde lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 116.BWR. [1 § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen tien werkdagen na ontvangst ervan per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde stukken over te maken en de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. De ontbrekende stukken worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending.
   Binnen tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   § 2. Indien het toekennen van een afwijking op eigen initiatief gebeurt of indien de aanvrager in zijn vergunningsaanvraag een afwijking heeft aangevraagd, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies aan de voorzitter van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden en tezelfdertijd geeft hij aan de aanvrager kennis van het bericht van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
   Het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden brengt een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen de vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 117.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van drie maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Die termijn wordt opvier maanden gebracht wanneer het dossier een afwijkingsaanvraag bevat.
   De beslissing van het Commissariaat-generaal wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische bezienswaardigheid gevestigd is, gericht. Op elke vergadering van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel intrekking van vergunningen.
   De in artikel 117, eerste en tweede lid, bedoelde termijnen kunnen voor maximum twee maanden verlengd worden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding en tot toekenning van de indeling zoals aangevraagd door de aanvrager]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 118.BWR. [1 § 1. Bij afstand van een toeristische bezienswaardigheid dient de overnemer binnen drie maanden te rekenen van de afstand een vergunningsaanvraag in. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 115 tot en met 117.
   § 2. Bij overlijden van de vergunninghouder dient de overnemer een vergunningsaanvraag in binnen de zes maanden te rekenen van het overlijden. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 115 tot en met 117.
   In afwijking van het eerste lid bestaat de aanvraag, indien de uitbating overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad, uit een uittreksel van het strafregister van model 2 dat voor een overheidsbestuur bestemd is en dat aan de aanvrager is afgeleverd sinds minder dan zes maanden. Dat bewijs wordt per gecertificeerde zending gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen zes maanden na het overlijden. Binnen de dertig dagen na ontvangst ervan beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de vergunningsaanvraag en geeft er kennis van aan de aanvrager. Bij gebrek aan beslissing binnen de voorgeschreven termijn staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding en tot toekenning van de indeling zoals aangevraagd door de aanvrager.
   § 3. In afwijking van de artikelen 110.D en 113.D kan de benaming in de gevallen bepaald in paragrafen 1 en 2 gebruikt blijven worden tot en met de kennisgeving van de komende beslissing of bij het vestrijken van de termijn van dertig dagen bepaald in paragraaf 2, tweede lid, voor zover de aanvraag binnen de vastgestelde termijn is ingediend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 119.BWR. [1 Binnen drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid laat de vergunninghouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister, model 2, dat voor een overheidsbestuur bestemd is en dat op naam van de vervanger is afgeleverd sinds minder dan zes maanden geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 120.D. De vergunning wordt aangeplakt op door de Regering bepaalde wijze.

Art. 121.BWR. De vergunning wordt op zichtbare wijze aangebracht bij de ingang van de toeristische bezienswaardigheid.

Art. 122.BWR. [1 De vergunninghouder meldt per gecertificeerde zending elke wijziging die van invloed zou kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 123.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde verzoeken dat een nieuw uittreksel van het strafregister, model 2, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan drie maanden aan de vergunninghouder of aan de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid meegedeeld wordt. Dat verzoek geschiedt minstens vijfjaarlijks.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK III. - Intrekking van de vergunning
Art. 124.D. De vergunning kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken :
  1° indien de bepalingen van dit Boek niet in acht genomen worden;
  2° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks beheer van de toeristische bezienswaardigheid veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden en die in België voor een inbreuk omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat gelijkaardig is aan een feit dat één van die overtredingen vormt, is uitgesproken, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf is opgeschort en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;
  3° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, het toeristisch kampeerterrein of het vakantiedorp veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit Boek.

Art. 125.BWR. [1 Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een vergunning, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme diens houder per gecertificeerde zending in over de grond voor de vooropgestelde intrekking.
   De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt. De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 126.BWR. [1 Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vergunninghouder of nadat laatstgenoemde is gehoord of bij uitblijven van reactie zijnerzijds binnen de opgelegde termijn, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 125, eerste en tweede lid, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de houder medegedeeld stuk worden bijgevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 127.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het technisch comité van de technische bezienswaardigheden een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de houder. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 128.BWR. [1 Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vergunninghouder kennis gegeven per gecertificeerde zending.
   Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme om het advies van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden heeft verzocht en zich niet achter dat advies schaart, worden daar de redenen voor opgegeven.
   De beslissing wordt gelijktijdig medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waarin de toeristische bezienswaardigheid gelegen is en aan de voorzitter van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 129.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder er per gecertificeerde zending over in.
   Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na de zending bedoeld in artikel 125, eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming
Art. 130.D. De toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 5°]1, of een ander woord, vertaling of schrijfwijze die in het kader van de uitbating van een toeristische bezienswaardigheid voor verwarring kan zorgen, worden ondergeschikt gemaakt aan de inachtneming van de voorwaarden bepaald door de Regering. Die kunnen betrekking hebben op :
  1° de kenmerken van de plaats en diens naaste omgeving zoals meer bepaald de ruimte-indeling, de uitrusting of de toegankelijkheid ervan;
  2° de ontvangst, de begeleiding, de informatieverstrekking aan de toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers.
  [1 ...]1
  [1 Zij hebben minstens betrekking op :
   1° de staat van onderhoud, gezondheid en schoonheid, en de veiligheid van de toeristische bezienswaardigheid;
   2° de zedelijkheid van de vergunningsaanvrager, de houder ervan of van de persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid;
   3° de informatie betreffende de bezoekersaantallen in de toeristische bezienswaardigheid die laatstgenoemde verplicht is te verstrekken.]1
  Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme of, na een beroep, de Regering de houders of de toekomstige houders van de vergunning afwijkingen toestaan van de voorwaarden opgelegd overeenkomstig [1 het eerste lid, de punten 1° en 2°]1 om rekening te houden met specifieke situaties. De Regering kan het aantal voorwaarden waarvan een afwijking kan worden toegestaan, verder inperken.
  Binnen de perken van zijn bevoegdheden kan de Regering andere voorwaarden bepalen die betrekking hebben op het intrinsieke belang van de bezienswaardigheid, meer bepaald voor wat betreft de recreatieve aspecten en/of de aspecten in verband met zijn aard, patrimonium, cultuur.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 46, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 131.BWR.[1 Elke toeristische bezienswaardigheid :
   1° voldoet aan de minimumvoorwaarden voor de indeling "één zon", opgenomen in bijlage 5;
   2° maakt zich bekend door een specifieke naam die duidelijk aan de ingang vermeld wordt;
   3° beschikt over een ontvangst en een ticketverkoop die voor het publiek toegankelijk zijn :
   a) drie opeenvolgende maanden per jaar en, tijdens die periode, minstens zes dagen per week, waaronder op zondag, en minstens zes uur per dag, of :
   b) honderd dagen per jaar, minstens 4 uur per dag, waarbij minstens 200 uur in de weekends en op feestdagen vallen;
   4° beschikt tijdens de periode waarin ze open is over een permanent bewaakte toegang, met een kantoor, een kassa of een georganiseerde en duidelijk identificeerbare ontvangst;
   5° beschikt over een spraakinformatiesysteem die buiten de openingsperiode gemakkelijk toegankelijk is;
   6° zorgt tijdens de openingsuren voor een permanente aanwezigheid van het onthaalpersoneel en van haar beheerder of één van zijn afgevaardigden in de omtrek van de toeristische bezienswaardigheid;
   7° plakt het geldend individuele tarief en de geldende openingsuren duidelijk aan bij de ingang van de bezienswaardigheid;
   8° beschikt over een gedrukte, van een datum voorziene, kosteloze publicatie die het individuele tarief en de openingstijden, de adresgegevens, de talen die bij de bezoeken gesproken worden en een omschrijving van de bezienswaardigheid vermeldt;
   9° beschikt over een elektronische informatiedrager die minstens jaarlijks wordt bijgewerkt, die rechtstreeks en vrij toegankelijk is en die de in 7° bedoelde gegevens omvat;
   10° is net en onderhouden;
   11° de vergunninghouder verstrekt het Commissariaat-generaal voor Toerisme uiterlijk 31 januari van elk jaar de gegevens over de toeristische bezoekersaantallen van het afgelopen kalenderjaar, met inbegrip van de economische basisindicatoren en volgens de wijze bepaald door het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
   12° heeft een bedrijfscapaciteit die minstens 30 personen tegelijk toelaat;
   13° heeft een personeel dat door het dragen van herkenningstekens duidelijk identificeerbaar is.
   Wat punt 7° betreft, kunnen de geactualiseerde uurregelingen en tarieven in geval van een gedrukte publicatie in een bijlage gepubliceerd worden.
   Wat de punten 7° en 8° betreft, kunnen in eenzelfde publicatie of in de elektronische drager verschillende toeristische bezienswaardigheden voorgesteld worden voor zover ze deel uitmaken van een technische bedrijfseenheid of eenzelfde thema of eenzelfde geografisch gebied binnen een beperkte omtrek.
   De Minister kan de verplichtingen bedoeld in het eerste lid bepalen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 3 - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 132.D. De toeristische bezienswaardigheden zijn ertoe verplicht de door de Regering vastgestelde criteria met het oog op hun indeling in categorieën na te leven.
  [1 Die criteria hebben minstens betrekking op de openingsperiodes.]1
  Zij kunnen eveneens betrekking hebben op de ontvangst, de voorgestelde dienstverlening, de toegang, de veiligheid en de hygiëne.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert een indeling aan die bezienswaardigheden bij het afleveren van een machtiging om de benaming te gebruiken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 47, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 133.BWR. De criteria waaraan de toeristische bezienswaardigheden voldoen met het oog op hun indeling in categorieën zijn in bijlage 5 opgenomen.

Art. 134.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vergunninghouder een schild af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.
  Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.

Art. 135.BWR.Het schild bedoeld in artikel 134.D van het decreet vermeldt de benaming bedoeld in [1 1.D, 5°]1, ervan, en de indeling van de toeristische bezienswaardigheid. Het wordt op een zichtbare wijze aangebracht bij de hoofdingang ervan.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 136.BWR. De Minister bepaalt het model van het schild bedoeld in artikel 134.

Art. 137.MB.Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in [1 1.D, 5°]1 wordt bepaald in bijlage 6.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 138.BWR.Het schild wordt teruggegeven binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de vergunning of tot herziening van de indeling. Bij beroep wordt het binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing, als het een beslissing tot verwerping betreft, teruggegeven.
  Indien men vrijwillig van het gebruik van de benaming afziet, wordt daar [1 per gecertificeerde zending]1 kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het schild wordt erbij gevoegd.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 139.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme herziet de categorie-indeling van een toeristische bezienswaardigheid indien die indeling overeenstemt met de voorwaarden die beantwoorden aan de indeling bij een hogere of lagere categorie.

Art. 140.D. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme een afwijking toestaan van één of meerdere criteria voor de categorie-indeling indien het van mening is dat de toeristische bezienswaardigheid, rekening houdend met diens bijzondere kenmerken, technisch in de onmogelijkheid verkeert om aan die criteria te voldoen. De regering kan het aantal criteria die voor een afwijkingsmaatregel in aanmerking komen, beperken.

Art. 141.BWR. Er kan geen afwijking worden toegestaan voor meer dan twee indelingscriteria.

Art. 142.D. De vergunninghouder meldt het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die de toegewezen categorie-indeling zou kunnen beïnvloeden, [1 per gecertificeerde zending]1, binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 48, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 143.D [1 D - De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de herziening van de categorie-indeling van een toeristische bezienswaardigheid.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 49, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 144.BWR.[1 Indien de vergunninghouder om de herziening van de categorie-indeling verzoekt en daarbij al dan niet een verzoek indient om af te wijken van een criterium van de categorie-indeling, gebeurt dat per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door laatstgenoemde vastgestelde formulier.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 145.BWR. [1 Indien het van mening is dat het verzoek alle bestanddelen omvat om met perfecte kennis van zaken over het verzoek te beslissen, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst over waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is, binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek.
   Indien dat niet het geval is, richt het binnen dezelfde termijn een schrijven per gecertificeerde zending aan de aanvrager waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde inlichtingen over te maken en over de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. Binnen de tien werkdagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 146.BWR. [1 Indien verzocht wordt om afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme het verzoek voor advies over aan de voorzitter van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden en tegelijk geeft hij kennis aan de aanvrager van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Het technisch comité brengt een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen de vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 147.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt kennis gegeven aan de aanvrager ofwel per gecertificeerde zending in geval van gunstige beslissing, ofwel bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in geval van ongunstige beslissing. Op elke vergadering van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen tot herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, tot afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling.
   De in het eerste lid bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum vier maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK III. - Herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 148.D. Indien de herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gebeurt, wordt diens beslissing getroffen overeenkomstig [1 de Regering]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 51, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 148/1.BWR. [1 De in artikel 148.D bedoelde procedure wordt georganiseerd overeenkomstig de artikelen 125 tot 129. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


TITEL 4. - Beroepen
HOOFDSTUK I. - Beroepsprocedure
Art. 149.D. De verzoeker of de houder van een vergunning, hierna eveneens "de verzoeker" genoemd, kan [1 , volgens de procedure en de modaliteiten die hij bepaalt,]1 een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing :
  1° tot weigering of tot intrekking van de vergunning;
  2° tot weigering om een afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning of van het gebruik van de benaming overeenkomstig artikel [1 130.D, derde lid]1, of van de criteria inzake de categorie-indeling overeenkomstig artikel 140.D toe te kennen;
  3° tot herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
  4° tot weigering om de herziening van de categorie-indeling toe te kennen.
  [1 ...]1
  Het beroep is niet opschortend behalve indien het betrekking heeft op een beslissing tot intrekking van de vergunning of herziening van de categorie-indeling. In beide gevallen wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek dat aan de verzoeker wordt gewaarborgd om zijn beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de regering die over het beroep beslist.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 150.BWR. [1 Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing. Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 151.BWR. [1 Binnen tien werkdagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager. Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden bedoeld in artikel 156.D.
   De aanvrager kan verzoeken om door de beroepsadviezencommissie van de toeristische bezienswaardigheden te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel per gecertificeerde zending aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van diens beroep.
   De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
   De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 152.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de aanvrager overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de Minister aan voorbijgegaan.
   Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 153.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep en richt zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 151.
   Indien de Minister zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.
   Van de beslissing van de Minister wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis gegeven aan de aanvrager ofwel per gecertificeerde zending in geval van gunstige beslissing, hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in geval van ongunstige beslissing. De beslissing wordt tegelijk medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische bezienswaardigheid gelegen is. Op elke vergadering van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 154.BWR. [1 De in artikel 153 bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van de Minister niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in artikel 153 bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van de Minister gelijk met een beslissing tot aanvaarding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 155.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden
Art. 156.D. Er wordt een beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden opgericht, hierna "de commissie" genoemd, die ermee belast is om adviezen uit te brengen over de beroepen waarvan sprake in artikel 149.D.

Art. 157.D. § 1. De commissie bestaat uit :
  1° één voorzitter;
  2° twee gewone leden voorgedragen door de verenigingen ter bescherming van de verbruikers;
  3° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden.
  § 2. De Regering benoemt de voorzitter en de commissieleden.
  Voor elk gewoon lid, behalve de voorzitter, benoemt de Regering een plaatsvervanger.
  § 3. Een bijkomend lid dat het Commissariaat-generaal voor Toerisme vertegenwoordigt, kan met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bijwonen.
  § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

Art. 158.D. De leden voorgedragen door het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden dienen buiten eigen kring gekozen te worden.

Art. 159.D. De ambten van voorzitter, commissieleden en hun plaatsvervangers hebben een duur van vijf jaar ingaand te rekenen van de datum van hun benoemingsbesluit. Elk mandaat is hernieuwbaar.
  In afwijking van vorig lid wordt de samenstelling van de adviescommissie herzien binnen de zes maanden volgend op de hernieuwing van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden. De commissie vergadert evenwel op geldige wijze zolang diens hernieuwing niet plaatsgevonden heeft.

Art. 160.D. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.
  De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze als minstens de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn.
  De adviezen worden door de aanwezige leden uitgebracht.

Art. 161.D. De Regering bepaalt de procedure voor de benoeming van de voorzitter en de commissieleden, diens werkingswijze en het bedrag van de vergoedingen en retributies die eventueel worden toegekend aan de voorzitter en aan de leden.

Art. 162.BWR. De Minister is ermee belast de voorzitter en de gewone en de plaatsvervangende leden van de commissie bedoeld in artikel 156.D te benoemen.

Art. 163.BWR. De in artikel 156.D bedoelde commissieleden, voorgedragen door het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden, worden gekozen uit een lijst van zes namen.

Art. 164.BWR. De meest representatieve verenigingen ter bescherming van de consumenten worden door de Minister verzocht een lijst van zes kandidaten die zullen zetelen in de commissie bedoeld in artikel 156.D voor te dragen.

Art. 165.BWR. De plaatsvervangende leden worden benoemd volgens dezelfde procedure als die voor de gewone leden en op grond van dezelfde lijsten.

Art. 166.BWR. Het plaatsvervangend lid kan zetelen indien het gewone lid voor wie hij als plaatsvervanger optreedt, verhinderd is.

Art. 167.BWR. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door het oudste gewone lid.

Art. 168.BWR. De Minister beëindigt het mandaat van de commissieleden die de hoedanigheid verliezen op grond waarvan ze benoemd zijn.
  De Minister kan de voorzitter of een lid afzetten bij kennelijk wangedrag of ernstige tekortkoming aan de plichten uit zijn ambt of een lid dat van meer dan drie opeenvolgende vergaderingen afwezig blijft, behalve in geval van overmacht.
  Voor elke afzetting wordt de betrokken persoon gehoord door de Minister of diens vertegenwoordiger.

Art. 169.BWR. Valt een mandaat open vóór het verstrijkt, wordt de plaatsvervanger als gewoon lid benoemd voor de overblijvende duur van het mandaat.
  Er wordt in zijn vervanging als plaatsvervangend lid voorzien binnen de zestig dagen volgend op diens benoeming als gewoon lid. Daartoe dragen het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden of de overeenkomstig artikel 164.BWR ondervraagde verenigingen een lijst van twee namen voor.

Art. 170.BWR. Het is elk lid, met inbegrip van de voorzitter, verboden te zetelen indien het een rechtstreeks belang heeft in wat besproken wordt, ofwel persoonlijk, ofwel via een tussenpersoon, ofwel als zaakgelastigde.

Art. 171.BWR.De voorzitter en de commissieleden hebben recht op :
  1° een aanwezigheidsgeld van [1 veertig]1 euro per vergadering die zij bijwonen en per technisch bezoek dat ze afleggen;
  2° [1 de terugbetaling van hun verplaatsingskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode.]1
  Het bedrag bedoeld onder 1° wordt aan het indexcijfer aangepast volgens de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het wordt gekoppeld aan spilindex 138.01 van 1 januari 1990.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 172.BWR. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.

TITEL 5. - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 173.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie toekennen]1 voor de uitrusting, de aanleg en de verbetering van de infrastructuren van een toeristische bezienswaardigheid, evenals voor het ereloon in verband met de werkzaamheden.
  De belasting over de toegevoegde waarde kan inbegrepen zijn in het bedrag van de aankopen en werkzaamheden die voor subsidie in aanmerking komen, indien die belasting niet door de verzoeker gerecupereerd wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 54, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 174.D. De toekenning van een subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende voorwaarden :
  1° de verzoeker dient houder te zijn van de vergunning bedoeld in artikel 110.D of zich er schriftelijk toe te verbinden uiterlijk tegen de voltooiing van de werkzaamheden om de vergunning te verzoeken;
  2° de verzoeker dient ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 182.D voor te leggen.
  De subsidiegerechtigde dient de bestemming van het goed tijdens vijf jaar, ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, in stand te houden.
  Er wordt geen enkele subsidie verleend indien een andere overheid reeds een subsidie heeft verleend voor die werken of aankopen.

HOOFDSTUK II. - Subsidiepercentage en -bedrag
Art. 175.D. Het subsidiepercentage bedraagt [1 30 %]1 van de kostprijs van de aankopen en werken bedoeld in artikel 173.D.
  De Regering kan evenwel prioritaire investeringen bepalen waarvoor zij gemachtigd is het subsidiepercentage, dat 50% van de kostprijs van de aankopen en de werken bedoeld in artikel 173.D kan bedragen, nader te bepalen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 55, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 176.D. Van de aankopen en werken waarvoor een subsidie verleend kan worden krachtens artikel 173.D, stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.

Art. 177.BWR.Er wordt in een subsidie voorzien [1 tegen 30 % van de kosten van de aankopen en werken bedoeld in artikel 173.D]1 voor zover zij enkel de delen van de toeristische bezienswaardigheid betreffen die voor het publiek toegankelijk zijn en ze aantrekkelijker maken :
  1° de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goeden, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking;
  2° de volgende installaties :
  a) de verwarming, de elektriciteit en de watertoevoer;
  b) de airconditioning en de luchtzuivering;
  c) de liften.
  3° volgende buitenwerken en Binrichtingen :
  a) wijzigingen in het bodemreliëf;
  b) de aanleg of de inrichting van paden en wegen;
  c) de verlichting;
  d) het aanplanten van binnenlandse soorten;
  e) de aankoop van gemotoriseerd onderhoudsmateriaal en van vuilnisbakken [1 voor de selectieve afvalsortering]1.
  [1 f) de werken voor de inrichting van de speelruimten;]1
  [1 4° de specifieke materiële of immateriële inrichtingen voor de opvang en de informatie van de bezoekers alsook de inrichtingen voor de informatiedrager;
   5° de installatie van een toeristische signalisatie en van bewegwijzering;
   6° de installatie van de uitrustingen voor de lading van de motorvoertuigen en andere elektrische voertuigen van de bezoekers;
   7° de installatie van de sanitaire installaties, de vestiaires en toebehoren;
   8° de installatie de uitrustingen voor preventie en veiligheid, met inbegrip van videobewaking;
   9° de aanleg van aan de bezienswaardigheid eigen parkeerplaatsen voor de bezoekers, met inbegrip van de ruimten voorzien voor de tweewielers.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 178.BWR.[1 Er wordt in een subsidie voorzien tegen 50 % van de kosten van de aankopen en werken bedoeld in artikel 173. D voor :
   a) de aankoop en de installatie van het brandbestrijdingsmaterieel;
   b) de specifieke inrichtingen ter bevordering van de informatie en de opvang van de personen met beperkte beweeglijkheid, met het oog, meer bepaald, op conformering aan de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de toegankelijkheid en het gebruik van de ruimten en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn of waar een collectief gebruik van wordt gemaakt, door de personen met beperkte beweeglijkheid;
   c) de ticketverkoop en de elektronische uitrustingen voor de inzameling van statistische gegevens;
   d) de inrichtingen die besparingen mogelijk moeten maken op het energieverbruik van een uitrusting die de toeristische bezienswaardigheid vormt;
   e) de specifieke materiële of immateriële inrichtingen voor de minstens drietalige opvang en de informatie van de bezoekers alsook de inrichtingen voor de informatiedrager in minstens drie talen;
   f) het verkrijgen van een elektronisch betaalmiddel.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 179.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 180.D. Er kan geen enkele subsidie worden toegekend indien de kostprijs van de aankopen en werken lager is dan 1.500 euro, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen.

Art. 181.D. § 1. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een toeristische bezienswaardigheid kan [1 200.000 euro]1 per periode van drie jaar niet overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar.
  De Regering is gemachtigd om een maximumbedrag per categorie werken vast te leggen.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidie-aanvraag krijgt voor een toeristische bezienswaardigheid, het de minimis-subsidiebedrag toegekend voor die toeristische bezienswaardigheid in de loop van de twee begrotingsjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de aangevraagde subsidie, indien toegekend, vastgelegd zou worden.
  De subsidie kan het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf niet overschrijden.
  Indien het bedrag van een subsidie het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 bereikt, kan er enkel een nieuwe subsidie worden toegekend op grond van een nieuwe aanvraag, die pas ingediend kan worden twee jaar na de vastlegging van de vorige subsidie.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het de minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig [1 artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 56, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 182.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de toekenning en de vereffening van de subsidies.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 183.BWR.Elke aanvraag tot het verkrijgen van de subsidie wordt ingediend aan de hand van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, dat uitdrukkelijk de verwoording van artikel 174.D, lid 3, vermeldt.
  Samen met de aanvraag worden alle nuttige documenten en gegevens ingediend, en minstens :
  1° een nota dat het nut van de investeringen uiteenzet;
  2° in voorkomend geval, een plan met afmetingen van het overwogen of uitgevoerde werk;
  3° een ontwerp met raming, beschrijvende opmetingsstaat en eenheidsprijzen;
  4° een afschrift van de titel met betrekking tot de betrokken site waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende rechten beschikt om de werken uit te voeren;
  5° in voorkomend geval, de verbintenis bedoeld in artikel 174.D, lid 1, 1°;
  6° desgevallend de volledige inlichtingen over de andere de minimis Bsteun verkregen van andere overheden of openbare instellingen tijdens de drie jaar die aan de aanvraag zijn voorafgegaan.
  [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het tweede lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het tweede lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 184.D. Elke persoon die vraagt dat een subsidie wordt toegekend krachtens artikel 173.D, geeft daardoor de Regering de toelating om zonder verplaatsing elke nuttig geachte verificatie door te voeren.
  De weigering om zich te onderwerpen aan die verificaties of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat niet voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld in artikel 174.D.

Art. 185.D. § 1. Elke subsidie kan tegen maximum 75% na overlegging van de uitgavestukken ter verantwoording van de aankopen of de werken tegen minstens 20% van de voorziene uitgave vereffend worden.
  De eindafrekening dient uiterlijk voor verstrijken van de twaalfde maand volgend op de datum van de laatste voorlopige vereffening te worden voorgelegd.
  § 2. De werken, de materiaalleveringen of de dienstverleningen waarvoor een subsidie wordt aangevraagd dienen ten vroegste aan te vangen op de datum van indiening van die aanvraag en uiterlijk binnen de drie jaar te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie voltooid te zijn.
  [1 De vereffening van de subsidie wordt uitgevoerd voor zover de toeristische bezienswaardigheid in werking is en over de toestemming beschikt om de benaming toeristische bezienswaardigheid te gebruiken op het tijdstip van de vereffening.]1
  § 3. Bij niet-naleving van de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en behoudens verlenging toegekend door de Regering op grond van een behoorlijk verantwoorde aanvraag ingediend door de subsidiegerechtigde voor het verstrijken van de aanvankelijke termijn dienen de onverschuldigd gestorte sommen terugbetaald te worden.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 186.D. De subsidie wordt vereffend aan degene die de materiaalaankopen of de werken financiert voor zover hij steeds eigenaar of vergunningshouder is op de dag van de vereffening.

Art. 187.D. De Regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 174.D, 185.D en 186.D nageleefd worden.
  De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 174.D, 185.D of 186.D niet naleeft.

Art. 188.D. Behoudens voorafgaandelijke andersluidende beslissing van de Regering dient de subsidiegerechtigde de subsidie in verhouding tot het aantal overblijvende jaren terug te betalen indien binnen de termijn van vijf jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, niet meer aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 174.D voldaan wordt.

Art. 189.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 aan die belast zijn met :
  1° de verificaties ter plaatse bepaald in artikel 184.D van het decreet;
  2° de controle bepaald in artikel 187.D van het decreet.

TITEL 6. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 190.D. § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en de personeelsleden aangewezen door de Regering ermee belast over de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit Boek te waken. Daartoe kunnen ze bij de uitoefening van hun opdracht :
  1° alle plaatsen, zelfs gesloten en overdekt, op elk uur van de dag en de nacht betreden indien zij ernstige redenen hebben om te geloven dat er een overtreding van het Boek bestaat; indien het een, zelfs tijdelijke, woonplaats betreft, is de schriftelijke toestemming van de vergunninghouder, van de bewoner(s) of de voorafgaandelijke toelating van [1 de onderzoeksrechter volgens de procedure bedoeld in artikel 24, § 2, van het sociaal strafwetboek]1 vereist, die nagaat of er aanwijzingen voor een overtreding bestaan;
  2° de bijstand van de politie vragen;
  3° op grond van ernstige aanwijzingen voor een overtreding, elke doorzoeking, elke controle en elk onderzoek verrichten en elke inlichting vergaren die ze noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en diens uitvoeringsbepalingen worden nageleefd, en meer bepaald :
  a. elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nodig is voor het uitoefenen van het toezicht en van die verhoren processen-verbaal op te stellen die tot het bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben;
  b. zich ter plaatse elk document, stuk of titel die voor de vervulling van hun opdracht noodzakelijk is, laten voorleggen of ze onderzoeken, er een fotografisch of ander afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen.
  De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het eerste lid hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats.
  § 2. In geval van overtreding van dit Boek kunnen de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 :
  1° voor elke overtreder een termijn vastleggen om zich met de wet in overeenstemming te brengen; die termijn kan slechts eenmalig verlengd worden; het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de procureur des Konings in over de getroffen schikkingen; bij verstrijken van de termijn of, al naar gelang van het geval, bij verlenging ervan stelt de ambtenaar of het personeelslid verslag op; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt het bij ter post aangetekend schrijven binnen de tien dagen aan de overtreder en aan de procureur des Konings over;
  2° een proces-verbaal opstellen dat tot bewijs van het tegendeel bewijskracht heeft; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt dat proces-verbaal bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de procureur des Konings en aan de overtreder over binnen de tien dagen volgend op de datum waarop het opgesteld is of na verstrijken van de termijn bedoeld onder punt 1°.
  Een afschrift ervan wordt in dezelfde termijn gericht aan de burgemeester van de gemeente waar het betrokken goed gelegen is en, bij ter post aangetekend schrijven, aan diens eigenaar en aan de vergunninghouder, gericht.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 191.BWR. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 190.D worden door de Minister aangewezen onder de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboeten
Art. 192.D. § 1. [1 In de volgende gevallen loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 125 euro niet mag overschrijden :
   1° de niet naleving van de procedure betreffende een vergunningsaanvraag als toeristische bezienswaardigheid;
   2° de niet-melding, door de houder van de vergunning, van elke wijziging die de toekenningsvoorwaarden van de vergunning bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme zou kunnen beïnvloeden;
   3° een overtreding van de artikelen 142. D en 188. D;
   4° een overtreding van elk bepaling genomen in uitvoering van de handelingen bedoeld in de punten 1° tot 3°.]1
  In geval van overtreding van de artikelen 110.D, 130.D, eerste lid, 134.D, tweede lid of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen, evenals in geval van smaad of ernstige bedreiging aan gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van het inspectierecht bepaald in artikel 190 loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 25.000 euro niet mag overschrijden.
  De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische bezienswaardigheid behalve indien hij aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te treffen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.
  In afwijking van vorig lid kan bij smaad of ernstige bedreiging enkel de dader vervolgd worden.
  § 2. De vastgestelde overtredingen van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, worden bij wijze van administratieve geldboete vervolgd behalve indien het Openbaar ministerie, rekening houdend met de ernst van de overtreding, acht dat er aanleiding is tot strafrechtelijke vervolging. Strafrechtelijke vervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, behalve in geval van seponering.
  De administratieve geldboete wordt opgelegd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  § 3. Een exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt aan het Openbaar ministerie binnen de vijftien dagen na opstellen ervan.
  Het Openbaar ministerie beschikt over een termijn van vier maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis te geven van zijn beslissing om al dan niet strafrechtelijke vervolging in te stellen.
  § 4. Indien het Openbaar ministerie ervan afziet om te vervolgen of nalaat om binnen de vastgestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven of in de veronderstelling van een seponering beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme, na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn verweermiddelen voor te leggen, of er aanleiding toe is om wegens de overtreding een administratieve geldboete op te leggen.
  De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme stelt het bedrag van de administratieve geldboete vast en is gemotiveerd. Daarvan wordt kennis gegeven aan de overtreder bij ter post aangetekend schrijven, tegelijk met een uitnodiging om zich van de boete te kwijten binnen de termijn vastgesteld door de regering.
  De kennisgeving van de beslissing tot vaststelling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.
  De betaling van de boete beëindigt het optreden van het bestuur.
  § 5. De overtreder die de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme betwist, dient op straffe van uitsluiting een beroep bij wijze van verzoekschrift bij de burgerlijke rechtbank in binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. Van een afschrift van dat beroep richt hij gelijktijdig een afschrift aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het beroep, evenals de termijn om het beroep in te dienen, schorten de uitvoering van de beslissing op.
  De bepaling van vorig lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.
  § 6. Indien de overtreder in gebreke blijft om de boete te betalen, wordt de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van de burgerlijke rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden, aan de afdeling thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest overgemaakt met het oog op inning van het administratieve geldboetebedrag.
  § 7. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen de drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel verdubbeld.
  De administratieve beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, kan niet meer getroffen worden drie jaar na het feit dat een overtreding bedoeld bij dit artikel uitmaakt.
  De uitnodiging aan de overtreder om zijn verweermiddelen voor te leggen, bedoeld in paragraaf 4, eerste lid, die binnen de termijn bepaald in vorig lid wordt gedaan, stuit de verjaring. Die handeling leidt een nieuwe termijn met gelijke duur in, zelfs ten overstaan van personen die er niet bij betrokken zijn.
  § 8. De Regering kan de wijze van inning van de boete bepalen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 60, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 193.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en een geldboete van 1 tot 25 euro of met slechts één van die straffen degene die [1 de vergunningsprocedure bedoeld in artikel 114.D of de artikelen 142. D et 188. D of de bepalingen genomen in uitvoering van deze artikelen niet naleeft]1.
  De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 194.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 26 tot 5.000 euro, of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 110.D, 130.D, eerste lid, 134.D, tweede lid, of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt, evenals in geval van smaad of ernstige bedreiging ten opzichte van de gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van de uitoefening van het inspectierecht bepaald in artikel 190.D.
  De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.

Art. 195.D. De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische bezienswaardigheid behalve indien laatstgenoemde aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te nemen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.
  In afwijking van vorig lid kan bij smaad of ernstige bedreiging enkel de dader vervolgd worden.

Art. 196.D. § 1. Naast de boeten bepaald in de artikelen 193.D en 194.D beveelt de rechter op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in oorspronkelijke staat.
  De rechter kan bevelen dat de veroordeelde op straffe van een dwangsom binnen de acht dagen volgend op de dag waarop het vonnis definitief is geworden een zekerheid ten voordele van het Waalse Gewest stelt waarvan het bedrag gelijk is aan de geraamde kost van de bevolen maatregelen.
  Die zekerheid bestaat uit een neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas of uit een onafhankelijke bankwaarborg uitgegeven door een erkende kredietinstelling ofwel bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ofwel bij een overheid van een lidstaat van de Europese Unie die gemachtigd is om de kredietinstellingen te controleren.
  Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek beveelt de rechter dat, indien de plaats niet in oorspronkelijke staat is hersteld binnen de voorgeschreven termijn, het Commissariaat-generaal voor Toerisme van ambtswege in de tenuitvoerlegging ervan kan voorzien en de kosten ervan terug kan vorderen indien de werken zijn uitgevoerd op grond van een gewone staat opgesteld door de regering. Die staat is uitvoerbaar.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan voor de politie- of correctionele rechtbank treden om naast de boeten bepaald in de artikelen 193.D en 194.D de veroordeling tot staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.
  Het kan eveneens voor de burgerlijke rechtbank treden om de veroordeling tot de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.

TITEL 7 - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 197.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 198.BWR. De bepalingen van dit Boek treden in werking op 1 juni 2007.

BOEK III. [1 - Toeristische Logies]1   ----------   (1)
TITEL 1. - Publicatie van toeristische brochures
Art. 199.D. Op vraag van het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn de houders van een krachtens dit boek afgeleverde vergunning en de verenigingen voor sociaal toerisme ertoe verplicht hem [1 per elektronische post en]1 binnen de dertig dagen na ontvangst van zijn verzoek de gegevens te bezorgen die noodzakelijk zijn voor [1 publicaties]1 ter bevordering van de [1 toeristische logies]1. De aard van die gegevens wordt door de Regering bepaald.
  Indien er geen antwoord volgt binnen de termijn bepaald in het eerste lid, hernieuwt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn verzoek bij ter post aangetekend schrijven.
  De krachtens dit Boek afgeleverde vergunning en erkenning kunnen ingetrokken worden indien de vergunninghouder of de vereniging voor sociaal toerisme tijdens twee jaar na elkaar geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om inlichtingen. Er wordt beslist overeenkomstig de procedure bepaald [1 bij artikel 217.D]1 voor een vergunning en bij de artikelen 320.D tot 324.D voor een erkenning. Het beroep tegen die beslissing gebeurt volgens de voorwaarden en de procedure die respectievelijk in de artikelen 228.D [1 ...]1 en 325.D tot 330.D worden vastgesteld.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 64, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 200.BWR.de houders van een vergunning en de verenigingen voor sociaal toerisme worden ertoe verplicht om het Commissariaat-generaal voor Toerisme alle inlichtingen te verschaffen overeenkomstig artikel 199.D betreffende respectivelijk :
  1° de toegelaten uitrusting van [1 het toeristische logies]1 en van hun centra voor sociaal toerisme;
  2° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit van [1 het toeristische logies]1 en van hun centra voor sociaal toerisme;
  3° de voorgestelde dienstverlening;
  4° de toegepaste tarieven;
  5° in voorkomend geval, hun " gastentafel " [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 201.BWR.[1 Op grond van de krachtens artikel 200 ingewonnen inlichtingen zorgt "Wallonie Belgique Tourisme" jaarlijks voor de publicatie van officiële lijsten van het hotelwezen, van het streekgebonden toerisme, van de gemeubileerde vakantiewoningen, van de toeristische toeristische campings en campings op de hoeve, van de centra voor sociaal toerisme, van de vakantiedorpen en van de kampplaatsen. "Wallonie Belgique Tourisme" kan verschillende soorten toeristische logiezen in eenzelfde lijst bundelen.
   Indien de inlichtingen bedoeld in artikel 200 niet tijdig zijn verstrekt, wordt het toeristische logies enkel met naam en adres in de lijst vermeld.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 2. [1 - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen, toeristische campings en vakantiedorpen]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Exploitatievoorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 201/1.D. [1 § 1. Elke exploitant van een toeristische logies moet de volgende voorwaarden naleven :
   1° beschikken over een brandveiligheidsattest of, in voorkomend geval, over een vereenvoudigd controleattest, verleend in overeenstemming met boek III, titel IV, hoofdstuk 1 betreffende de brandveiligheid;
   2° geen verblijfsduur van minder dan één nacht aanbieden;
   3° beschikken over een verzekering tot dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor alle schade, berokkend door de exploitant of door elke persoon belast met de exploitatie van het toeristische logies;
   4° niet in België veroordeeld zijn overeenkomstig een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing en in België uitgesproken wegens een overtreding omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of die in het buitenland is uitgesproken wegens een feit dat één van die overtredingen uitmaakt, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort is en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft.
   Elke exploitant van een toeristische logies legt een verklaring af bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme die betrekking heeft op de naleving van de voorwaarden opgesomd in het eerste lid, 1° tot 4°. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure betreffende het vervullen van deze verklaring.
   Op elk ogenblik kan de exploitant het voorwerp uitmaken van een controle om de naleving van de voorwaarden volgens de modaliteiten voorzien door de Regering na te gaan.
   In afwijking van het eerste lid is er geen enkele verklaring vereist als, gedurende maximum zestig dagen per jaar, het terrein wordt bestemd voor het kamperen door groepen die lid zijn van een jeugdorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of nog door de bevoegde overheid van elke Lidstaat van de Europese Unie en die uitsluitend tenten gebruiken als verplaatsbare verblijven.
   § 2. Behalve de naleving van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, moet elke groot onderkomen, al dan niet erkend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, aan één van de twee volgende criteria voldoen :
   1° zich bevinden in een woonkern op een afstand die de rust van de omwonenden garandeert;
   2° de exploitant van het toeristische logies of de persoon belast met het dagelijkse beheer van het toeristische logies zorgt voor de aanwezigheid van een behoorlijk gemachtigde verantwoordelijke voortdurend ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid; hij zorgt voor de goede toepassing van het huurcontract, alsook voor de strikte naleving van de kalmte van de omwoners.
   De exploitant van het toeristische logies dient zich ervan te vergewissen dat de bewoners van laatstgenoemde de omwonenden en hun normale rust respecteren.
   Indien de betrokken burgemeester bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme tussenbeide moet komen omdat de bewoners van het toeristische logies de rust van de omwonenden verstoren, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme de burgemeester in over het gevolg dat gegeven is aan diens tussenkomst binnen de drie maanden na ontvangst ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 68, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 201/2.BWR. [1 De exploitant van een toeristisch logies verricht zijn aangifte per gecertificeerde zending op basis van een document dat door het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt ter beschikking gesteld. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van tien werkdagen om van die aangifte ontvangst te berichten per schrijven of per-email.
   Mits de naleving van de in artikel 201/1. D bedoelde voorwaarden en zodra die aangifte wordt verricht, kan het toeristische logies uitgebaat worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 201/3.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 201/1.D, § 1, derde lid, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme de exploitant van het toeristische logies verzoeken om één of verschillende van de volgende documenten over te maken :
   1° een afschrift van het brandveiligheidsattest of van het vereenvoudigd controleattest;
   2° een uittreksel van het strafregister, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan zes maanden op naam van de exploitant van het toeristische logies, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het toeristische logies, en in voorkomend geval, van de vertegenwoordigende instantie;
   3° het attest van een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade aangericht door de persoon (personen) belast met de uitbating van het toeristische logies.
   In dit geval maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn aanvraag per gecertificeerde zending aan de exploitant van het toeristische logies over. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen van de datum van zending van het schrijven om de vereiste documenten per gecertificeerde zending over te maken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 201/4.D. [1 Elke tussenpersoon bedoeld in het tweede lid bezorgt, voor de toeristische logiezen gelegen in het Franse taalgebied waarvoor hij promotiepogingen verricht, aan de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 494.D, op schriftelijk verzoek, de gegevens met het oog op de identificatie van de exploitant en de adresgegevens van de toeristische logiezen. Deze gegevens worden opgevraagd in het kader van een steekproef of bij twijfel over de niet-naleving van de voorwaarden bedoeld bij of krachtens artikel 201/1. D, of in het kader van een klacht over een toeristisch logies.
   De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende het overmaken van de gegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 69, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK Ibis. [1 - Vergunning]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 202.D. Zonder schriftelijke en uitdrukkelijke voorafgaandelijke vergunning mag niemand in het kader van de uitbating van [1 een toeristisch logies]1 gebruik maken van een benaming bedoeld in [1 artikel 1. D, 11°, 12°, 23°, 29°, 35°, 47° en 53°]1 of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen.
  De vergunning bedoeld in het eerste lid wordt hierna "de vergunning" genoemd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 203.D. De vergunning vermeldt :
  1o de identiteit van de houder;
  2° de identificatie en de ligging van [1 het toeristisch logies]1;
  3° de benaming die [1 het toeristisch logies]1 toegewezen wordt;
  4o in voorkomend geval, de afwijkingen die toegestaan worden overeenkomstig artikel 222.D, §2;
  5o de categorie waarbij [1 het toeristisch logies]1 is ingedeeld en, in voorkomend geval, de afwijkingen van de indelingscriteria toegestaan overeenkomstig artikel 264.D;
  6o de basiscapaciteit en de maximale capaciteit van [1 het toeristisch logies]1;
  7o in voorkomend geval, de duur van de vergunning.
  Daarnaast vermeldt de vergunning betreffende een [1 toeristische camping]1 :
  1° behalve voor de [1 campings]1 op een hoeve, de gebieden die bestemd zijn om respectievelijk kampeerders op doortocht, [1 en seizoensgebonden]1 kampeerders onder te brengen;
  2° in voorkomend geval, het overstroombare deel van het terrein.
  Daarnaast wordt in de vergunning voor een vakantiedorp diens omtrek aangegeven en, bijgaand, de lijst van de verblijfseenheden.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 204.D. De vergunning kan in de tijd beperkt zijn.

Art. 205.D. De vergunning geldt enkel voor [1 de toeristische logiezen]1 waarvoor hij is afgeleverd en voor de vergunninghouder aan wie hij is afgeleverd [1 , met uitzondering van de gevallen voorzien door de Regering]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 72, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Vergunningsprocedure
Art. 206.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de toekenning van de vergunning bedoeld in artikel 202. D. Zij kan een vereenvoudigde procedure voorzien wanneer de exploitatie overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad.
   De vergunningsaanvraag kan een aanvraag bevatten tot afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning en voor het gebruik van een benaming bedoeld in artikel 222. D, § 1, eerste lid, 1° en 2°, of van de indelingscriteria bedoeld in artikel 262. D.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 207.BWR.De vergunningsaanvraag wordt [1 per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme]1 overgemaakt door middel van het formulier [1 afgegeven door laatstgenoemde]1. [1 Ze bepaalt de benaming die de aanvrager wenst te gebruiken en wordt vergezeld van de volgende documenten]1 :
  1° [1 ...]1
  2° in geval van toepassing van artikel 332.D, een afschrift van het brandveiligheidsattest;
  3° in geval van toepassing van artikel 347.D, een afschrift van het vereenvoudigd controleattest;
  4° in voorkomend geval, een afschrift van de vereiste administratieve vergunningen, die definitief geworden moeten zijn;
  5° [1 een uittreksel van het strafregister, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan zes maanden op naam van de aanvrager en, voor de hotelbedrijven, de gemeubileerde vakantiewoningen, de toeristische campings en campings op de hoeve, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het toeristische logies en voor de vakantiedorpen, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vertegenwoordigende instantie;]1
  6° voor de hotelbedrijven, de gemeubileerde vakantiewoningen [1 en de toeristische campings]1 die bedreven worden door een handelsmaatschappij, een afschrift van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de akte tot oprichting van de maatschappij en diens eventuele wijzigingen en voor de vakantiedorpen, een afschrift van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de akte tot oprichting van de vertegenwoordigende instantie en diens eventuele wijzigingen;
  7° voor de [1 toeristische campings]1, de [1 campings]1 op een hoeve uitgezonderd, een nauwkeurige plattegrond op schaal 1/500e of 1/1 000e waarop de inrichting, de uitrusting van het terrein, de verschillende stroken bedoeld in artikel 203.D, tweede lid, 1°, evenals het aantal plaatsen per strook en waaruit opgemaakt kan worden dat de voorwaarden van de artikelen 245.BWR tot 250.BWR nageleefd worden, evenals een uittreksel uit de kadastrale legger waarop de belendingen van de betrokken percelen vermeld zijn;
  8° [1 voor de campings op de hoeve, de vestigingsligging op het kadastraal plan, met inbegrip van het kadastraal nummer, een omschrijving van de uitrusting en de ligging ervan, waarbij beoordeeld kan worden dat de voorwaarden van de artikelen 250 en 252 nageleefd worden;]1
  9° voor de vakantiedorpen, een plattegrond opgemaakt door een landmeter of een architect, op schaal 1/1 000e, waarop de omtrek ervan afgebakend wordt en de plaatsen van de verschillende verblijven en andere gebouwen worden gesitueerd, en waaruit de inrichtingen en de uitrustingen ervan blijken en waaruit kan worden opgemaakt dat de voorwaarden van de artikelen 254.BWR tot 260.BWR worden nageleefd;
  10° indien artikel [1 206.D, tweede lid]1 van toepassing is, alle documenten en inlichtingen die de toekenning van de aangevraagde afwijking mogelijk zouden maken.
  De Minister kan de gegevens bedoeld in de opsomming van het vorige lid nader bepalen.
  [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het eerste lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  [5 Voor de ruimten voor de ontvangst op de hoeve bedoeld in artikel 252/1, 1°, van het Wetboek, kan het "Commissariat Général au Tourisme" (Commissariaat-Generaal voor Toerisme) de bevoegde overheid verzoeken om een attest van vrijstelling van de stedenbouwkundige vergunning in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling.]5
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 208.BWR. [1 § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen tien werkdagen na ontvangst ervan per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en informeert het hem over het de tijd waarover hij beschikt om bedoelde stukken over te maken en de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. De ontbrekende stukken worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending.
   Binnen tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   § 2. Indien het toekennen van een afwijking bedoeld in artikel 222. D, § 2, op eigen initiatief gebeurt of indien de aanvrager in zijn vergunningsaanvraag een afwijking als bedoeld in artikel 206.D, tweede lid, heeft aangevraagd, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies aan de voorzitter van het technische comité bevoegd volgens het betrokken toeristische logies, hierna genoemd het "bevoegd technisch comité", en tezelfdertijd geeft hij aan de aanvrager kennis van het bericht van ontvangst, waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Het bevoegd technisch comité brengt, in voorkomend geval, een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 209.BWR. [1 § 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van drie maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Die termijn wordt op vier maanden gebracht in de veronderstelling bedoeld in artikel 208, § 2, eerste lid.
   De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar het toeristische logies gevestigd is, gericht. Op elke vergadering van het bevoegd technisch comité geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel weigering van vergunningen.
   § 2. De in § 1, eerste of tweede lid, bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
   Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de aanvrager binnen de in § 1, eerste of tweede lid, bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat gelijk met een beslissing tot toekenning van de vergunning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 210.BWR. [1 § 1. In afwijking van artikel 207 bestaat de vergunningsaanvraag, indien de uitbating overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad, uit een uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur dat aan de aanvrager is afgeleverd sinds minder dan zes maanden.
   De in het eerste lid bedoelde overnemer dient de vergunningaanvraag per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme in.
   1° bij afstand van een toeristisch logies, binnen drie maanden te rekenen van de afstand;
   2° bij overlijden van de houder van de vergunning, binnen zes maanden te rekenen van het overlijden.
   Binnen de dertig dagen na ontvangst ervan beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de vergunningsaanvraag en geeft er kennis van aan de aanvrager. De termijn van dertig dagen kan slechts eenmalig worden verlengd voor een gelijkwaardige duur. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
   Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de aanvrager binnen de voorgeschreven termijn, in voorkomend geval verlengd, staat gelijk met een beslissing tot toekenning van de vergunning.
   § 2. In afwijking van de artikelen 202.D en 205.D kan de benaming in de gevallen bepaald in § 1 gebruikt blijven worden tot en met de kennisgeving van de komende beslissing of het verstrijken van de termijn van dertig dagen bepaald in paragraaf 1, tweede lid, voor zover de aanvraag binnen de vastgestelde termijn is ingediend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 211.BWR. [1 Binnen de drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, de toeristische camping, de camping op de hoeve of het vakantiedorp laat de vergunninghouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd op naam van de vervanger sinds minder dan zes maanden geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 212.D. De vergunning wordt aangeplakt op door de Regering bepaalde wijze.

Art. 213.BWR.De vergunning wordt in [1 het betrokken toeristische logies]1 op zichtbare wijze aangeplakt.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 214.D. De vergunninghouder meldt aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die van invloed zouden kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning, bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.

Art. 215.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 74, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 3. - Intrekking van de vergunning
Art. 216.D. De vergunning kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken :
  1° indien de voorschriften van dit Boek niet worden nageleefd;
  2° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische logiesverstrekkende inrichting, [1 de streekgebonden toeristische logies,]1 de gemeubileerde vakantiewoning, [1 de toeristische camping]1, [1 of]1 het vakantiedorp [1 ...]1 veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden en die in België voor een inbreuk omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat gelijkaardig is aan feit dat één van die overtredingen vormt, is uitgesproken, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf is opgeschort en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;
  3° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, [1 de toeristische camping]1, [1 of]1 het vakantiedorp [1 ...]1 veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit Boek;
  4° wat betreft de vakantiedorpen, indien bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bezwaar aanhangig is gemaakt op grond van artikel 311.D en indien dat bezwaar ontvankelijk en gegrond is geacht.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 75, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 217.D. [1 De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten betreffende de intrekking van de vergunning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 217/1.BWR. [1 Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een vergunning, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme diens houder per gecertificeerde zending in over de grond voor de vooropgestelde intrekking.
   De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt. De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 218.BWR. [1 Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vergunninghouder of nadat laatstgenoemde is gehoord of bij uitblijven van reactie zijnerzijds binnen de opgelegde termijn, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van het bevoegd technisch comité. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 217/1, eerste en tweede lid, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de houder medegedeeld stuk worden bijgevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 219.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het bevoegd technisch comité een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de houder. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 220.BWR. [1 Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vergunninghouder kennis gegeven bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.
   Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het bevoegd technisch comité schaart, geeft het er de redenen voor op.
   De beslissing wordt gelijktijdig medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waarin het toeristische logies gelegen is en aan de voorzitter van het bevoegd technisch comité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 221.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder per gecertificeerde zending over in.
   Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na de zending bedoeld in artikel 217/1, eerste lid. Indien die termijn wordt overschreden, wordt de procedure tot intrekking van de vergunning als onbestaand beschouwd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van een benaming
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 222.D. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 224.D, 228.D tot 232.D, 244.D en 253.D worden in het kader van de uitbating van een [1 toeristisch logies]1 de toekenning van de vergunning en het gebruik van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 11°, 12°, 23°, 29°, 35°, 47° en 53°]1, of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen, ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de voorwaarden door de Regering bepaald. Die kunnen betrekking hebben op :
  1° de kenmerken van het gebouw en diens naaste omgeving of van [1 de toeristische camping]1 zoals meer bepaald hun ruimte-indeling, hun uitrusting of de kenmerken van de verblijfseenheden, hun naaste omgeving en de uitrustingen die in de omtrek van het vakantiedorp gelegen zijn;
  2° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit;
  3° de staat van onderhoud, gezondheid en schoonheid, het comfort en de veiligheid van het gebouw en diens naaste omgeving of van [1 de toeristische camping]1 of de verblijfseenheden, hun naaste omgeving en de uitrustingen die in de omtrek van het vakantiedorp gelegen zijn;
  4° de zedelijkheid van de vergunningsaanvrager, de houder ervan of van het persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van [1 het toeristisch logies]1;
  5° het voor elke bewoning te ondertekenen contract;
  6° de ontvangst die de toeristen voorbehouden wordt;
  7° de identificatie van de ligging van [1 het toeristisch logies]1.
  Naast wat in vorig lid is bepaald, kunnen die voorwaarden eveneens betrekking hebben op :
  1° de minimumtijd van de terbeschikkingstelling van het streekgebonden toeristisch logies, het gemeubileerd vakantieverblijf en de verblijfseenheid;
  2° de eerbiediging van de rust van de buurt voor inrichtingen met een groot onderkomen;
  3° het voedsel en de dienstverlening voor wat betreft de gasttafels;
  4° wat betreft [1 de toeristische campings]1, de perceelindelingen, de technische uitrusting van de percelen, de bestemming van de percelen, het soort toegelaten verblijf, de maximumoppervlakte van de verblijven in verhouding tot de afmetingen van de percelen, het verkeer op het terrein en de dwingende voorwaarden opgelegd wegens het bestaan van een overstroombaar grondstuk.
  §2. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme of, na een beroep, de Regering de houders of de toekomstige houders van de vergunning afwijkingen toestaan van de voorwaarden opgelegd overeenkomstig punten 1° en 2 van het eerste lid van de vorige paragraaf, om rekening te houden met specifieke of regionale situaties. De Regering kan het aantal voorwaarden waarvan een afwijking kan worden toegestaan, verder inperken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 78, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 223.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 79, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Hotelbedrijven
Art. 224.D. Het hotelbedrijf beantwoordt aan volgende voorwaarden tegelijk :
  1° het verzorgt hoofdzakelijk de verblijven van individuele klanten op doortocht;
  2° de kamers worden dagelijks onderhouden;
  3° de klanten hebben geen toegang tot de lokalen waar de maaltijden bereid worden.

Art. 225.BWR. Elk hotelbedrijf moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° het gebouw waarin voor de ontvangst gezorgd wordt, dient minimaal zes kamers te tellen die uitsluitend voorbehouden zijn voor het cliënteel. Dat aantal wordt op tien gebracht in de steden met meer dan 150 000 inwoners;
  2° het dient te voldoen aan de minimumvoorwaarden van categorie 1, opgenomen in bijlage 7;
  3° de installatie dient in het geheel in een goede algemene staat van onderhoud te verkeren;
  4° het personeel moet correct gekleed zijn;
  5° het bijgebouw, indien bestaand, dient aan dezelfde voorwaarden te voldoen als het hoofdgebouw, de voorwaarde onder 1° uitgezonderd.
  Enkel voor de voorwaarden opgenomen onder 1° en 2° van vorig lid kan daarvan afgeweken worden.

Art. 226.BWR. Naast de voorwaarden bepaald in artikel 225.BWR dient elk hotelbedrijf dat onder de benaming "motel" bedreven wordt of onder elke andere benaming die aan laatstgenoemde benaming zou kunnen herinneren, te voldoen aan volgende voorwaarden :
  1° opgetrokken zijn buiten de agglomeraties in de zin van artikel 2.12 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer;
  2° rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf een weg die openstaat voor het verkeer van motorvoertuigen;
  3° de klanten de mogelijkheid bieden om hun maaltijden te nuttigen in een restaurant dat geheel deel uitmaakt van het hotelbedrijf of dat zich er in de onmiddellijke ligging van bevindt, zonder dat zij daartoe verplicht zouden zijn;
  4° de klanten de mogelijkheid bieden om hun voertuig te parkeren op een privé-plaats die geheel deel uitmaakt van het hotelbedrijf.
  Enkel voor de voorwaarden opgenomen onder 3° en 4° van vorig lid kan daarvan afgeweken worden.

Art. 226/1.BWR. [1 Naast de voorwaarden bepaald in artikel 225 dient elk hotelbedrijf dat onder de benaming "appart-hotel" uitgebaat wordt of onder elke andere benaming die aan laatstgenoemde benaming zou kunnen herinneren, te voldoen aan volgende voorwaarden :
   1° alleen samengesteld zijn van appartementen die op gelijke wijze ontworpen en uitgerust worden;
   2° per appartement beschikken over :
   a) de nodige minimale uitrusting om te koken;
   b) een waskamer en een wc per schijf van vier personen;
   3° de verhuring per nacht, per week en per maand voorstellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 227.BWR. het hotelbedrijf maakt zich bekend door een specifieke naam die duidelijk vermeld wordt.

Afdeling 3. - Streekgebonden toeristische logies en gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 228.D. [1 Het streekgebonden toeristisch logies beantwoordt aan volgende voorwaarden tegelijk :
   1° de houder van de vergunning is een natuurlijke persoon;
   2° een houder en diens samenwonende kunnen niet meer dan vijf landelijke vakantiewoningen, vakantiewoningen in de stad of vakantiewoningen op de hoeve als streekgebonden toeristisch logies aanbieden, alsook niet meer dan vijf gastenkamers of gastenkamers op de hoeve als streekgebonden toeristisch logies aanbieden;
   3° de verplichting om de toerist te ontvangen;
   4° tegen de voorwaarden betreffende de restauratie bepaald door de Regering;
   De Regering bepaalt deze voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 229.BWR. [1 § 1. De gastenkamer ligt niet in een gebouw of gebouwgedeelte waar een voor het publiek toegankelijke drankslijterij of eetgelegenheid gevestigd is;
   § 2. De gastenkamer op de hoeve kan liggen in een gebouw of gebouwgedeelte waar een voor het publiek toegankelijke drankslijterij of eetgelegenheid gevestigd is wanneer de vergunninghouder of, zijn (haar) meewerkende echtgeno(o)t(e), een activiteit als landbouwer in hoofd- of bijberoep vervult;]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 230.BWR. [1 Elke dienst aangeboden door de vergunninghouder in een landelijke vakantiewoning, een vakantiewoning in de stad of een vakantiewoning op de hoeve of in een gemeubileerde vakantiewoning is onafhankelijk van de verhuring van het logies en maakt het voorwerp uit van een afzonderlijke overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 231.BWR. [1 De houder van de vergunning voor een vakantiewoning op de hoeve of een gastenkamer op de hoeve is de landbouwuitbater of een bloedverwant tot in de derde graad.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 232.BWR. [1 De toerist die in een gastenkamer ontvangen wordt, moet het ontbijt kunnen nemen en deelnemen aan het gezinsleven in de woning bedoeld in artikel 1.D, 29°, d, zonder daarvoor verplicht te zijn.
   De toerist die in een gastenkamer op de hoeve ontvangen wordt, moet het ontbijt kunnen nemen in het landbouwbedrijf bedoeld in artikel 1, D, 29°, e, zonder daarvoor verplicht te zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 233.BWR.He streekgebonden toeristisch logies en de gemeubileerde vakantiewonigen voldoen aan de respectievelijke minimumvoorwaarden van de categorie-indeling van categorie 1 opgenomen in bijlage 8.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 234.BWR.In één en hetzelfde gebouw mogen vergunde [1 toeristische logiezen]1 en kamers die als woning verhuurd worden voor minder dan tien maanden en waarvoor geen enkele vergunning is toegekend, niet naast elkaar bestaan.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 235.BWR. De gastenkamer is in één of meerdere woonruimten van de woning van de houder gelegen. Er is minstens toegang tot één woonruimte voor de toeristen om er het ontbijt te nuttigen en deel te nemen aan het gezinsleven. De voor toeristen toegankelijke ruimtes dienen er verzorgd uit te zien en zich in een perfecte staat van schoonheid en hygiëne te bevinden.

Art. 236.BWR. Het streekgebonden toeristisch logies en de gemeubileerde vakantiewoning worden aan de hand van een nummer of een specifieke naam, op zichtbare wijze aangebracht, geïdentificeerd.

Art. 237.BWR.Grote onderkomens zijn uitgerust met buitenruimtes voor privé-parkeergelegenheid en ontspanning die aangepast zijn aan de maximumcapaciteit van [1 het toeristische logies]1 zonder lager te mogen zijn dan één are per tien bedden. Daarnaast voldoet hij aan één van beide volgende criteria :
  1° ofwel hij is gelegen buiten een bewoonde kern op een afstand die de kalmte van de omwoners verzekert;
  2° de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks beheer van [1 het toeristische logies]1 of bij gebrek een behoorlijk gemandateerde verantwoordelijke verblijft permanent ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid. Hij waakt erover dat het huurcontract goed wordt toegepast en dat de rust van de omwonenden strikt wordt nageleefd.
  De vergunninghouder zorgt ervoor dat de bewoners van zijn [1 toeristische logies]1 de omwoners en hun normale rust eerbiedigen.
  Indien de betrokken burgemeester bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme tussenbeide moet komen omdat de bewoners van [1 het toeristische logies]1 de rust van de omwonenden verstoren, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme de burgemeester in over het gevolg dat gegeven is aan diens tussenkomst binnen de drie maanden na ontvangst ervan.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 238.BWR. Het streekgebonden toeristisch logies of de gemeubileerde vakantiewoning worden tijdens een minimumduur van jaarlijks vier maanden, waaronder minstens een periode van één maand tussen februari en mei, een periode van twee maanden tussen juni en september en een periode van één maand tussen oktober en januari, ter beschikking van de toeristen gesteld.

Art. 239.BWR.Voor de landelijke vakantiewoningen, de vakantiewoningen in de stad, de vakantiewoningen op de hoeve en de gemeubileerde vakantiewoningen wordt er in het voor elke bewoning ondertekende contract minstens melding gemaakt van :
  1° de wezenlijke kenmerken van [1 het toeristische logies]1;
  2° de identificatie van de woning door middel van ofwel de huurcode, ofwel het officiële vergunningsnummer, ofwel de naam en het nummer dat door de houder aan [1 diens toeristische logies]1 is toegewezen;
  3° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit, evenals de categorie-indeling van [1 het toeristische logies]1;
  4° de huurprijs en de gedetailleerde opgaven van de huurlasten, met inbegrip van de toeristenbelasting per overnachting, de kostprijs en de berekeningswijze ervan;
  5° de voorwaarden voor de bewoning ervan en het eventuele waarborgbedrag;
  6° de duur van de bewoning;
  7° voor de grote onderkomens, de voorwaarden waaronder het respect voor en de rust van de omwonenden worden gewaarborgd.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 240.BWR.De houder van een vergunning voor streekgebonden toeristisch logies, [1 of elke natuurlijke persoon die hij daartoe aanwijst]1 geven de toeristen de best mogelijke ontvangst, stellen alles in het werk om hun verblijf makkelijk te maken en hen te helpen bij het zoeken naar toeristische informatie. De ontvangst wordt ter plaatse aangeboden aan het begin van het verblijf.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 51, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 241.BWR.Binnen- en buitenkant van [1 het toeristische logies]1 dienen er verzorgd uit te zien en in een perfecte staat van schoonheid en hygiëne te verkeren. [1 Vóór dit logies]1 verhuurd wordt, dient zij volledig schoon te worden gemaakt en te worden verlucht.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 52, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 4. - Gastentafels [1 ...]1   ----------   (1)
Art. 242.BWR.[1 De gastentafel :
   1° vult de activiteit van de gastenkamer of van de gastenkamer op de hoeve aan;
   2° stelt één enkel dagmenu of dagschotel voor;
   3° bedient de maaltijd op de familietafel;
   4° is voorbehouden voor de toeristen die in het toeristische logies verblijven.
   De Minister kan andere technische voorwaarden vastleggen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 53, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 243.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 54, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 5. [1 - Toeristische campings en campings op de hoeve]1   ----------   (1)
Art. 244.D. [1 Een niet-verplaatsbaar verblijf :
   1° blijft de eigendom van de vergunninghouder of de eigenaar van de camping;
   2° wordt uitsluiten verhuurd aan de doorreizende kampeerders;
   3° wordt niet gebruikt als permanente bewoning;
   4° wordt geïnstalleerd in een gebied dat daartoe voorzien is.
   Het aantal niet-verplaatsbare verblijven mag niet hoger zijn dan 40 % van het totaalaantal kampeerplaatsen van een toeristische camping.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 84, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 245.BWR.[1 Elke toeristische camping]1 dient te voldoen aan de minimumvoorwaarden van de categorie-indeling van categorie 1, opgenomen in bijlage 9, en moet [1 over de vereiste administratieve vergunning beschikken]1.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 55, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 246.BWR.[1 Om aan de gezondheidsvoorwaarden te voldoen, voldoen de toeristische camping en de camping op de hoeve aan volgende voorwaarden :
   1° op een gezonde plaats gelegen zijn;
   2° indien bedoelde camping zich langs een waterloop bevindt, moet er een strook zonder enige installatie met een minimumbreedte van acht meter, berekend vanaf de gewoonlijke oever van die waterloop, voorhanden zijn; de breedte van die strook mag evenwel naar vijftien meter worden uitgebreid indien die verbreding verantwoord is door de geografische kenmerken van het terrein.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 56, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 247.BWR.[1 Om aan de uitrustingsvoorwaarden van de plaats te beantwoorden, dient de toeristische camping voorzien te zijn van :
   1° een systeem voor de bevoorrading met drinkwater dat voldoet aan de door de Minister bepaalde minimale voorwaarden m.b.t. zijn opvatting, zijn dagelijks minimumwaterdebiet en het gebruik waarvoor het is bestemd;
   2° een elektrisch systeem voor de verlichting van de installaties waar een collectief gebruik van wordt gemaakt, en waarvan de Minister de eigenschappen bepaalt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 57, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 247/2.MB. [1 Het systeem voor de bevoorrading met drinkwater bedoeld in artikel 247.BWR, eerste lid, 1°:
   a) wordt zo opgevat dat het verdeelde water niet verontreinigd kan worden;
   b) waarborgt een dagelijks minimumwaterdebiet van honderd liter per standplaats en bevat per geheel van vijfentwintig standplaatsen of een breukdeel daarvan minstens één tappunt in hard materiaal waar de lozing van afvalwater mogelijk is;
   c) het gebruik van niet-drinkbaar water is enkel toegestaan voor de werking van de douche- en toiletinstallaties en daar dient op zeer zichtbare wijze op gewezen te worden;
   Het in artikel 247. BWR, eerste lid, 2°, bedoelde elektrisch systeem voor de verlichting van de installaties waar een collectief gebruik van wordt gemaakt, bevat per geheel van tien standplaatsen of een breukdeel daarvan, een stopcontact dat bij de wastafels geplaatst is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>


Art. 248.BWR.[1 Om aan de hygiënevoorwaarden te beantwoorden, dient de toeristische camping voorzien te zijn van :
   1° een gesloten en overdekt gebouw dat speciaal voor de kampeerders is ingericht, waarin het sanitair zich bevindt, en waarvan de minimale samenstelling door de Minister wordt bepaald;
   2° een materiaal voor de inzameling van afval dat te allen tijde operationeel dient te zijn en waarvan de Minister de kenmerken bepaalt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 58, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 248/2.MB. [1 § 1. De in artikel 248.BWR, eerste lid, 1°, bedoelde sanitaire installaties, zijn voorzien van minstens:
   a) een wc met spoeling en een wastafel met wandspiegel en plankje, per geheel van tien standplaatsen of een breukdeel ervan; dit aantal wordt op twintig gebracht voor de standplaatsen die op de waterverdeling of op de riolering aangesloten worden;
   b) een urinoir met spoeling per geheel van veertig standplaatsen of een breukdeel ervan;
   c) een douche met lopend warm en koud water per geheel van vijftig standplaatsen of een breukdeel ervan;
   d) een afvoer voor chemische wc's die overeenstemt met de vigerende sectorale normen.
   Voor de toepassing van de punten a en c bedoeld in vorig lid wordt het minimumaantal wc's, wastafels of douches op twee gebracht indien het totaal aantal standplaatsen respectievelijk tien en vijftig niet overschrijdt. Het aantal sanitaire installaties voor mannen en vrouwen is in gelijke mate opgedeeld. Er wordt geen rekening gehouden met individuele sanitaire uitrustingen.
   § 2. Het in artikel 248.BWR, eerste lid, 2°, bedoelde materiaal voor de inzameling van afval bestaat uit ofwel van een deksel voorziene vuilnisbakken, ofwel plastic zakken ofwel gesloten containers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>


Art. 249.BWR.[1 De standplaatsen en de kampeerverblijven van een toeristische camping voldoen aan volgende voorwaarden :
   1° de mobiele kampeerverblijven, terrassen, luifel en voortent in zeil inbegrepen, hebben een grondoppervlakte die maximum een derde van de oppervlakte van de standplaats bedraagt. De minimale oppervlakte van een standplaats voorbehouden voor de mobiele kampeerverblijven bedraagt 50 m2;
   2° de niet-verplaatsbare kampeerverblijven, terrassen, luifel en voortent in zeil inbegrepen, hebben een grondoppervlakte die maximum een derde van de oppervlakte van de standplaats bedraagt;
   3° een terras kan worden toegevoegd bij het mobile kampeerverblijf op de volgende cumulatieve voorwaarden :
   a) onafhankelijk zijn van het mobiele kampeerverblijf en de mobiliteit van het mobiele kampeerverblijf niet hinderen;
   b) niet voorzien zijn een hechting aan de grond;
   c) in perfecte onderhoudstaat gehouden worden;
   d) niet voorzien zijn van allerlei inrichtingen en bouwen;
   e) in geval van een verhoogd terras, over leuningen beschikken;
   4° elk mobiel kampeerverblijf dient uit zijn ontwerp en zijn bestemming permanent verplaatsbaar te blijven. De Minister bepaalt de methoden waarmee kan gewaarborgd worden dat het kampeerverblijf permanent verplaatsbaar blijft;
   5° aanbouwen, of niet-verplaatsbaar of afbreekbaar, zijn bij alle kampeerverblijven verboden, met uitzondering van de terrassen, luifels of voortenten in zeil en opberghokjes zoals bepaald in artikel 249/2;
   6° op elke standplaats mag slechts één mobiel of niet-verplaatsbaar verblijf worden geplaatst. De houder kan evenwel de plaatsing van een bijkomende tent op eenzelfde standplaats toestaan op voorwaarde dat de standplaats bezet wordt door gezinsleden van de persoon die de standplaats gehuurd heeft en enkel op standplaatsen die voorbehouden zijn voor kampeerders op doortocht;
   7° de op de grond berekende minimumafstand tussen de op verschillende standplaatsen geplaatste kampeerverblijven bedraagt vier meter;
   8° op eenzelfde toeristische camping dienen de mobiele en de niet-verplaatsbare verblijven gesorteerd te worden in duidelijk gescheiden stroken. Ze zijn uitsluitend voorbehouden voor kampeerders op doortocht en de standplaatsen voorbehouden aan de kampeerders op doortocht en seizoensgebonden kampeerders worden gesorteerd in duidelijk gescheiden stroken;
   9° op het kampeerterrein dienen alle standplaatsen voor kampeerverblijven materieel afgebakend te zijn en op zichtbare wijze individueel geïdentificeerd te worden aan de hand van een doorlopende en permanente nummering die overeenstemt met het plan dat bij de toekenning van de vergunning is goedgekeurd; zij mogen enkel omgeven worden met eenvormige omheiningen die de verplaatsbaarheid van de kampeerverblijven niet in de weg staan. In de gemiddelde en hoge voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een camping kan er echter geen enkele omheining geplaatst worden;
   10° 25 % van het totaal aantal standplaatsen van een toeristische camping worden voorbehouden voor kampeerders op doortocht; die standplaatsen voorbehouden aan de mobiele kampeerverblijven en verhuurd door de uitbater of de vergunninghouder kunnen in aanmerking worden genomen voor de berekening van het aantal standplaatsen voorbehouden aan de kampeerders op doortocht tegen maximum 10 % van het totaal aantal standplaatsen;
   11° de standplaatsen behouden een grasachtig uitzicht;
   12° de treden en trappen met trapleuning voor de toegang tot het verblijf zijn wegneembaar en beperkt door hun afmetingen tot hun strikte functies. Uitzonderlijk kan een verplaatsbare leuning een gemakkelijker toegang voor de mindervaliden mogelijk maken. Zij mogen de verplaatsbaarheid van het kampeerverblijf geenszins in de weg staan;
   13° onder geen enkele caravan mogen voorwerpen opgeborgen worden, behalve tijdens de daadwerkelijke duur van het verblijf van de kampeerders, wat bovendien beperkt dient te blijven tot zaken die in een onmiddellijk verband staan met hun verblijf.
   Voor elke toeristische camping leven alle terrassen, opberghokjes en omheiningen een door de vergunninghouder vastgelegd model na.
   De Minister kan de technische voorwaarden bedoeld in het eerste lid bepalen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 59, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 249/1.D. [1 Het beoefenen van camping is verboden :
   1° op de openbare weg, met uitzondering van de uitgeruste ruimten voor de ontvangst van campers;
   2°binnen een straal van 100 meter van plaatsen waar water voor menselijk gebruik wordt gewonnen;
   3° in een landschap geklasseerd door de bevoegde overheden.
   Het toevallig beoefenen van de camping, buiten de openbare wegen, is ten voorlopige titel toegelaten door middel van tenten, tourcaravans en motorhomes op voorwaarde een voorafgaandelijk en schriftelijk akkoord te bekomen van de burgemeester ter gelegenheid van eenmalige sportieve, culturele of sociale manifestaties, georganiseerd door wettelijk opgerichte verenigingen.
   De burgemeester zal erop toezien dat alle maatregelen worden genomen teneinde de hygiëne, de veiligheid, de openbare rust en de goede plaatselijke inrichting te garanderen. In geval van zware tekortkoming aan deze bepalingen zal de burgemeester onmiddellijk een einde kunnen stellen aan de bezetting van de plaats.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 85, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 249/2.BWR. [1 Het opberghokje :
   1° is uitsluitend bestemd voor het opbergen;
   2° is onafhankelijk van de kampeerverblijven;
   3° is uitsluitend bestemd voor de seizoensgebonden kampeerders;
   4° verhindert de mobiliteit van de kampeerverblijven niet;
   5° wordt in perfecte onderhoudstaat gehouden;
   6° voldoet aan de technische voorwaarden zoals bepaald door de Minister en betreffende de vestigingsplaats van het opberghokje, de grondoppervlakte, zijn materialen en onderdelen, de architecturale vorm van de wanden en van het dak, de hechting aan de grond en de binnen- en buiteninrichting.
   Eén enkel opberghokje wordt per standplaats toegelaten.
   De Minister kan de technische voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 1° tot 6°, bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 60, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 249/3.MB. [1 Overeenkomstig artikel 249. BWR, 4°, dienen de dissel en wielen van het mobiele kampeerverblijf permanent gebruiksklaar te blijven zodat het kampeerverblijf permanent verplaatsbaar blijft. Het mag enkel gestabiliseerd worden met behulp van de poten die de bouwer daarvoor voorzien heeft. Die mogen enkel op een niet aan de grond vastgemaakte sokkel geplaatst worden om te voorkomen dat steunpoten en wielen in de grond zakken. De sokkel mag niet hoger zijn dan dertig centimeter om het kampeerverblijf makkelijk en snel te kunnen verplaatsen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>


Art. 249/4.MB. [1 Overeenkomstig artikel 249/2. BWR voldoet het opberghokje aan de volgende voorwaarden:
   1° zijn grondoppervlakte, met inbegrip van de overhangende daken, beslaat maximum 4 m2 en de hoogte beslaat maximum 2,25 meter;
   2° zijn materiaal bestaat ofwel uit donker getint hout, verf uitgesloten, zodat de natuurlijke textuur van het hout zichtbaar blijft, ofwel uit wanden van PVC of metalen éénkleurige wanden, waarbij de bedekking van de metalen opberghokjes dezelfde kleur moeten hebben als de wanden of een donkerder kleur moeten hebben;
   3° zijn wanden zijn verticaal en zonder openingen, de toegangsdeur uitgezonderd;
   4° zijn zadeldak heeft beide kanten met dezelfde hellingsgraad, de overhangende delen zijn tot het strikt noodzakelijke beperkt voor de bescherming van de wanden, bijkomende dakgoten en regenpijpen zijn verboden;
   5° de hechting aan de grond is verboden;
   6° het mag niet door enig middel opgehoogd worden; indien het een hellend terrein betreft, moet het opberghokje gedeeltelijk in de grond ingegraven worden en het mag niet opgehoogd worden om het hoogteverschil ongedaan te maken;
   7° bij het opberghokje mag er geen enkele aanbouw voorzien zijn zoals dierenhokken of bergruimtes voor gasflessen;
   8° op het opberghokje mogen geen antennes geplaatst worden; het mag niet op de waterverdeling worden aangesloten, noch uitgerust worden met verwarmingsmiddelen of andere installaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>


Art. 250.BWR.§ 1. [1 [2 De hoge voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een toeristische camping en van een camping op de hoeve mag geen stacaravans, opberghokjes, heggen, omheiningen of andere gelijksoortige inrichtingen ontvangen. De buitenmeubels, de luifels en de voortenten in zeil of andere gelijksoortige inrichtingen zijn in de hoge voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een toeristische camping of een camping op de hoeve enkel toegelaten tijdens de periode van 15 maart tot 15 november.]2
   Die hoge voorkomingsomtrek kan enkel, mits stedenbouwkundige vergunning en overstemming met laatstgenoemde wanneer ze vereist is, de volgende installaties ontvangen :
   a) mobiele kampeerverblijven te allen tijde;
   b) tourcaravans tijdens de periode tussen 15 maart ten 15 november;
   c) niet-verplaatsbare installaties met alle faciliteiten voor de kampeerders, met uitzondering van het logies, voor zover ze voor een stedenbouwkundige vergunning in aanmerking zijn gekomen;
   d) niet-verplaatsbare kampeerverblijven bestemd voor het logies van de kampeerders voor ze voor een stedenbouwkundige vergunning in aanmerking zijn gekomen en een hydraulisch/hydrologisch onderzoek voor het afgeven van de vergunning is verricht en van dien aard is dat het gebrek aan risico gebonden aan de overstromingen wordt bewezen.
   De gemiddelde en geringe voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een toeristische camping mag, in voorkomend geval mits een stedenbouwkundige vergunning wanneer ze krachtens het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling vereist wordt, elk type mobiel of niet-verplaatsbaar kampeerverblijf ontvangen.
   [2 ...]2]1
  § 2. [1 De aanvrager of de houder van de vergunning kan evenwel één of meerdere afwijkingen van de in vorige paragraaf bedoelde bepalingen aanvragen. Dat verzoek om afwijking bewijst dat de schade in geval van overstroming aanzienlijk beperkt wordt door minstens één van de volgende elementen gemotiveerd :
   1° de uitvoering van inrichtingen na het opmaken van de cartografie van het risico op overstromingen en voor zover die inrichtingen de waarde van het risico verminderen en in voorkomend geval het voorwerp hebben uitgemaakt van een stedenbouwkundige vergunning;
   2° de verbintenis om inrichtingen uit te voeren die de waarde van het risico kunnen verminderen, in voorkomend geval, het voorwerp hebben uitgemaakt van een definitieve stedenbouwkundige vergunning;
   3° een behoorlijk aangetoonde duidelijke vergissing in de cartografie van het risico op overstromingen.]1
  De aanvragen tot afwijking bedoeld in laastgenoemd lid mag te allen tijde ingediend worden; ze wordt behandeld overeenkomstig de beroepsprocedure bedoeld [1 artikelen 289 tot 293]1.BWR.
  Zodra een dergelijke aanvraag om afwijking volgens de modaliteiten bedoeld in het tweede lid wordt ingediend, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme bovendien een aanvraag om gemotiveerd advies aan de bevoegde Directie van de Waalse Overheidsdienst volgens het type categorie betrokken waterlopen. Het advies wordt binnen veertig dagen uitgebracht door de betrokken Directie.
  Onmiddellijk na ontvangst van dat advies maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme er een afschrift van over aan de aanvrager en aan de Voorzitter van de Beroepscommissie.
  [1 § 3. Voor zover de camping en zijn bouwwerken, inrichtingen en installaties behoorlijk toegelaten zijn en met de afgegeven vergunningen overeenstemmen, beschikt de exploitant van een toeristische camping of van een camping op de hoeve over een door het Commissariaat-generaal voor Toerisme vastgelegde termijn om de maatregelen nodig voor de naleving van § 1 te treffen.
   De in het eerste lid bedoelde termijn wordt bepaald naar gelang van, in voorkomend geval, de administratieve stappen vóór de uitvoering van werken en inrichtingen alsook de omvang van die werken en inrichtingen. Die termijn mag niet hoger zijn dan acht jaar. De Minister kan voorstellen dat die termijn met twee jaar wordt verlengd.
   Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van § 3 onderwerpt de exploitant van de toeristische camping of van de camping op de hoeve of de vergunninghouder een gedetailleerd, haalbaar en gemotiveerd programma per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme waarin de overwogen middelen voor het laten weghalen van de betrokken stacaravans worden omschreven.
   Binnen tien werkdagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst van dat programma dat minstens de volgende gegevens omvat :
   1° het aantal standplaatsen betrokken bij de hoge voorkomingsomtrek;
   2° het aantal stacaravans gelegen op die standplaatsen;
   3° hun eventuele verplaatsing in of buiten het terrein;
   4° in voorkomend geval, de administratieve stappen inzake stedenbouw en leefmilieu die met het oog op hun verplaatsing ondernomen moeten worden;
   5° de eventuele werken die uitgevoerd moeten om het terrein in overeenstemming te brengen met deze bepaling.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 61, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BWG 2019-07-18/14, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 21-09-2019>

Art. 251.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 62, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 252.BWR.[1 Onverminderd de artikelen 246 en 250 voldoet de camping op de hoeve enkel aan volgende voorwaarden :
   1° er mag niet meer dan één camping op de hoeve zijn per landbouwbedrijf;
   2° de camping beschikt over mobiele kampeerverblijven of leegstaande plaatsen die zich [5 bij]5 de hoevegebouwen bevinden, die volledig deel uitmaken van een landbouwbedrijf en die gevestigd zijn op een gezond terrein met een minimumoppervlakte van één are per verplaatsbaar verblijf;
   3° de camping beschikt over een systeem voor de bevoorrading met drinkwater en van sanitaire installaties zoals bepaald door de Minister;
   4° de camping kan enkel bezet worden tijdens de periode die aanvangt vijftien dagen vóór Pasen en eindigt jaarlijks op 15 november, evenals tijdens de periode gaande van 15 december tot en met 15 januari van het daarop volgende jaar.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 63, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 252/1.D. [1 Elke camping op de hoeve :
   1° heeft een maximale capaciteit van zes verplaatsbare verblijven en van dertig personen hierna "ruimte voor de ontvangst op de hoeve" genoemd of;
   2° heeft een capaciteit gelegen tussen de zeven en veertien verplaatsbare verblijven en een maximale capaciteit van vijfenveertig personen of;
   3° heeft een capaciteit gelegen tussen vijftien en twintig verplaatsbare verblijven en een maximale capaciteit van zestig personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 86, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 252/2.MB. [1 De in artikel 252. BWR, 3°, bedoelde sanitaire installaties dienen voorzien te zijn van minstens twee wc's met spoeling en een douche met lopend warm en koud water in de hoevegebouwen of in een verblijf dat voor de kampeerders voorbehouden is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>


Afdeling 6. - De vakantiedorpen en hun verblijfseenheden
Art. 253.D. Enkel een vertegenwoordigende instantie mag een vergunning betreffende een vakantiedorp houden.

Art. 254.BWR.De vakantiedorpen en de verblijfseenheden voldoen aan de respectievelijke minimumvoorwaarden van de categorie-indeling van categorie 1 vermeld in bijlage 10. [1 Die criteria kunnen betrekking hebben op hun bewoonbare oppervlakte, hun uitrustingen en hun comfort.]1
  De verblijfseenheden zijn uitgerust met een doeltreffende en snelle verwarming.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 64, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 255.BWR. De vakantiedorpen en de verblijfseenheden worden geïdentificeerd aan de hand van een nummer of een specifieke naam die goed zichtbaar aangebracht wordt.

Art. 256.BWR. De verblijfseenheden zijn uitgerust met buitenruimten voor het privé-parkeren en de ontspanning, aangepast aan hun maximumcapaciteit, zonder lager te zijn dan één are per tien bedden.

Art. 257.BWR. De verblijfseenheid wordt ter beschikking gesteld van de toeristen tijdens een minimumduur van jaarlijks zes maanden tussen 1 april en 31 december.

Art. 258.BWR.Voor de verblijfseenheden vermeldt het contract dat voor elke bezetting ondertekend wordt minstens :
  1° de wezenlijke kenmerken van de verblijfseenheid;
  2° de identificatie van de verblijfseenheid door middel van ofwel de handelscode, ofwel het officiële vergunningsnummer, ofwel de naam, ofwel het nummer dat door de eigenaar is toegekend;
  3° de basis- en maximumcapaciteit[1 ...]1;
  4° de huurprijs en de gedetailleerde opgave van de lasten, met inbegrip van de toeristenbelasting per overnachting, de kostprijs ervan en de berekeningswijze ervan;
  5° de voorwaarden voor de bewoning ervan en het eventuele waarborgbedrag;
  6° de duur van de bewoning.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 65, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 259.BWR. Elk vakantiedorp beschikt in zijn omtrek over een lokaal voor de ontvangst en de informatieverstrekking, parkeerplaatsen en een ruimte voor sport en spel die aan de onderkomenscapaciteit ervan aangepast is.

Art. 260.BWR. De omgeving, de buiteninrichting en de collectieve uitrustingen van de vakantiedorpen en de binnenhuisinrichting van de verblijfseenheden dienen er verzorgd uit te zien, regelmatig onderhouden te zijn en in een perfecte staat van schoonheid en hygiëne te verkeren. Vóór de inrichting verhuurd wordt, dient zij volledig schoon te worden gemaakt en te worden verlucht.

Afdeling 7.   
Art. 261.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 87, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
Afdeling 1. - Beginselen
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 262.D. De hotelbedrijven, het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen, [1 de toeristische campings, de campings op een hoeve en de vakantiedorpen uitgezonderd, voldoen aan]1 de criteria vastgesteld door de Regering met het oog op hun categorie-indeling. Die criteria kunnen betrekking hebben op de inrichting, de uitrusting en de concipiëring van [1 de toeristische logies]1, diens naaste omgeving en toegangswegen, evenals op de netheid en het onderhoud van de inrichting en op de dienstverlening, de ontvangst, de voorgestelde activiteiten en vrijetijdsactiviteiten. Daarnaast kunnen die criteria, wat de vakantiedorpen betreft, eveneens betrekking hebben op hun kader en dichtheid.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert een indeling aan die [1 toeristische logiezen]1 bij het afleveren van een machtiging om de benaming te gebruiken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 88, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 263.BWR.[1 De normen waaraan de hotelbedrijven, de streekgebonden toeristische logiezen, de gemeubileerde vakantiewoningen, de toeristische campings, de campings op een hoeve de vakantiedorpen en de verblijfseenheden ervan uitgezonderd, dienen te voldoen met het oog op hun categorie-indeling, zijn opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 10.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 67, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 264.D. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme een afwijking toestaan van één of meerdere criteria voor de categorie-indeling indien het van mening is dat het hotelbedrijf, het streekgebonden toeristische logies, de gemeubileerde vakantiewoning, [1 de toeristische camping of het vakantiedorp]1, rekening houdend met diens bijzondere kenmerken, technisch in de onmogelijkheid verkeert om aan die criteria te voldoen. De Regering kan het aantal criteria die voor een afwijkingsmaatregel in aanmerking komen, beperken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 89, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 265.D. De vergunninghouder meldt het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die de toegewezen categorie-indeling zou kunnen beïnvloeden, bij ter post aangetekend schrijven, binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.

Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor vakantiedorpen en verblijfseenheden
Art. 266.D. § 1. [1 Er wordt één enkele en enige indeling toegekend per vakantiedorp en het omvat ook de indeling van de verblijfseenheden.]1
  § 2. Enkel de vertegenwoordigende instantie is ertoe gemachtigd de indeling van [1 een vakantiedorp]1 bij een categorie en elke afwijking of daarop betrekking hebbend beroep aan te vragen.
  § 3. De vertegenwoordigende instantie die houder is van een vergunning is ertoe verplicht elke eigenaar van een verblijfseenheid die in de omtrek van het vakantiedorp gelegen is, te vertegenwoordigen in het kader van de procedures bedoeld in vorige paragraaf.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 90, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor gastenkamers
Art. 267.D. Indien meerdere gastenkamers of gastenkamers op de hoeve in eenzelfde gebouw toegelaten zijn, wordt hen één enkele en enige categorie-indeling toegekend. Elke kamer dient de criteria noodzakelijk voor de toegewezen categorie-indeling na te leven.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 91, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderdeling 4. - Schilden
Art. 268.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vergunninghouder een schild af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Waalse Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.
  Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.

Art. 269.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vertegenwoordigende instantie een schild voor het vakantiedorp en voor elke verblijfseenheid af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Waalse Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.
  Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.

Art. 270.BWR.Het schild vermeldt de toegelaten benaming en de categorie waarin de toeristische logiesverstrekkende inrichting ingedeeld wordt. Hij moet op zichtbare wijze op de toeristische logiesverstrekkende inrichting en bij de hoofdingang aangeplakt worden.
  Voor de gastenkamers, de gastenkamers op de hoeve, [1 ...]1 wordt er een bijkomend schild aangebracht boven de toegangsdeur van elke vergunde kamer.
  Onverminderd het tweede lid wordt er, indien er in een gebouw verschillende [1 toeristische logiezen]1 zijn ondergebracht die voor dezelfde benaming en een identieke categorie-indeling in aanmerking komen, één enkel schild in de nabijheid van de hoofdtoegang aangebracht.
  Het schild dat voor elke verblijfseenheid van een vakantiedorp afgeleverd wordt, vermeldt de categorie-indeling. Hij moet op zichtbare wijze op de verblijfseenheid en bij de hoofdingang ervan aangeplakt worden.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 68, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 271.BWR. De Minister bepaalt het model van het schild bedoeld in artikel 268.D en 269.D.

Art. 272.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1. D, 23°]1, overgenomen in bijlage 11.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 273.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 29°, a) tot c)]1 overgenomen in bijlage 12.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 274.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 29°, d) en e)]1 overgenomen in bijlage 13 en 13 bis.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 275.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 35°]1, overgenomen in bijlage 14.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 276.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 11° en 12°]1, overgenomen in bijlage15° en 15 bis.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 277.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 53°]1, overgenomen in bijlage 16.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 278.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 50°]1, overgenomen in bijlage 17.
  ----------
  (1)<MB 2017-07-05/12, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>

Art. 279.BWR. Het schild wordt teruggegeven binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de vergunning of tot herziening van de indeling, of in geval van beroep, van zijn bevestiging.
  Indien men vrijwillig van het gebruik van de benaming afziet, wordt daar bij ter post aangetekend schrijven kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het schild wordt erbij gevoegd.

Afdeling 2. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 280.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme herziet [1 , volgens de procedure bepaald door de Regering,]1 de categorie-indeling van een hotelbedrijf, een streekgebonden toeristisch logies, een gemeubileerde vakantiewoning, [1 een toeristische camping of een vakantiedorp]1 indien die indeling overeenstemt met de voorwaarden die beantwoorden aan de indeling bij een hogere of lagere categorie.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 92, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 281.BWR. [1 Indien de vergunninghouder om de herziening van de categorie-indeling verzoekt en daarbij al dan niet een verzoek indient om af te wijken van een criterium van de categorie-indeling, gebeurt dat per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door laatstgenoemde afgegeven formulier.
   Daarbij worden alle inlichtingen en documenten gevoegd die de herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, het toestaan van de afwijking mogelijk zouden maken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 69, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 282.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 70, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 283.BWR. Er kan geen afwijking worden toegestaan voor meer dan twee indelingscriteria.

Art. 284.BWR. [1 Indien het van mening is dat het verzoek alle bestanddelen omvat om met perfecte kennis van zaken over het verzoek te beslissen, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek een bericht van ontvangst aan de aanvrage over waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Indien dat niet het geval is, richt het binnen dezelfde termijn een gecertificeerde zending aan de aanvrager waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde inlichtingen over te maken en over de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. Binnen de tien werkdagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 285.BWR. [1 Indien verzocht wordt om afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme het verzoek voor advies overmaken aan de voorzitter van het bevoegd technisch comité en tegelijk geeft hij kennis aan de aanvrager van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Het bevoegd technisch comité brengt een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 286.BWR.[1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   De beslissing van het Commissariaat-generaal wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Op elke vergadering van het bevoegd technisch comité wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen tot herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, tot afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling.
   De in het eerste lid bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
   Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de aanvrager binnen de in het eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat gelijk met een beslissing tot toekenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 287.BWR. [1 Indien de herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gebeurt, wordt diens beslissing getroffen overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikelen 217/1 tot en met 221.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK IV. - Beroepen
Afdeling 1. - Beroepsprocedure
Art. 288.D. De verzoeker of de houder van een vergunning, hierna eveneens "de verzoeker" genoemd, kan een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing :
  1° tot weigering of tot intrekking van de vergunning;
  2° tot toelating onder een benaming die van de aangevraagde benaming verschilt;
  3° tot weigering om een afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning of van het gebruik van de benaming overeenkomstig artikel 222.D, tweede lid, of van de criteria inzake de categorie-indeling overeenkomstig artikel 264.D toe te kennen;
  4° tot herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van voorwaardelijke toekenning;
  5° tot weigering om de herziening van de categorie-indeling toe te kennen;
  [1 De Regering bepaalt de procedure die van toepassing is in het geval van een beroep tegen een beslissing bedoeld in het eerste lid.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 94, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 289.BWR.[1 § 1er. Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing.
   Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing gevoegd.
   Het beroep is niet opschortend behalve indien het betrekking heeft op een beslissing tot intrekking van de vergunning of herziening van de categorie-indeling bedoeld in lid 288.D, eerste lid, 4°. In beide gevallen wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek dat aan de aanvrager wordt gewaarborgd om zijn beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de Minister die over het beroep beslist.
   § 2. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager.
  Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie bedoeld in artikel 295.D.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 290.BWR. [1 De aanvrager kan verzoeken om door de beroepsadviezencommissie te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel per gecertificeerde zending gericht aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van diens beroep.
   De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
   De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 291.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de aanvrager overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door de Minister voorbijgegaan.
   Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 292.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep en richt zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 289, § 2.
   Indien de Minister zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.
   De beslissing van de Minister wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de aanvrager gericht. Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar het toeristische logies gevestigd is, meegedeeld. Op elke vergadering van het bevoegd technisch comité wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 293.BWR. [1 De in artikel 292, eerste lid, bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
   Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van de Minister aan de aanvrager binnen de termijn bedoeld in artikel 292, eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat gelijk met een beslissing tot toekenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 294.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Beroepsadviescommissie
Art. 295.D. Er wordt een beroepsadviezencommissie opgericht, hierna "de commissie" genoemd, die ermee belast is om adviezen uit te brengen over de beroepen waarvan sprake in artikelen 288.D en 325.D.

Art. 296.D. § 1. De commissie bestaat uit :
  1° één voorzitter;
  2° [1 een bemiddelaar van het Waalse Gewest;]1
  3° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité hotelbedrijf;
  4° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité [1 streekgebonden toeristische logiezen]1 en gemeubileerde vakantiewoningen;
  5° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité openluchtwezen;
  6° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité sociaal toerisme;
  7° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité vakantiedorpen [1 ...]1.
  § 2. De Regering benoemt de voorzitter en de commissieleden.
  Voor elk gewoon lid, behalve de voorzitter, benoemt de Regering een plaatsvervanger.
  § 3. Een bijkomend lid dat het Commissariaat-generaal voor Toerisme vertegenwoordigt, kan met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bijwonen.
  § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 96, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 297.D. De leden voorgedragen door de technische comités dienen buiten eigen kring gekozen te worden.
  Zij zetelen enkel indien het uit te brengen advies het soort [1 toeristische logies]1 betreft die onder de bevoegdheid valt van het technisch comité dat zij vertegenwoordigen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 97, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 298.D. De ambten van voorzitter, commissieleden en hun plaatsvervangers hebben een duur van vijf jaar ingaand te rekenen van de datum van hun benoemingsbesluit. Elk mandaat is hernieuwbaar.
  In afwijking van vorig lid wordt de samenstelling van de adviescommissie herzien binnen de zes maanden volgend op de hernieuwing van de technische comités. De commissie vergadert evenwel op geldige wijze zolang diens hernieuwing niet plaatsgevonden heeft.

Art. 299.D. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.
  De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze als minstens de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn.
  De adviezen worden door de aanwezige leden uitgebracht.

Art. 300.D. De Regering bepaalt de procedure voor de benoeming van de voorzitter en de commissieleden, diens werkingswijze en het bedrag van de vergoedingen en retributies die eventueel worden toegekend aan de voorzitter en aan de leden.

Art. 301.BWR. De leden voorgedragen door de technische comités zijn gekozen uit een lijst van zes namen die door elk technisch comité voorgedragen wordt.

Art. 302.BWR.De [1 Ombudsdiensten van het Waalse Gewest]1 worden door de Minister verzocht een lijst van [1 drie]1 kandidaten die zullen zetelen in de commissie bedoeld in artikel 295.D voor te dragen.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 74, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 303.BWR. De plaatsvervangende leden worden benoemd volgens dezelfde procedure als die voor de gewone leden en op grond van dezelfde lijsten.
  Het plaatsvervangend lid kan zetelen indien het gewone lid voor wie hij als plaatsvervanger optreedt, verhinderd is.

Art. 304.BWR. De Minister is ermee belast de voorzitter en de gewone en de plaatsvervangende leden van de Commissie bedoeld in artikel 295.D te benoemen.

Art. 305.BWR. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door het oudste gewone lid.

Art. 306.BWR. Het mandaat van de commissieleden eindigt bij verlies van de hoedanigheid waarvoor het lid is benoemd.
  De Minister kan de voorzitter of een lid afzetten bij kennelijk wangedrag of ernstige tekortkoming aan de plichten uit zijn ambt of een lid dat van meer dan drie opeenvolgende vergaderingen afwezig blijft, behalve in geval van overmacht.
  Voor elke afzetting wordt de betrokken persoon gehoord door de Minister of diens vertegenwoordiger.

Art. 307.BWR.Valt een mandaat open vóór het verstrijkt, wordt de plaatsvervanger als gewoon lid benoemd voor de overblijvende duur van het mandaat.
  Er wordt in zijn vervanging als plaatsvervangend lid voorzien binnen de zestig dagen volgend op diens benoeming als gewoon lid. Daartoe dragen het betrokken technisch comité of de overeenkomstig artikel 302.D [1 ondervraagde Ombudsdiensten van het Waalse Gewest]1 een lijst van twee namen voor.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 75, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 308.BWR.Het is elk lid, met inbegrip van de voorzitter, verboden te zetelen indien [1 het op de markt concurrerend is of indien]1 het een rechtstreeks belang heeft in wat besproken wordt, ofwel persoonlijk, ofwel via een tussenpersoon, ofwel als zaakgelastigde.
  [1 Het is de Ombudsman bedoeld in artikel 296.D, § 1, 2°, verboden te zetelen indien hij in de uitoefening van zijn functie blootgesteld is met dit geval.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 76, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 309.BWR.De voorzitter en de commissieleden hebben recht op :
  1° een aanwezigheidsgeld van veertig euro per vergadering die zij bijwonen en per technisch bezoek dat ze afleggen;
  2° de terugbetaling van hun [1 rondreiskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode]1;
  3° [1 ...]1
  De forfaitaire vergoeding bedoeld in het eerste lid onder punt 1° wordt jaarlijks aangepast om rekening te houden met de waarde van de index van de consumptieprijzen volgens de formule :
  40 euro x nieuw indexcijfer/aanvankelijk indexcijfer
  waarbij de aanvankelijke index, de index van 1 januari 2005 is en de nieuwe index, de index van de jaardag van die inwerkingtreding.
  In ieder geval worden de bedragen die op grond van vorig lid worden aangepast, naar de lagere eenheid afgerond indien de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid indien de decimaal gelijk zou zijn aan of hoger zou zijn dan 50.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 77, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 310.BWR. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.

HOOFDSTUK V. - Bezwaren
Art. 311.D. De eigenaar van één of meerdere verblijfseenheden kan een gemotiveerd bezwaar bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme indienen tegen :
  1° de weigering van de vertegenwoordigende instantie om een verzoek tot categorie-indeling, de herziening van de categorie-indeling, (subsidie)- of afwijkingsaanvraag of desbetreffende beroepen in te dienen;
  2° de weigering van de vertegenwoordigende instantie om de eigenaars van verblijfseenheden op niet-discriminerende wijze te behandelen.

Art. 312.D. Voorafgaandelijk aan de indiening van elk bezwaar is de eigenaar ertoe gehouden de vertegenwoordigende instantie in gebreke te stellen om diens verplichtingen uit te voeren, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.
   Indien de vertegenwoordigende instantie binnen de dertig dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven niet tot handelen is overgegaan of geen voldoende antwoord geeft, kan de eigenaar van een verblijfseenheid het bezwaar bedoeld in artikel 311.D indienen.
  Het bezwaar wordt ingediend binnen de dertig dagen volgend op het einde van de termijn bedoeld in vorig lid.
  Het is gemotiveerd en wordt bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en daarbij wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.
  Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme het dossier ontvankelijk en de middelen gegrond acht, schakelt het van ambtswege de procedure in voor intrekking van de vergunning volgens de procedure bepaald in artikelen 217.D tot en met 221.D.

TITEL 3. - Sociaal toerisme
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen.
Art. 313.D. Als vereniging voor sociaal toerisme wordt erkend elke vereniging zonder winstoogmerk die aan volgende voorwaarden voldoet :
  1° de bevordering van het sociaal toerisme als voornaamste voorwerp hebben;
  2° sinds minstens drie jaar bestaan;
  3° in het Waalse Gewest over drie centra voor sociaal toerisme hebben en duizend leden per provincie hebben in minstens drie in het Waalse Gewest gelegen provincies;
  4° in diens toeristische logiesverstrekkende inrichtingen een beleid inzake sociaal toerisme tot stand brengen;
  5° diens dagelijks bestuur toevertrouwen aan een persoon van onberispelijk zedelijk gedrag.

HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de verenigingen
Art. 314.D. § 1. De vergunningsaanvraag van een vereniging wordt bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  De Regering stelt de inhoud van de vergunningsaanvraag vast en kan het aantal exemplaren van het dossier waaruit die aanvraag dient te bestaan, aangeven. Hij bepaalt de vorm van de aanvraag.
  Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de vijftien dagen na ontvangst bij ter post aangetekend schrijven een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen. De ontbrekende stukken dienen te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme bij ter post aangetekend schrijven.
  Binnen de vijftien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
  § 2. Gelijktijdig met het versturen aan de aanvragende vereniging van de kennisgeving van het bericht van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies over aan het technisch comité sociaal toerisme.
  Het technisch comité sociaal toerisme brengt een gemotiveerd advies uit en geeft daarvan kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de aanvragende vereniging, binnen de zestig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter is overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.

Art. 315.BWR. Bij de aanvraag tot erkenning van een vereniging worden volgende stukken gevoegd :
  1° een afschrift van de laatst bijgewerkte statuten van de vereniging;
  2° elk bewijsstuk waaruit blijken kan dat aan de voorwaarde bedoeld in artikel 313.D, 3°, is voldaan;
  3° elk stuk waaruit blijkt dat de vereniging een sociaal-toerismebeleid uitstippelt in zijn toeristische logiesverstrekkende inrichtingen;
  4° een uittreksel van het strafregister bestemd voor een openbaar bestuur en afgeleverd sinds minder dan drie maanden op naam van de persoon die belast is met het dagelijks bestuur van de vereniging.

Art. 316.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvragende vereniging binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 314.D, §1, vierde lid.
  Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het technische comité voor sociaal toerisme schaart, geeft het de redenen voor opgegeven.
  De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de verzoeker betekend. Bij elke vergadering van het technische Comité voor sociaal toerisme geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel intrekking van vergunningen.
  Het uitblijven van kennisgeving aan de aanvrager binnen de gestelde termijn staat gelijk met een weigeringsbeslissing.

Art. 317.D. Binnen drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging voor sociaal toerisme laat de vergunninghouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en die op naam van de vervanger is afgeleverd sinds minder dan drie maanden.

Art. 318.D. De aanvragende vereniging meldt aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die van invloed zouden kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning, bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.

HOOFDSTUK III. - Intrekking van de erkenning
Art. 319.D. De erkenning van de vereniging voor sociaal toerisme kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken indien :
  1° de voorschriften van dit Boek niet worden nageleefd;
  2° de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging voor sociaal toerisme veroordeeld is bij beslissing van de rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden en in België is uitgesproken wegens een overtreding omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of die in het buitenland is uitgesproken wegens een feit dat één van die overtredingen uitmaakt, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort is en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;
  3° de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging voor sociaal toerisme veroordeeld is bij beslissing van de rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit Boek.

Art. 320.D. Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een erkenning licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme de houder ervan bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in over de grond voor de voorgenomen intrekking.
  De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgesteld. De aanvrager wordt minstens acht dagen voor de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.

Art. 321.D. Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vereniging voor sociaal toerisme of na laatstgenoemde te hebben gehoord, of bij uitblijven van een reactie van laatstgenoemde binnen de opgelegde termijn richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van technisch comité sociaal toerisme. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 320.D, eerste en tweede leden, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de vereniging voor sociaal toerisme medegedeeld stuk worden bijgevoegd.

Art. 322.D. Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het technische comité voor sociaal toerisme een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de vereniging voor sociaal toerisme. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de overheid die moet beslissen, aan voorbijgegaan.

Art. 323.D. Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vereniging kennis gegeven bij ter post aangetekend schrijven (met ontvangbewijs).
  Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het technische comité voor sociaal toerisme schaart, geeft het de redenen voor opgegeven.
  De beslissing wordt tegelijk medegedeeld aan de voorzitter van het technisch comité sociaal toerisme.

Art. 324.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder bij ter post aangetekend schrijven over in.
  Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na het sturen van het schrijven bedoeld in artikel 320.D, eerste lid.

HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden en procedure voor het beroep
Art. 325.D. Elke vereniging kan een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning.
  Het beroep wordt ingediend binnen de dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing of, in het geval bedoeld in artikel 316.D, vierde lid, na de datum waarop de weigeringsbeslissing als vaststaand wordt beschouwd.
  Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.
  Het beroep is niet opschortend, behalve indien het een intrekkingsbeslissing betreft. In dat geval wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek waarover de vereniging beschikt om het beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de Regering die zich over het beroep uitspreekt.

Art. 326.D. Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvragende vereniging.
  Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie bedoeld in artikel 295.D.

Art. 327.D. De verzoeker kan vragen om door de beroepsadviezencommissie te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de verzoeker van het bericht van ontvangst van diens beroep.
  De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgesteld.
  De aanvragende vereniging wordt minstens acht dagen voor de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.

Art. 328.D. Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de aanvragende vereniging overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting kennis gegeven aan de aanvragende vereniging bij ter post aangetekend schrijven. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de Regering aan voorbijgegaan.
  Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de vijf volgende dag van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvragende vereniging medegedeeld document.

Art. 329.D. De Regering beslist over het beroep en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvragende vereniging binnen de vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 326.D.
  Indien de Regering zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.
  Van de beslissing van de Regering wordt kennis gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvragende vereniging. Bij elke vergadering van het bevoegd technisch Comité voor sociaal toerisme wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.

Art. 330.D. Indien de aanvragende vereniging de beslissing van de Regering niet gekregen heeft binnen de tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 329.D, eerste lid, kan hij een herinneringsschrijven versturen. Deze wordt per gecertificeerde zending gestuurd aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. De inhoud ervan dient het woord "herinnering" te vermelden en op ondubbelzinnige wijze erom verzoeken dat over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd, beslist wordt.
  Indien de kennisgeving van de beslissing van de Regering binnen dertig dagen te rekenen van de ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van de gecertificeerde zending dat de herinnering inhoudt, uitblijft, wordt het stilzwijgen van de Regering geacht een beslissing tot verwerping van het beroep uit te maken.

Art. 331.BWR. De Minister is ermee belast zich uit te spreken over de beroepen bedoeld in dit hoofdstuk.

TITEL 4.- Brandbescherming
HOOFDSTUK I. - Brandveiligheidsattest
Afdeling 1. - Princiepen
Art. 332.D. Geen enkele [1 toeristische logies]1 kan worden uitgebaat zonder brandveiligheidsattest [1 bedoeld in artikel 201/1.D, § 1, 1°]1 behalve indien het een toeristisch kampeerterrein betreft voor wat de mobiele verblijven en de niet voor kampeerders toegankelijke gebouwen aangaat.
  [1 ...]1
  In afwijking van het eerste lid worden de gebouwen waarin exclusief groepen worden ondergebracht die lid zijn van een jeugdvereniging erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of ook nog door de bevoegde overheid van elke lidstaat van de Europese Unie, onderworpen aan de brandveiligheidsnormen vastgelegd door de Regering volgens de procedure die zij bepaalt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 98, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 333.D. [1 Het brandveiligheidsattest wordt bekomen, volgens de modaliteiten en de procedure bepaald door de Regering, voor elk gebouw of gebouwgedeelte.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 99, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 334.D. Het brandveiligheidsattest wordt afgeleverd door de burgemeester indien voldaan wordt aan de specifieke veiligheidsnormen voor het betrokken gebouw of gebouwgedeelte.
  Die normen worden door de Regering bepaald waarbij rekening gehouden wordt met de maximumcapaciteit inzake logiesverstrekking, het type dienstverlening en de bewoningsdichtheid van het gebouw.

Art. 335.BWR.Bij toepassing [1 van de artikelen 201/1.D, eerste lid, 1°, en 332.D]1 zijn de specifieke veiligheidsnormen bedoeld in de bijlagen 18 tot en met 22 van toepassing in de gebouwen of gebouwdelen overeenkomstig onderstaande tabel :


Maximale capaciteit
  van de toeristische logiesverstrekkende inrichting
Minder dan 10 personenTussen 10 en 15 personenMeer dan 15 personen
  
 Nieuw gebouwAnder gebouwNieuw gebouwAnder gebouwNieuw gebouwAnder gebouw
  
Inrichting van type ABijlage 18Bijlage 18Bijlage 19Bijlage 19Bijlagen 20 en 22Bijlagen 21 en 22
  
Inrichting van type BBijlage 18Bijlage 18Bijlagen 20 en 22Bijlagen 21 en 22Bijlagen 20 en 22Bijlagen 21 en 22

  Onder voorbehoud van de toepassing van het eerste lid zijn de normen bedoeld in bijlage 23 van toepassing, wanneer verschillende [1 "toeristische logiezen]1 met een maximale capaciteit van minder dan 10 personen, die een gebouwgedeelte in de zin van [1 artikel 1.D, 41°]1, vormen, binnen hetzelfde gebouw gelegen zijn, waarvan de maximale toegevoegde capaciteit meer dan 15 personen bedraagt.
  Onder voorbehoud van de toepassing van het eerste lid zijn de in bijlage 25 bedoelde bijzondere veiligheidsnormen van toepassing op de [1 toeristische campings]1.
  In afwijking van het eerste lid, wordt het brandveiligheidsattest afgegeven op grond van de in bijlage 24 bepaalde specifieke veiligheidsdnormen, voor de gebouwen bedoeld in artikel 332.D, derde lid.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 78, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 336.D. Het brandveiligheidsattest kan gecombineerd worden met de verplichting om binnen een hernieuwbare termijn werken uit te voeren om de [1 toeristische logies]1 in overeenstemming te brengen met de specifieke veiligheidsnormen.
  De termijn en de hernieuwingen ervan mogen in totaal de dertig maanden niet overschrijden. De burgemeester beslist over de hernieuwingsaanvraag na advies van de territoriaal bevoegde brandweerdienst.
  Het niet-naleven van de opgelegde vervaldagen resulteert van rechtswege in het vervallen van het brandveiligheidsattest. De burgemeester belast de territoriaal bevoegde brandweerdienst ermee de naleving van die termijnen te controleren. Indien vastgesteld wordt dat die termijnen niet worden nageleefd, stelt de burgemeester een vaststelling van verval op waarvan hij kennis geeft aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de brandveiligheidsattesthouder.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 100, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 337.D. § 1. Het brandveiligheidsattest heeft een geldigheidsduur van vijf jaar, behalve voor het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen en de verblijfseenheden, waar het een geldigheidsduur van tien jaar heeft. Deze termijn begint op de datum van ondertekening van het brandveiligheidsattest door de bevoegde overheid.
  De duur van het brandveiligheidsattest wordt evenwel verlengd tot aan het einde van de behandeling van de hernieuwingsaanvraag voor zover die aanvraag minstens zes maanden vóór verstrijken van de termijnen bedoeld in vorig lid wordt ingediend.
  § 2. In afwijking van vorig lid vervalt het bestaande brandveiligheidsattest en een nieuw brandveiligheidsattest dient bekomen te worden indien het gebouw, het gebouwgedeelte of de uitrusting ervan zodanig verbouwd worden dat de brandveiligheid ervan op het spel gezet zou kunnen worden en in ieder geval bij :
  1° inrichting van nieuwe lokalen voor gasten bestemd, zoals kamer, vergaderzaal, keuken, salon;
  2° wijziging van een evacuatieweg of van het traject dat ze gebruiken;
  3° uitvoering van omvangrijke werkzaamheden voor de installatie van een personen- of een goederenlift;
  4° installatie, wijziging of uitbreiding van een gas- of elektriciteitsnet;
  5° elke wijziging waarvoor een stedenbouwkundige vergunning nodig is.
  De geldigheidsduur van het vorige brandveiligheidsattest wordt evenwel verlengd tot aan het einde van de behandeling van de aanvraag voor een nieuw brandveiligheidsattest voor zover die aanvraag uiterlijk binnen dertig dagen na beëindiging van de werkzaamheden wordt ingediend. Indien de werkzaamheden onderbroken worden, dient de aanvraag, wil men voor verlenging in aanmerking komen, ingediend worden binnen de dertig dagen te rekenen van die onderbreking.

Afdeling 2. - Procedure voor het afleveren van het brandveiligheidsattest
Art. 338.BWR. [1 § 1. Het brandveiligheidsattest wordt per gecertificeerde zending gericht aan de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied het betrokken gebouw of gebouwgedeelte gelegen is.
   Eenzelfde aanvraag voor een brandveiligheidsattest kan betrekking hebben op meerdere gebouwen.
   Indien de aanvrager ervoor kiest om meerdere aanvragen voor brandveiligheidsattesten in te dienen voor eenzelfde toeristisch logies, kan de burgemeester ze samenvoegen en ze samen behandelen.
   § 2. De aanvrager stelt te allen tijde de in bijlage 22 bij dit Wetboek bedoelde documenten ter beschikking van de burgemeester en de brandweerdiensten alsook van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
   In geval van een oorspronkelijke aanvraag voor een brandveiligheidsattest, dateren de in § 1, eerste lid, bedoelde documenten van minder dan twee jaar vóór de datum van indiening van de aanvraag voor het brandveiligheidsattest en er mag geen werk zoals omschreven in artikel 1, 350, § 2, ondernomen zijn nadat die attesten zijn afgeleverd.
   Bij hernieuwing van het brandveiligheidsattest zijn de in § 1, eerste lid, bedoelde documenten geldig tot het moment waarop de aanvraag wordt ingediend.
   De burgemeester kan verzoeken dat de in bijlage22 bij dit Wetboek vermelde documenten worden overgemaakt om verder te gaan met de behandeling van het dossier. In dit geval worden de procedurele termijnen voor de toekenning van het brandveiligheidsattest geschorst totdat de aangevraagde documenten worden ontvangen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 79, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 339.BWR.De aanvraag wordt ingediend door middel van het formulier afgeleverd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. [1 Ze gaat vergezeld van een door de erkende instelling afgeleverd conformiteitsattest betreffende :
   a) de elektrische installatie;
   b) de verwarmingsinstallatie;
   c) de gasinstallatie, met inbegrip van de apparaten die op die installatie zijn aangesloten.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 80, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 340.BWR. [1 Binnen tien werkdagen te rekenen van de ontvangst van de aanvraag bericht de burgemeester er ontvangst van en maakt hij er een afschrift over aan de territoriaal bevoegde brandweerdienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 81, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 341.BWR. [1 De brandweerdienst richt zijn verslag aan de burgemeester en aan de aanvrager binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 81, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 342.BWR. [1 De burgemeester beslist over de aanvraag voor het brandveiligheidsattest na inzage van het brandweerverslag en, in voorkomend geval, op grond van het besluit van de Regering waarbij de afwijkingen overeenkomstig de artikelen 344.D tot 345.D worden toegekend.
   Indien de burgemeester van het brandweerverslag afwijkt, geeft hij daar de redenen van op.
   Van de beslissing wordt kennis gegeven aan de aanvrager per gecertificeerde zending binnen drie maanden te rekenen van de ontvangst van de aanvraag door de burgemeester. Behalve in geval van weigering houdt die kennisgeving de weergave van de artikelen 336.D en 337.D in. Tegelijkertijd stuurt de burgemeester een volledig afschrift van deze kennisgeving aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 81, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 343.BWR. [1 De kennisgeving door de aanvrager aan de burgemeester van een afwijkingsaanvraag gericht aan de Regering schort de termijnen bepaald in de artikelen 341 en 342 op tot aan de ontvangst van de beslissing die de Minister heeft getroffen overeenkomstig artikel 344.D
   De burgemeester deelt onverwijld de afwijkingsaanvraag mee aan de brandweerdienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 81, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Afdeling 2bis. [1 - Dwangmaatregelen]1   ----------   (1)
Art. 343/1.D. [1 Wanneer het toeristische logies niet over een brandveiligheidsattest of een vereenvoudigde controle beschikt om de veiligheid van zijn bewoners te garanderen, kan de burgemeester :
   1° bevel geven tot de volledige of gedeeltelijke opheffing van de exploitatie van de inrichting;
   2° de inrichting verzegelen en, desnoods, overgaan tot de onmiddellijke tijdelijke sluiting;
   3° elke nuttige maatregel treffen om de brandveiligheid van de inrichting te garanderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 103, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 3.- Afwijkingen
Art. 344.D. Een afwijking van de specifieke veiligheidsnormen kan worden toegestaan door de Regering voorzover het brandveiligheidsniveau voldoening blijft schenken. Daartoe kan de Regering compenserende maatregelen opleggen.
  De beslissing beoogt de bepalingen waarvan afgeweken mag worden.
  [1 De afwijking heeft een geldigheidsduur van twintig jaar voor zover het gebouw, het gebouwgedeelte of de uitrusting ervan niet zodanig verbouwd zijn dat de brandveiligheid ervan in het gedrang zou kunnen komen.
   De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure betreffende de afwijkingstoekenning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 104, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 345.D. [1 ...]1
  Het beroep bedoeld in artikel 354.D kan een dergelijke afwijkingsaanvraag inhouden op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk wordt vermeld. In dat geval worden de afwijkings- en beroepsprocedure samengevoegd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 105, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 346.BWR. [1 De afwijkingsaanvraag wordt aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending gericht waarbij in voorkomend geval een afschrift van het brandveiligheidsattest of het vereenvoudigd controleattest en van het verslag van de brandweerdienst wordt gevoegd. Zij is gemotiveerd en geeft nauwkeurig de punten aan waarop de aanvraag slaat.
   Het beroep bedoeld in artikel 354.D kan een dergelijke afwijkingsaanvraag inhouden op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk wordt vermeld. In dat geval worden de afwijkings- en beroepsprocedure samengevoegd.
   De afwijkingsaanvraag wordt volgens de procedure omschreven in de artikelen 355 tot en met 359 bepaald.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het eerste lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 82, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK II. - Vereenvoudigd controleattest
Art. 347.D. [1 In afwijking van artikel 332. D, wordt een attest van vereenvoudigde controle verleend door de burgemeester tegen de cumulatieve voorwaarden vastgelegd door de Regering en bepaald in bijlage 18, en die betrekking hebben op minimale eisen die nageleefd moeten worden t.o.v. uitrustingen en installaties om brand te voorkomen en de veiligheid van personen te garanderen.
   De burgemeester kan, mits beslissing van het college, zijn bevoegdheid voor de toekenning van een vereenvoudigd controle-attest overdragen aan een instelling aangewezen door de Regering.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 107, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 348.BWR.[1 Het (de) toeristische logies(zen)]1 gelegen in éénzelfde gebouw en waarvan de (samengetelde) maximumcapaciteit lager is dan tien personen mag (mogen) niet in bedrijf genomen worden zonder het vereenvoudigd controleattest bedoeld in artikel 347.D.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 83, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 349.BWR.[1 Het vereenvoudigd controleattest wordt afgeleverd door de burgemeester of door de door de Regering aangewezen instelling na voorlegging van de volgende documenten :
   1° een door een erkende instelling afgeleverd conformiteitsattest betreffende :
   a) de elektrische installatie;
   b) de verwarmingsinstallatie;
   c) de gasinstallatie, met inbegrip van de apparaten die op die installatie zijn aangesloten;
   2° een verklaring op erewoord van de exploitant betreffende :
   a) het bezit van brandmelders en brandblusapparaten;
   b) het goede onderhoud en de jaarlijkse schoonmaking van de schoorstenen en afvoerpijpen;
   c) zijn kennisneming en de naleving van de maatregelen betreffende de bewoningsvoorschriften voor de uitbating zoals bedoeld in bijlage 18.
   Die documenten worden overeenkomstig bijlage 18 bij dit Wetboek uitgewerkt.
   De conformiteitsattesten bedoeld in het eerste lid dienen afgeleverd te zijn sedert minder dan twee jaar vóór de datum van indiening van de aanvraag voor het vereenvoudigd controleattest en er mogen geen werkzaamheden zoals omschreven in artikel 350, § 2, ondernomen zijn nadat die conformiteitsattesten zijn afgeleverd.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het eerste lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 84, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 350.BWR.§ 1. [1 Het vereenvoudigd controleattest heeft een geldigheidsduur van vijf jaar, behalve voor het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen, de niet-verplaatsbare kampeerverblijven in een camping en de verblijfseenheden, waarvoor het een geldigheidsduur van tien jaar heeft. Deze termijn begint op de datum van ondertekening van het vereenvoudigd controleattest door de bevoegde overheid.]1
  Het vereenvoudigd controleattest kan evenwel worden verlengd tot na de behandeling van de hernieuwingsaanvraag voor zover die aanvraag ingediend is minstens zes maanden voor verstrijken van de termijnen bedoeld in vorig lid.
  § 2. In afwijking van vorige paragraaf vervalt het vereenvoudigd controleattest en dient er een nieuw attest bekomen te worden indien het gebouw of de uitrusting ervan zodanig verbouwd zijn dat de brandveiligheid ervan in het gedrang zou kunnen komen, en in ieder geval bij :
  1° de oprichting van nieuwe lokalen bestemd voor de gasten zoals kamer, vergaderzaal, keuken, salon;
  2° de installatie, de wijziging of de uitbreiding van een gas- of elektriciteitsnet;
  3° elke verbouwing waarvoor een stedenbouwkundige vergunning nodig is.
  Het vereenvoudigd controleattest wordt evenwel verlengd tot na de behandeling van de aanvraag voorzover die is ingediend uiterlijk dertig dagen na het einde van de werken. Indien de werken onderbroken worden, dient de aanvraag, om voor verlenging in aanmerking te komen, ingediend te worden binnen dertig dagen te rekenen van die onderbreking.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 85, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 351.BWR.[1 De aanvraag voor het vereenvoudigd controleattest wordt per gecertificeerde zending aan de burgemeester of aan de door de Regering aangewezen dienst gericht aan de hand van het formulier afgeleverd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Indien de aanvraag bij de aangewezen dienst wordt gericht, licht laatstgenoemde er de bevoegde burgemeester over.
   Binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag voor het vereenvoudigd controleattest bericht de burgemeester of de aangewezen dienst ontvangst daarvan.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 86, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 352.BWR.[1 De burgemeester of de aangewezen dienst beslist over de aanvraag voor het vereenvoudigd controleattest op grond van het attestmodel opgemaakt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvrager per gecertificeerde zending binnen drie maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 351. Die kennisgeving bevat meer bepaald de vermelding van artikel 350. Een afschrift van de beslissing wordt ofwel door de burgemeester ofwel door de aangewezen dienst aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 86, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 353.BWR.De aanvrager kan bij de minister een gemotiveerd beroep indienen :
  1° tegen de weigering van het vereenvoudigd controleattest;
  2° indien hij de beslissing [1 van de burgemeester of van de aangewezen dienst niet gekregen heeft binnen een termijn van drie maanden]1 van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 351.BWR.
  Dat beroep staat open binnen de vorm en de termijn bedoeld in de artikelen [1 355 tot 359]1.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 87, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Beroepen
Art. 354.D. De aanvrager kan een gemotiveerd beroep [1 , volgens de modaliteiten en de procedure bepaald door de Regering, bij laatstgenoemde]1 indienen :
  1° tegen de weigering om het brandveiligheidsattest af te leveren of tegen de verplichtingen opgelegd krachtens artikel 336.D;
  2° [1 indien hij de beslissing van de burgemeester of van de instelling bedoeld in artikel 347.D, tweede lid, niet gekregen heeft binnen de drie maanden te rekenen van de ontvangst van zijn beroep door laatstgenoemde.]1
  Het beroep is niet opschortend, behalve indien het ingediend wordt tegen een beslissing om de hernieuwing van het brandveiligheidsattest te weigeren of tegen een beslissing om een nieuw brandveiligheidsattest te verlenen, in de veronderstellingen bedoeld, respectievelijk, in artikel 337.D, § 1, tweede lid en § 2, tweede lid, en voorzover de aanvragen zijn ingediend binnen de vereiste termijn. In beide gevallen wordt de geldigheid van het vorige brandveiligheidsattest verlengd tijdens het tijdsbestek waarover de aanvrager beschikt om een beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de Regering over het beroep.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 108, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 355.BWR. [1 § 1. Het in artikel 354.D bedoelde beroep wordt per gecertificeerde zending gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en daarbij wordt een afschrift van de aanvraag voor het brandveiligheidsattest of voor het vereenvoudig controleattest gevoegd, van het brandweerverslag en van de omstreden beslissing, indien bestaand.
   Het beroep wordt binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing ingediend of, in de veronderstelling bedoeld in artikel 354.D, eerste lid, 2°, na de datum vanaf wanneer de aanvrager zijn beroep kan indienen.
   § 2. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager.
   Het verstuurt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep en diens bijlagen aan de voorzitter van de commissie brandveiligheid bedoeld in artikel 361.D en licht er de betrokken burgemeester en, in voorkomend geval, de door de Regering aangewezen dienst, over in.
   § 3. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in § 1, eerste lid, bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het tweede lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 88, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 356.BWR. [1 De aanvrager kan, ofwel in diens beroep, ofwel per gecertificeerde zending gericht aan de voorzitter van die commissie binnen vijftien dagen te rekenen van ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van diens beroep, verzoeken om gehoord te worden door de commissie brandveiligheid.
   De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere gemachtigden plaatsvinden, eventueel tijdens het bezoek ter plaatse dat door hen wordt verricht. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
   De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 88, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 357.BWR. [1 Binnen een termijn van vier maanden te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de commissie een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na de aanvrager te hebben gehoord, en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme, evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk stuk dat door de aanvrager medegedeeld wordt. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door de Minister voorbijgegaan.
   Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 88, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 358.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep na advies van de commissie brandveiligheid en richt haar beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van zeven maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 355, § 2.
   Indien de Minister zich niet achter het advies van de commissie brandveiligheid schaart, geeft hij de redenen daarvoor op.
   Indien het beroep enkel de voorwaarden opgelegd door de dienst aangewezen door de Regering in twijfel trekt, wordt de bevoegdheid van de Minister niet beperkt tot de behandeling van die voorwaarden zodanig dat hij het brandveiligheidsattest kan weigeren.
   Van de beslissing van de Minister wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Behalve in geval van weigering houdt die kennisgeving met name de weergave van de artikelen 336.D en 337.D in. De beslissing wordt ook aan de betrokken burgemeester en aan de bevoegde brandweerdienst en, in voorkomend geval, aan de door de Regering aangewezen dienst meegedeeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 88, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 359.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 109, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 360.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 89, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IV. - Commissie brandveiligheid
Art. 361.D. Er wordt een commissie brandveiligheid opgericht belast met het uitbrengen van adviezen over de beroepen waarvan sprake in artikel 354.D en over de afwijkingsaanvragen bepaald in artikel 344.D.
  De commissie heeft eveneens een algemene adviserende bevoegdheid terzake van brandveiligheid in de toeristische sector.

Art. 362.D.§ 1. De commissie brandveiligheid bestaat uit :
  1° één voorzitter;
  2° twee gewone leden, brandveiligheidsdeskundigen;
  3° twee gewone leden, voorgedragen door het technisch comité hotelwezen;
  4° twee gewone leden, voorgedragen door het technisch comité [1 streekgebonden toeristische logiezen]1 en gemeubileerde vakantieverblijven;
  5° twee gewone leden, voorgedragen door het technisch comité openluchtwezen;
  6° twee gewone leden, voorgedragen door het technisch comité sociaal toerisme;
  7° twee gewone leden, voorgedragen door de [1 ...]1 Raad voor Toerisme;
  8° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité vakantiedorpen [1 ...]1;
  [1 9° twee gewone leden die de kampplaatsen vertegenwoordigen op voorstel van de erkende instelling overeenkomstig artikel 453. D.]1
  § 2.
  Voor elk gewoon lid, met uitzondering van de voorzitter, benoemt de Regering een plaatsvervanger.
  § 3. Een bijkomend lid dat het Commissariaat-generaal voor Toerisme en een ander lid dat de Minister vertegenwoordigt, kunnen met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bijwonen.
  § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 110, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 363.D. De leden voorgedragen door de technische comités et door de [1 ...]1 Raad voor Toerisme kunnen buiten eigen kring gekozen worden. Ze zetelen enkel indien het uit te brengen advies betrekking heeft op het type [1 toeristische logies]1 dat onder de bevoegdheid van het technisch comité dat ze vertegenwoordigen, valt.
  De leden voorgedragen door de [1 ...]1 Raad voor Toerisme zijn personen die een [1 toeristische logies]1 uitbaten die niet gebruik maakt van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 11°, 12°, 23°, 29°, 35° of 53°]1, met uitsluiting van de centra voor sociaal toerisme. Ze zetelen enkel indien het uit te brengen advies betrekking heeft op een [1 toeristische logies]1 die niet bedoeld is in het eerste lid.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 111, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 364.D. De ambten van voorzitter, commissieleden en hun plaatsvervangers hebben een duur van vijf jaar ingaand te rekenen van de datum van hun benoemingsbesluit. Elk mandaat is hernieuwbaar.
  In afwijking van vorig lid dient de samenstelling van de commissie te worden herzien binnen zes maanden volgend op de hernieuwing van de [1 ...]1 Raad voor Toerisme. De commissie vergadert evenwel op geldige wijze zolang diens hernieuwing niet plaatsgevonden heeft.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 112, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 365.D. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door. De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze als minstens de voorzitter en drie andere leden aanwezig zijn. De adviezen worden door de aanwezige leden uitgebracht.

Art. 366.D. De Regering bepaalt de procedure voor de benoeming van de voorzitter en de commissieleden, diens werkingswijze en het bedrag van de vergoedingen en retributies die eventueel worden toegekend aan de voorzitter en aan de leden.

Art. 367.BWR.De deskundige leden van de brandweerdiensten worden door de Minister gekozen op grond van een oproep tot de kandidaten bij de regionale brandweerdiensten en na advies van de Minister bevoegd voor de plaatselijke besturen.
  De leden voorgedragen door de technische comités en de [1 ...]1 Raad voor Toerisme zijn gekozen uit een lijst van zes namen voorgedragen door respectievelijk elk technisch comité en de [1 ...]1 Raad voor Toerisme.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 90, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 368.BWR. De plaatsvervangende leden worden benoemd volgens dezelfde procedure als die voor de gewone leden en op grond van dezelfde lijsten.
  Het plaatsvervangend lid zetelt indien het gewone lid wiens plaatsvervanger hij is, verhinderd is of indien de door de commissie gedragen werklast daartoe noopt.

Art. 369.BWR. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door het oudste gewone lid.

Art. 370.BWR. Het mandaat van de commissieleden eindigt bij verlies van de hoedanigheid waarvoor het lid is benoemd.
  De Minister kan de voorzitter of een lid ontslaan bij kennelijk wangedrag of indien hij ernstig tekortkomt aan de plichten van zijn ambt of indien hij voor meer dan drie opeenvolgende vergaderingen afwezig blijft, behalve in geval van overmacht.
  Voor elke afzetting wordt de betrokken persoon gehoord door de Minister of diens vertegenwoordiger.

Art. 371.BWR. Valt een mandaat open vóór het verstrijkt, wordt de plaatsvervanger als gewoon lid benoemd voor de overblijvende duur van het mandaat.
  Er wordt in de vervanging van de plaatsvervanger voorzien in zestig dagen volgend op diens benoeming. Indien het een lid betreft dat voorgedragen is door een technisch comité, wordt een lijst van twee namen voorgedragen en indien het een deskundig lid van de brandweerdiensten betreft, wordt er een oproep tot de kandidaten verricht bij de regionale brandweerdiensten.

Art. 372.BWR.Het is elk lid, met inbegrip van de voorzitter, verboden te zetelen indien [1 het op de markt concurrerend is of indien]1 het een rechtstreeks belang heeft in wat besproken wordt, ofwel persoonlijk, ofwel via een tussenpersoon, ofwel als zaakgelastigde.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 91, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 373.BWR.De voorzitter en de commissieleden hebben recht :
  1° op aanwezigheidsgeld van veertig euro per vergadering die zij bijwonen en per technisch bezoek dat ze afleggen;
  2° [1 de terugbetaling van hun verplaatsingskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode.]1
  3° [1 ...]1
  De forfaitaire vergoeding bedoeld in het eerste lid onder punt 1° wordt jaarlijks aangepast om rekening te houden met de waarde van de index van de consumptieprijzen volgens de formule :
  70 euro x nieuw indexcijfer/aanvankelijk indexcijfer
  waarbij de aanvankelijke index, de index van 1 januari 2005 is en de nieuwe index, de index van de jaardag van die inwerkingtreding.
  In ieder geval worden de bedragen die op grond van vorig lid worden aangepast, naar de lagere eenheid afgerond indien de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid indien de decimaal gelijk zou zijn aan of hoger zou zijn dan 50.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 92, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 374.BWR. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.

Art. 375.BWR. De Minister is ermee belast de voorzitter en de gewone en de plaatsvervangende leden van de Commissie bedoeld in artikel 361.D te benoemen.

TITEL 5.- Subsidies
HOOFDSTUK I. - Subsidies voor hotelbedrijven
Art. 376.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie verlenen]1 voor de aankoop van materiaal, de werken en het ereloon dat daarop betrekking heeft, bestemd voor de bouw, de inrichting, de vergroting en de uitrusting van hotelbedrijven.
  Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie verlenen]1 voor de aankoop van roerende goeden of materiaal, werken en het ereloon dat daarop betrekking heeft, bestemd om de gebouwen of gebouwgedeelten die gebruikt worden onder de benaming " hotelbedrijf " in overeenstemming te brengen met de basisnormen of de specifieke normen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 113, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 377.D. Van de aankopen en werken waarvoor een subsidie verleend kan worden krachtens artikel 376.D, eerste lid, stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.

Art. 378.BWR.Een subsidie zoals bedoeld in artikel 376.D kan worden verleend voor :
  1° de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goeden, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking;
  2° de volgende installaties indien zij geplaatst worden in de kamers of in de delen van gemeenschappelijke lokalen die voorbehouden zijn aan het ondergebrachte cliënteel :
  a) verwarming;
  b) warm en koud water;
  c) gas en elektriciteit;
  d) telefoon in de kamers en aangesloten op het telefoonnetwerk;
  e) teledistributie, met inbegrip van televisie- en radiotoestellen;
  f) airconditioning en luchtzuivering;
  g) sanitair en toebehoren;
  h) liften;
  i) uitrustingen voor de veiligheid, met inbegrip van telebewaking;
  j) informatica-uitrustingen voor het cliënteel;
  k) de specifieke inrichtingen met het oog op de overeenstemming met alle bepalingen van het [1 Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling]1 of genomen krachtens laatstgenoemde; deze bepalingen betreffen de specifieke inrichtingen voor de opvang van personen met een verminderde beweeglijkheid;
  3° [1 het meubilair indien het bestemd is voor de kamers of de delen van de gemeenschappelijke lokalen die voor het ondergebrachte cliënteel voorbehouden zijn :
   a) bed en toebehoren, namelijk bed, onderbed en matras;
   b) vitrages en gordijnen;
   c) kasten en kleerkasten;]1
  4° de buiteninrichting, roerend zowel als onroerend, aanpalend aan het hotelbedrijf of gelegen in de onmiddellijke nabijheid ervan en voorbehouden voor het ondergebrachte kliënteel, om het imago van het hotelbedrijf sterker te maken :
  a) terrassen, luifels, zonnetenten en veranda's;
  b) aanleg van tuinen, parken en perken, tuinmeubilair;
  c) decoratie-elementen zoals fonteinen, waterbekkens annex bloembakken en verlichtingsapparatuur;
  d) al dan niet lichtend uithangbord;
  5° de uitrustingen die volledig deel uitmaken van het hotelbedrijf, aanpalend aan of gelegen in de onmiddellijke nabijheid en hoofdzakelijk bestemd voor het ondergebrachte kliënteel :
  a) vergaderzalen, evenals de specifieke uitrusting daarvoor;
  b) [1 sport- en ontspanningsterreinen, -inrichtingen en -uitrustingen zoals zwembad, jacuzzi, tennisveld, fitnesszaal, wellness;]1
  c) parkeerplaatsen en garages;
  g) riolen en zuiveringsstation;
  6° de kosten eigen aan de installatie van de verkeerssignalisatie van het hotelbedrijf, beantwoordend aan de criteria van de gemeentelijke, provinciale, gewestelijke en federale regelgeving;
  7° de aankoop en de installatie van het materieel voor de productie van hernieuwbare energieën.
  [1 8° de aankoop van hardware, gereedschappen en software gebonden aan het hotelbeheer alsook elke opleiding van het persoon voor het gebruik van die gereedschappen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 93, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 379.D. Het subsidiepercentage bedraagt [1 40 %]1 van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 376.D, eerste lid.
  [1 ...]1
  Het subsidiepercentage bedraagt 50 % van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 376.D, tweede lid.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 114, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 380.D. Geen enkele subsidie kan verleend worden indien de kostprijs van de aankopen, de werken en het ereloon lager is dan [1 7.500]1 euro per hotelbedrijf, aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 381.D. [1 De Regering bepaalt het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een hotelverblijf en dat kan variëren naargelang de huisvestingscapaciteit.]1
   De Regering is gemachtigd om een maximumbedrag per categorie werken vast te leggen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 116, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 381/1.BWR. [1 Het totaalbedrag van de subsidies toegekend voor een hotelbedrijf wordt beperkt tot de volgende maximumbedragen :
   1° wanneer het hotelbedrijf minstens 20 kamers telt, 75.000 euro per periode van drie jaar;
   2° wanneer het hotelbedrijf 21 tot 40 kamers telt, wordt het maximumbedrag op 85.000 euro per periode van drie jaar gebracht;
   3° wanneer het hotelbedrijf meer dan 40 kamers telt, wordt het maximumbedrag op 100.000 euro per periode van drie jaar gebracht.
   Die maximumbedragen zijn van toepassing zelfs bij verandering van eigenaar of van houder van de vergunning
   De Minister kan een maximumbedrag per categorie werken vastleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 94, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK II. - Subsidies voor het streekgebonden toeristisch logies [1 en de gemeubileerde vakantiewoningen]1   ----------   (1)
Art. 382.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie verlenen]1 voor bepaalde aankopen van roerende goeden, bepaalde renovatie- of inrichtingswerken en het ereloon met betrekking tot die werken, bestemd voor de inrichting, de modernisering van streekgebonden toeristisch logies in gebouwen die sinds minstens tien jaar bestaan en voor het ereloon met betrekking tot die werken.
  Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting verleent de Regering een subsidie voor de aankopen van roerende goeden en materiaal, de werken en het ereloon met betrekking tot die werken, bestemd om de gebouwen of gebouwgedeelten die onder een benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 29°]1, gebruikt worden, in overeenstemming te brengen met de basisnormen of de specifieke normen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 118, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 383.D. De Regering geeft de aard van de renovatie- en inrichtingswerken aan, evenals van de aankopen waarvoor een subsidie verkregen kan worden krachtens artikel 382.D, eerste lid.

Art. 384.BWR.[1 Een subsidie zoals bedoeld in artikel 382.D kan worden verleend voor :
   1° de werken met een onroerend karakter en aankopen van materiaal, zonder dat de oppervlakte waarop werken worden verricht ter uitbreiding van het streekgebonden toeristisch logies 25 % van de totaal bestaande nuttige oppervlakte mag overschrijden, namelijk de grondwerken, het schrijnwerk, het metselwerk, de beglazing, de wand- en vloerbekleding, de sanitairs;
   2° de onroerende buiteninrichtingen aanpalend aan het streekgebonden toeristisch logies of gelegen in de onmiddellijke nabijheid ervan, bestemd voor de gehuisveste toerist, in verhouding tot de maximumcapaciteit van het toeristische logies;
   c) parkeerplaatsen, garages en private toegangswegen;
   b) riolen en zuiveringsstation;
   3° de specifieke inrichtingen met het oog op de overeenstemming met alle bepalingen van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling of genomen krachtens laatstgenoemde; deze bepalingen betreffen de specifieke inrichtingen voor de opvang van personen met een verminderde beweeglijkheid;
   4° het meubilair dat enkel bestemd is voor de uitrusting van de kamers;
   5° bed en toebehoren in de kamers, namelijk bed, onderbed en matras;
   6° de aankoop en de installatie van het materieel voor de productie van hernieuwbare energieën;
   7° de conformiteitsattesten afgeleverd door een erkende instelling overeenkomstig artikel 349.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 95, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 385.D. Het subsidiepercentage bedraagt [1 40%]1 van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 382.D, eerste lid.
  [1 ...]1
  Het subsidiepercentage bedraagt 50 % van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 382.D, tweede lid.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 119, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 386.D. [1 Er kan geen enkele subsidie verleend worden indien de kostprijs van de aankopen, de werken en het ereloon, aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen, lager is dan :
   1° 3.000 euro per landelijke vakantiewoning, vakantiewoning op de hoeve of stedelijke vakantiewoning;
   2° 1.000 euro per gastenkamer of gastenkamer op de hoeve.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 120, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 387.D. [1 De Regering bepaalt het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een landelijke vakantiewoning, stedelijke vakantiewoning of vakantiewoning op de hoeve, en dat kan variëren naargelang de huisvestingscapaciteit.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 121, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 387/1.BWR. [1 § 1. Het totaalbedrag van de toelagen toegekend voor een landelijke vakantiewoning en een vakantiewoning in de stad wordt beperkt tot de volgende maximumbedragen :
   1° wanneer de vakantiewoning plaats biedt aan één tot vijftien personen, 9.000 euro per periode van tien jaar;
   2° wanneer de vakantiewoning plaats biedt aan meer dan vijftien personen, 13.000 euro per periode van tien jaar.
   § 2. Het totaalbedrag van de toelagen toegekend voor een vakantiewoning op de hoeve wordt beperkt tot de volgende maximumbedragen :
   1° wanneer de vakantiewoning plaats biedt aan één tot vijftien personen, 17.000 euro per periode van tien jaar;
   2. wanneer de vakantiewoning plaats biedt aan meer dan vijftien personen, 25.000 euro per periode van tien jaar.
   § 3. Het totaalbedrag van de toelagen toegekend voor een gastenkamer wordt beperkt tot 2.000 euro per periode van tien jaar. Voor de gastenkamers op de hoeve wordt dat bedrag op 3.000 euro gebracht per periode van tien jaar.
   § 4. De in de §§ 1 tot 3 bedoelde maximumbedragen zijn van toepassing zelfs bij verandering van eigenaar of van houder van de vergunning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 96, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK III. - Subsidies voor gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 388.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie verlenen]1 voor de aankopen van roerende goeden of materiaal, de werken en het ereloon met betrekking erop, bestemd om de gebouwen of gebouwgedeelten die onder de benaming " gemeubileerde vakantiewoning " gebruikt worden, in overeenstemming te brengen met de basisnormen of de specifieke normen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 122, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 389.D. Het subsidiepercentage bedraagt 50 % van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 388.D.

Art. 390.D. Per periode van tien jaar kan het totaalbedrag van de subsidies verleend voor een gemeubileerde vakantiewoning niet hoger liggen dan volgende bedragen, zelfs indien van eigenaar veranderd wordt :
  [1 1° 2.500 euro per gemeubileerde vakantiewoning die maximum vijftien personen kan ontvangen;
   2° 7.000 euro per gemeubileerde vakantiewoning die meer dan vijftien personen kan ontvangen;]1
  3° [1 ...]1
  De Regering is gemachtigd om een maximumbedrag per categorie werken vast te leggen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 123, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IV. [1 - Subsidies voor toeristische campings en campings op de hoeve]1   ----------   (1)
Art. 391.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie verlenen]1 voor de inrichtings- en uitrustingswerken voor [1 toeristische campings]1 en het ereloon met betrekking erop, voor de aankoop van materiaal noodzakelijk voor de uitvoering van werken bestemd voor de inrichting, de vergroting en de modernisering van [1 toeristische campings]1, met inbegrip van de aankoop van het meubilair voor binnen- en buitenuitrusting en van het gemotoriseerde onderhoudsmateriaal, toebehoren inbegrepen, evenals voor de kosten voor animatie.
  Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie verlenen]1 voor de werken bestemd voor de inrichting, de vergroting en de modernisering van het sanitair en kleedruimtes in een kampeerterrein op de hoeve evenals voor het ereloon met betrekking tot die werken en voor de aankoop van materiaal dat noodzakelijk is voor de uitvoering van die werken.
  Er wordt geen enkele subsidie verleend voor werken wegens schaden veroorzaakt door water op een overstroombaar gedeelte van een [1 toeristisch camping]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 125, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 392.D. De Regering omschrijft de aankopen en werken waarvoor een subsidie verkregen kan worden krachtens artikel 391.D.

Art. 393.BWR.Een subsidie zoals bedoeld in artikel 391.D, eerste lid, kan worden verleend voor :
  1° de werkzaamheden betreffende de aanleg en de uitrusting van de installaties voor de behandeling, de zuivering en de lozing van het afvalwater met inbegrip van de algemene riolering en de ontsmettingssytemen;
  [1 1°/1 de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goederen, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking;]1
  2° de installatie van sanitair en toebehoren;
  3° de plaatsing van stopcontacten voor de kampeerplaatsen;
  4° de aanleg van terreinen voor sport en spel, evenals wegneembare uitrustingen die deel uitmaken van die inrichting;
  5° de installatie van een gemeenschappelijk lokaal, met inbegrip van het meubilair;
  6° de installatie van een restaurant of een cafetaria, met inbegrip van het meubilair;
  7° de verlichting van de toegangswegen en de binnenwegen voor het verkeer van voertuigen op [1 de toeristische camping]1;
  8° de aanleg van de toegangswegen en de wegen op [1 de toeristische camping]1;
  9° de installaties voor de verzameling en de selectieve afvalsortering met inbegrip van de containers;
  10° het aanplanten van binnenlandse soorten;
  11° de aansluiting van [1 de toeristische camping]1 en van de kampeerplaatsen op de telecommunicatienetwerken;
  12° de aanleg van watertappunten op [1 de toeristische camping]1 of op de kampeerplaatsen;
  13° de nodige inrichtingen en aankopen voor de overeenstemming met de specifieke of basisnormen inzake brandveiligheid;
  14° het verstevigen en het verhogen van de oevers van een waterloop die gelegen is langs [1 de toeristische camping]1, op voorwaarde dat de beheerder van de bedding of de waterloop of andere er verplicht de toelating voor geeft;
  15° de aanleg van parkeerruimten;
  16° het optrekken van identieke onverplaatsbare hokjes op [1 de toeristische camping]1, waarbij het in aanmerking komend bedrag voor dat werk maximum 7.500 euro per hokje bedraagt, met een minimum van drie onverplaatsbare hokjes;
  [2 16° bis het optrekken van mobiele kampeerverblijven erkend als ongewone woningen, waarbij het in aanmerking komend bedrag voor dat werk maximum 7.500 euro per mobiel kampeerverblijf bedraagt, met een minimum van drie mobiele kampeerverblijven;]2
  [3 16°/1 de aankoop of het optrekken van mobiele kampeerverblijven erkend als ongewone logies, waarbij het in aanmerking komend bedrag voor dat werk maximum 7.500 euro per mobiel kampeerverblijf bedraagt, met een minimum van drie mobiele kampeerverblijven;]3
  17° de kosten eigen aan de installatie van de verkeerssignalisatie van het hotelbedrijf, beantwoordend aan de criteria van de gemeentelijke, provinciale, gewestelijke en federale regelgeving;
  18° de kosten voor het afbakenen van [1 de toeristische camping]1 en de nummering van de kampeerplaatsen;
  19° de werken en uitrustingen met betrekking tot de aanleg van een geluidsinstallatie en de veiligheid van [1 de toeristische camping]1, met inbegrip van de bewaking;
  20° de installatie van een openbare telefooncel, met inbegrip van het telefoontoestel en de aansluiting ervan;
  21° de aanleg van een washok, met inbegrip van de wasmachines en droogkasten;
  22° de aanleg van compleet uitgeruste ruimten voor de ontvangst van campers;
  23° de aanleg van een lokaal bestemd voor de ontvangst, met inbegrip van een balie, het informatica- en informatiematerieel en de software, evenals een aanpalende conciërgewoning waarin een gezin ondergebracht kan worden;
  24° de aanleg van watertappunten en de aankoop van pompmaterieel, en de aanleg van regenwatertanks;
  25° de aankoop, de plaatsing en de aansluiting van een hoogspanningstransformator;
  26° de aanleg van de percelen;
  27° de infrastructuren voor de animatie [1 ...]1;
  28° de versteviging en de verhoging van de oevers van een watervlak;
  29° de aankoop van gemotoriseerd onderhoudsmaterieel;
  30° de aanleg en de modernisering van de hangar of het berghok voor gereedschap en gemotoriseerd onderhoudsmaterieel;
  31° de aankoop en de installatie van het materieel voor de productie van hernieuwbare energieën;
  32° de specifieke inrichtingen met het oog op de overeenstemming met alle bepalingen van het [1 Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling]1 of genomen krachtens laatstgenoemde; deze bepalingen betreffen de specifieke inrichtingen voor de opvang van personen met een verminderde beweeglijkheid.
  [1 ...]1
  De in het eerste lid, 22°, bedoelde inrichtingen [1 komen in aanmerking voor een subsidie]1 mits naleving van de volgende voorwaarden :
  - de bewegwijzeringsborden van het toeristische kampeerterrein zijn voorzien van een specifiek logo waarvan het model door de Minister wordt bepaald;
  - binnen het toeristische kampeerterrein wordt het traject tot de ruimte met pijlen aangegeven;
  - de afmeting van de weg tot de ruimte voor de ontvangst van de campers [1 ...]1 is voldoende om een vlotte doorgang van dergelijke voertuigen mogelijk te maken;
  - de ruimte is uitsluitend bestemd voor de ontvangst van de campers [1 ...]1 en is voorzien van parkeerplaatsen die voor hen specifiek zijn;
  - de ruimte is voorzien van een paal die minstens bestemd is om de camper [1 ...]1 te bevoorraden met water en elektriciteit en om de afvoer van afvalwater mogelijk te maken;
  - in de ruimte voor de ontvangst van de campers [1 ...]1 is de bodem vlak en gestabiliseerd;
  - er wordt toeristische informatie over de andere ruimten van campers [1 ...]1 gelegen in een straal van dertig kilometer verstrekt;
  [1 - de ruimte is voorzien van installaties voor de verzameling en de selectieve afvalsortering.]1
  De Minister wordt ertoe gemachtigd om deze voorwaarden te bepalen.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 97, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2017-12-13/20, art. 193, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 174, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 394.BWR.Er kan een subsidie zoals bedoeld in artikel 391.D, tweede lid, verleend worden voor de plaatsing, in de gebouwen van de hoeve of in een hok, van wc's, douches, wastafels of kleedkamers voorbehouden voor de kampeerders, evenals voor de installaties voor de afvoer, de zuivering en de lozing van afvalwater.
  [1 Er kan een subsidie zoals bedoeld in artikel 391.D, tweede lid, verleend worden voor de aankoop of het optrekken van mobiele kampeerverblijven erkend als ongewone logies, waarbij het in aanmerking komend bedrag voor dat werk maximum 7.500 euro per mobiel kampeerverblijf bedraagt, met een minimum van drie mobiele kampeerverblijven.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 175, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 395.D. [1 § 1er. Het subsidiepercentage bedraagt 30 % van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden, ereloon en animatiekosten bedoeld in artikel 391. D, eerste lid.
   In afwijking van het eerste lid, bedraagt het subsidiepercentage 50 % van de kostprijs van de investeringen :
   1° wanneer de werken en aankopen worden uitgevoerd in een toeristische camping met minstens 50 % van diens plaatsen voorbehouden voor kampeerders op doortocht;
   2° wanneer de werken en aankopen de behandeling, de zuivering en de lozing van afvalwater van de camping betreffen, met inbegrip van de algemene riolering;
   3° wanneer de werken en aankopen diegenen betreffen die in artikel 391. D., tweede lid, zijn bedoeld;
   4° Wanneer de werken en aankopen bestemd zijn om de toeristische camping of de camping op de hoeve in overeenstemming te brengen met de basisnormen of de specifieke normen.
   § 2. Het subsidiepercentage bedraagt 50 % van de kostprijs van de aankopen, werken en ereloon bedoeld in artikel 391.D, tweede lid.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 126, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 396.D. Er kan geen enkele subsidie verleend worden indien de kostprijs van de aankopen, de werken en het ereloon lager ligt dan [1 7.500]1 euro per [1 toeristische camping]1 en [1 1.500]1 euro per [1 camping op de hoeve]1, aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 127, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 397.D. [1 Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een toeristische camping mag 85.000 euro per periode van drie jaar niet overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar of van houder van de vergunning.
   De Regering is gemachtigd om een maximumbedrag per categorie werken vast te leggen, alsook het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een camping op de hoeve en dat kan variëren naargelang de huisvestingscapaciteit.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 128, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 397/1.BWR. [1 Het totaalbedrag van de toelagen toegekend voor een camping op de hoeve wordt beperkt tot de volgende maximumbedragen :
   1° wanneer het om een ruimte voor de ontvangst op de hoeve gaat :
   a) in geval van oorspronkelijke investering gebonden aan de oprichting : 5.000 euro over een periode van drie jaar;
   b) in geval van investering gebonden aan de renovatie en het onderhoud : 3.000 euro over een periode van drie jaar;
   2° wanneer de camping op de hoeve uit zeven tot vijftien eenheden bestaat :
   a) in geval van oorspronkelijke investering gebonden aan de oprichting : 10.000 euro over een periode van drie jaar;
   b) in geval van investering gebonden aan de renovatie en het onderhoud : 5.000 euro over een periode van drie jaar;
   3° wanneer de camping op de hoeve uit meer dan vijftien eenheden bestaat :
   a) in geval van oorspronkelijke investering gebonden aan de oprichting : 15.000 euro over een periode van drie jaar;
   b) in geval van investering gebonden aan de renovatie en het onderhoud : 7.500 euro over een periode van drie jaar.
   Die maximumbedragen zijn van toepassing zelfs bij verandering van eigenaar of van houder van de vergunning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 98, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


HOOFDSTUK V. - Subsidies voor de vakantiedorpen en de verblijfseenheden
Afdeling 1. - Subsidies voor de gemeenschappelijke uitrustingen van de vakantiedorpen
Art. 398.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie toekennen]1 voor de aanleg en de uitrusting van vakantiedorpen, evenals voor het ereloon in verband ermee en voor de aankoop van de materialen die nodig zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden bestemd voor de oprichting of de modernisering van de vakantiedorpen, alsmede voor de kosten voor animatie.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 129, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 398/1.D. [1 De toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 398. D wordt onderworpen aan de naleving van de volgende voorwaarden :
   1° 75 % van de eigenaars van woningen gelegen in het vakantiedorp hebben ingestemd met de werkzaamheden en de aankopen waarvoor de subsidie is aangevraagd;
   2° het beheer en het in de handel brengen van verblijfseenheden worden toevertrouwd aan professionelen of aan een beheersorgaan;
   3° de gesloten basisakte bepaalt minstens de aangenomen bepalingen om het onderhoud van de verblijfseenheden en collectieve uitrustingen te garanderen;
   4° de beheersovereenkomst bepaalt minstens de aangenomen bepalingen om het onderhoud van de verblijfseenheden te garanderen.
   5° de subsidieaanvraag bevat een omschrijving van de werken en aankopen die gepland zijn zowel inzake collectieve uitrusting als verblijfseenheden, voor de vijf jaren die volgen op de subsidieaanvraag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 130, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 399.D. [1 Van de aankopen en werken waarvoor een subsidie verleend kan worden krachtens artikel 398. D., stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 131, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 399/1.BWR. [1 Een subsidie zoals bedoeld in artikel 398.D kan worden verleend voor :
   1° de werkzaamheden betreffende de aanleg en de uitrusting van de installaties voor de behandeling, de zuivering en de lozing van het afvalwater met inbegrip van de algemene riolering en de ontsmettingssytemen;
   2° de aanleg van speel- en sportterreinen alsmede de onafzetbare uitrustingen die deel uitmaken van die aanleg voor zover hun toegang vrij en gratis is voor de gasten;
   3° de installaties voor de verzameling en de selectieve afvalsortering met inbegrip van de containers;
   4° de inrichting van parken, tuinen en bloemperken op basis van plaatselijke soorten;
   5° de werken voor de overeenstemming met de specifieke of basisnormen inzake brandveiligheid;
   6° de verkeersbebakening van het vakantiedorp die voldoet aan de criteria van de gemeentelijke, provinciale, gewestelijke en federale reglementering alsmede de interne bebakening van het vakantiedorp;
   7° de inrichting van een onthaallokaal, met inbegrip van zijn balie, het computer- en informatiemateriaal en de software alsmede een ruimte met verbinding zonder draad met internetnetwerk;
   8° de installatie van een systeem voor de opvang en het gebruik van regenwater;
   9° de aankoop en de installatie van het materiaal voor de productie van hernieuwbare energieën dat uitsluitend voor het vakantiedorp bestemd is, alsmede de vervanging van uitrustingen van het vakantiedorp, waardoor het energieverbruik van de betrokken structuur verminderd kan worden;
   10° de specifieke inrichtingen met het oog op de overeenstemming met alle bepalingen van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling of genomen krachtens laatstgenoemde; deze bepalingen betreffen de specifieke inrichtingen voor de opvang van personen met een verminderde beweeglijkheid;
   11° de aankoop van hardware, gereedschappen en software gebonden aan het beheer van het vakantiedorp alsook elke opleiding van het personeel voor het gebruik van die gereedschappen;
   12° de infrastructuren voor de animatie;
   13° de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goederen, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking, het verstevigen en het verhogen van de oevers van een watervlak;
   14° de werken betreffende de bijzondere technieken, namelijk de verwarming, de technieken voor isolatie en luchtzuivering;
   15° de uitrustingen betreffende het telecommunicatienet, de veiligheid, met inbegrip van telebewaking;
   16° de informatische uitrustingen voor klanten gelegen in gemeenschappelijke gebieden;
   17° de aanleg en het verkrijgen van een washok, met inbegrip van de wasmachines en droogkasten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 99, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 400.D. § 1. Het subsidiepercentage bedraagt 30% van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 398.D.
  [1 In afwijking van het eerste lid, bedraagt het subsidiepercentage 50 % van de kostprijs van de investeringen wanneer de uitgaven bestemd zijn :
   1° om de vakantiedorpen in overeenstemming te brengen met de basisnormen of de specifieke normen;
   2° voor de inrichtings- en uitrustingswerken van de installaties voor de behandeling, de zuivering en de lozing van afvalwater, met inbegrip van de algemene riolering en de ontsmettingssytemen.]1
  § 2. Er kan geen enkele subsidie worden toegekend indien de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon lager is dan [1 7.500]1 euro per vakantiedorp, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen.
  § 3. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een vakantiedorp mag [1 85.000]1 euro per periode van drie jaar overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar. "
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 132, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Subsidies voor de verblijfseenheden
Art. 401.D. [1 Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting kan de Regering een subsidie toekennen voor de aankoop van roerende goederen of materialen uitgevoerd in verblijfseenheden, en voor de desbetreffende werkzaamheden en ereloon bestemd voor de oprichting en de renovatie van verblijfseenheden.
   Van de aankopen en werken waarvoor een subsidie bedoeld in het eerste lid verleend kan worden, stelt de regering een nauwkeurige opgave vast.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 133, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 401/1.BWR. [1 Een subsidie zoals bedoeld in artikel 401.D kan worden verleend voor :
   1° het in overeenstemming brengen van de verblijfseenheid met de specifieke of basisnormen inzake brandveiligheid;
   2° de inrichtingen bestemd om het globale energieverbruik van de verblijfseenheid te verminderen;
   3° de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goederen, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking;
   4° de werken betreffende de bijzondere technieken, namelijk de verwarming, de technieken voor isolatie en luchtzuivering;
   5° de aankopen van bed en toebehoren, namelijk bed, onderbed, en matras.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 100, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 402.D. [1 Het subsidiepercentage bedraagt 30 % van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 401.D.
   "In afwijking van het eerste lid bedraagt het subsidiepercentage 50 % van de kostprijs van de investeringen wanneer de uitgaven bestemd zijn om de verblijfseenheden in overeenstemming te brengen met de basisnormen of de specifieke normen. Per periode van tien jaar kan het totaalbedrag van de voor een verblijfseenheid toegekende subsidies niet hoger zijn dan 9.000 euro zelfs in geval van verandering van eigenaar.
   De regering kan een maximumbedrag per categorie werken vastleggen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 134, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK Vbis. [1 - Ongewone toeristische logiezen]1   ----------   (1)
Art. 402/1.D.[1 § 1. [2 De Regering spreekt zich uit, mits advies van de Raad voor Toerisme, over de erkenning van het ongewoon karakter van een toeristisch logies volgens de procedure die zij bepaalt.
   Een toeristisch logies wordt beschouwd als ongewoon als hij kenmerken vertoont die ingaan tegen het gemeenschappelijk gebruik, onverwacht en ongewoon, namelijk ten opzichte van zijn architectuur, van zijn oneigenlijk gebruik, van de originaliteit van zijn activiteiten en prestaties, van zijn unieke geografische ligging.
   Het ongewone toeristische logies kan worden onderworpen aan de naleving van de voorwaarden betreffende :
   1° de kenmerken van het gebouw en diens naaste omgeving zoals meer bepaald de ruimteindeling en de uitrusting ervan;
   2° de staat van onderhoud, gezondheid en schoonheid, het comfort en de veiligheid van het gebouw en diens naaste omgeving ;
   3° de expertise en het professionalisme van de beheerder van het toeristische logies.
   Wanneer de Regering zich heeft uitgesproken over het ongewoon karakter van het toeristisch logies, identificeert zij één van de categorieën bedoeld in artikel 1. D, 1°, 2°, 11°, 23°, 29°, 35° en 50°, waarmee het ongewone logies wordt gelijkgesteld.
   Op voorstel van de Raad voor Toerisme kan de Minister bijkomende voorwaarden voorzien naast die voorzien in het tweede lid.]2
   § 2. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting, kan een ongewone toeristische logies, gelijkgesteld met een streekgebonden toeristische logies of een verblijfseenheid, in aanmerking komen voor de subsidies bedoeld respectievelijk in de artikelen 385.D en 402.D, met een subsidiepercentage verhoogd met tien percent.
   Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting, kan een ongewone toeristische logies, gelijkgesteld met een mobiel of niet-verplaatsbaar verblijf, in aanmerking komen voor de subsidies bedoeld in artikel 391.D., met een subsidiepercentage verhoogd met tien percent.
   Het percentage van de subsidie wordt beperkt tot een maximum van 55 % . De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de erkenning van het ongewoon karakter van het toeristisch logies
   § 3. De Raad voor Toerisme kan op de vergaderingen een vertegenwoordiger uitnodigen van het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw om zijn advies uit te brengen over de erkenning van het ongewone logies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 136, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2017-12-13/20, art. 194, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 402/2.BWR.[1 De vergunninghouder of de exploitant dient zijn aanvraag voor de erkenning van het ongewoon karakter van het toeristische logies per certificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme in door middel van het door laatstgenoemde afgegeven formulier.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt de aanvraag,voor een met redenen omkleed advies over de al dan niet erkenning van het ongewoon karakter van het logies, aan de Raad voor Toerisme over. In zijn advies identificeert hij de categorie toeristisch logies waarmee het logies wordt gelijkgesteld.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme ontvangt het advies binnen 45 dagen na ontvangst van de aanvraag. Indien het advies binnen de vastgestelde termijn niet wordt meegedeeld, wordt daaraan voorbijgegaan.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt een voorstel tot beslissing over het ongewoon karakter van het logies aan de Minister over.
   De Minister spreekt zich uit binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het dossier. Hij maakt zijn beslissing aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over dat kennis daarvan geeft aan de aanvrager. Er wordt een afschrift overgemaakt aan het bevoegde technisch comité.
   De begunstigde dient te bestemming van het goed gedurende tien jaar ingaand te rekenen van 1 januari volgend op het laatste jaar waarvoor de subsidie is uitbetaald, in stand te houden.
   De erkenning van het ongewoon karakter heeft een geldigheidsduur van [5 vijf jaar]5 ingaand te rekenen van de datum waarop de erkenningsbeslissing door de Minister is ondertekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 101, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK VI. - Bepalingen gemeen aan de subsidies voor de hotelbedrijven, het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen, [1 de toeristische campings]1, de vakantiedorpen en de verblijfseenheden   ----------   (1)
Afdeling 1 - Algemeen
Art. 403.D. De belasting over de toegevoegde waarde kan inbegrepen zijn in het bedrag van de aankopen, werkzaamheden en ereloon die voor subsidie in aanmerking komen, indien die belasting niet door de aanvrager gerecupereerd wordt.

Art. 404.BWR.[1 De Minister bepaalt de prioritaire investeringen bedoeld in de artikelen 379.D, tweede lid, 395.D, § 1, tweede lid, 4°, 400.D, § 1, tweede lid, 3°.
   De investeringen bedoeld in artikel 378, eerste lid, 2°, k) worden als prioritair in de zin van artikel 379.D, tweede lid, beschouwd.
   De investeringen bedoeld in artikel 393, eerste lid, 32°, worden als prioritair in de zin van artikel 395.D, § 1, tweede lid, 4°, beschouwd.
   De investeringen bedoeld in artikel 399/1, eerste lid, 10°, worden als prioritair in de zin van artikel 400.D, tweede lid, 3°, beschouwd.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 102, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2.- Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 405.D. De toekenning van de in de artikelen 376.D, 382.D, 388.D, 391.D, 398.D en 401.D bedoelde subsidies wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende voorwaarden :
  1° de aanvrager of de vertegenwoordigende eenheid wanneer de aanvrager de eigenaar is van een verblijfseenheid of een vakantiedorp, dient houder te zijn van de vergunning die overeenstemt met het type [1 toeristische logies]1 waarvoor de subsidie wordt aangevraagd of zich er schriftelijk toe verbinden de vergunning aan te vragen, uiterlijk na voltooiing der werken;
  2o de aanvrager dient ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 407.D voor te leggen.
  De begunstigde dient te bestemming van het goed gedurende [1 tien]1 jaar ingaand te rekenen van 1 januari volgend op het laatste jaar waarvoor de subsidie is uitbetaald, in stand te houden.
  Er wordt geen enkele subsidie verleend indien een andere overheid reeds een subsidie heeft verleend voor die werkzaamheden, ereloon of aankopen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 138, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 3. - Aanpassing van de percentages en de maximumbedragen
Art.406. D- De Regering is gemachtigd om de bedragen bepaald in de artikelen 380.D, 381.D, 386.D, 387.D, 390.D, 396.D, 397.D, 400.D en 402.D aan te passen om rekening te houden met de waarde van de index der consumptieprijzen van de maand januari 2005 volgens de formule :
  bedrag bepaald in respectievelijk elk artikel x nieuw indexcijfer/aanvankelijk indexcijfer
  waarbij het aanvankelijk indexcijfer, het indexcijfer is van de maand januari 2005 en het nieuwe indexcijfer, het indexcijfer van de maand van het lopende jaar.
  In ieder geval worden de op grond van lid 1 aangepaste bedragen naar de lagere eenheid afgerond indien de decimaal kleiner is dan 50 en naar de hogere eenheid indien de decimaal gelijk is aan of hoger is dan 50.

Afdeling 4. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 407.D. [1 De Regering bepaalt de procedure voor het toekennen, de vereffening en de controle van de subsidies.]1
  De Regering stelt de inhoud vast en bepaalt de vorm van de subsidie-aanvraag. Ze bepaalt het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 139, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 408.BWR.[1 De aanvraag voor de toekenning van een subsidie zoals bedoeld in de artikelen 376.D, 382.D, 388.D, 391.D, 398.D, en 401.D wordt door middel van het formulier afgeleverd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, dat uitdrukkelijk de bepaling van artikel 405.D, derde lid, citeert, ingediend.
   Samen met de subsidieaanvraag worden alle nuttige documenten en gegevens ingediend, en minstens :
   1° een afschrift van de vereiste bestuurlijke vergunningen die een definitief karakter bezitten;
   2° een geraamd ontwerp, bestekken of facturen waarop de eenheidsprijzen en de hoeveelheden in detail vermeld worden;
   3° een aangifte met vermelding van de verkregen, aangevraagde of verwachte subsidies van andere openbare overheden, met inbegrip van de verkregen tegemoetkomingen van elke overheid of openbare instelling tijdens de drie jaar die aan de aanvraag zijn voorafgegaan en waarop Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun van toepassing is;
   4° in voorkomend geval, vergunningen voor de plaatsing van verkeerssignalisatie;
   5° in voorkomend geval, een stuk uitgaand van de eigenaar van het toeristische logies waaruit blijkt dat hij instemt met de uitvoering van de werken;
   6° een eigendomsattest afgeleverd door het territoriaal bevoegde registratiekantoor;
   7° in voorkomend geval, de verbintenis bedoeld in artikel 405.D, eerste lid, 1°;
   8° in voorkomend geval, het formulier voor de erkenning van het ongewoon karakter van het toeristisch logies zoals bepaald in artikel 402/2 of van de beslissing van de Minister tot erkenning van het ongewoon karakter van het logies.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het tweede lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het tweede lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 103, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 409.BWR. [1 § 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidieaanvraag voor een hotelbedrijf, een toeristische camping, een camping op de hoeve of een vakantiedorp krijgt, het bedrag van de subsidies die toegekend worden voor dit toeristische logies tijdens het jaar van de aanvraag en de twee voorafgaande begrotingsjaren.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het gaat om een subsidieaanvraag voor een streekgebonden toeristisch logies, het bedrag van de subsidies die toegekend worden voor dit toeristische logies tijdens het jaar van de aanvraag en de negen voorafgaande begrotingsjaren.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het gaat om een subsidieaanvraag voor een gemeubileerde vakantiewoning of een verblijfseenheid, het bedrag van de subsidies die toegekend worden voor dit toeristische logies tijdens het jaar van de aanvraag en de negen voorafgaande begrotingsjaren.
   § 2. De subsidie bedoeld in artikel 376.D overschrijdt het bedrag gelijk met het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in artikel 381.D en het bedrag bepaald overeenkomstig § 1, eerste lid, niet.
   De subsidie bedoeld in artikel 391.D overschrijdt het maximumbedrag bedoeld in artikel 397.D en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid van paragraaf 1 niet.
   De subsidie bedoeld in artikel 382.D, eerste lid, overschrijdt het maximumbedrag bedoeld in artikel 387.D en het bedrag bepaald respectievelijk overeenkomstig het tweede lid van paragraaf 1 niet.
   De subsidie bedoeld in artikel 398.D overschrijdt het bedrag gelijk met het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in artikel 400.D, § 3, en het bedrag bepaald overeenkomstig § 1, eerste lid, niet.
   De subsidie bedoeld in artikel 401.D overschrijdt het maximumbedrag bedoeld in artikel 402.D, tweede lid, en het bedrag bepaald overeenkomstig het derde lid van paragraaf 1 niet.
   De subsidie bedoeld in artikel 382.D., tweede lid, overschrijdt het maximumbedrag bedoeld in artikel 387.D en het bedrag bepaald respectievelijk overeenkomstig het tweede lid van paragraaf 1 niet.
   De subsidie bedoeld in artikel 388.D overschrijdt het maximumbedrag bedoeld in artikel 390.D en het bedrag bepaald overeenkomstig het derde lid van paragraaf 1 niet.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme waakt er bovendien over dat Verordening nr. 1407/2013 van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun nageleefd wordt.
   Indien het bedrag van een subsidie voor een hotelbedrijf, een toeristische camping, een camping op de hoeve of een vakantiedorp het maximumbedrag bedoeld respectievelijk in de artikelen 381/1, 397.D, 397/1 en 400.D bereikt, kan er enkel op grond van een nieuwe aanvraag die ten vroegste twee jaar na de vastlegging van de voorgaande subsidie wordt ingediend, een nieuwe subsidie worden verleend.
   Indien het bedrag van een subsidie die toegekend wordt voor streekgebonden toeristisch logies op grond van artikel 382.D, eerste lid, of op grond van artikel 382.D, tweede lid, het maximumbedrag bepaald respectievelijk in artikel 387/1 bereikt, kan er enkel op grond van een nieuwe aanvraag die ten vroegste negen jaar na de vastlegging van de voorgaande subsidie een nieuwe subsidie worden verleend.
   Indien het bedrag van een subsidie voor een gemeubileerde vakantiewoning of een verblijfseenheid het maximumbedrag bepaald in artikel 390.D of 402.D bereikt, kan er enkel op grond van een nieuwe aanvraag die ten vroegste negen jaar na de vastlegging van de voorgaande subsidie wordt ingediend, een nieuwe subsidie worden verleend.
   § 3. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 104, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 410.D. Elke persoon die de toekenning van een subsidie krachtens artikel 376.D, 382.D, 388.D, 391.D, 398.D of 401.D aanvraagt, geeft de Regering daardoor toelating om ter plaatse elke nuttig geachte verificatie door te voeren.
  De weigering om zich te onderwerpen aan die verificaties of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat niet voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld in artikel 405.D.

Art. 411.D.De uitbetaling van de subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de volgende voorwaarden :
  1° de aankopen dienen uitgevoerd te zijn ten vroegste op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van indiening van de aanvraag en uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op de budgettaire vastlegging van de subsidie; de werken dienen ten vroegste op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van indiening van de aanvraag [1 tot subsidie]1 aangevat en uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de budgettaire vastlegging van de subsidie voltooid te zijn;
  2° [1 ...]1
  3° [1 de aankopen en de werkzaamheden waarvoor ze toegekend is, zijn voltooid, het toeristische logies is functioneel en beschikt over de vergunning om de benaming bedoeld in artikel 1, 11°, 12°, 23°, 29°, 35°, 50° en 53° te gebruiken op het ogenblik van de vereffening [2 of de erkenning van het ongewoon karakter van de toeristische logies overeenkomstig artikel 402/1.D]2;]1
  4° de originele facturen, met een minimumbedrag van [1 250]1 euro elk, dienen te worden voorgelegd;
  5° de begunstigde of de vertegenwoordigende eenheid als het gaat om een verblijfseenheid, dient de machtiging te hebben bekomen die overeenstemt met het type [1 toeristische logies]1 waarvoor de subsidie is aangevraagd;
  6° de facturen betreffende de onroerende werkzaamheden worden enkel in aanmerking genomen [1 voor zover ze opgesteld worden door ondernemingen geregistreerd bij de Federale Overheidsdienst Financiën of bij de bevoegde overheid van elke Lidstaat van de Europese Unie]1;
  7° elke factuur die rechtstreeks of via een gebonden persoon, namelijk de onderneming waarvan de aanvrager [1 ...]1 of elke samenwonende persoon, [1 ...]1 de beheerder of de eigenaar is, opgesteld is door de eigenaar of de beheerder van de [1 het toeristische logies]1 wordt in aanmerking genomen;
  In afwijking van het eerste lid, 4°, wordt geen enkel minimaal bedrag vereist voor de facturen betreffende aankopen, werken en erelonen die dienen om de basisnormen of de specifieke veiligheidsnormen te halen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 141, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2017-12-13/20, art. 195, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 412.D. De subsidie wordt vereffend aan degene die de materiaalaankopen of de werken financiert voor zover hij steeds eigenaar of vergunningshouder is op de dag van de vereffening.

Art. 413.D. De Regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 405.D, 411.D en 412.D nageleefd worden.
  De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 405.D, 411.D of 412.D niet naleeft.

Art. 414.D. [1 De subsidiegerechtigde betaalt de subsidie in verhouding tot het aantal overblijvende jare terug]1 indien binnen de termijn van [1 tien]1 jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, niet meer aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 405.D voldaan wordt. [1 De Regering kan de niet-terugbetaling van een subsidie toelaten onder de voorwaarden die zij bepaalt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 142, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 414/1.BWR. [1 De Minister kan in de gevallen van overmacht de niet-terugbetaling van een subsidie toelaten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 105, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 415.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+, 2 en 3 aan die belast zijn met :
  1° de verificaties ter plaatse bepaald in artikel 410.D;
  2° de controle bepaald in artikel 413.D.

HOOFDSTUK VII. - Subsidies ter zake van sociaal toerisme
Afdeling 1 - Algemeen
Art. 416.D. Om het sociaal toerisme te bevorderen en te ontwikkelen, kan de Regering binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting tussenbeide komen in de uitgaven verricht door de verenigingen voor sociaal toerisme die de voorwaarden vastgesteld in artikel 418.D vervullen.
  De subsidie van het Waalse Gewest kan betrekking hebben op uitgaven aangaande :
  1° de aankopen of de herbestemmingen van gronden of installaties of de bouwwerken bestemd voor de totstandbrenging van toeristische logiesverstrekkende inrichtingen die onder het sociaal toerisme vallen;
  2° de binneninrichting, de roerende uitrusting en het groot onderhoud van de gronden, installaties en bouwwerken bedoeld onder punt 1°.
  Het ereloon met betrekking tot de werken bedoeld in het tweede lid kan gesubsidieerd worden.
  De belasting over de toegevoegde waarde kan gesubsidieerd worden voorzover ze niet gerecupereerd kan worden door de begunstigde vereniging.

Art. 417.D. De Regering kan de subsidieerbare uitgaven omschrijven.

Afdeling 2.- Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 418.D. De Regering kan de subsidies bedoeld in artikel 416.D, tweede lid, toekennen aan de verenigingen voor sociaal toerisme die volgende voorwaarden vervullen :
  1° de toeristische logiesverstrekkende inrichting waarvoor de subsidie is aangevraagd leeft de sanitaire uitrustingsnormen vastgesteld door de Regering, de basisnormen en de specifieke veiligheidsnormen na;
  2° de vereniging voor sociaal toerisme voorziet in een uitrusting en een uitbating die voldoende zijn om een rationeel en doeltreffend beheer mogelijk te maken;
  3° zij verdedigt een project dat kadert in het algemeen beleid dat door het Waalse Gewest inzake toerisme gevoerd wordt;
  4° per kalenderjaar besteedt ze in verhouding tot het aantal overnachtingen minstens 51 % van de werkelijke bezetting van de betrokken toeristische logiesverstrekkende inrichting aan het onderbrengen van aangesloten leden;
  5° de vergoeding van de prestaties die aan haar aangesloten leden aangeboden worden, overschrijdt niet, enerzijds, drie vierde van de gemiddelde prijs die voor een vergelijkbare prestatie in een hotelbedrijf betaald moet worden en, anderzijds, drie vierde van de prijs die zij in de toeristische logiesverstrekkende inrichting vraagt van niet-leden;
  6o de aanvrager dient ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 424.D voor te leggen.
  Er wordt geen enkele subsidie toegestaan indien de werken, het ereloon of de aankopen gesubsidieerd kunnen worden krachtens andere wets- of regelgevende bepalingen behalve indien vastgesteld wordt dat zij zonder die bijkomende steun niet verwezenlijkt zouden kunnen worden.

Art. 419.D. De Regering is gemachtigd om de sanitaire veiligheidsnormen bedoeld in artikel 418.D, eerste lid, 1°, vast te stellen.

Art. 420.BWR. De krachtens artikel 418.D, eerste lid, 1°, door de toeristische logiesverstrekkende inrichting na te leven normen voor de sanitaire uitrustingen waarvoor een vereniging voor sociaal toerisme een subsidie aanvraagt, zijn :
  1° gemiddelde lucht per kamer : minstens 8m; per persoon;
  2° minstens één douche per acht personen;
  3° minstens één W.C. per acht personen;
  4° minstens één wastafel per drie personen.

Art. 421.D. De vereniging voor sociaal toerisme dient in het onderhoud van de met de subsidie doorgevoerde verwezenlijking te voorzien en de bestemming ervan in stand te houden gedurende een termijn van vijftien jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin zij voor de subsidie in aanmerking is gekomen.
  Die termijn wordt tot zeven jaar teruggebracht voor de aankopen van roerende goeden.

Afdeling 3.- Subsidiepercentages en -bedragen
Art. 422.D. De subsidie bedraagt maximum 75 % van het bedrag van de uitgaven bedoeld in artikel 416, tweede lid, voorzover er bedden worden opgericht.
  De subsidie bedraagt maximum 60 % van het bedrag van de uitgaven bedoeld in artikel 416.D, tweede lid, zonder oprichting van bedden.

Art. 423.D. Het maximaal subsidieerbare bedrag wordt vastgesteld op 12.500 euro per op te richten bed, behalve indien de Regering de toelating geeft om het maximumbedrag te overschrijden.
  Het bedrag wordt jaarlijks op 1 april aangepast ten opzichte van het indexcijfer van de bouwkostprijs van 5 april 1997 volgens de formule :
  (12.500 x indexcijfer) / 469
  waarbij het indexcijfer van de bouwkostprijs van 5 april 1997 gelijk is aan 469 en het nieuwe indexcijfer, het indexcijfer van de bouwkostprijs is van de maand maart van het lopende jaar.
  In ieder geval wordt de op grond van het tweede lid aangepaste bedrag afgrond naar de lagere eenheid in de veronderstelling dat de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid in het geval waarin de decimaal gelijk zou zijn aan of hoger zou zijn dan 50.
  De Regering maakt jaarlijks de lijst van de beslissingen inzake de overschrijding van het maximumbedrag en de verantwoordingen ervan aan de Waalse Gewestraad over.
  De kostprijsberekening per bed houdt rekening met alle uitgaven bedoeld in artikel 416.D, tweede lid, en met het ereloon van de architect, andere honoraria bedoeld in artikel 416.D, derde lid, uitgesloten. De belasting over de toegevoegde waarde met betrekking tot die uitgaven, de kosten verbonden aan de aankoop van panden en de uitgaven voor de inrichting ten behoeve van de opvang van gehandicapten worden buiten de berekening gelaten.

Afdeling 4. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 424.D. De subsidieaanvraag dient per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme te worden gericht.
  De Regering stelt de inhoud vast en bepaalt de vorm van de subsidie-aanvraag. Ze bepaalt het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten.

Art. 425.BWR. Bij de aanvragen met betrekking tot de uitgaven bedoeld in artikel 416.D, tweede lid, worden volgende stukken in tweevoudig exemplaar gevoegd :
  1° een korte uiteenzetting waarin de hoofdkenmerken van de toeristische logiesverstrekkende inrichting opgegeven worden, opgemaakt door middel van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
  2° in voorkomend geval, een afschrift van het brandveiligheidsattest;
  3° in voorkomend geval, een attest waaruit blijkt dat de elektriciteitsinstallatie conform is, afgeleverd door een erkende instelling;
  4° een bewijs van goed zedelijk gedrag ten behoeve van een overheidsbestuur en dat op naam van de persoon belast met het dagelijks beheer van het centrum voor sociaal toerisme is afgeleverd sinds minder dan drie maanden;
  5° de plattegronden, het bestek en een gedetailleerde raming van de investeringen en de uitgaven waarvoor de subsidie is aangevraagd;
  6° een nota waaruit de toeristische gepastheid blijkt en waarmee vastgesteld wordt dat de werken of aankopen conform zijn aan de wettelijke en regelgevende bepalingen; de motivering van de werken of aankopen ten opzichte van de zorgvuldige exploitatie van de toeristische logiesverstrekkende inrichting of de oprichting ervan; de summiere analyse van de lokale behoeften inzake uitrustingen;
  7° een afschrift van de vereiste bestuurlijke vergunningen, die een definitief karakter moeten hebben;
  8° een afschrift van de eigendomstitel of van de huurpacht;
  9° de lijst van de voor hypotheek in aanmerking komende goeden, eigendomstitels of huurpachten, een recente hypothecaire staat in verband met die goeden en, in voorkomend geval, een recent attest van de hypothecaire schuldeiser waaruit het bedrag van zijn schuldvordering in hoofdsom en in rente blijkt indien de aangevraagde subsidie het bedrag van 100.000 euro overschrijdt;
  10° een afschrift van de laatst bijgewerkte statuten van de vereniging voor sociaal toerisme;
  11° de balansen en resultaatrekeningen van de laatste twee jaar;
  12° een financieringsplan voor de uitvoering van de werken;
  13° een op drie jaar opgestelde raming van het beheer.

Art. 426.D. Elke vereniging voor sociaal toerisme die om een subsidie krachtens artikel 127 verzoekt geeft de Regering daardoor toelating om ter plaatse de verificaties die ze nuttig acht te laten verrichten om te beoordelen of vanuit technisch, toeristisch en sociaal oogpunt het project aan de vooropgestelde doelstellingen en aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 418.D beantwoordt.
  De weigering om zich aan die verificaties te onderwerpen of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden dat aan die doelstellingen en voorwaarden niet voldaan is, met zich mee.

Art. 427.D. § 1. Indien de subsidie 100.000 euro overschrijdt, wordt diens terugbetaling gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op de in Belgie gelegen goeden van de begunstigde en zijn voor hypotheek vatbaar.
  De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de Regering. De inschrijving vindt plaats niettegenstaande verweer, bestrijding of beroep.
  De inschrijvingskosten van de wettelijke hypotheek dienen door de subsidiegerechtigde te worden overgenomen.
  § 2. Indien de subsidieaanvrager evenwel niet over voor hypotheek vatbare goeden beschikt en de subsidie 100.000 euro overschrijdt, dient de terugbetaling gewaarborgd te worden door een conventionele hypotheek waarvan de lasten door de aanvrager worden overgenomen.

Art. 428.D. § 1. De subsidie die beantwoordt aan de aankoop van panden, een overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, kan uitbetaald wordt ter hoogte van maximum 90 % na voorlegging van de stukken van uitgaven die de aankoop, de werken, de leveringen of dienstverleningen ter hoogte van minstens één derde van de voorziene uitgave verantwoorden.
  De eindafrekening dient uiterlijk vóór verstrijken van de twaalfde maand volgend op de datum van de laatste voorlopige uitbetaling te worden voorgelegd.
  § 2. De aankoop van panden waarvoor een subsidie verkregen kan worden, dient ten vroegste op de datum van indiening van de subsidieaanvraag en uiterlijk binnen twaalf maanden na kennisgeving van de toekenning ervan plaats te vinden.
  De werken, leveringen of dienstverleningen dienen ten vroegste op de datum van indiening van de subsidieaanvraag en uiterlijk binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen van de kennisgeving van de toekenning ervan plaats te vinden en dienen uiterlijk drie maanden na de aanvang van de werken, leveringen of dienstverleningen voltooid te zijn.
  § 3. Bij niet-naleving van de termijnen bepaald in de paragrafen 1 en 2 en behoudens verlenging toegestaan door de Regering op grond van een behoorlijk verantwoorde aanvraag die door begunstigde wordt ingediend vóór verstrijken van de aanvankelijke termijn, dienen de onverschuldigd gestorte sommen te worden terugbetaald.

Art. 429.D. De Regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 418.D, 421.D en 428.D nageleefd worden.
  De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 418.D, 421.D of 428.D niet naleeft.

Art. 430.D. § 1. De begunstigde vereniging die ophoudt te voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 418 en 421, eerste lid, dient, behoudens voorafgaandelijke toelating door de Regering, de subsidie die op grond van artikel 416 toegekend is, volledig terug te betalen indien de gebeurtenis die de teruggave verantwoordt, plaatsvindt binnen een termijn van vijf jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie is uitbetaald.
  Indien die gebeurtenis plaatsvindt na verstrijken van die termijn van vijf jaar, dient de begunstigde vereniging de subsidie verminderd met één tiende voor elke periode van twaalf jaar die verstreken is na de voornoemde termijn van vijf jaar, terug te betalen.
  § 2. Indien de subsidie die toegekend is op grond van artikel 416 de aankoop van roerende goeden betreft, dient de begunstigde vereniging ze behoudens voorafgaandelijke toelating door de Regering terug te betalen in verhouding tot het aantal nog te lopen jaren indien binnen een termijn van zeven jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin zij voor subsidie in aanmerking is gekomen, niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 418.D en 421.D, tweede lid.

Art. 431.D. Naast de algemene boekhouding houdt de subsidiegerechtigde vereniging afzonderlijke boeken die de opstelling van een resultatenrekening en van een jaarbalans voor elk centrum voor sociaal toerisme omvatten.

Art. 432.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+, 2 of 3 aan die belast zijn met :
  1° de verificaties ter plaatse bepaald in artikel 426.D;
  2° de controle bepaald in artikel 429.D;
  3° de controle van de naleving van de termijnen bepaald in artikel 428.D en de verlenging ervan overeenkomstig de bepaling van dat artikel.

Art. 433.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1 of 2+ aan die belast zijn met :
  1° het opvragen van de inschrijving der hypotheken bepaald in artikel 427.D.
  2° het ondertekenen van de akten van handlichting onder voorbehoud van de voorafgaandelijke toelating van de Regering bepaald in artikel 430.D.

TITEL 6. - Kampplaatsen
HOOFDSTUK I. - Label
Art. 434.D.De eigenaar of de beheerder van een kampplaats kan om de toekenning van het label voor zijn toeristische logiesverstrekkende inrichting door een erkende instelling vragen. Het label kan aangevuld worden met een indeling in drie categorieën [4 voor gebouwen en in twee categorieën voor terreinen]4 volgens de normen die door de Regering op basis van de criteria bedoeld in artikel 462.D bepaald worden.
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 435.D. Het label wordt voor maximum tien jaar verleend.

Art. 436.D. Het label is niet overdraagbaar.

HOOFDSTUK II. - Procedure
Art. 437.D. De aanvraag van een label wordt per gecertificeerde zending bij de erkende instelling ingediend. Om ontvankelijk te zijn wordt de betaling van de forfaitaire bijdrage, waarvan het bedrag door de Regering wordt bepaald, eerst bij de erkende instelling verricht.

Art. 438.BWR.[4 Het bedrag van de forfaitaire bijdrage bedoeld in artikel 437.D bedraagt : a) wat de gebouwen betreft:
   - 170 euro voor een plaats waar minder dan 40 jongeren worden opgevangen;
   - 205 euro voor een plaats waar 40 tot minder dan 60 jongeren worden opgevangen;
   - 250 euro voor een plaats waar méér dan 60 jongeren worden opgevangen. b) wat de terreinen betreft:
   - 170 euro voor een plaats waar minder dan 50 jongeren worden opgevangen;
   - 205 euro voor een plaats waar 50 tot minder dan 80 jongeren worden opgevangen;
   - 250 euro voor een plaats waar méér dan 80 jongeren worden opgevangen.]4
  Deze bedragen worden jaarlijs aangepast om rekening te houden met de waarde van de met de waarde van de index der consumptieprijzen, volgens de formule :
  voorzien bedrag x nieuw indexcijfer/aanvankelijk indexcijfer
  waarbij het aanvangsindexcijfer het indexcijfer is van de maand van inwerkingtreding van dit Boek en het nieuwe indexcijfer, het indexcijfer van de verjaardatum van die inwerkingtreding.
  In ieder geval worden de op grond van het vorige lid aangepaste bedragen afgerond naar de lagere euro, gesteld dat de decimaal lager zou zijn dan 50 centen en naar de hogere euro, mocht de decimaal gelijk zijn aan of hoger zijn dan 50 centen.
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 439.D. De Regering stelt de inhoud vast en bepaalt het label-aanvraag. Zij bepaalt de vorm van de aanvraag.

Art. 440.BWR.De labelaanvraag van de eigenaar of de beheerder van een kampplaats wordt ingediend aan de hand van het formulier opgemaakt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme; dat formulier bevat met name een beschrijving van de hoofdzakelijke kenmerken van de kampplaats.
  Daarbij gaan volgende documenten :
  1° in geval van toepassing van artikel 332.D [4 en voor de gebouwen]4, een afschrift van het brandveiligheidsattest;
  2° in geval van toepassing van artikel 347.D [4 en voor de gebouwen]4, een afschrift van het vereenvoudigd controleattest;
  3° in voorkomend geval, een afschrift van de vereiste administratieve vergunningen, die definitief geworden moeten zijn;
  4° een uittreksel van het strafregister, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan drie maanden op naam van de aanvrager en, in voorkomend geval, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische logiesverstrekkende inrichting;
  5° wanneer de uitbating waargenomen wordt door een handelsvennootschap of door een vereniging, een afschrift van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de bijgewerkte en gecoördineerde statuten van de vennootschap of de vereniging;
  [2 6° [4 het bewijs dat de betrokken bevoegde gemeentelijke overheid toestemming heeft verleend om jeugdbewegingen op het terrein te ontvangen.]4]2
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 441.BWR. Het attest betreffende de afgifte van het label wordt op zichtbare wijze in een hermetisch raam aangeplakt binnen de betrokken kampplaats. Het label identificeert verplicht de kampplaats en zijn maximale opslagcapaciteit

Art. 442.D. Indien de aanvraag onvolledig is, richt de erkende instelling binnen de vijftien dagen na ontvangst per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen. De ontbrekende stukken dienen te worden gericht aan de erkende instelling per gecertificeerde zending.
  Binnen vijftien dagen na ontvangst ervan richt de erkende instelling per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.

Art. 443.D. De erkende instelling beslist over de labelaanvraag en richt zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 442, tweede lid.
  Tegelijk wordt ze aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische logiesverstrekkende inrichting gevestigd is, gericht.
  Het uitblijven van kennisgeving aan de aanvrager binnen de gestelde termijn staat gelijk met een weigeringsbeslissing.

Art. 444.D. § 1. In geval van afstand van een kampplaats dient de overnemer binnen drie maanden te rekenen van de afstand een label-aanvraag in. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 437.D tot en met 442.D.
  Bij overlijden van de vergunninghouder dient de overnemer een label-aanvraag in binnen zes maanden te rekenen van het overlijden. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 437.D tot 442.D.
  § 2. In afwijking van § 1 bestaat de aanvraag, indien de kampplaats overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad, uit een uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur en die namens de aanvrager is afgeleverd sinds minder dan drie maanden. Dat bewijs wordt binnen zes maanden na het overlijden gericht aan de erkende instelling, per gecertificeerde zending. Binnen dertig dagen na ontvangst ervan beslist de erkende instelling over de labelaanvraag en geeft er kennis van aan de aanvrager. Het uitblijven van kennisgeving aan de aanvrager binnen de gestelde termijn staat gelijk met een beslissing tot weigering van toekenning van het label.
  § 3. In afwijking van artikel 435.D kan het label in de gevallen bepaald in de paragrafen 1 en 2 gebruikt blijven worden tot en met de kennisgeving van de komende beslissing of het verstrijken van de termijn van dertig dagen bepaald in paragraaf 2 voor zover de aanvraag binnen de vastgestelde termijn is ingediend.

Art. 445.D. Binnen drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de kampplaats laat de labelhouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur geworden aan de erkende instelling en die op naam van de vervanger is afgeleverd sinds minder dan drie maanden.

Art. 446.D. Het label vermeldt :
  - de identiteit van de houder;
  - de identificatie en de ligging van de kampplaats;
  - in voorkomend geval, de indelingscategorie;
  - de basiscapaciteit en de maximale capaciteit van de kampplaats;
  - in voorkomend geval, de duur waarvoor hij wordt verleend.
  Het label wordt aangeplakt op door de Regering bepaalde wijze.

Art. 447.D. De labelhouder meldt aan de erkende instelling elke wijziging die van invloed zou kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van het label of de indeling, bij certificeerde zending binnen dertig dagen te rekenen van de wijziging.

Art. 448.D. De erkende instelling of het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde vragen dat een nieuw uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur overgemaakt wordt en dat sinds minder dan drie maanden aan de labelhouder of aan de persoon belast met het dagelijks bestuur van de kampplaats is afgeleverd. Dat verzoek geschiedt minstens vijfjaarlijks.

HOOFDSTUK III. - Intrekking van het label
Art. 449.D. Het label kan ingetrokken worden door de erkende instelling of het Commissariaat-generaal voor Toerisme :
  1° indien de bepalingen van dit Boek of diens uitvoeringsbesluiten niet in acht genomen worden;
  2° indien de labelhouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de kampplaats veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden en die in België voor een inbreuk omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat gelijkaardig is aan feit dat één van die overtredingen vormt.

Art.450. D- Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een label, licht de erkende instelling of het Commissariaat-generaal voor Toerisme diens houder per gecertificeerde zending in over de grond voor de vooropgestelde intrekking.
  De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen per gecertificeerde zending aan de initiatiefnemer van de procedure tot intrekking over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden.
  In dit geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme in aanwezigheid van de erkende instelling. Er wordt een proces-verbaal opgesteld. De aanvrager en de erkende instelling worden minstens acht dagen vóór de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. De aanvrager kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.

Art. 451.D. Binnen zes maanden na de termijn bedoeld in artikel 450.D, tweede lid, maakt de initiatiefnemer van de procedure zijn beslissing per gecertificeerde zending aan de labelhouder over.
  De beslissing wordt gelijktijdig medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waarin de toeristische logiesverstrekkende inrichting gelegen is en aan ofwel het Commissariaat-generaal voor Toerisme, ofwel aan de erkende instelling.

HOOFDSTUK IV. - Erkende instelling
Art. 452.D.Onverminderd artikel 449.D moet de erkende instelling de labelaanvragen behandelen, het label toekennen of weigeren, zorgen voor een regelmatige controle op de conformiteit van de kampplaatsen met de labelnormen en op eigen initiatief of op verzoek van de betrokkene overgaan tot de herziening of de intrekking van het label. [4 De normen van het label kunnen verschillend zijn voor een gebouw of een terrein.]4
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 453.D.De erkende instelling wordt na een oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad aangewezen door de Regering voor een periode van vijf jaar die eenmaal verlengd kan worden. [4 Als één enkele VZW aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 455 en 457 van het Wetboek kan voldoen, dan is de verlenging niet beperkt tot één keer.]4
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 454.D. De oproep tot de kandidaten wordt bepaald door de Regering en vermeldt de in artikel 455.D bedoelde voorwaarden, de in artikel 457.D bedoelde selectiecriteria en de procedure tot aanwijzing van de erkende instelling.

Art. 455.D. Om ontvankelijk te zijn moet elke kandidatuur de volgende voorwaarden vervullen :
  1° ze wordt opgesteld door een VZW waarvan het maatschappelijke doel verenigbaar is met de opdracht van de erkende instelling;
  2° de VZW heeft onder haar leden minstens twee jeugdbewegingen erkend door de Franse Gemeenschap;
  3° de statuten van de VZW garanderen haar pluralisme en stellen elke jeugdorganisatie die kampen organiseert in het Franse taalgebied en die erkend is door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of nog door de bevoegde overheid van elke Lidstaat van de Europese Unie, in staat om er gewoon lid van te worden;
  4° de VZW neemt minstens één persoon in dienst met een kwalificatie die minstens gelijkwaardig is aan die van de baccalaureus, of verbindt zich ertoe een dergelijke persoon in dienst te nemen;
  5° de bestuurders en de personeelsleden van de VZW hebben een blanco strafregister;
  6° de VZW presenteert een organisatieprogramma, waarbij minstens een tweejarige controle op de inrichtingen voorzien van een kwaliteitslabel wordt gewaarborgd en engageert zich voor dat programma.

Art. 456.BWR. De in artikel 454.D bedoelde oproep tot de kandidaten wordt door de Minister georganiseerd.
  De kandidaturen moeten binnen de maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad gezonden worden naar het adres vermeld in de oproep en moeten vergezeld gaan van de documenten waaruit blijkt dat de in artikel 455.D bedoelde ontvankelijkheidsvoorwaarden worden vervuld en waarin wordt bepaald dat er aan de voorwaarden bedoeld in hetzelfde artikel alsmede in artikel 458.D zal worden voldaan.
  Binnen een termijn van 20 dagen na het sluiten van de oproep wijst de Minister de erkende instelling aan op grond van de criteria bedoeld in artikel 457.D.
  § 2. Binnen de perken bepaald in artikel 453.D en uiterlijk 4 maanden na het verstrijken van haar erkenning, kan de erkende instelling per gecertificeerde zending een aanvraag om verlenging van haar erkenning bij de Minister indienen; ze voegt bij haar aanvraag alle nodige documenten en inlichtingen die de naleving van de voorwaarden bepaald in artikel 455 bevestigen.
  De verlenging wordt door de Minister beslist binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag om verlenging die als volledig wordt beschouwd.
  Om een voortzetting van het beheer te waarborgen kan de instelling, waarvan de erkenning is verjaard, evenwel haar opdracht voortzetten zolang de beslissing betreffende de aanvraag om verlenging van de erkenning niet betekend is door de Minister.
  De verlenging van de erkenning wordt geweigerd als de erkende instelling de voorwaarden bepaald in artikel 455.D niet meer vervult of zich niet heeft aangepast aan de verplichtingen van de artikelen 452.D en 458.D.

Art. 457.D. De Regering wijst de erkende instelling aan onder de ontvankelijke kandidaturen en op basis van de volgende criteria :
  1° de representativiteit van de leden van de VZW ten opzichte van het aantal leden van jeugdorganisaties erkend door de Franse Gemeenschap en die kampen in het Franse taalgebied organiseren;
  2° de kwaliteit van het voorgestelde organisatieprogramma waarin de wijze wordt omschreven waarop de opdrachten inzake de behandeling van het label-aanvragen optimaal zullen worden uitgeoefend;
  3° de kwalificatie van de door de VZW aangeworven personen;
  4° elk ander criterium dat als gepast wordt beschouwd en geformuleerd door de Regering bij de oproep tot de kandidaten.

Art. 458.D. De erkende instelling :
  1° maakt voortdurend en per computer het geheel van de gegevens betreffende de labelaanvragen toegankelijk voor de diensten van het Commissariaat-generaal voor Toerisme en op de van een label voorziene kampplaatsen;
  2° maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme haar jaarlijkse rekeningen alsmede een jaarlijks opdrachtverslag over;
  3° verstrekt zo spoedig mogelijke elke informatie aangevraagd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme betreffende haar opdracht;
  4° maakt het geheel van het gelabelliseerde aanbod, zijn eigenschappen en zijn omschrijving op een web-site bekend.
  De Regering is ertoe gemachtigd om de inhoud van het jaarlijkse opdrachtverslag te bepalen.

Art. 459.BWR. Het jaarlijkse verslag bedoeld in artikel 458.D, 2°, zal minstens de volgende informatie bevatten :
  - het aantal ingediende aanvragen om labeling, het aantal toegekende labellen en indelingen alsmede de opvangcapaciteiten;
  - het aantal indelingsherzieningen en deelnemingen aan beroepsverhoren;
  - het aantal bezoek- en raadgevingsdagen en afgelegde kilometers;
  - de voortgangen, vergaderingen, seminaria en diverse acties die nodig zijn voor de ontwikkeling van het netwerk van kampplaatsen;
  - de bevorderingsacties enerzijds en de aansporingen tot de opening van nieuwe kampplaatsen anderzijds;
  - elke actie en voortgang die nodig is voor de opdracht van de erkende instelling.

Art. 460.D. Als de erkende instelling de in de artikelen 455.D en 458.D bedoelde voorwaarden niet meer naleeft, maakt de Regering haar een ingebrekestelling over met vermelding van de geopperde bezwaren. Als de erkende instelling zich binnen de volgende zestig dagen niet volledig heeft aangepast aan de bij de artikelen 455.D of 458.D bepaalde voorwaarden, trekt de Regering de erkenning in en lanceert een nieuwe openbare procedure voor de oproep tot de kandidaten.
  Gedurende de voor de aanwijzing van een nieuwe erkende instelling nodige termijn, worden de opdrachten van laatstgenoemde uitgeoefend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

Art. 461.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting kent de Regering een subsidie toe aan de erkende instelling volgens de structuur bedoeld in artikel 11 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt.
  In geval van intrekking van de erkenning wordt de subsidie verminderd naar gelang van de periode waarin de vzw de erkenning heeft genoten. De onbehoorlijk gestorte sommen zullen terugbetaald worden.

HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor de toekenning van het label, de handhaving, de indeling en de herziening ervan
Art. 462.D.Het label, met inbegrip van de indeling, van een kampplaats [4 van de soort "gebouw"]4 is afhankelijk van de naleving van de door de Regering bepaalde voorwaarden.
  Die kunnen betrekking hebben op :
  1° de kenmerken van het gebouw en diens naaste omgeving zoals meer bepaald de ruimteindeling en de uitrusting ervan;
  2° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit;
  3° de specifieke normen inzake hygiëne, comfort en veiligheid van het gebouw en diens naaste omgeving;
  4° het zedelijk gedrag van de aanvrager, van de labelhouder en van de persoon belast met het dagelijks beheer van de kampplaats;
  5° het voor elke bewoning te ondertekenen contract;
  6° de maximale prijs van de overnachting per persoon en de voor de lasten verlangde kostprijs;
  7° de identificatie van de ligging van de kampplaats;
  8° de minimale duur van de terbeschikkingstelling van de kampplaats;
  9° de naleving van de kalmte van de buurt;
  10° het afvalbeheer;
  11° het percentage energieverbruik.
  [4 Het label voor de kampplaatsen van de soort "terreinen" wordt onderworpen aan de naleving van de voorwaarden bepaald door de Regering.
   Ze kunnen betrekking hebben op :
   1° de kenmerken van het terrein en de omgeving ervan, zoals meer bepaald de opvangcapaciteit ten opzichte van de grondoppervlakte, de toegankelijkheid van het terrein, de afbakening ervan;
   2° de uitrusting van het terrein, zoals de toegang tot drinkwater, de terbeschikkingstelling of bouw van sanitaire voorzieningen;
   3° de situatie in de nabijheid van het terrein ;
   4° het zedelijk gedrag van de aanvrager, van de labelhouder en van de persoon belast met het dagelijks beheer van het terrein;
   5° de overeenkomst die bij elke bezetting moet worden ondertekend;
   6° de maximale prijs van de overnachting per persoon en de voor de lasten verlangde kostprijs;
   7° de minimale duur van de terbeschikkingstelling van het terrein;
   8° de naleving van de kalmte van de buurt.]4
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 463.BWR.§ 1. [5 Elke kampplaats van de soort "gebouw" moet de volgende criteria vervullen]5 :
  1° hij stemt overeen met de minimale uitrustings- en dienstnormen van categorie 1, die bedoeld zijn in bijlage 26;
  2° hij is niet gelegen in hetzelfde gebouw als een toeristische logiesverstrekkende inrichting die gemachtigd is om één van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 11°, 12°, 23°, 29°, 35°, 47°, 50° en 53°]1 te gebruiken;
  3° hij is inderdaad beschikbaar als kampplaats tijdens een minimale duur van 6 weken in de zomer;
  4° de buitenkant en de binnenkant van de kampplaats zien er verzorgd uit, zijn in goede staat van netheid en hygiëne; voor elke verhuring wordt hij volledig gereinigd en verlucht;
  5° hij voldoet aan één van beide volgende criteria :
  ofwel hij is gelegen buiten een bewoonde kern op een afstand die de kalmte van de omwoners verzekert;
  ofwel de labelhouder of de persoon belast met het dagelijkse beheer van de kampplaats of bij gebrek een behoorlijk gemachtigde verantwoordelijke woont voortdurend ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid; hij zorgt voor de goede toepassing van het huurcontract en voor de strikte naleving van de kalmte van de omwoners.
  [5 Elke kampplaats van de soort "terrein" moet de volgende criteria vervullen:
   1° hij stemt overeen met de door de Minister bepaalde minimale normen;
   2° hij is niet gelegen op hetzelfde terrein als een toeristische logiesverstrekkende inrichting die gemachtigd is om één van de benamingen bedoeld in artikel 1.D, 11° en 12° te gebruiken;
   3° hij is inderdaad beschikbaar als kampplaats tijdens een minimale duur van 6 weken in de zomer;
   4° het terrein ziet er verzorgd uit, is in goede staat; voor elke verhuring wordt hij gemaaid;
   5° ofwel hij buiten een bewoonde kern gelegen is, op een afstand die de kalmte van de omwoners verzekert, ofwel de labelhouder of de persoon belast met het dagelijkse beheer van de kampplaats, of bij gebrek een behoorlijk gemachtigde verantwoordelijke, ter plaatse voortdurend woont, of in de onmiddellijke nabijheid en, in dit geval, zorgt hij voor de goede toepassing van de huurovereenkomst en voor de strikte naleving van de rust van de omwoners.
   De Minister van Toerisme kan de hierboven opgesomde criteria aanvullen.]5
  § 2. Voor elk gebruik als kampplaats sluit de labelhouder een contract met de bewoner dat de volgende voorwaarden vervult :
  - het bevat minstens de elementen bedoeld in bijlage 27 [5 in afwachting van de herziening van bijlage 27 wat de terreinen betreft, kan de Minister beslissen over de elementen die moeten worden opgenomen in de overeenkomsten voor kampplaatsen van de soort "terrein" op basis van een aanpassing van bijlage 27]5;
  - [5 de verhuurprijs per persoon en per nacht is kleiner dan 3,5 euro lasten niet inbegrepen, voor gebouwen en 1,5 euro, lasten biet inbegrepen, voor terreinen.]5
  § 3. De labelhouder zorgt ervoor dat de bewoners van de kampplaats de omwoners en hun normale rust eerbiedigen.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 106, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  )<DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 464.BWR.De normen waaraan de kampplaatsen moeten voldoen met het oog op hun indeling in categorieën zijn in bijlage 26 opgenomen. [4 In afwachting van de herziening van bijlage 26 wat de terreinen betreft, kan de Minister van Toerisme beslissen over de normen waaraan de kampplaatsen van de soort "terrein" moeten voldoen met het oog op hun indeling per categorie, op basis van een aanpassing van bijlage 26.]4
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 465.D.Het label van een kampplaats [5 van de soort "gebouw"]5 is onverenigbaar met de vergunning tot gebruik van een benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 4°, 11°, 12°, 17°, 23°, 29°, 35°, 48°, 50° en 53°]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 143, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nderlandse
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 466.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert, via de erkende instelling, aan de labelhouder een schild af waarop de toegewezen categorie-indeling wordt aangegeven. Dat schild blijft eigendom van het Waalse Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.

Art. 467.BWR.Het schild vermeldt het toegelaten label " Kampplaats ". Het moet op zichtbare wijze op het gelabelde gebouw en bij de hoofdingang aangeplakt worden. [4 De Minister bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de zichtbaarheid van het schild voor de kampplaatsen van het soort "terrein".]4
  Onverminderd het vorige lid en wanneer een gebouw verschillende gelabelde kampplaatsen omvat, wordt slechts één enig schild aangeplakt bij de hoofdingang.
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 468.BWR. Elk schild wordt teruggeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme op het adres van de erkende instelling in geval van vrijwillige afstand van het gebruik van het label. Het wordt ook binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van het label of, in geval van beroep, van de bevestiging ervan, teruggegeven.

Art. 469.D. Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar het label of een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over het label of de daarop betrekking hebbende indeling.

Art. 470.BWR. De Minister wordt ermee belast het model van het schild bedoeld in artikel 466.D te bepalen.

Art. 471.D. De erkende instelling herziet de indeling van een kampplaats indien laatstgenoemde overeenstemt met de voorwaarden die beantwoorden aan de indeling bij een hogere of lagere categorie.

Art. 472.D. Wanneer een herziening van de indeling door de labelhouder wordt aangevraagd, wordt de aanvraag per gecertificeerde zending ingediend bij de erkende instelling aan de hand van het door de Regering bepaalde formulier. Om ontvankelijk te zijn moet de betaling van de forfaitaire bijdrage bij de erkende instelling uitgevoerd zijn.
  Daarbij worden alle inlichtingen en documenten gevoegd die de herziening van de indeling mogelijk zouden maken.

Art. 473.BWR. Elke herzieningsaanvraag wordt ingediend aan de hand van het formulier opgemaakt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme

Art. 474.D. Indien ze van mening is dat het verzoek alle bestanddelen bevat om met perfecte kennis van zaken over het verzoek te beslissen, maakt de erkende instelling per gecertificeerde zending binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek een bericht van ontvangst over waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
  Indien dat niet het geval is, richt ze binnen dezelfde termijn een gecertificeerde zending aan de aanvrager waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en geeft ze aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen. Binnen vijftien dagen na ontvangst ervan richt de erkende instelling per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.

Art. 475.D. De erkende instelling geeft kennis van haar beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is. De erkende instelling kan, in voorkomend geval, de kampplaats indelen in een categorie die door de aanvrager niet aangevraagd wordt.
  De beslissing van de erkende instelling wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Het uitblijven van de kennisgeving aan de aanvrager binnen de termijn bepaald in het eerste lid staat met een beslissing tot weigering gelijk.

HOOFDSTUK VI. - Beroepen
Art. 476.D. De aanvrager of de labelhouder, hierna eveneens "de aanvrager" genoemd, kan een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing :
  1° tot weigering of intrekking van het label;
  2° tot herziening van de indeling op initiatief van de erkende instelling;
  3° tot weigering om de herziening van de indeling toe te kennen.
  Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing of, in de gevallen bepaald in de artikelen 443.D, 444.D, § 2 en 475.D na de datum waarop de beslissing tot weigering als vaststaand wordt beschouwd.
  Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.
  Het beroep is niet opschortend behalve indien het betrekking heeft op een beslissing tot intrekking van het label of herziening van de indeling. In beide gevallen wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek dat aan de aanvrager wordt gewaarborgd om zijn beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de Regering die over het beroep beslist.

Art. 477.D. Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager.

Art. 478.D. In zijn beroep kan de aanvrager erom verzoeken gehoord te worden. De hoorzitting kan ofwel voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme ofwel voor diens gemachtigde plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt. De aanvrager wordt minstens acht dagen voor de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.

Art. 479.D. Binnen drie maanden na de zending van het in artikel 477.D bedoelde bericht van ontvangst, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verslag aan de Regering over, die over het beroep beslist, en richt zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 477.D.
  Van de beslissing van de Regering wordt kennis gegeven aan het Commissariaat-generaal voor toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager en aan de erkende instelling. De beslissing wordt tegelijk medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waar de kampplaats gelegen is.

Art. 480.BWR. De Minister beslist over het beroep bedoeld in dit hoofdstuk.

Art. 481.D. Indien de aanvrager de beslissing van de Regering niet gekregen heeft binnen tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 479.D, eerste lid, kan hij een rappelbrief versturen. Deze wordt per gecertificeerde zending gestuurd aan de Regering op het adres van het Commissariaat-generaal voor Toerisme. De inhoud ervan dient het woord " herinnering " te vermelden en op ondubbelzinnige wijze erom verzoeken dat over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd, beslist wordt.
  Indien de kennisgeving van de beslissing van de Regering binnen dertig dagen te rekenen van de ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van de gecertificeerde zending dat de herinnering inhoudt, uitblijft, wordt het stilzwijgen van de Regering geacht een beslissing tot verwerping van het beroep uit te maken.

HOOFDSTUK VII . - Subsidies
Art. 482.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting kent de Regering een subsidie toe voor de aankoop van uitrustingen of van materialen en voor de werkzaamheden en het desbetreffende ereloon om de gebouwen of gebouwgedeelten in overeenstemming te brengen met de basisnormen of specifieke normen inzake brandveiligheid en hygiëne.

Art. 483.D. Het subsidiepercentage bedraagt 50 % van de kostprijs van de aankopen, werkzaamheden en ereloon bedoeld in artikel 482.D.

Art. 484.D. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een kampplaats kan 12.500 euro per periode van tien jaar niet overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar of van de labelhouder.

Art. 485.D. De belasting over de toegevoegde waarde is inbegrepen in het bedrag van de aankopen, werkzaamheden en ereloon die voor subsidie in aanmerking komen, indien die belasting niet door de aanvrager gerecupereerd wordt.

Art. 486.D. De toekenning van de in artikel 482.D bedoelde subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende voorwaarden :
  1° de aanvrager is houder van de label " kampplaats " of verbindt zich er schriftelijk toe om dat label aan te vragen uiterlijk aan het einde van de werkzaamheden;
  2° de aanvrager dient ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 487.D voor te leggen.
  De subsidiegerechtigde houdt de bestemming van het goed en het voordeel van het label in stand tijdens tien jaar vanaf 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is.
  Er wordt geen enkele subsidie verleend indien een andere overheid reeds een subsidie heeft verleend voor die werkzaamheden, ereloon of aankopen.

Art. 487.D. De aanvraag om toekenning van een subsidie wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht op het formulier bepaald door de Regering. De Regering bepaalt de inhoud en de vorm van de subsidieaanvraag. Het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten worden nader bepaald.

Art. 488.BWR. Elke subsidieaanvraag wordt in één exemplaar ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de hand van het door hem opgemaakte formulier.

Art. 489.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidie-aanvraag krijgt voor een kampplaats, het subsidiebedrag toegekend voor die toeristische logiesverstrekkende inrichting in de loop van de negen begrotingsjaren voorafgaand aan het begrotingsjaar waarin de aangevraagde subsidie, indien toegekend, vastgelegd zou worden.
  De subsidie bedoeld in artikel 482.D mag het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in artikel 484.D en het bedrag bepaald overeenkomstig het vorige lid niet overschrijden.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun.

Art. 490.D. De uitbetaling van de subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de volgende voorwaarden :
  1° [1 de aankopen worden uitgevoerd op zijn vroegst op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de indiening van de aanvraag en uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar van de vastlegging van de subsidie in de begroting; de werkzaamheden beginnen op zijn vroegst op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de indiening van de aanvraag tot subsidie en uiterlijk op 31 december volgend op het jaar van de vastlegging van de subsidie in de begroting;]1
  2° [1 ...]1
  3° [1 ...]1
  4° de toeristische logiesverstrekkende inrichting heeft het label " kampplaats " gekregen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 144, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 491.D. De subsidie wordt vereffend aan degene die de materiaalaankopen of de werken financiert voor zover hij steeds eigenaar of vergunningshouder is op de dag van de vereffening.

HOOFDSTUK VIII. - Algemene bepalingen
Art. 492.D. De Regering is gemachtigd om de bedragen bepaald in artikel 484.D aan te passen om rekening te houden met de waarde van de index der consumptieprijzen van de maand januari 2005 volgens de formule :
  waarbij het aanvangsindexcijfer het indexcijfer is van de maand januari 2005 en het nieuwe indexcijfer, het indexcijfer van de maand januari van het lopende jaar.

Art. 493.D. De Regering gaat na of de in artikel 486.D bedoelde voorwaarden vervuld worden. De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 486.D, tweede lid, niet naleeft.
  Behoudens voorafgaandelijke andersluidende beslissing van de Regering dient de subsidiegerechtigde de subsidie in verhouding tot het aantal overblijvende jaren terug te betalen indien binnen de termijn van tien jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, niet meer aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 486.D, tweede lid, voldaan wordt.

TITEL 7. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 494.D. § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en personeelsleden aangewezen door de Regering belast met het toezicht op de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit Boek. Daartoe kunnen ze bij de beoefening van hun opdracht :
  1° alle plaatsen, zelfs gesloten en overdekt, op elk uur van de dag en de nacht betreden indien zij ernstige redenen hebben om te geloven dat er een overtreding van het decreet of diens uitvoeringsbepalingen bestaat; indien het een, zelfs tijdelijke, woonplaats betreft, is de schriftelijke toestemming van de vergunninghouder, van de bewoner(s) of de voorafgaandelijke toelating [1 van de onderzoeksrechter volgens de procedure bedoeld in artikel 24, § 2, van het sociaal strafwetboek]1 vereist, die nagaat of er aanwijzingen voor een overtreding bestaan. Hetzelfde geldt voor kamers die eventueel onbewoond zijn;
  2° de bijstand van de politie vragen;
  3° op grond van ernstige aanwijzingen voor een overtreding, elke doorzoeking, elke controle en elk onderzoek verrichten en elke inlichting vergaren die ze noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit Boek en diens uitvoeringsbepalingen worden nageleefd, en meer bepaald :
  a. elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nodig is voor het uitoefenen van het toezicht en van die verhoren processen-verbaal op te stellen die tot het bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben;
  b. zich ter plaatse elk document, stuk of titel die voor de vervulling van hun opdracht noodzakelijk is, laten voorleggen of ze onderzoeken, er een fotografisch of ander afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen.
  De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het eerste lid hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats.
  § 2. In geval van overtreding van dit Boek kunnen de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 :
  1° voor elke overtreder een termijn vastleggen om zich met de wet in overeenstemming te brengen; die termijn kan slechts eenmalig verlengd worden; het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de procureur des Konings in over de getroffen schikkingen; bij verstrijken van de termijn of, al naar gelang van het geval, bij verlenging ervan stelt de ambtenaar of het personeelslid verslag op; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt het bij ter post aangetekend schrijven binnen de tien dagen aan de overtreder en aan de procureur des Konings over;
  2° een proces-verbaal opstellen dat tot bewijs van het tegendeel bewijskracht heeft; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt dat proces-verbaal per gecertificeerde zending aan de procureur des Konings en aan de overtreder over binnen tien dagen volgend op de datum waarop het opgesteld is of na verstrijken van de termijn bedoeld onder punt 1°.
  Een afschrift ervan wordt in dezelfde termijn gericht aan de burgemeester van de gemeente waar het betrokken goed gelegen is en, per gecertificeerde zending, aan diens eigenaar en aan de vergunninghouder, gericht.
  [1 De aangewezen personen respecteren de vertrouwelijkheid van de persoonlijke gegevens of de bedrijfsgeheimen waarvan ze kennis hebben gekregen in het kader van hun toezichts- en controleopdracht.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 145, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 495.BWR. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 494.D worden door de minister aangewezen onder de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+, 2 of 3 van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboetes
Art. 496.D. § 1. In geval van overtreding van de artikelen 211.D, 214.D, 265.D, 318.D, 414.D, 430.D of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 125 euro niet mag overschrijden.
  In geval van overtreding van de artikelen [1 201/1. D,]1 202.D, 222.D, § 1, eerste of tweede lid, 1° tot 3°, 224.D, 228.D, 229.D, 230.D, 231.D, 232.D, 244.D, 268.D, tweede lid, en 269.D, tweede lid, of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen, evenals in geval van smaad of bedreiging aan gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van het inspectierecht bepaald in artikel 481 loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 25.000 euro niet mag overschrijden.
  In geval van overtreding van de artikelen [1 201/1. D,]1 222.D, §1, tweede lid, 4o, 332.D, 347.D of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 50.000 euro niet mag overschrijden.
  De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische logiesverstrekkende inrichting behalve indien laatstgenoemde aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te nemen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.
  In afwijking van vorig lid kan in geval van smaad of ernstige bedreiging enkel de dader ervan worden vervolgd.
  § 2. De vastgestelde overtredingen van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1 worden bij wijze van administratieve geldboete vervolgd behalve indien het openbaar ministerie, rekening houdend met de ernst van de overtreding, acht dat er aanleiding is tot strafrechtelijke vervolging. Strafrechtelijke vervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, behalve in geval van seponering.
  De administratieve geldboete wordt opgelegd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  § 3. Een exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt aan het openbaar ministerie binnen vijftien dagen na opstellen ervan.
  Het openbaar ministerie beschikt over een termijn van vier maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis te geven van zijn beslissing om al dan niet strafrechtelijke vervolging in te stellen.
  § 4. Indien het openbaar ministerie ervan afziet om te vervolgen of nalaat om binnen de vastgestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven of in de veronderstelling van een seponering beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme, na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn verweermiddelen voor te leggen, of er aanleiding toe is om wegens de overtreding een administratieve geldboete op te leggen.
  De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme stelt het bedrag van de administratieve geldboete vast en is gemotiveerd. Daarvan wordt kennis gegeven aan de overtreder per gecertificeerde zending, tegelijk met een uitnodiging om zich van de boete te kwijten binnen de termijn vastgesteld door de Regering.
  De kennisgeving van de beslissing tot vaststelling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.
  De betaling van de boete beëindigt het optreden van het bestuur.
  § 5. De overtreder die de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme betwist, dient op straffe van uitsluiting een beroep bij wijze van verzoekschrift bij de burgerlijke rechtbank in binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. Van een afschrift van dat beroep richt hij gelijktijdig een afschrift aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het beroep, evenals de termijn om het beroep in te dienen, schorten de uitvoering van de beslissing op.
  De bepaling van vorig lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.
  § 6. Indien de overtreder in gebreke blijft om de boete te betalen, wordt de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van de burgerlijke rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden, aan de afdeling Thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest overgemaakt met het oog op inning van het administratieve geldboetebedrag.
  § 7. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel verdubbeld.
  De administratieve beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, kan niet meer getroffen worden drie jaar na het feit dat een overtreding bedoeld bij dit artikel uitmaakt.
  De uitnodiging aan de overtreder om zijn verweermiddelen voor te leggen, bedoeld in paragraaf 4, eerste lid, die binnen de termijn bepaald in vorig lid wordt gedaan, stuit de verjaring. Die handeling leidt een nieuwe termijn met gelijke duur in, zelfs ten overstaan van personen die er niet bij betrokken zijn.
  § 8. De Regering kan de wijze van inning van de boete bepalen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 146, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 497.BWR. De overtreder wordt uitgenodigd om zich van de boete bedoeld in artikel 496.D te kwijten binnen een termijn van dertig dagen.

HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 498.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en een geldboete van 1 tot 25 euro of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 211.D, 214.D, 265.D, 318.D, 414.D, 430.D of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt.
  De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.

Art. 499.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 26 tot 5.000 euro, of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 202.D, 222.D, § 1, eerste of tweede lid, 1° tot en met 3°, 224.D, 228.D, 229.D, 230.D, 231.D, 232.D, 244.D, 268.D, tweede lid, en 269.D, tweede lid, of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt, evenals in geval van smaad of ernstige bedreiging ten opzichte van de gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van de uitoefening van het inspectierecht bepaald in artikel 494.D.
  De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.

Art. 500.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en een geldboete van 26 tot 10.000 euro of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 222.D, § 1, tweede lid, 4°, 332.D en 347.D of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt.
  De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.
  Naast de boetes bepaald in het eerste lid kan de rechter, indien de dader een rechtspersoon is, de straffen bepaald in de artikelen 36, 37 en 37bis van het Strafwetboek uitspreken.

Art. 501.D. De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische logiesverstrekkende inrichting behalve indien laatstgenoemde aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te nemen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.
  In afwijking van vorig lid kan in geval van smaad of ernstige bedreiging enkel de dader ervan worden vervolgd.

Art. 502.D. § 1. Naast de boetes bepaald in de artikelen 498.D, 499.D en 500.D beveelt de rechter op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in oorspronkelijke staat.
  De rechter kan bevelen dat de veroordeelde op straffe van een dwangsom binnen acht dagen volgend op de dag waarop het vonnis definitief is geworden een zekerheid ten voordele van het Waalse Gewest stelt waarvan het bedrag gelijk is aan de geraamde kost van de bevolen maatregelen.
  Die zekerheid bestaat uit een neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas of uit een onafhankelijke bankwaarborg uitgegeven door een erkende kredietinstelling ofwel bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ofwel bij een overheid van een lid-Staat van de Europese Unie die gemachtigd is om de kredietinstellingen te controleren.
  Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van boek IV van het Deel IV van het Gerechtelijk Wetboek beveelt de rechter dat, indien de plaats niet in oorspronkelijke staat is hersteld binnen de voorgeschreven termijn, het Commissariaat-generaal voor Toerisme van ambtswege in de tenuitvoerlegging ervan kan voorzien en de kosten ervan terug kan vorderen indien de werken zijn uitgevoerd op grond van een gewone staat opgesteld door de Regering. Die staat is uitvoerbaar.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan voor de politie- of correctionele rechtbank treden om naast de boeten bepaald in de artikelen 498.D, 499.D en 500.D, de veroordeling tot staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.
  Het kan eveneens voor de burgerlijke rechtbank treden om de veroordeling tot de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.

TITEL 8. - Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Afdeling 1. - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen en toeristische kampeerterreinen
Art. 503.D. Met de vergunning worden gelijkgesteld :
  1° [1 ...]1
  2° [1 ...]1
  3° de camping-caravaningvergunningen afgeleverd overeenkomstig artikel 2 van het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van kampeer-caravanterreinen;
  4° [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 504.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 505.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 506.D. Indien de houder en diens samenwonende meer dan vijf streekgebonden toeristische verblijven te huur aanbieden als landelijke vakantiewoning, vakantiewoning op de hoeve, gastenkamer of gastenkamers op de hoeve op 1 januari 2005, kan van artikel 228.D afgeweken worden.

Art. 507.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 508.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 107, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 509.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 107, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 509/1.D. [1 De toeristische logiezen die op 31 december 2016 een benaming bedoeld in artikel 1.D, artikel 1.D, 4°, 11°, 12°, 17°, 23°, 29°, 35°, 48°, 50° en 53° mogen gebruiken, doen een voorafgaande verklaring zoals bedoeld in artikel 201/1 D vóór de vervaldatum van deze vergunning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 148, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Sociaal toerisme
Art. 510.D. De verenigingen die erkend zijn op grond van het koninklijk besluit van 23 januari 1951 betreffende het verlenen van toelagen voor de bevordering van de arbeidersvakantie en het volkstoerisme of van het decreet van 6 maart 1997 betreffende het sociaal toerisme zijn geacht erkend te zijn als verenigingen voor sociaal toerisme in de zin van artikel 313.D.

Afdeling 3.- Brandbescherming
Art. 511.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 512.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 513.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 514.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 515.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 107, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 516.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 517.BWR.
  <Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 107, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 4. - Subsidies
Art. 518.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 519.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 520.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 521.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 147, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 522.BWR. De bepalingen van dit Boek treden in werking op 1 januari 2005.

Art. 523.D. In afwijking van artikel 522.BWR treedt artikel 267.D in werking op 1 januari 2010 en treedt artikel 202.D, voor wat betreft de vakantiedorpen, in werking op 1 januari 2007.
  Voor de vakantiedorpen worden de termijnen van de procedure bepaald in de artikelen 208.D, 209.D, 210.D, 211.D, 281.D, 284.D, 285.D, 288.D, 289.D, 290.D, 291.D, 292.D en 293.D tot 1 januari 2007 verdubbeld.

Art. 524.BWR. In afwijking van artikel 522.BWR treden de decretale bepalingen van Titel VI van dit Boek in werking op 30 april 2009.

Art. 525.BWR. De Minister is belast met de uitvoering van de reglementaire bepalingen van dit Boek.

BOEK IV. - DE GEMARKEERDE TOERISTISCHE WANDELROUTES, DE WANDELKAARTEN EN DE ROUTEBESCHRIJVINGEN
TITEL 1. - Machtiging en erkenning.
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 526.D. Alle vaste wandelroutes, met uitsluiting van de wandelroutes ingesteld in het kader van Ravel (autonoom net voor traag verkeer) dienen het voorwerp uit te maken van een voorafgaande en uitdrukkelijke machtiging.
  De wandelkaarten en routebeschrijvingen kunnen erkend worden.

HOOFDSTUK II. - Machtigings- of erkenningsvoorwaarden
Afdeling 1. - Vaste wandelroutes
Art. 527.D. Om gemachtigd te worden, dient een vaste wandelroute aan volgende voorwaarden te voldoen :
  1° het genormeerde teken dient over de gehele lengte van het parcours identiek te zijn en overeen te komen met de door de regering omschreven normen;
  2° er dienen een vertrekbord met minstens de door de regering omschreven inlichtingen en een eenvoudig richtingaanwijzend markeringsteken te worden aangebracht op het vertrekpunt van de vaste wandelroute;
  3° er dienen volledige richtingaanwijzende markeringstekens met minstens de door de regering omschreven inlichtingen aangebracht te worden op de voornaamste toegangspunten tot de vaste wandelroute;
  4° de markeringstekens en de markering dienen overeen te stemmen met de door de regering omschreven normen.
  In afwijking van het eerste lid, moetde vaste wandelroute, als zij,deel uitmaakt van een netwerk van grote internationale wandelroutes, om toegelaten te worden, uitsluitend voldoen aan de voorwaarden 1° en 4° bedoeld in het vorig lid.

Art. 528.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het Waalse Gewest en de " maisons du tourisme " kunnen binnen de perken van hun bevoegdheid de wandelroute en de desbetreffende dragers gebruiken zonder de uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de vergunninghouder.

Art. 529.D. De regering is gemachtigd om de voorwaarden die vervuld dienen te worden om een machtiging voor de markering van een vaste wandelroute te krijgen, nader te bepalen.

Art. 530.BWR.De machtiging om een vaste wandelroute te markeren is onderworpen aan de volgende algemene voorwaarden :
  a) de markering van een vaste wandelroute bestaat uit volledige richtingaanwijzende markeringstekens, eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens en bakenstokken waarvan de normen in het normenboek zijn vastgesteld (bijlage 29) [1 en bijlage 29 bis]1;
  b) de vertrekborden, de richtingaanwijzende markeringstekens en de bakenstokken zijn voorzien met de in het normenboek bedoelde standaardtekens.
  De machtiging kan bovendien ondergeschikt worden gemaakt aan de plaatsing van toponymische markeringstekens en informatieborden bepaald bij het normenboek, alsook aan de plaatsing van een vertrekbord en een eenvoudig richtingaanwijzend markeringsteken op het vertrekpunt van de toegangswegen tot de gemarkeerde wandelroute.
  In afwijking van de leden 1 en 2 kan de Minister andere specifieke genormeerde tekens erkennen dan die welke bepaald zijn in het normenboek, voor vaste wandelroutes met een gewestelijke, nationale of internationale bestemming.
  ----------
  (1)<BWG 2022-09-01/16, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 26-11-2022>

Art. 531.D. Voor de wandelroutes die verband houden met een specifiek thema uit de geschiedenis, de folklore of de plaatselijke cultuur kan de regering afwijkingen van de door haar omschreven normen toelaten.

Afdeling 2 - Wandelkaarten
Art. 532.D. Om erkend te worden, dient een wandelkaart aan volgende voorwaarden te voldoen :
  1° op de kaart staan enkel vaste wandelroutes vermeld en aangegeven;
  2° de kaart is op schaal, met duidelijke opgave van de schaal op kaft en kaart;
  3° op de kaft van de kaart waarvan het model door de regering is vastgesteld, worden de types betrokken gebruikers aangegeven;
  4° de kaart neemt elke vaste wandelroute in een register op in functie van de types betrokken gebruikers;
  5° het tracé van de vaste wandelroutes, evenals de juiste vorm en kleur van de op het terrein aangebrachte genormeerde tekens worden aangegeven zonder dat de belangrijke gegevens vermeld op de achtergrond van de kaart weggelaten worden;
  6° op de kaart worden de afstanden, de éénrichtingswegen en, in voorkomend geval, de moeilijkheidsgraad van de verschillende vaste wandelroutes aangegeven;
  7° op de kaart worden de aansluitingen op netwerken van vaste wandelroutes op naburige grondgebieden aangegeven;
  8° op de kaart worden de verschillende uitrustingen voor de opvang van en de informatieverlening aan de toerist aangegeven, waaronder minstens de door de regering omschreven bestanddelen, zonder dat de belangrijke gegevens vermeld op de achtergrond van de kaart weggelaten worden.

Art. 533.BWR. De Minister wordt ertoe gemachtigd de lijst met de uitustingen voor de opvang van en de informatieverlening aan de toerist op te stellen die minstens in de wandelkaart moeten worden opgenomen zoals bedoeld in artikel 532.D, 8°, alsook de manier om die op de kaart te vermelden.

Art. 534.D. De regering is gemachtigd om de normen nader te bepalen waaraan de wandelkaarten, om erkend te worden, dienen te voldoen.

Art. 535.BWR. Om erkend te worden ? dient een wandelkaart aan de volgende normen te voldoen :
  1° ze bevat ten minste de volgende gegevens :
  a) het gewestelijk erkenningsteken, zoals bepaald bij het normenboek, alsook het erkenningsnummer op de kaft van de kaart;
  b) de adviezen voor het respect voor en de bescherming van de natuur en een duidelijke aanwijzing van ongemarkeerde wegen en paden die voor het verkeer openstaan en die ook toegangelijk zijn voor het wandelen met inachtneming van het Boswetboek;
  het tracé en de titel van de betrokken vaste wandelroutes, hun machtigingsnummer en het type gebruikers voor wie ze aanbevolen zijn;
  c) de naam en de adresgegevens van de houder van de machtiging voor elke betrokken vaste wandelroute alsook die van de verantwoordelijke uitgever;
  d) een samenvattende omschrijving van de wandelroute met de lengte en/of de duur van het parcours, de soorten wegverharding die men tegenkomt, de toegankelijkheid voor de gezinnen met kinderen en voor de personen met een verminderde beweeglijkheid;
  2° de achtergrond van de kaart moet topografisch zijn, met inbegrip van de ongemarkeerde wegen en paden; wat de wandelroutes betreft die uitsluitend in stadsgebied liggen, bestaat de achtergrond van de kaart uit het stadsplan met vermelding van de naam van alle straten van de plaats voor zover de gebruikte schaal het toelaat;
  3° de achtergrond van de kaart moet minstens de volgende kenmerken vermelden :
  a) de altimetrische gegevens;
  b) het geheel van de wegen;
  c) het geheel van de paden en wegen zoals die bestaan op het terrein;
  d) de bos-, stads-, bebouwde gebieden;
  e) de waterlopen (stromen, rivieren, beken, beekjes);
  f) de spoorwegen;
  g) de bewoonde en onbewoonde gebouwen;
  h) de naam van de gehuchten, dorpen, steden, streken en provincies;
  i) de naam van de wegen;
  j) iedere opmerkelijke bezienswaardigheid die voor de gebruiker als oriëntatiepunt kan dienen (kerktoren, calvarieberg, historisch monument, standbeeld, kasteel, Y);
  k) de elementen met toeristische waarde;
  l) de voornaamste aanwijzingen die het vertrekpunt van de wandelingen bereikbaar maken (namelijk de parkeerplaatsen, de stations, de bushalten en de buslijnen);
  m) de schaal van de kaart en een windroos;
  4° behalve wat betreft de plaatsnamen zullen de aanwijzingen, legenda's, opmerkingen en verklaringen minstens in twee talen worden vertaald (Frans-Nederlands of Frans-Duits).

Afdeling 3 - Routebeschrijvingen
Art. 536.D. Om erkend te worden, beschrijft een wandelbeschrijving enkel vaste wandelroutes.

Art. 537.D. De regering is gemachtigd om de normen nader te bepalen waaraan de routebeschrijvingen, om erkend te worden, dienen te voldoen.

Art. 538.BWR. Om erkend te worden, dient de routebeschrijving aan de volgende algemene voorwaarden te voldoen :
  1° zij bevat het gewestelijk erkenningsteken en het erkenningsnummer op de kaft;
  2° zij identificeert de betrokken gebruikerstypes op de kaft;
  3° zij bevat een technische omschrijving van de vaste wandelroutes : vertrekplaats, lengte, gemiddelde duur van de wandeling, globale moeilijkheid van het traject, cumulatie van niveauverschillen, eventueel minimale en maximale hoogte;
  4° zij omschrijft en maakt een verrijkende ontdekking van de doorgereisde plaatsen mogelijk;
  5° zij kan een schematisch tracé van de vaste wandelroutes inhouden.

HOOFDSTUK III. - Machtiging en erkenningsprocedure
Art. 539.D. Elke aanvraag tot het bekomen van een machtiging om een vaste wandelroute te markeren of een wandelkaart dan wel -beschrijving te laten erkennen dient bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  De regering bepaalt de vorm van de aanvraag voor de machtiging van een vaste wandelroute, evenals diens inhoud en het aantal in te dienen exemplaren.
  De regering bepaalt de vorm van de erkenning van de wandelkaarten en routebeschrijvingen, evenals hun inhoud en het aantal in te dienen exemplaren.

Art. 540.BWR. De aanvraag tot het krijgen van een machtiging voor een vaste wandelroute wordt ingediend door middel van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en dient volgende stukken en gegevens te bevatten :
  1° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam en woonplaats; als het gaat om een rechtspersoon, de benaming of de firmanaam, haar rechtsvorm, het adres van haar maatschappelijke zetel alsook de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;
  2° een voorontwerp van grondgebruiksplan waarin volgende gegevens worden ingeschreven :
  a) een kaart op schaal 1/10.000e, of 20.000e of 25.000e of 50.000e (voor de lange-afstandswandelroutes) die voor elke wandelroute het geplande tracé en de plaatsing van alle markeringstekens van verschillende types vermeldt;
  b) het aantal van elk type markeringsteken;
  c) het identificatienummer van de wandelroute of zijn benaming;
  d) het materiaal van de markeringstekens, alsook de vestigingstechnieken die zullen worden uitgevoerd;
  e) voor elke wandelroute, het gewenste genormeerde teken;
  f) een grafisch model van een informatiebord.
  3° een kostenraming voor de uitvoering van de vaste wandelroute;
  4° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme verstrekte type-formulier, de doorgangsvergunningen waardoor de betrokken eigenaars de doorgang van de gebruikers op hun grond toelaten, behalve als er een openbare erfdienstbaarheid van overgang op weegt;
  5° een document dat de toeristische opportuniteit van de aanleg van de wandelroute(s) en het verwachte publiek ten opzichte van de toegelaten wandelroutes in het geografisch gebied motiveert;
  6° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven type-formulier, de verbintenis van de aanvrager van de machtiging tot het onderhoud van de markeringstekens gedurende acht jaar; de aanvrager van de machtiging is er ook toe verplicht de geplande middelen en de eventuele samenwerkingsverbanden te beschrijven die noodzakelijk zijn voor het onderhoud van de bebakening en van de paden.

Art. 541.BWR. De aanvraag tot erkenning van de wandelkaarten en routebeschrijvingen moet de volgende stukken en vermeldingen bevatten :
  1° een afschrift van de machtiging tot het markeren van de betrokken vaste wandelroutes;
  2° het ontwerp van de kaart of van de beschrijving van de wandelroute die het voorwerp van de aanvraag is met de schets van de in respectievelijk de artikelen 534.D, 535.BWR, 536.D en 538.BWR bedoelde gegevens.

Art. 542.D. Is de aanvraag onvolledig, richt het Commissariaat-generaal binnen de vijftien dagen na ontvangst bij ter post aangetekend schrijven een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw aanvangt. De ontbrekende stukken dienen te worden gericht aan het Commissariaat-generaal bij ter post aangetekend schrijven.

Art. 543.D. § 1. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
  § 2. Indien de vooropgestelde wandelroute geheel of gedeeltelijk door het bos loopt, richt het Commissariaat-generaal de machtigingsaanvraag voor advies aan de inspecteur-generaal van de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Milieu, hierna de inspecteur-generaal genoemd en terzelfdetijd geeft hij aan de aanvrager kennis van het bericht van ontvangst bedoeld in vorige paragraaf.
  Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van het tijdstip waarop het dossier hem is overgemaakt, brengt de inspecteur-generaal een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 149, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 544.D.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 150, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 545.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de aanvraag voor de machtiging tot het markeren van een vaste wandelroute en geeft kennis van diens beslissing aan de aanvrager binnen de zes maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 543.D, § 1.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de aanvraag tot erkenning van een wandelkaart of routebeschrijving en geeft kennis van diens beslissing binnen de zestig dagen te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 543.D, § 1.
  Van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt bij ter post aangetekend schrijven kennis gegeven aan de aanvrager. In voorkomend geval wordt een afschrift gericht aan de inspecteur-generaal.
  Het uitblijven van kennisgeving aan de aanvrager binnen de gestelde termijn staat gelijk met een weigeringsbeslissing.

Art. 546.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert voor elke vaste wandelroute, elke erkende wandelkaart of routebeschrijving een gewestelijk identificatienummer af.

Art. 547.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt jaarlijks een officiële gids van wandelingen in Wallonië betreffende de vaste wandelroutes bekend.

Art. 548.D. Zodra een ontwerp voor een permanente gemarkeerde toeristische wandelroute een vergunning krijgt van de bevoegde overheden, wordt het van openbaar nut en de verkrijger van de vergunning wordt, voor het aanbrengen van de markeringen, een houder van een wegvergunning die ertoe gemachtigd wordt die markeringen aan te brengen op elke aan de weg grenzend element zoals muren, gevels, palen langs de openbare weg en op elk element dat op het openbaar domein gevestigd is en aan de overheid of aan elke wegbeheerder of houder van een wegvergunning behoort, voor zover de plaatsing van de markeringen geen overtreding uitmaakt van andere wet- of regelgevende bepalingen, geen belemmering vormt voor de functie van het gebruikte element en het recht van de domeinbeheerder niet verhindert om te allen tijde op te leggen wat vereist wordt door de noden en het nut van de gemeenschap.

HOOFDSTUK IV. - Procedure tot intrekking van de machtiging of erkenning
Art. 549.D. De machtiging of de erkenning kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken indien de bepalingen van dit decreet of diens uitvoeringsbepalingen niet nageleefd worden.
  Indien de machtiging verleend wordt voor een vaste wandelroute die geheel of gedeeltelijk door een bos loopt, kan de inspecteur-generaal aan het Commissariaat-generaal vragen om die machtiging in te trekken indien hij vaststelt dat de bepalingen van dit decreet of diens uitvoeringsbepalingen niet nageleefd zijn.
  [1 ...]1 De eindbeslissing ligt bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 151, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 550.D. Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een machtiging of een erkenning licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn de houder ervan bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in over de motieven van de in het vooruitzicht gestelde intrekking.
  De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgesteld. De houder wordt minstens acht dagen vóór vastgestelde datum over de hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van zijn beslissing aan de houder bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.

Art. 551.D. Het Commissariaat-generaal voor toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen, waarover hij dan de houder van de machtiging of van de erkenning bij ter post aangetekend schrijven inlicht.
  Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na het sturen van het schrijven bedoeld in artikel 550.D, eerste lid.

Art. 552.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de inspecteur-generaal in over de beslissingen tot intrekking van de machtiging om een vaste wandelroute die geheel of gedeeltelijk door een bos loopt, te markeren.

HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor het uitoefenen van het beroep en procedure
Art. 553.D. De aanvrager of de houder van de machtiging of van de erkenning, hierna eveneens de "aanvrager" genoemd, kan een gemotiveerd beroep indienen bij de regering tegen de beslissing tot weigering of intrekking van de machtiging of de erkenning.
  Het beroep wordt ingediend binnen de dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing of, in het geval bedoeld in artikel 530.D, vierde lid, na de datum waarop de weigeringsbeslissing als vaststaand wordt beschouwd.
  Het wordt bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.
  Het beroep is niet opschortend, behalve indien het een intrekkingsbeslissing betreft. In dat geval wordt de intrekkingsbeslissing opgeschort tijdens de termijn die de aanvrager gegund wordt om het beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot en met de beslissing van de regering over het beroep.

Art. 554.D. Binnen de tien dagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de aanvrager.
  De aanvrager kan verzoeken om gehoord te worden, ofwel in zijn beroep, ofwel bij ter post aangetekend schrijven gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de vijftien dagen volgend op de ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van zijn beroep.
  De aanvrager wordt minstens acht dagen voor de datum vastgesteld voor de hoorzitting daarover ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze. Er wordt een proces-verbaal van de hoorzitting opgesteld.

Art. 555.D. De regering beslist over het beroep en geeft kennis van haar beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van zestig dagen volgend op het sturen door het Commisariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 539.D.
  Van de beslissing van de regering wordt kennis gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de verzoeker. In voorkomend geval wordt er een afschrift van verstuurd aan de inspecteur-generaal.
  Indien de aanvrager de beslissing van de regering niet gekregen heeft binnen de tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn vastgesteld in het eerste lid, kan hij een herinneringsschrijven versturen. Dat gebeurt bij ter post aangetekend schrijven gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. De inhoud ervan dient het woord "herinnering" te vermelden en dient om duidelijk te verzoeken dat er beslist wordt over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd.
  Indien van de beslissing van de regering niet kennis wordt gegeven in een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het aangetekend herinneringsschrijven, wordt het stilzwijgen van de regering geacht een beslissing tot verwerping uit te maken.

Art. 556.BWR. De Minister beslist over het beroep bedoeld in dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK VI. - Certificering van de markering van een vaste wandelroute
Art. 557.D. Met de certificering van een vaste wandelroute wordt nagegaan of de markering van de toegelaten vaste wandelroute overeenstemt met de bepalingen van dit decreet of met de krachtens dit decreet genomen bepalingen en met de toelating om te markeren.
  De certificering kan voorlopig zijn als minstens 90 % van de elementen die de markering van een toegelaten vaste wandelroute vormen, geplaatst worden en conform zijn. De voorlopige certificering bepaalt de niet-conforme of ontbrekende elementen nader.
   De certificering is definitief wanneer alle elementen die de markering van een toegelaten vaste wandelroute vormen, geplaatst worden en conform zijn.
  Het Commissariaat-generaal voor Toerisme of een erkende persoon kan de voorlopige of definitieve certificering van de markering van een vaste wandelroute afgeven.

Art. 558.D. Elke persoon die voor de door het Commissariaat-generaal voor Toerisme georganiseerde markeringsexamen slaagt, geniet de in artikel 557.D bedoelde erkenning.
  Het examen wordt minstens één keer per jaar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme georganiseerd en bestaat uit een schriftelijk onderdeel over de kennis van de regelgeving en uit een terreinexamen. Het examen wordt minstens één maand voor het organiseren ervan via de algemene pers aangekondigd.
  Als de kandidaat minstens 80 % van de punten van het schriftelijke examen behaalt, kan hij deelnemen aan het terreinexamen.
  Het terreinexamen bestaat erin een vaste wandelroute van minstens 5 km te analyseren en alle niet-conforme elementen precies te identificeren.
  De erkenning heeft een geldigheid van zeven jaar.
  De lijst van de erkende personen wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme bekendgemaakt.

Art. 559.D. De erkende persoon mag geen certificering afgeven voor een vaste wandelroute die ze uitgedacht of verricht heeft, of als ze een rechtstreekse band heeft met de uitwerker of de ontwerper van de vaste wandelroute. De Commissaris-generaal voor Toerisme kan de erkenning intrekken van de persoon die dit artikel overtreedt, nadat hij haar erom verzocht heeft haar argumenten te laten gelden en, als ze erom verzocht heeft, nadat hij haar gehoord heeft.

TITEL 2 - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 560.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting kan de regering een subsidie verlenen voor :
  1° het ontwerp, het leveren en het plaatsen van markeringen voor de vaste wandelroutes;
  2° de erkende wandelkaarten en routebeschrijvingen.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 561.D. De mogelijkheid om subsidies te verlenen wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende voorwaarden :
  1° de vaste wandelroute, de wandelkaart of routebeschrijving kan bijdragen tot de ontwikkeling van het toerisme in het Waalse gewest;
  2° de aanvrager verbindt zich om de wandelkaarten en routebeschrijvingen niet te verkopen tegen een prijs van over acht euro per exemplaar; daartoe vult de aanvrager het formulier vastgesteld door de regering in. Het kaft van de wandelkaart en -beschrijving vermeldt respectievelijk de zinnen "Deze wandelkaart mag niet verkocht worden tegen een prijs van meer dan 8 euro" en "Deze routebeschrijving mag niet verkocht worden tegen een prijs van meer dan 8 euro".
  De regering is gemachtigd om het bedrag bepaald in vorige zin aan te passen om rekening te houden met de waarde van de index der consumptieprijzen van de maand van inwerkingtreding van dit decreet, volgens de formule :
  nieuw indexcijferbovenbedoeld voorzien bedrag x --°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°aanvankelijk indexcijfer
  waarbij het aanvankelijk indexcijfer, het indexcijfer van juni 2007 is en het nieuwe, het indexcijfer van de maand juni van het lopende jaar
  In alle geval wordt het aangepaste bedrag afgerond naar de lagere eenheid, gesteld dat de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid, mocht de decimaal gelijk zijn aan of hoger zijn dan 50;
  3° de aanvrager verbindt zich ertoe de wandelkaarten en routebeschrijvingen te verkopen in een verspreidingsnetwerk dat ruimer is dan dat van de plaatselijke toeristische instanties; daartoe vult de aanvrager het door de regering vastgestelde formulier in.

HOOFDSTUK III. - Percentages en bedragen van de tegemoetkoming
Art. 562.D. § 1. Het tegemoetkomingspercentage wordt vastgesteld op 60% van het ontwerp, het leveren en het plaatsen van de markeringen, evenals van het leveren van de reservemarkeringen die maximum 40% van de te plaatsen markeringen vertegenwoordigen.
  Dat percentage mag evenwel tot 80% verhoogd worden indien de aanvrager andere activiteiten die verband houden met toerisme in zijn wandelroute opneemt mits inachtneming van volgende voorwaarden :
  1° zijn toeristisch project wordt uitgewerkt op een ruimer grondgebied waarbij uitgegaan wordt van een toeristische eenheid, en zonder dat noodzakelijkerwijs verwezen wordt naar de bestuurlijke grenzen van één of meer gemeenten;
  2° hij voorziet in een overleg en in een samenwerking tussen de verschillende plaatselijke toeristische actoren om een gemeenschappelijke strategie rond één project tot stand te brengen;
  3° de toeristen worden ingelicht over de logiesmogelijkheden, over de andere vaste wandelroutes en de toeristische plaatsen en activiteiten in zijn streek;
  4° hij vestigt de bevordering van zijn product op een samenhangend imago dat eigen is aan de betrokken streek.
  § 2. De subsidie wordt forfaitair vastgesteld op 60 euro per vierkante decimeter basiskaart en met een maximumbedrag van 3.000 euro voor het ontwerp, de uitgave en het drukken van de wandelkaarten.
  § 3. Het tegemoetkomingspercentage wordt vastgesteld op 40% van het ontwerp, de uitgave en het drukken van de routebeschrijvingen. De subsidie wordt evenwel vastgesteld op maximum 4.000 euro.
  § 4. Er wordt geen enkele subsidie verleend voor het ontwerp, het leveren en het plaatsen van oorspronkelijke of reservemarkeringen, noch voor het ontwerp, de uitgave en het drukken van de wandelkaarten en routebeschrijvingen indien zij subsidiabel zijn krachtens andere wets- of regelgevende bepalingen behalve indien vaststaat dat zij zonder die bijkomende tegemoetkoming niet verwezenlijkt zouden kunnen worden.
  § 5. De regering is gemachtigd om de bedragen bepaald in de paragrafen 2 en 3 aan te passen om rekening te houden met de waarde van de index der consumptieprijzen van de maand van inwerkingtreding van dit decreet, volgens de formule :
  nieuw indexcijferbedrag voorzien in paragraaf 2 of 3 x -----°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°° aanvankelijk indexcijfer
  waarbij het aanvankelijk indexcijfer, het indexcijfer van juni 2007 is en het nieuwe, het indexcijfer van de maand juni van het lopende jaar
  In alle geval wordt het aangepaste bedrag afgerond naar de lagere eenheid, gesteld dat de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid, mocht de decimaal gelijk zijn aan of hoger zijn dan 50.
  § 6. Voor de berekening van het deel van de subsidie betreffende de certificering van de markeringen wordt het overwogen maximumbedrag bepaald op 50 euro per kilometer gecertificeerde markeringen.

HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het toekennen van de vereffening en controle over het gebruik van de subsidies
Art. 563.D. Elke subsidie-aanvraag dient bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  De aanvraag moet gemotiveerd worden.

Art. 564.D. De regering stelt de inhoud van de subsidie-aanvraag evenals het aantal exemplaren dat de aanvraag dient in te houden, vast.

Art. 565.BWR. De subsidieaanvraag om een vaste wandelroute aan te leggen, bevat de volgende stukken en vermeldingen :
  1° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam en woonplaats; als het gaat om een rechtspersoon, de benaming of de firmanaam, haar rechtsvorm, het adres van haar maatschappelijke zetel, de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag en de rechtvaardiging van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van laatstgenoemde;
  2° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme verstrekte formulier, de verbintenis om de uitbetaalde bedragen volledig terug te betalen indien, behoudens voorafgaandelijke toelating door de Regering, binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van 1 januari volgend op de datum van de vereffening, het geheel of een deel van de subsidie niet toegerekend wordt op datgene waarvoor ze voorzien was, indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 561.D of nog indien de machtiging ingetrokken wordt;
  3° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven formulier, de verbintenis van de aanvrager om de met één derde verminderde subsidie terug te betalen voor elke periode van twaalf maanden die verstreken is na de termijn van vijf jaar indien de gebeurtenis die aanleiding geeft tot terugbetaling plaatsvindt na het verstrijken van die termijn van vijf jaar.
  De aanvraag tot erkenning van de wandelkaarten en routebeschrijvingen moet de volgende stukken en vermeldingen bevatten :
  1° het ontwerp van de kaart of van de beschrijving van de wandelroutes;
  2° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven formulier, de verbintenis dat de wandelkaarten of de routebeschrijvingen tegen een prijs van ten hoogste acht euro worden verkocht;
  3° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven formulier dient de aanvrager de wandelkaarten en routebeschrijvingen in een verspreidingsnetwerk dat ruimer is dan dat van de plaatselijke toeristische instanties te verkopen;
  4° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme verstrekte formulier, de verbintenis om de uitbetaalde bedragen volledig terug te betalen indien, behoudens voorafgaandelijke toelating door de Regering, binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van 1 januari volgend op de datum van de vereffening, het geheel of een deel van de subsidie niet toegerekend wordt op datgene waarvoor ze voorzien was, indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 561.D betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes of nog indien de machtiging ingetrokken wordt;
  5° desgevallend de volledige inlichtingen over de andere de minimis Bsteun verkregen van andere overheden of openbare instellingen tijdens de drie jaar die aan de aanvraag zijn voorafgegaan.

Art. 566.D. Elke persoon die vraagt dat een subsidie wordt toegekend, geeft daardoor de regering de toelating om zonder verplaatsing elke nuttig geachte verificatie door te voeren.
  De weigering om zich te onderwerpen aan die verificaties of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat niet voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld in artikel 561.D.

Art. 567.D. § 1. Elke subsidie die toegekend wordt voor de verwezenlijking van een vaste wandelroute kan vereffend worden tegen maximum 90% bij overlegging van de uitgavestukken die het ontwerp, het leveren of het plaatsen van markeringen van die wandelroute verantwoorden, ter hoogte van minstens één derde van de bepaalde uitgave en voorzover de vaste wandelroute voorlopig of definitief gecertificeerd werd door een erkende persoon.
  De eindafrekening dient uiterlijk vóór verstrijken van de twaalfde maand volgend op de datum van de laatste voorlopige vereffening voorgelegd te worden.
  § 2. Het ontwerp of het leveren van de markeringen dient aan te vangen uiterlijk binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie en de markeringen dienen geplaatst te worden uiterlijk twaalf maanden te rekenen van hun ontwerp of levering.
  § 3. In geval van niet-naleving van de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en behoudens verlenging door de regering, dienen de onverschuldigd gestorte sommen op grond van een behoorlijk verantwoorde aanvraag ingediend door de gerechtigde vóór verstrijken van de aanvankelijke termijn, terugbetaald te worden.

Art. 568.D. Elke subsidie die toegekend wordt voor de verwezenlijking van wandelkaarten of routebeschrijvingen wordt enkel uitbetaald na hun uitgave en na overlegging van minstens drie exemplaren ervan en van de verantwoordingsstukken van de kostprijs van hun verwezenlijking.

Art. 569.D. De regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 561.D, 567.D en 568.D nageleefd worden.
  De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 561.D, 567.D of 568.D niet naleeft.

Art. 570.D. Indien de subsidie niet toegerekend wordt op datgene waarvoor ze voorzien was, of indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 561.D of nog indien de machtiging of de erkenning ingetrokken wordt, dient de gerechtigde, behoudens voorafgaandelijke toelating door de regering, de subsidie volledig terug te betalen indien de gebeurtenis die de teruggave verantwoordt plaatsvindt binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is.
  Voor de subsidies bedoeld in artikel 560.D, 1°, dient de gerechtigde, indien die gebeurtenis plaatsvindt na verstrijken van die termijn van vijf jaar, de met één derde verminderde subsidie terug te betalen voor elke periode van twaalf maanden die verstreken is na de termijn van vijf jaar als hogervermeld.

Art. 571.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+, 2 en 3 aan die belast zijn met :
  1° de verificaties ter plaatse bepaald in artikel 566.D;
  2° de controle van de naleving van de termijnen bepaald in artikel 567.D van het decreet en de verlenging ervan overeenkomstig de bepaling van dat artikel;
  3° de controle bepaald in artikel 569.D.

TITEL 3 - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Administratieve geldboetes
Art. 572.D. § 1. Degene die onrechtmatig gebruik maakt van het gewestelijk erkenningsteken, een vaste wandelroute markeert zonder machtiging of met behulp van tekens die niet overeenstemmen met de markeringen bedoeld in artikel 1.D, 46°, of een vaste wandelroute behoudt zonder machtiging of een wandelroute, aangegeven door tekens die niet overeenstemmen met de markeringen bedoeld in [1 artikel 1.D, 7°]1, wordt gestraft met een geldboete waarvan het bedrag 10.000 euro niet mag overschrijden.
  Degene die op welke wijze ook kwaadwillig markeringen van een gemarkeerde wandelroute vernietigt, beschadigt of wegneemt, wordt gestraft met een geldboete waarvan het bedrag 10.000 euro niet mag overschrijden.
  Degene die een gesubsidieerde wandelkaart of routebeschrijving verkoopt tegen een prijs boven 8 euro, wordt gestraft met een geldboete waarvan het bedrag 2.000 euro niet mag overschrijden..
  § 2. De vastgestelde overtredingen van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, worden bij wijze van administratieve geldboete vervolgd behalve indien het Openbaar ministerie, rekening houdend met de ernst van de overtreding, acht dat er aanleiding is tot strafrechtelijke vervolging. Strafrechtelijke vervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, behalve in geval van seponering.
  De administratieve geldboete wordt opgelegd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  § 3. Een exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt aan het Openbaar ministerie binnen de vijftien dagen na opstellen ervan.
  Het Openbaar ministerie beschikt over een termijn van vier maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis te geven van zijn beslissing om al dan niet strafrechtelijke vervolging in te stellen.
  § 4. Indien het Openbaar ministerie ervan afziet om te vervolgen of nalaat om binnen de vastgestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven of in de veronderstelling van een seponering beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme, na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn verweermiddelen voor te leggen, of er aanleiding toe is om wegens de overtreding een administratieve geldboete op te leggen.
  De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme stelt het bedrag van de administratieve geldboete vast en is gemotiveerd. Daarvan wordt kennis gegeven aan de overtreder bij ter post aangetekend schrijven, tegelijk met een uitnodiging om zich van de boete te kwijten binnen de termijn vastgesteld door de regering.
  De kennisgeving van de beslissing tot vaststelling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.
  De betaling van de boete beëindigt het optreden van het bestuur.
  § 5. De overtreder die de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme betwist, dient op straffe van uitsluiting een beroep bij wijze van verzoekschrift bij de burgerlijke rechtbank in binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. Van een afschrift van dat beroep richt hij gelijktijdig een afschrift aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het beroep, evenals de termijn om het beroep in te dienen, schorten de uitvoering van de beslissing op.
  De bepaling van vorig lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.
  § 6. Indien de overtreder in gebreke blijft om de boete te betalen, wordt de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van de burgerlijke rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden, aan de afdeling thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest overgemaakt met het oog op inning van het administratieve geldboetebedrag.
  § 7. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen de drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel verdubbeld.
  De administratieve beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, kan niet meer getroffen worden drie jaar na het feit dat een overtreding bedoeld bij dit artikel uitmaakt.
  De uitnodiging aan de overtreder om zijn verweermiddelen voor te leggen, bedoeld in paragraaf 4, eerste lid, die binnen de termijn bepaald in vorig lid wordt gedaan, stuit de verjaring. Die handeling leidt een nieuwe termijn met gelijke duur in, zelfs ten overstaan van personen die er niet bij betrokken zijn.
  § 8. De regering kan de wijze van inning van de boete bepalen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 152, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 573.D. Degene die onrechtmatig gebruik maakt van het gewestelijk erkenningsteken, een vaste wandelroute markeert zonder machtiging of met behulp van tekens die niet overeenstemmen met de markeringen bedoeld in [1 artikel 1.D, 7°]1, of een vaste wandelroute behoudt zonder machtiging of een wandelroute, aangegeven door tekens die niet overeenstemmen met de markeringen bedoeld in [1 artikel 1.D, 7°]1, wordt gestraft met een geldboete van 1 tot 25° euro.
  Degene die op welke wijze ook kwaadwillig markeringen van een gemarkeerde wandelroute vernietigt, beschadigt of wegneemt, wordt gestraft met een geldboete van 1 tot 25 euro.
  Degene die een gesubsidieerde wandelkaart of routebeschrijving verkoopt tegen een prijs boven 8 euro, wordt gestraft met een geldboete van 1 tot 25 euro.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 153, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 574.D. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, gelden voor de overtredingen bepaald in artikel 573.D.

HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties
Art. 575.D. § 1. Naast de boetes bepaald in artikel 573.D beveelt de rechter op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in oorspronkelijke staat.
  De rechter kan bevelen dat de veroordeelde op straffe van een dwangsom binnen de acht dagen volgend op de dag waarop het vonnis definitief is geworden een zekerheid ten voordele van het Waalse Gewest stelt waarvan het bedrag gelijk is aan de geraamde kost van de bevolen maatregelen.
  Die zekerheid bestaat uit een neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas of uit een onafhankelijke bankwaarborg uitgegeven door een erkende kredietinstelling ofwel bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ofwel bij een overheid van een lidstaat van de Europese Unie die gemachtigd is om de kredietinstellingen te controleren.
  Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek beveelt de rechter dat, indien de plaats niet in oorspronkelijke staat is hersteld binnen de voorgeschreven termijn, het Commissariaat-generaal voor Toerisme van ambtswege in de tenuitvoerlegging ervan kan voorzien en de kosten ervan terug kan vorderen indien de werken zijn uitgevoerd op grond van een gewone staat opgesteld door de regering. Die staat is uitvoerbaar.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan voor de politie- of correctionele rechtbank treden om naast de boeten bepaald in de artikel 573.D de veroordeling tot staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.
  Het kan eveneens voor de burgerlijke rechtbank treden om de veroordeling tot de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.

HOOFDSTUK III. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 576.D. § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en de personeelsleden aangewezen door de regering ermee belast over de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit boek te waken. Daartoe kunnen ze bij de uitoefening van hun opdracht :
  1° de bijstand van de politie vragen;
  2° op grond van ernstige aanwijzingen voor een overtreding, elke doorzoeking, elke controle en elk onderzoek verrichten en elke inlichting vergaren die ze noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit boek en diens uitvoeringsbepalingen worden nageleefd, en meer bepaald :
  a) elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nodig is voor het uitoefenen van het toezicht en van die verhoren processen-verbaal op te stellen die tot het bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben;
  b) zich ter plaatse elk document, stuk of titel die voor de vervulling van hun opdracht noodzakelijk is, laten voorleggen of ze onderzoeken, er een fotografisch of ander afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen.
  De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het eerste lid zijn bekleed met de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats.
  § 2. In geval van overtreding op dit boek kunnen de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 :
  1° voor elke overtreder een termijn vastleggen om zich met de wet in overeenstemming te brengen; die termijn kan slechts eenmalig verlengd worden; het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de procureur des Konings in over de getroffen schikkingen; bij verstrijken van de termijn of, al naar gelang van het geval, bij verlenging ervan stelt de ambtenaar of het personeelslid verslag op; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt het bij ter post aangetekend schrijven binnen de tien dagen aan de overtreder en aan de procureur des Konings over;
  2° een proces-verbaal opstellen dat tot bewijs van het tegendeel bewijskracht heeft; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt dat proces-verbaal bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de procureur des Konings en aan de overtreder over binnen de tien dagen volgend op de datum waarop het opgesteld is of na verstrijken van de termijn bedoeld onder punt 1°.
  Een afschrift ervan wordt in dezelfde termijn gericht aan de burgemeester van de gemeente waar het betrokken goed gelegen is en, bij ter post aangetekend schrijven, aan diens eigenaar en aan de vergunninghouder, gericht.

Art. 577.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme en in de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 aan bedoeld in artikel 576.D.

TITEL 4.- Overgangs- en slotbepalingen
Art. 578.D. Elke machtiging tot het markeren van een vaste wandelroute toegekend op grond van artikel 196 van het Boswetboek wordt gelijkgesteld met de krachtens artikel 526.D vereiste machtiging.

Art. 579.D. De bakenstokken die voor 1 juni 2007 buiten de bossen zijn aangebracht mogen vijf jaar in stand gehouden worden te rekenen van 1 juni 2007.
  De bakenstokken van de permanente netwerken van wandelwegen aangebracht voor 1 juni 2007 kunnen in stand gehouden worden op voorwaarde dat er voor het genormeerde teken een ministerieel goedkeuringsbesluit bestaat op grond van de artikelen 196 en volgende van het Boswetboek.

Art. 580.BWR. De bepalingen van dit Boek treden in werking op 1 juni 2007.

Art. 581.D. In afwijking van artikel 580.BWR treedt artikel 548.D in werking op 14 november 2008.

Art. 582.D. De Minister is belast met de uitvoering van de reglementaire bepalingen van dit Boek.

BOEK V. - DE SUBSIDIES VOOR DE BEVORDERING VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Begripsomschrijving
Art. 583.D. In afwijking van artikel 1.D, [1 5°]1 wordt verstaan onder toeristische bezienswaardigheid, in de zin van dit Boek : de plaats van bestemming, bestaande uit een geheel van geïntegreerde en duidelijk identificeerbare activiteiten en diensten, die op regelmatige wijze uitgebaat wordt als natuurlijke, culturele of recreatieve waardevolle kern en die aangelegd is met het doel toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers zonder voorafgaandelijke reservering te ontvangen;
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 154, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL 2 - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 584.D. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de erkende provinciale federaties voor toerisme, huizen voor toerisme, diensten voor toerisme en VVV's een subsidie voor het voeren van acties of campagnes ter bevordering van het toerisme in hun respectievelijk gebied.
  De subsidie van het Waalse Gewest heeft met name betrekking op :
  1° het uitdenken, de verwezenlijking en het afdrukken van basisdragers ter verspreiding van de campagne;
  2° [1 het gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën volgens de modaliteiten bepaald door de Regering;]1
  3° de auteursrechten [1 en de kosten voor vertalingen]1 die nodig zijn voor de uitvoering van de acties bedoeld onder 1° en 2°.
  De belasting op de toegevoegde waarde kan gesubsidieerd worden voorzover ze niet gerecupereerd kan worden door de aanvrager.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 155, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 585.D. Van de uitgaven waarvoor een subsidie bedoeld in artikel 584.D verleend kan worden, stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.

HOOFDSTUK II. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
Art. 586.D. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering tussenbeide komen in de uitgaven betreffende de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
  De subsidie van het Waalse Gewest heeft met name betrekking op :
  1° het uitdenken, de verwezenlijking en het afdrukken van basisdragers ter verspreiding van de campagne;
  2° het uitdenken, de verwezenlijking of de reorganisatie van een internetsite volgens de modaliteiten omschreven door de Regering;
  3° de auteursrechten die nodig zijn voor de uitvoering van de acties bedoeld onder 1° en 2°.
  De belasting op de toegevoegde waarde kan gesubsidieerd worden voorzover ze niet gerecupereerd kan worden door de aanvrager.

Art. 587.D. Van de uitgaven waarvoor een subsidie bedoeld in artikel 586.D verleend kan worden, stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.

HOOFDSTUK III. - De subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
Art. 588.D. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering tussenbeide komen in de uitgaven betreffende de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
  De subsidie van het Waalse Gewest heeft met name betrekking op :
  1° het uitdenken, de verwezenlijking en het afdrukken van basisdragers ter verspreiding van de campagne;
  2° het uitdenken, de verwezenlijking of de reorganisatie van een internetsite volgens de modaliteiten omschreven door de Regering;
  3° de auteursrechten die nodig zijn voor de uitvoering van de acties bedoeld onder 1° en 2°.
  Onder gewestelijke toeristische vereniging wordt verstaan elke vereniging zonder winstoogmerk die aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° het promoten als maatschappelijk doel hebben van een toeristisch product dat overeenkomt met één van de thema's die jaarlijks of meerjaarlijks worden bepaald door de Regering;
  2° houders van een vergunning als lid hebben die minstens 10 % van de toeristische logiesverstrekkende inrichtingen die in het Franse taalgebied gevestigd zijn, vertegenwoordigen, op voorwaarde dat deze inrichtingen over minstens drie provincies verspreid zijn en tot één van de volgende categorieën behoren :
  a) hotelverblijven;
  b) gastenkamers, landelijke vakantiewoningen, vakantiewoningen in de stad;
  c) gastenkamers op de hoeve en vakantiewoningen op de hoeve;
  d) toeristische kampeerterreinen;
  e) gemeubileerde vakantiewoningen :
  b) vakantiedorpen;
  3° als vereniging voor sociaal toerisme erkend zijn;
  4° een toeristisch product promoten dat op het grondgebied van minstens drie in het Waalse Gewest gelegen provincies voorkomt.
  De belasting op de toegevoegde waarde kan gesubsidieerd worden voorzover ze niet gerecupereerd kan worden door de aanvragende vereniging.

Art. 589.D. Van de uitgaven waarvoor een subsidie bedoeld in artikel 588.D verleend kan worden, stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.

HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de subsidies
Afdeling 1. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 590.D. De Regering kan een subsidie bedoeld in artikel 584.D toekennen als :
  1° de aanvrager een erkende provinciale federatie voor toerisme, een huis voor toerisme, een dienst voor toerisme of een VVV is;
  2° de actie of toeristische promotiecampagne in het algemeen beleid kadert dat door het Waalse Gewest inzake toerisme gevoerd wordt;
  3° de actie of toeristische promotiecampagne coherent is met de acties en toeristische promotiecampagnes gevoerd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en de Dienst voor de bevordering van het toerisme;
  4° de actie of toeristische promotiecampagne voor de bevordering zorgt van heel het geografisch gebied van de aanvrager of de geïntegreerde bevordering verzekert van meerdere toeristische trekpleisters of toeristische bezienswaardigheden die in het geografisch gebied van de aanvrager gevestigd zijn;
  5° de actie of toeristische promotiecampagne grotendeels gevoerd wordt in een geografisch gebied dat het gebied van de aanvrager overschrijdt;
  6° de aanvrager ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 600.D voorlegt.

Afdeling 2. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
Art. 591.D. De Regering kan een subsidie bedoeld in artikel 586.D toekennen als :
  1° de aanvrager de beheerder of uitbater is van meerdere toeristische trekpleisters of toeristische bezienswaardigheden;
  2° de actie of toeristische promotiecampagne in het algemeen beleid kadert dat door het Waalse Gewest inzake toerisme gevoerd wordt;
  3° de actie of toeristische promotiecampagne coherent is met de acties en campagnes gevoerd door het huis (de huizen) voor toerisme in het gebied waarvan de toeristische trekpleister of toeristische bezienswaardigheid gevestigd is;
  4° de actie of toeristische promotiecampagne grotendeels gevoerd wordt in een geografisch gebied dat het gebied overschrijdt van het huis (de huizen) voor toerisme in het gebied waarvan de toeristische trekpleister of toeristische bezienswaardigheid gevestigd is;
  5° de aanvrager ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 600.D voorlegt.

Afdeling 3. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen
Art. 592.D. De Regering kan een subsidie bedoeld in artikel 588.D toekennen als :
  1° de aanvrager een gewestelijke toeristische vereniging is;
  2° de actie of toeristische promotiecampagne in het algemeen beleid kadert dat door het Waalse Gewest inzake toerisme gevoerd wordt;
  3° de actie of toeristische promotiecampagne coherent is met de acties en toeristische promotiecampagnes gevoerd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en de Dienst voor de bevordering van het toerisme;
  4° de actie of toeristische promotiecampagne namelijk wordt uitgevoerd buiten het grondgebied van het Franse taalgebied van het [1 Gewest]1;
  5° de aanvrager ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 600.D voorlegt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 156, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 593.D. Eenzelfde uitgave mag niet het voorwerp uitmaken van subsidies toegekend op grond van de artikelen 584.D, 586.D of 588.D.

HOOFDSTUK V. - Subsidiepercentage en -bedrag
Afdeling 1. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 594.D.[1 § 1. Wat betreft de federaties voor toerisme, bedraagt het subsidiepercentage bedoeld in artikel 584. D 30% van de kostprijs van de actie of de toeristische promotiecampagne.
   § 2. Wat betreft de "maisons du tourisme", bedraagt het subsidiepercentage bedoeld in artikel 584. D 100% van de kostprijs van de actie of toeristische promotiecampagne.
   § 3. Wat betreft de "offices du tourisme", bedraagt het subsidiepercentage bedoeld in artikel 584. D 30% van de kostprijs van de actie of de toeristische promotiecampagne.
   In het geval van het sluiten van een partnerschapsovereenkomst met het "maison du tourisme" van zijn ambtsgebied, die de rol van iedereen bepaalt ten opzichte van de verschillende opdrachten die hen worden toegekend, wordt het subsidiepercentage op 40% gebracht.
   § 4. Wat betreft de "syndicats d'initiative", bedraagt het subsidiepercentage bedoeld in artikel 584. D 40% van de kostprijs van de actie of toeristische promotiecampagne. In het geval van het sluiten van een partnerschapsovereenkomst met het "maison du tourisme" van zijn ambtsgebied, die de rol van iedereen bepaalt ten opzichte van de verschillende opdrachten die hen worden toegekend, wordt het subsidiepercentage op 50% gebracht.
   § 5. Voor de acties of toeristische promotiecampagnes opgenomen in de thema's die jaarlijks of meerjaarlijks door de Regering worden bepaald of in het geval van samenwerking met "Wallonie Belgique Tourisme", wordt het subsidiepercentage bedoeld in de paragrafen 1, 3 en 4 op 50% gebracht.]1
  ----------
  (1)<DWG 2023-12-13/13, art. 178, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 595.D. § 1. Het bedrag van de subsidies die jaarlijks worden toegekend op grond van artikel 584 mag de volgende bedragen niet overschrijden :
  1° [1 6.000]1 euro per VVV en per dienst voor toerisme;
  2° 7.500 euro per provinciale federatie voor toerisme;
  3° 20.000 euro per huis voor toerisme.
  Het bedrag bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt verhoogd met :
  a) 500 euro per gemeente die lid is van het huis voor toerisme;
  b) [1 750]1 euro per toeristische bezienswaardigheid die op 1 januari die voorafgaat aan de aanvraag tot subsidiëring, gevestigd is op het gebied van het huis voor toerisme;
  c) [1 750]1 euro per schijf van [1 tweehonderd beschikbare en erkende bedden]1 in het gebied van het huis voor toerisme [1 op 1 januari]1 dat voorafgaat aan het jaar van de aanvraag tot subsidiëring.
  Het totaalbedrag van de aan een huis voor toerisme jaarlijks toegekende subsidies op grond van artikel 584.D, mag echter niet 75.000 euro overschrijden.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidieaanvraag krijgt, het subsidiebedrag voor de VVV, de dienst voor toerisme, het huis voor toerisme of de provinciale federatie voor toerisme vanaf 1 januari van het jaar van de aanvraag.
  De subsidie kan het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf niet overschrijden.
  De subsidie mag bovendien het verschil tussen het totaalbedrag van de krachtens artikel 584.D subsidieerbare uitgaven en de inkomsten die er rechtstreeks mee verbonden zijn, niet overschrijden. Deze inkomsten bestaan o.a. uit overheidshulp, het verkopen van commerciële en publicitaire ruimtes, sponsoring en mecenaat.
  § 3. De Regering mag de bedragen bepaald in paragraaf 1 aanpassen om rekening te houden met de waarde van de index der consumptieprijzen van de maand van inwerkingtreding van de bepalingen van dit Boek, volgens de formule :
  Bepaalde prijs in paragraaf 1 x nieuwe index/aanvankelijke index
  waarbij de aanvankelijke index, de index is van de maand van inwerkingtreding van de bepalingen van dit Boek en de nieuwe index, de index van de maand waarop die inwerkingtreding verjaart.
  In alle geval wordt het bedrag aangepast op basis van het eerste lid, afgerond naar de lagere eenheid, gesteld dat de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid, mocht de decimaal gelijk zijn aan of hoger zijn dan 50.
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-10/20, art. 158, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering   van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters
Art. 596.D. Het percentage van de subsidie bedoeld in artikel 586.D bedraagt 20 % van de kostprijs van de actie of toeristische promotiecampagne.
  Het percentage van de subsidie bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd met :
  1° 10 % voor de acties of toeristische promotiecampagnes opgenomen in de thema's die jaarlijks of meerjaarlijks door de Regering worden bepaald;
  2° 10 % als de aanvrager houder is van een vergunning om de benaming "toeristische bezienswaardigheid" te gebruiken, voor zover deze bezienswaardigheid in haar rangschikking over minstens drie zonnen beschikt;
  3° 10 % als het gaat om acties of toeristische promotiecampagnes die betrekking hebben op minstens drie toeristische trekpleisters of toeristische bezienswaardigheden.

Art. 597.D. § 1. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor de bevordering van een toeristische trekpleister of een toeristische bezienswaardigheid mag geen 100.000 euro per periode van drie jaar overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar, beheerder of exploitant.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidieaanvraag krijgt voor een toeristische trekpleister of een toeristische bezienswaardigheid, het de minimis-subsidiebedrag voor die toeristische trekpleister of toeristische bezienswaardigheid in de loop van de twee begrotingsjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de aangevraagde subsidie, indien toegekend, vastgelegd zou worden.
  De subsidie kan het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid niet overschrijden.
  De subsidie mag bovendien het verschil tussen het totaalbedrag van de krachtens artikel 587.D subsidieerbare uitgaven en de inkomsten die er rechtstreeks mee verbonden zijn, niet overschrijden. Deze inkomsten bestaan o.a. uit overheidshulp, het verkopen van commerciële en publicitaire ruimten, sponsoring en mecenaat.
  § 3. Indien het bedrag van een subsidie het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 bereikt, kan er enkel een nieuwe subsidie worden toegekend op grond van een nieuwe aanvraag, die pas ingediend kan worden twee jaar na de vastlegging van de vorige subsidie.
  § 4. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het de minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimis-steun.

Afdeling 3. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
Art. 598.D. Het percentage van de subsidie bedoeld in artikel 588.D bedraagt 30 % van de kostprijs van de actie of toeristische promotiecampagne.
  Voor de acties of toeristische promotiecampagnes opgenomen in de thema's die jaarlijks of meerjaarlijks door de Regering worden bepaald, wordt het percentage van de subsidie op 50 % gebracht.

Art. 599.D. § 1. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend aan een gewestelijke toeristische vereniging mag geen 100.000 euro per periode van drie jaar overschrijden.
  § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidieaanvraag krijgt voor de bevordering van een gewestelijke toeristische vereniging, het de minimis-subsidiebedrag voor die vereniging in de loop van de twee begrotingsjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de aangevraagde subsidie, indien toegekend, vastgelegd zou worden.
  De subsidie kan het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid niet overschrijden.
  De subsidie mag bovendien het verschil tussen het totaalbedrag van de krachtens artikel 588.D subsidieerbare uitgaven en de inkomsten die er rechtstreeks mee verbonden zijn, niet overschrijden. Deze inkomsten bestaan o.a. uit overheidshulp, het verkopen van commerciële en publicitaire ruimten, sponsoring en mecenaat.
  § 3. Indien het bedrag van een subsidie het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 bereikt, kan er enkel een nieuwe subsidie worden toegekend op grond van een nieuwe aanvraag, die pas ingediend kan worden twee jaar na de vastlegging van de vorige subsidie.
  § 4. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het de minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimis-steun.

HOOFDSTUK VI. - Procedures voor het toekennen van de vereffening en controle over het gebruik van de subsidies
Art. 600.D. De aanvraag voor een subsidie dient per schrijven te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  De Regering stelt de inhoud vast en bepaalt de vorm van de subsidie-aanvraag. Ze bepaalt het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten.

Art. 601.D. Elke persoon die vraagt dat een subsidie wordt toegekend, geeft daardoor de Regering de toelating om zonder verplaatsing elke nuttig geachte verificatie door te voeren.
  De weigering om zich te onderwerpen aan die verificaties of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat niet voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld, naargelang het geval, in de artikelen 590.D, 591.D, 592.D of 593.D.

Art. 602.D. De uitbetaling van de subsidies wordt ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de volgende voorwaarden :
  1° de acties en promotiecampagnes dienen uitgevoerd te zijn ten vroegste op 1 januari van het jaar tijdens hetwelke de aanvraag tot subsidie wordt ingediend en uiterlijk op 31 oktober van het jaar volgend op de budgettaire vastlegging van de subsidie;
   2° de data van de omstandige facturen met betrekking tot de acties en campagnes bedoeld onder 1° dienen tussen de twee daar bedoelde data begrepen te zijn;
  3° de originele facturen, met een minimumbedrag van 75 euro elk, dienen te worden voorgelegd;
  4° de begunstigde dient de bewijzen te leveren van de effectieve uitvoering van de acties en promotiecampagnes waarvoor de subsidie is verleend.

Art. 603.D. De subsidie wordt vereffend aan degene die de acties of promotiecampagnes financiert, op grond van de overlegde facturen.

Art. 604.D. De Regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 590, 591, 592, 593 en 602 nageleefd worden.
  De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 590.D, 591.D, 592.D, 593.D of 602.D niet naleeft.

HOOFDSTUK VII. - Toelagen voor de aankoop van meubilair en materiaal ter bevordering van toeristische activiteiten
Art. 605.BWR. Binnen de perken van de op de begroting uitgetrokken kredieten kan de Minister van Toerisme toelagen verlenen voor de aankoop van meubilair en materiaal met het oog op het administratieve of promotionele beheer van toeristische activiteiten.
  Er worden echter geen toelagen verleend voor de aankoop van voorzieningen of accessoires waarvan het gebruik, omwille van hun aard, van korte duur is.

Art. 606.BWR.[1 De volgende aanvragers kunnen toelagen verkrijgen :
   1° de provinciale federaties voor toerisme,
   2° de Huizen voor toerisme;
   3° de VVV's opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
   4° de diensten voor toerisme.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 108, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 607.BWR. Om deze toelagen te verkrijgen moeten de in artikel 606.BWR bedoelde aanvragers de volgende voorwaarden vervullen :
  1. beschikken over vaste toeristische onthaalruimten en informatiebureaus die minstens zes maanden per jaar regelmatig gebruikt worden;
  2. het meubilair en het materiaal slechts voor de in de aanvraag vermelde doeleinden bestemmen;
  3. beschikken over voldoende financiële middelen voor het onderhoud en de gewone herstellingen van het gesubsidieerd meubilair en materiaal;
  4. beschikken over lokalen voor toeristische activiteiten, waar het gesubsidieerd meubilair en materiaal veilig gebruikt en/of opgeslagen kunnen worden;
  5. de installaties en de bestemming van het gesubsidieerd meubilair en materiaal laten controleren door het bevoegde personeel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
  6. zich verbinden tot de terugbetaling van de toelage in geval van staking van de activiteiten binnen een termijn van vijf jaar met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de toelage bij de begroting is ondergebracht.

Art. 608.BWR.De aanvragen om toelagen moeten [1 per gecertificeerde zending]1 aan de Minister van Toerisme gezonden worden.
  Ze bevatten :
  1. een beschrijving en een kostenraming van het aan te kopen meubilair en materiaal;
  2. een afschrift van de prijsopgaven van minstens 3 leveranciers;
  3. een beschrijving van de bestemming van het meubilair en het materiaal;
  4. de statuten van de vereniging wanneer de aanvrager een vzw. is, alsook haar laatste beheersrekeningen.
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 109, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 609.BWR.§ 1. De Minister van Toerisme bepaalt het type, de kwaliteit, de hoeveelheid en de maximumprijs van het meubilair en het materiaal waarvoor een toelage verleend kan worden.
  Bij het onderzoek van elk dossier houdt hij rekening met de toeristische activiteiten van de aanvrager alsook met het meubilair en het materiaal waarover hij beschikt.
  § 2. De toelage wordt, na aftrek van de BTW, op 50 % van de waarde van het meubilair en het materiaal vastgesteld en mag niet hoger zijn dan het bedrag dat de Minister van Toerisme bepaalt, na aftrek van elke tegemoetkoming voor dezelfde aankoop.
  § 3. Er wordt geen toelage verleend voor aankopen van minder dan 600 euro, excl. BTW.
  Wanneer verschillende aanvragers hun aankoop van meubilair en materiaal groeperen voor de schaalvoordelen, kunnen de toelagen evenwel zonder inachtneming van een minimumbedrag verleend worden. In dit geval wordt voor het geheel van de aanvragers slechts één subsidiedossier, waarin elke begunstigde opgenomen is, [1 bij het Commissariaat-generaal van Toerisme]1 ingediend.
  § 4. De toelagen die aan de aanvrager, of aan elke aanvrager in geval van gegroepeerde aankoop, verleend worden, mogen niet meer dan 7.500 euro per kalenderjaar bedragen.
  [1 § 5. De belasting over de toegevoegde waarde maakt het voorwerp uit van een subsidie voor zover ze door de aanvrager niet teruggevorderd wordt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 110, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 610.MB. Het type, de kwaliteit, de hoeveelheid en de maximumprijs van het meubilair en het materiaal waarvoor een toelage kan worden verleend, staan in bijlage 30 en maken er noodzakelijk deel van uit.

Art. 611.MB. Onverminderd artikel 614.BWR wordt de ministeriële omzendbrief van 12 september 1991 die op hetzelfde voorwerp betrekking heeft, opgeheven.

Art. 612.BWR. De begunstigde mag het meubilair en het materiaal noch afstaan noch lenen gedurende een periode van vijf jaar met ingang van de uitkering van de toelage. Hij heeft evenwel het volle genot ervan en neemt alle onderhouds- en herstelkosten op zich.
  Hij draagt de volle verantwoordelijkheid voor het gebruik en de instandhouding ervan.
  In geval van ontbinding tijdens de in alinea 1 van dit artikel bedoelde periode is de gerechtigde instelling gehouden de Minister van Toerisme daarvan onmiddellijk op de hoogte te brengen. Deze laatste moet ook zo snel mogelijk in kennis gesteld worden van de verdwijning of de gehele of gedeeltelijke vernietiging van het gesubsidieerde meubilair en materiaal.
  De terugbetaling van de toelage wordt vereist als de bepalingen van dit besluit niet in acht genomen worden, alsook in geval van verdwijning of vernietiging zoals bedoeld in het vorig lid.
  In dit laatste geval wordt de terugbetaling evenwel niet vereist als de begunstigde kan bewijzen dat de verdwijning of de vernietiging te wijten is aan overmacht.

Art. 613.BWR. De toelagen worden slechts uitgekeerd na overlegging aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van de bewijsstukken van de uitgaven en van het bewijs dat voor de aankoop van het gesubsidieerd meubilair en materiaal een beroep op de concurrentie is gedaan.
  Behoudens behoorlijk gemotiveerde materiële onmogelijkheid moeten de bewijsstukken in de vorm van originele stukken overgelegd worden.

Art. 614.BWR. Het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 10 juni 1991 houdende de bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van toelagen voor het aankopen van materiaal ter bevordering van de toeristische activiteiten wordt voor het Franse taalgebied opgeheven.
  Het blijft evenwel van toepassing voor de aanvragen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend.

TITEL 3.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 615.D. De subsidies toegekend op grond van het koninklijk besluit van 14 februari 1967 tot regeling van de toekenning van subsidies voor toeristische propaganda en van het ministerieel besluit van 6 maart 1967 waarbij regelen worden gesteld voor het indienen van de aanvragen om subsidies voor toeristische propaganda blijven onderworpen aan deze teksten.

Art. 616.D. Het onderzoek naar de aanvragen tot subsidie ingediend vóór de inwerkingtreding van dit Boek, wordt voortgezet volgens de van kracht zijnde bepalingen vóór die datum.

HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 617.D - De datum van inwerkingtreding van dit Boek wordt door de Regering vastgelegd.

Art. 618.BWR. De artikelen 605.BWR tot en met 614.BWR treden in werking op 16 januari 1996.

Art. 618/1.BWR. [1 De artikelen 583.D tot 604.D treden in werking op 1 januari 2017.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 111, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 619.BWR. De Minister van Toerisme is belast met de uitvoering van de artikelen 605.BWR tot en met 614.D.

BOEK VI. [1 - De toeristische gidsen]1   ----------   (1)
TITEL 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 620.D. [1 § 1. Niemand mag de titel dragen van toeristische gids of van toeristische gids-stagiair, zoals omschreven in artikel 1. D, 25° en 26°, zonder erkend te zijn overeenkomstig titel II.
   § 2. De toeristische gids en de toeristische gids-stagiair beschikken over bewijsstukken, bepaald door de Regering, waaruit de erkenning van hun functies door het Commissariaat-generaal voor Toerisme blijkt.
   De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende het dragen van de bewijsstukkien bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 161, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 621.D. [1 Mag de titel dragen van "Toeristische gids" of van "Toeristische gids-stagiair", zoals omschreven in artikel 1 D., 25° en 26°, iedere onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte, zodra hij de bewijsstukken heeft getoond van de bevoegde overheid van één van deze Staten die bewijzen dat hij de kwalificatie bezit dat voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bepaald in titel II van dit boek om er het beroep van toeristische gids of toeristische gids-stagiair uit te oefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 162, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 622.D. [1 Iedere onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij de Europese Economische Ruimte, wettelijk gevestigd, voor de uitoefening van het beroep van toeristische gids of toeristische gids-stagiair, in één van deze Staten, kan dit beroep tijdelijk en incidenteel in België uitoefenen.
   Wanneer het beroep van toeristische gids of toeristische gids-stagiair of de opleiding die ertoe leidt niet gereglementeerd is in de Staat van vestiging, moet de dienstverrichter minstens vijf prestaties per jaar hebben verricht tijdens de drie jaar die voorafgaan aan het begin van de prestatie van de gids in het Franse taalgebied.
   De prestatie wordt verricht onder de beroepstitel van de vestigingsstaat, wanneer een dergelijke titel bestaat. Deze titel wordt aangegeven in de officiële taal van de vestigingsstaat. In het geval dat deze beroepstitel niet bestaat in de vestigingsstaat, maakt de dienstverrichter melding van zijn opleidingstitel in de officiële taal van deze Staat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 162, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 623.BWR. [1 § 1. De persoon die de functie van toeristische gids of toeristische gids-stagiair uitoefent, beschikt over een badge en een accreditatiekaart waarvan de modellen en de geldigheidsduur door de Minister worden bepaald.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft de bewijsstukken aan de erkende toeristische gidsen en toeristische gidsen-stagiairs af.
   § 2. Er worden één enkele badge en één enkele kaart per toeristische gids of per toeristische gids-stagiair afgeleverd. Geen van beide documenten wordt opnieuw afgeleverd behalve bij verlies of diefstal.
   Tijdens de uitoefening van zijn activiteiten die in aanmerking komen voor een erkenning, draagt de toeristische gids of de toeristische gids-stagiair de badge op zichtbare wijze. Hij legt zijn accreditatiekaart op verzoek voor.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 112, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 624.BWR. [1 De badge en de kaart worden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme teruggeven binnen dertig dagen na afloop van hun geldigheid, na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de erkenning of, in geval van beroep tegen de beslissing tot intrekking, van de bevestiging ervan door de Minister.
   Indien men vrijwillig van het gebruik van de hoedanigheid van toeristische gids of toeristische gids-stagiair afziet, wordt daar per gecertificeerde zending kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme De badge en de kaart worden erbij gevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 112, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 625.MB. [1 De modellen van de badge en van de kaart bedoeld in artikel 623.MB worden in bijlage 31 bepaald.
   De geldigheidsduur van de badges is vijf jaar te rekenen van hun afgifte.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-05-31/14, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>


TITEL II. [1 - De erkenning en de hernieuwing van de erkenning]1   ----------   (1)
Art. 626.D. [1 § 1. Om erkend te zijn als toeristische gids moet de kandidaat toeristische gids aan de volgende voorwaarden voldoen :
   1° hij is houder van het diploma of van een gelijkwaardig diploma opgenomen in de lijst opgemaakt door de Regering;
   2° hij beschikt over een afdoende ervaring die een verband houdt met elke subcategorie van toeristische gids waarvoor de erkenning wordt verzocht;
   3° hij beheerst de Franse taal alsook, in voorkomend geval, elke andere taal waarin hij zijn activiteiten wenst uit te oefenen;
   4° hij werd niet veroordeeld door een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing uitgesproken in België wegens een overtreding omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat één van die overtredingen uitmaakt, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort is en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft.
   § 2. Het behoud van de erkenning wordt bovendien onderworpen aan de naleving van de volgende voorwaarden :
   1° de Deontologische code van de toeristische gidsen respecteren zoals bedoeld in artikel 644.D;
   2° jaarlijks aan het "Observatoire du Tourisme wallon" (Waarnemingscentrum voor het Waalse toerisme) de gegevens bepaald door de Regering meedelen.
   De gegevens bedoeld in het eerste lid, 2°, worden aan het persoonlijk dossier van de toeristische gids toegevoegd waarin de documenten die nodig zijn om de naleving van de erkenningsvoorwaarden na te gaan, worden verenigd, en worden gebruikt als inlichtingsbron overeenkomstig dit Wetboek voor statistische doeleinden. In voorkomend geval kunnen zij worden gebruikt voor de procedures van schorsing of intrekking van de erkenning.
   § 3. De Regering bepaalt het aantal en de duur van de vereiste ervaringsjaren om de voorwaarde van afdoende ervaring bedoeld in artikel 626, § 1, punt 2°, te beoordelen, alsook de attesten die nodig zijn om deze afdoende ervaring, hun minimale inhoud en hun geldigheidsduur na te gaan.
   De Regering bepaalt de attesten die vereist zijn voor de verificatie van de voorwaarde betreffende de beheersing van de taal zoals bedoeld in paragraaf 1, 3°.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme, mits advies van het technisch comité, verifieert de geldigheid van elk attest verleend door een gebruiker.
   De prestaties i.v.m. de Open Monumentendagen worden niet in aanmerking genomen voor de rechtvaardiging van het aantal jaarlijkse prestaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 164, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 627.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 626.D, § 1, eerste lid, 1°, kan de Minister voorwaarden van diploma's bepalen die naar gelang van de door haar vastgelegde subcategorieën van toeristische gidsen veranderen.
   Voor elke subcategorie van toeristische gids die hij bepaalt, kan de Minister om het advies van elke instantie gespecialiseerd in een bepaalde bevoegdheid verzoeken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 628.BWR. [1 De Minister bepaalt de in artikel 626.D, § 2, eerste lid, 2°, bedoelde gegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 629.MB. [1 Om erkend te worden moet de toeristische gids tot één of meerdere van de volgende categorieën behoren :
   1° de gids-conferancier : de persoon die zijn activiteit in het Franse taalgebied uitoefent en die houder is van :
   a) ofwel de academische graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs, overeenkomstig het decreet van 8 februari 2001 tot vaststelling van de initiële opleiding van de geaggregeerden voor het hoger secundair onderwijs of van een academische graad van master met didactische finaliteit, overeenkomstig artikel 70, § 2, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;
   b) ofwel een academische graad van master, zoals bepaald in artikel 6, § 1, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten of van een gelijkwaardig geachte titel verworven in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte en die, in het met diploma afgesloten studieprogramma, een praktijk als musumgids of erfgoedgids insluit;
   2° de regionale gids : de persoon die zijn activiteit in het Franse taalgebied uitoefent en die houder is van een diploma van toeristische gids - regionale gids gehomologeerd door de Franse Gemeenschap of van een gelijkwaardig geachte titel verworven in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte;
   3° de gids-tochtbegeleider : de persoon die zijn activiteit in België of in het buitenland uitoefent en die houder is van een diploma van gids-tochtbegeleider gehomologeerd door de Franse Gemeenschap of van een gelijkwaardig geachte titel verworven in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte;
   4° de gids-groot toerisme : de persoon die een ervaring inzake leiding van groepen tijdens een excursie of een reis buiten België aantoont, waarbij hij de commentaren over de tijdens deze reis bezochte toeristische rijkdommen verzekert, en die houder is van een diploma van gids - groot toerisme gehomologeerd door de Franse Gemeenschap of van een gelijkwaardig geachte titel verworven in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte;
   5° de lokale of thematische gids : de persoon die een activiteit van toeristische gids in een bepaalde omtrek of over een bepaald thema in het Franse taalgebied uitoefent;
   6° de gids-natuur-avontuur : de persoon die zijn activiteit in België of in het buitenland uitoefent en die houder is van een pedagogisch brevet tocht, alpinisme, beklimming of speleologie afgegeven door ADEPS of van een gelijkwaardig geachte titel verworven in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte;
   7° de gids-ontdekking van de natuur : de persoon die zijn activiteit in België of in het buitenland uitoefent en die houder is van :
   a) ofwel een diploma van natuurgids gehomologeerd door de Franse Gemeenschap;
   b) ofwel een titel verworven aan het einde van een opleiding verstrekt door een vereniging erkend door het Waalse Gewest in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002 betreffende de erkenning van instellingen voor natuur- en boseducatie en de toekenning van toelagen wegens hun vormings- en bewustmakingsactiviteiten betreffende het Waalse natuurlijk patrimonium en die voldoet aan een minimumprogramma waarvan de inhoud door de Minister wordt bepaald;
   c) ofwel een gelijkwaardig geachte titel verworven in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-05-31/14, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>


Art. 630.MB. [1 De in artikel 626.MB, § 2, 2°, bedoelde gegevens die meegedeeld moeten worden aan het "Observatoire du Tourisme wallon" (Waarnemingscentrum voor het Waalse toerisme) zijn :
   1° het statuut van de gids : loontrekkende, vrijwillige, zelfstandige;
   2° het aantal gidsbeurten in absolute cijfers in België en in het buitenland;
   3° het gemiddelde aantal rondgeleide personen per gidsbeurt;
   4° het aantal geleidingen per type : schoolgroepen, groepen van volwassenen of andere;
   5° het aantal geleidingen per plaats : musea, steden, toeristische landen, natuurlijke sites, monumenten en locaties of andere;
   6° het aantal geleidingen per taal : Frans, Nederlands, Engels, Duits, of een andere taal;
   7° de nationaliteit van de geleide personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-05-31/14, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>


Art. 631.BWR. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 626.D, § 3, toont de kandidaat toeristische gids minstens vijf prestaties per jaar aan tijdens de drie jaar vóór het jaar van de aanvraag in de categorie waarvoor hij de erkenning aanvraagt en voor elke van de talen waarvoor hij zijn erkenning aanvraagt.
   In afwijking van het eerste lid beoordeelt het technisch Comité van de toeristische gidsen, voor elke andere taal dan het Frans, Nederlands, Engels of Duits, het voldoende karakter van het aantal prestaties uitgevoerd in één van die talen.
   In geval van overmacht kan het vereiste aantal prestaties op gemotiveerd advies van het technisch comité van de toeristische gidsen beoordeeld worden over een periode hoger dan de drie jaar vóór het jaar van de aanvraag.
   § 2. De Minister bepaalt de minimale inhoud van de attesten waarvan het model door het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt vastgelegd.
   Hij kan ook het aantal prestaties die per subcategorieën van toeristische gidsen gerechtvaardigd moeten worden, aanpassen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 114, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 632.MB. [1 De in artikel 631,D, § 1, bedoelde attesten bepalen de nuttige ervaring, het aantal prestaties, elke categorie waartoe de gids behoort krachtens artikel 629.MB, de datum, de plaats van de prestatie(s), de duur, hun frequentie alsook de taal waarin ze zijn verleend.
   Voor de lokale of thematische gids worden de minimale jaarlijkse vijf prestaties tot drie verminderd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-05-31/14, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>


Art. 633.D. [1 § 1. De kandidaat die aan de voorwaarden bedoeld in artikel 626. D, § 1er, 1°, 3° en 4° voldoet, en de voorwaarde van effectieve ervaring bedoeld in artikel 626. D, § 1er, 2°, niet vervult, kan om een erkenning als toeristische gids-stagiair vragen op voorwaarde dat hij een minimale ervaring bepaald door de Regering verantwoordt.
   De titel van toeristische gids-stagiair wordt voor een periode van vierentwintig maanden toegekend.
   § 2. De titel van toeristische gids-stagiair kan tweemaal voor een maximale duur van zes maanden worden verlengd, in gevallen van overmacht en mits voorafgaandelijk advies van het technisch comité van de toeristische gidsen, volgens de modaliteiten en de procedure bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 165, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 634.BWR. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 633.D toont de kandidaat toeristische gids-stagiair een ervaring van minstens vijf prestaties aan die over een periode van één jaar als gids uitgevoerd zijn.
   Voor de kandidaten die wensen als plaatselijke of thematische gids erkend te worden, worden de minimale jaarlijkse vijf prestaties tot drie verminderd.
   § 2. Na afloop van de geldigheidstermijn van de toeristische gids-stagiair kan een gemotiveerde verlengingsaanvraag gericht worden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overeenkomstig de in artikel 637 bedoelde procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 115, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 635.D. [1- De erkenning als toeristische gids wordt toegekend voor een periode van vijf jaar. Ze kan voor dezelfde duur worden verlengd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 166, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 636.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de termijnen, de modaliteiten en de procedures betreffende de erkenning en de verlenging van de erkenning als toeristische gids en als toeristische gids-stagiair. In het geval van verlenging van de erkenning kan zij een vereenvoudigde procedure voorzien.".
   Wanneer de aanvraag om erkenning door een toeristische gids-stagiair wordt ingediend, wordt de geldigheid van zijn titel, in voorkomend geval, verlengd tijdens de duur van de erkenningsprocedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 167, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 637.BWR. [1 § 1. De aanvraag voor een erkenning als toeristische gids of toeristische gids-stagiair wordt in één exemplaar per gecertificeerde zending ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de hand van het door laatstgenoemde verstrekte formulier.
   § 2. Binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   Indien dat niet het geval is, richt het binnen dezelfde termijn een gecertificeerde zending aan de aanvrager waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde inlichtingen over te maken en over de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
   § 3. Indien de kandidaat voor de erkenning de attesten niet kan verstrekken voor de prestaties die hij als gids werkelijk heeft uitgevoerd, kan hij een afwijking aanvragen en de redenen daarvan uitleggen.
   In dit geval wordt zijn dossier voorgelegd aan het technisch comité van de toeristische gidsen dat de kandidaat binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van zijn kandidatuur door het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan verzoeken om zijn praktische capaciteiten betreffende de als gids uitgevoerde prestaties, waarvoor hij de erkenning aanvraagt, aan te tonen.
   Indien dit verzoek niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn aan de kandidaat wordt gezonden, wordt zijn uitleg geacht goedgekeurd te zijn door het technisch comité van de toeristische gidsen.
   § 4. Binnen twee maanden na ontvangst van het volledige dossier of binnen de maand na de uitvoering van de in § 3, tweede lid, bedoelde prestatie brengt het technisch comité van de toeristische gidsen advies over de erkenningsaanvraag uit.
   Na afloop van die termijn wordt het advies van het technisch comité van de toeristische gidsen gunstig geacht.
   Binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier of binnen drie maanden na de in § 3, tweede lid, bedoelde prestatie, beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de erkenningsaanvraag en geeft het per gecertificeerde zending kennis van zijn beslissing aan de aanvrager.
   De in § 4, derde lid, bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum één maand. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in § 4, derde lid, bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding.
   § 5. De Minister kan de modaliteiten betreffende de erkenningsaanvraag nader bepalen. Hij legt de documenten vast die bij de erkenningsaanvraag gevoegd moeten worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 116, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 638.BWR. [1 § 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme brengt automatisch een beslissing tot verlenging van de erkenning als toeristische gids uit wanneer laatstgenoemde een werkelijke ervaring aantoont ten opzichte van de gegevens waarover het "Observatoire wallon du Tourisme" (Waals Waarnemingscentrum voor Toerisme) beschikt.
   Om de ervaring als werkelijk te laten gelden, toont de kandidaat toeristische gids minstens vijf prestaties per jaar aan tijdens de drie jaar vóór het jaar van de verlenging in de categorie waarvoor hij de erkenning aanvraagt en voor elke van de talen waarvoor hij zijn erkenning aanvraagt.
   De Minister kan het aantal prestaties die per subcategorieën van toeristische gidsen aangetoond moeten worden, aanpassen.
   § 2. Bij gebrek aan voldoende prestaties informeert het Commissariaat-generaal voor Toerisme er de toeristische gids over die een afwijking kan aanvragen en de redenen daarvan uitleggen.
   In dit geval wordt zijn dossier voorgelegd aan het technisch comité in overeenstemming met de in artikel 637, §§ 3 en 4 bedoelde procedure.
   De toeristische gids kan de opvolging van de ondoorlopende opleidingen laten gelden om zijn ervaring te bewijzen. In dit geval beoordeelt het technisch comité of de opleiding voldoende is om de bevoegdheden en kennis van de toeristische gids te bewijzen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 116, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 639.MB. [1 De erkenningsaanvraag of de aanvraag voor een verlenging van erkenning bepaalt elke categorie toeristische gids zoals bedoeld in artikel 629.MB alsook elke taal waarvoor de aanvraag wordt ingediend.
   De erkenningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten :
   1° een gedetailleerd curriculum vitae met vermelding van het al dan niet behoren tot één of meerdere verenigingen van gidsen;
   2° een uittreksel van het strafregister afgegeven minder dan zes maanden vóór de indiening van de erkenningsaanvraag, aangevraagd met het oog op een beroepserkenning en waarin wordt vermeld dat artikel 626.D, § 1, 4°, wordt nageleefd;
   3° een afschrift van de vereiste diploma's of titels;
   4° de lijst van de voornaamste prestaties verricht tijdens de in artikel 631.MB of 634.MB bedoelde periode met de persoonsgegevens van de verschillende gebruikers of, in het geval van een aanvraag voor een erkenning als toeristische gids-stagiair, de lijst van de voornaamste prestaties van het afgelopen jaar;
   5° een attest van de gebruiker(s), waarvan het model door het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt vastgelegd, overeenkomstig artikel 631.MB, § 2;
   6° indien de kandidaat wenst zijn erkenning te verkrijgen voor geleidingen gedeeltelijk of volledig in een andere taal dan het Frans, verstrekt hij ook :
   a) elk bewijs van zijn geleidingservaring in de gekozen taal;
   b) in voorkomend geval, het bewijs van zijn beheersing van de taal of talen waarin hij wenst zijn activiteiten uit te oefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-05-31/14, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>


Art. 640.MB. [1 Overeenkomstig artikel 627.MB, tweede lid, en onverminderd de in artikel 637.MB omschreven procedure legt het Commissariaat-generaal voor Toerisme voor de gidsen - ontdekking van de natuur de kandidatuur voor aan het advies van het Departement Natuur en Bossen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst vóór het uitbrengen van het advies van het technisch comité van de toeristische gidsen. Bedoeld Departement beschikt over een termijn van dertig dagen om zijn advies over te maken aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Bij gebreke wordt daaraan voorbijgegaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-05-31/14, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>


Art. 641.BWR. [1 Elke aanvraag voor de verlenging van de duur van het statuut van toeristische gids-stagiair wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht uiterlijk binnen twee maanden voor het verstrijken van de vergunning.
   Ze gaat vergezeld van een afschrift van de badge en van een gedetailleerd overzicht van de redenen van die verlengingsaanvraag.
   Het Commissariaat-generaal voor Toerisme antwoordt op de verlengingsaanvraag binnen een termijn van zes weken. Na afloop van die termijn wordt het statuut van toeristische gids-stagiair voor een duur van zes maanden automatisch verlengd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 117, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 642.D. [1 Op elk ogenblik kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme de naleving van de voorwaarde bedoeld in artikel 626. D, § 1, 4°, nagaan, volgens de modaliteiten voorzien door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 168, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 643.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 642.D kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme om het uittreksel van het strafregister van de toeristische gids per gecertificeerde zending verzoeken. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen van de datum van zending van het schrijven om het vereiste document over te maken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 118, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


TITEL III. [1 - De Deontologische code van de toeristische gidsen]1   ----------   (1)
Art. 644.D. [1 Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze titel keurt de Regering de Deontologische code van de toeristische gidsen goed die haar wordt voorgelegd door het technische comité van de toeristische gidsen.
   Deze Deontologische code bevat de regels van goede praktijk van de functie van toeristische gids, namelijk inzake ontvangst, communicatie, kennis, voortgezette opleiding, organisatie, vertrouwelijkheid, bekwaamheid en ethiek.
   Het is van toepassing zowel op de toeristische gidsen als op de toeristische gidsen-stagiairs.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 170, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 645.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 644.D keurt de Minister de Deontologische code van de toeristische gidsen goed.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 119, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


TITEL IV. [1 - De intrekking en de opschorting van de erkenning]1   ----------   (1)
Art. 646.D. [1 De erkenning als toeristische gids of als toeristische gids-stagiair kan worden opgeschort of ingetrokken door een beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme, hetzij op eigen initiatief, hetzij op basis van een geargumenteerde klacht neergelegd door elke natuurlijke of rechtspersoon, als er aan één van de voorwaarden van de erkenning niet meer wordt voldaan.
   De Regering bepaalt de procedure betreffende de opschorting of intrekking van de erkenning, met inbegrip van de datum vanaf wanneer de opschorting of de intrekking effectief wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 172, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 647.D. [1 De persoon van wie de erkenning als toeristische gids of toeristische gids-stagiair geweigerd, geschorst of ingetrokken wordt, kan een gemotiveerd beroep indienen bij de Regering tegen deze beslissing.
   De Regering bepaalt de beroepsprocedure en -modaliteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 173, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 648.BWR. [1 § 1. De erkenning als toeristische gids of als toeristische gids-stagiair kan voor een duur gaande van één week tot twee jaar geschorst worden.
   § 2. Binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de klacht of van de vaststelling van de niet-naleving van één van de erkenningsvoorwaarden nodigt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de betrokkene voor een hoorzitting voor de Commissaris-generaal of diens vertegenwoordiger uit.
   Minstens tien dagen voor de datum van die hoorzitting wordt de betrokkene ingelicht over de bezwaren die hem verweten worden en over de mogelijkheid waarover hij beschikt om zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door de persoon van zijn keuze.
   § 3. Binnen de termijn bedoeld in § 2 verzoekt het Commissariaat-generaal voor Toerisme het technisch comité van de toeristische gidsen om advies; bedoeld comité brengt advies uit zowel over de verweten feiten als over de te overwegen sanctie binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de aanvraag van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
   Na afloop van die termijn wordt het advies van het technisch comité van de toeristische gidsen gunstig geacht.
   § 4. De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt per gecertificeerde zending aan de betrokkene meegedeeld binnen drie maanden na de hoorzitting van de betrokkene.
   Ze wordt tegelijkertijd meegedeeld aan het technisch comité van de toeristische gidsen.
   Behalve in geval van met bijzondere redenen omklede omstandigheden wordt de intrekking of de schorsing enkel vanaf de dertigste dag na ontvangst van de beslissing door de betrokkene effectief.
   § 5. Binnen de in § 4, derde lid, bedoelde termijn kan de betrokkene voor de Regering een beroep indienen tegen die beslissing. Dit beroep schorst de betwiste beslissing.
   Wanneer de beslissing effectief wordt, wordt ze bij gebrek aan beroep meegedeeld aan alle gebruikers van de betrokken gids wier naam in zijn dossier wordt opgenomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 120, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


TITEL V. [1 - Overtredingen en sancties]1   ----------   (1)
Art. 649.D. [1 De Regering bepaalt de administratieve sancties in geval van overtreding van artikel 620. D en van de bepalingen getroffen ter uitvoering van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 175, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 650.BWR. [1 § 1. In geval van overtreding van artikel 620.D en van de bepalingen ter uitvoering van dat artikel loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 5.000 euro niet mag overschrijden.
   § 2. De vastgestelde overtredingen van de in § 1 bedoelde bepalingen worden bij wijze van administratieve geldboete vervolgd.
   De administratieve geldboete wordt opgelegd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn verweermiddelen voor te leggen.
   § 3. De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme stelt het bedrag van de administratieve geldboete vast. Daarvan wordt kennis gegeven aan de overtreder per gecertificeerde zending, tegelijk met een uitnodiging om zich van de boete te kwijten binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing.
   De betaling van de boete beëindigt het optreden van het bestuur. De administratieve geldboete wordt betaald bij storting of overschrijving op de rekening van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
   § 4. De overtreder die de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme betwist, dient op straffe van uitsluiting een beroep bij wijze van verzoekschrift bij de burgerlijke rechtbank in binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. Op straffe van onontvankelijkheid richt hij gelijktijdig een afschrift van dat beroep aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het beroep, evenals de termijn om het beroep in te dienen, schorten de uitvoering van de beslissing op.
   De bepaling van het eerste lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.
   § 5. Indien de overtreder in gebreke blijft om de boete te betalen, wordt de beslissing van de Commissaris-generaal voor Toerisme of de beslissing van de burgerlijke rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden, aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt met het oog op de inning van het administratieve geldboetebedrag.
   § 6. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen de drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, verdubbeld.
   De administratieve beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, kan niet meer getroffen worden drie jaar na het feit dat een overtreding bedoeld bij artikel 620.D. uitmaakt.
   De uitnodiging aan de overtreder om zijn verweermiddelen voor te leggen, bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, die binnen de termijn bepaald in vorig lid wordt gedaan, stuit de verjaring. Die handeling leidt een nieuwe termijn met gelijke duur in, zelfs ten overstaan van personen die er niet bij betrokken zijn.
   § 7. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wijst de ambtenaar aan die met het opleggen van de administratieve boete belast wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 121, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


TITEL VI. [1 - Overgangs- en slotbepalingen]1   ----------   (1)
Art. 651.D. [1- De persoon die voor de inwerkingtreding van dit boek, reeds een titel van toeristische gids draagt, toegekend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme of door de bevoegde overheid van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte, wordt van rechtswege erkend als toeristische gids.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 177, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

BIJLAGEN.
Art. N.LIJST VAN DE BIJLAGEN
  (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17-05-2010, p. 26972-27150)
  - Bijlage 1 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming " Fédération provinciale du Tourisme " (Provinciale federatie voor Toerisme) (artikel 33.D van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 2 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming " Maison du Tourisme " (Huis voor Toerisme) (artikel 34.D van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 3 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming " Office du Tourisme " (Dienst voor Toerisme) (artikel 38.D van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 4 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming " Syndicat d'initiative " (VVV) (artikel 39.D van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 5 : Indelingsrooster voor de toeristische bezienswaardigheden (artikel 133.BWR van het Waals Toerismewetboek);
  [3 1. De gegevens vermeld in onderstaand indelingsrooster worden beoordeeld in functie van de ontvangstcapaciteit van de toeristische bezienswaardigheid.
   2. Het kruisje in onderstaand indelingsrooster betekent dat het criterium verplicht is voor bedoeld indelingsniveau. De bezienswaardigheid moet voldoen aan de minimumvoorwaarden voor de indeling "één zon".
   3. De toegekende punten zijn ofwel nul, bij niet-naleving van het criterium, ofwel het aantal punten bepaald voor het criterium in onderstaand indelingsrooster.
   4. De indeling in een categorie houdt in dat alle verplichte criteria van die categorie nageleefd worden en dat de minimale scores in overeenstemming met de indeling worden bereikt (de maximumscore is 40 punten).
   5. Het gebruik van een tweede taal wordt aangevraagd voor 3 zonnen (indien anders dan het Nederlands, te verantwoorden volgens bezoekersaantallen) en het gebruik van een derde taal wordt aangevraagd voor 5 zonnen.
   6. Er kan voor elke technische onmogelijkheid afgeweken worden van de criteria waarbij de woorden "niet-afwijkend" niet vermeld worden.


Minimumscore per indelingsniveau Minimum Blokkerende criteria
1ste zon 20 punten Blokkerende criteria 1ste zon
2de zon 25 punten Blokkerende criteria 2de zon
3de zon 30 punten Blokkerende criteria 3de zon
4de zon 35 punten Blokkerende criteria 4de zon
5de zon 40 punten Blokkerende criteria 5de zon
]3
  - Bijlage 6 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming " Attraction touristique " (Toeristische bezienswaardigheid) (artikel 134.D en 137.MB van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 7 : [7 Indelingsrooster voor de hotelinrichtingen bedoeld in artikel 225 van het Waals Toerismewetboek]7

  Vervangen door:

  <BWG 2023-01-19/36, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 28-06-2023>

  - Bijlage 8 : Indelingsschema voor vakantiewoningen op het platteland, vakantiewoningen op de hoeve, vakantiewoningen in de stad en gemeubileerde vakantieverblijven, met uitzondering van microverblijven (artikel 233.BWR van het Waals Toerismewetboek)
  Vervangen door :
  <BWG 2010-09-23/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-11-2010, zie B.St. van 26-10-2010, p. 64171-64192>
  <BWG 2017-11-09/09, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
  - Bijlage 9 : Indelingsrooster voor de toeristische kampeerterreinen (artikel 245.BWR van het Waals Toerismewetboek);
  Vervangen door :
  <BWG 2017-11-09/10, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
  - Bijlage 10 : Indelingsrooster voor de vakantiedorpen (artikel 254.BWR van het Waals Toerismewetboek);
  Vervangen door :
  <BWG 2017-11-09/11, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
  - Bijlage 11 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming "hôtel, appart-hôtel, hostellerie, motel, auberge, pension ou relais " (hotel, appart-hotel, herberg, motel, eethuis, pension of relais) (artikelen 268.D en 272.MB van het Waals Toerismewetboek);
  Vervangen door :
  <MB 2019-02-21/21, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 25-05-2019>
  - Bijlage 12 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen "gîte rural, gîte citadin, gîte à la ferme " (landelijke vakantiewoning, stedelijke vakantiewoning, vakantiewoning op de hoeve) (artikelen 268.D en 273.MB van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 13 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen "chambre d'hôtes et chambres d'hôtes à la ferme " (gastenkamer en gastenkamer op de hoeve) (artikelen 268.D en 274.MB van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 13 bis : [2 ...]2
  - Bijlage 14 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming "meublé de vacances " (gemeubileerde vakantiewoning) (artikel 268.D en 275.MB van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 15 : Model van het schild dat bestemd is voor de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming "terrain de camping touristique " (toeristisch kampeerterrein) (artikelen 268 en 276 van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 15bis : Model van het schild dat bestemd is voor de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming "terrain de camping à la ferme " (kampeerterrein op de boerderij) (artikelen 268.D en 276.MB van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlage 16 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming "village de vacances " (vakantiedorp) (artikelen 269.D en 277.MB van het Waals Toerismewetboek);
  Gewijzigd door:
  <MB 2018-12-12/32, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 21-02-2019>
  - Bijlage 17 : Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benaming "unité de séjour " (verblijfseenheid) (artikel 269.D en 278.MB van het Waals Toerismewetboek);
  - Bijlagen 18 tot 22 : [8 Veiligheidsnormen die door de gebouwen bedoeld in artikel 335.BWR, eerste lid, moeten vervuld worden om het attest bedoeld in artikel 332.D te verkrijgen;]8

  vervangen door:

  <BWG 2023-01-19/36, art. N2-N6, 030; Inwerkingtreding : 28-06-2023>

  - Bijlage 23 : [8 Veiligheidsnormen die door de gebouwen bedoeld in artikel 335.BWR, tweede lid, moeten vervuld worden om het attest bedoeld in artikel 332.D te verkrijgen;]8

  vervangen door:

  <BWG 2023-01-19/36, art. N7, 030; Inwerkingtreding : 28-06-2023>

  - Bijlage 24 : [8 Veiligheidsnormen die door de gebouwen bedoeld in artikel 335, derde lid, moeten vervuld worden om het attest bedoeld in artikel 332 te verkrijgen;]8

  vervangen door:

  <BWG 2023-01-19/36, art. N8, 030; Inwerkingtreding : 28-06-2023>

  - Bijlage 25 : [8 ...]8
  - Bijlage 26 : Indelingsrooster van de kampplaatsen (artikel 463.BWR en 464.BWR van het Waals Toerismewetboek);
  Vervangen door :
  <BWG 2017-11-09/12, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
  <MB 2019-02-28/28, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  - Bijlage 27 : Gegevens die verplicht vermeld moeten worden in elk huurcontract van een kampplaats;
  - Bijlage 28 : [1 ...]1
  - Bijlage 29 : Normenboek inzake markeringen bedoeld in artikel 530.BWR, eerste lid, a), die moeten worden nageleefd om de vergunning bedoeld in artikel 527.D te verkrijgen;
  Gewijzigd door :
  <BWG 2014-05-15/53, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-07-2014, zie B.S. van 07-07-2014, p. 51811-51815>
  - Bijlage 29bis
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 25-11-2022, p. 85661)
  <BWG 2022-09-01/16, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 26-11-2022>
  - Bijlage 30 : [5 Tot bepaling van het type, de kwaliteit, van het meubilair en materiaal die gesubsidieerd kunnen worden (artikel 610.MB van het Waalse Toerismewetboek)
   Onderstaande types meubilair en materiaal kunnen met name gesubsidieerd worden :


Types Aard
Meubilair voor onthaal Onthaaldesk en stoelen
 Salon (tafel en zetels)
 Vaste en/of verplaatsbare staanders
 Oplichtend mededelingenbord
 Expostand/zonnetent
Materiaal voor onthaal Televisie voor de permanente uitzending van toeristische informatie, cd-speler, dvd-lezer en -schrijver
 Overhead en scherm voor de verwezenlijking en/of de projectie van een audiovisuele montage en toebehoren
Meubilair voor beheer Bureaus
 Bureaustoelen
 Kasten
 Rek voor de toeristische documentatie
 Tafels en stoelen voor de vergaderzaal
 Vitrine
 Winkelrekken
Beheersmateriaal Server gegevensbank en toebehoren, met aangepaste configuratie voor dagelijkse taken
 Informaticameterieel (hardware, software en toebehoren) met aangepaste configuratie voor dagelijkse taken (pc, draagbare computers, tablets en gelijkgesteld)
 Printer/fotokopieertoestel multifunctioneel (functies fax, scanner, printer en kopieerder)
 Fotoapparaat/digitale camera
 Telefooncentrale, Wifi access point en telecomtoestellen (gsm, smartphones en gelijkgesteld)
 Materiaal voor downloaden en opslaan van audio- en videobestanden
 Registratiekassa, compatibel met statistiek- en ticketverkoopinstrument van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
 GPS
Ieder ander meubilair voor onthaal of beheer of materieel voor onthaal of beheer, behoorlijk verantwoord en aanvaard door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en goedgekeurd door de Minister. De lijst kan aangepast worden om rekening te houden met de toekomstige technologische ontwikkelingen
]5
  [6 Bijlage 31. - Modellen van herkenningsbadge en accreditatiekaart van de toeristische gids.
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 26-06-2017, p. 68133)]6
  ----------
  (1)<BWG 2017-02-09/21, art. 122, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BWG 2017-02-09/21, art. 123, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BWG 2017-05-24/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (4)<BWG 2017-05-24/05, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (5)<MB 2017-06-26/03, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 26-06-2017>
  (6)<MB 2017-05-31/14, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 06-07-2017>
  (7)<BWG 2023-01-19/36, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 28-06-2023>
  (8)<BWG 2023-01-19/36, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 28-06-2023>