1 APRIL 2010. - Waals Toerismewetboek (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-05-2010 en tekstbijwerking tot 20-03-2024)
INLEIDENDE BEPALINGEN
TITEL 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 1.D, 1/1.BWR
TITEL 2. - Termijnberekening
Art. 2.D, 3.D
BOEK I. - ORGANISATIE VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Commissariaat-generaal voor Toerisme
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 4.D
HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 5.D, 6.D
HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden van het personeel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 7.D
HOOFDSTUK IV. - Oriëntatiecomité
Art. 8.D, 9.BWR
HOOFDSTUK V. - Basisoverlegcomité voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 10.BWR, 11.BWR
HOOFDSTUK VI. - Personeel
Art. 12.D
HOOFDSTUK VII. - Commissaris-generaal voor Toerisme
Art. 13.BWR, 14.BWR, 15.BWR
HOOFDSTUK VIII. - Financieel beheer
Art. 16.D, 17.D, 18.D, 19.D, 20.D, 21.BWR, 22.BWR, 23.BWR, 24.D, 25.BWR, 26.D, 27.BWR, 28.BWR, 29.BWR, 30.BWR
HOOFDSTUK IX. - Goederen, rechten en plichten
Art. 31.D
HOOFDSTUK X.
Art. 31/1.D, 31/2.D
HOOFDSTUK XI. [1 - "Wallonie Belgique Tourisme"]1
Art. 31.3.D, 31/4.D
TITEL 2 - Toeristische instellingen
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Afdeling 1. - Beginsel en inhoud
Art. 32.D
Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden en behoud van de erkenning
Art. 33.D, 34.D, 34/1.BWR, 34/2.BWR, 35.BWR, 36.BWR, 37.BWR, 38.D, 39.D, 40.BWR, 41.D
Afdeling 3. - Erkenningsprocedure
Art. 42.D, 43.BWR, 44.BWR, 45.D
Afdeling 4. - Intrekking van de erkenning
Art. 46.D, 47.BWR, 48.BWR, 49.BWR
Afdeling 5. Beroepsvoorwaarden en -procedure
Art. 50.BWR, 51.BWR, 52.BWR, 53.BWR, 54.BWR, 55.BWR, 56.BWR
HOOFDSTUK II. - Schilden en afkortingen
Art. 57.D, 58.BWR, 59.MB, 60.MB, 61.MB, 62.MB, 63.BWR, 64.BWR
HOOFDSTUK III. - Subsidies
Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 65.D, 66.D, 67.BWR
Afdeling 2 .- Het bedrag van de subsidies
Art. 68.D, 68bis.D, 69.BWR
Afdeling 3.- Procedure voor de toekenning, betaling en terugbetaling van de subsidies
Art. 70.D, 71.BWR, 72.D, 73.D
HOOFDSTUK IV.
Art. 74-76
TITEL 3. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme en technische comités
HOOFDSTUK I. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme
Art. 77.D, 78.D, 79.D
HOOFDSTUK II. - Technische comités
Art. 80.D, 81.D, 82.D
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 83.D, 84.BWR
TITEL 4 - Overtredingen en straffen
Art. 85.D, 86.D, 87.BWR
TITEL 5.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 88.D, 89.BWR, 90.BWR, 91.BWR, 92.BWR, 93.BWR, 94.BWR, 95.D, 96.D, 97.D
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 98.D, 99.D, 100.D, 101.D, 102.BWR, 103.BWR, 104.D, 105.BWR, 106.BWR, 107.BWR
BOEK II. - INZAKE TOERISTISCHE BEZIENSWAARDIGHEDEN
TITEL I. [1 - Toeristische publicaties]1
Art. 108.D, 109.BWR
TITEL 2 - Vergunning
HOOFDSTUK I. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 110.D, 111.D, 112.D, 113.D
HOOFDSTUK II. - Vergunningsprocedure
Art. 114.D, 115.BWR, 116.BWR, 117.BWR, 118.BWR, 119.BWR, 120.D, 121.BWR, 122.BWR, 123.BWR
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de vergunning
Art. 124.D, 125.BWR, 126.BWR, 127.BWR, 128.BWR, 129.BWR
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming
Art. 130.D, 131.BWR
TITEL 3 - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 132.D, 133.BWR, 134.D, 135.BWR, 136.BWR, 137.MB, 138.BWR, 139.D, 140.D, 141.BWR, 142.D
HOOFDSTUK II. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 143.D, 144.BWR, 145.BWR, 146.BWR, 147.BWR
HOOFDSTUK III. - Herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 148.D, 148/1.BWR
TITEL 4. - Beroepen
HOOFDSTUK I. - Beroepsprocedure
Art. 149.D, 150.BWR, 151.BWR, 152.BWR, 153.BWR, 154.BWR, 155.BWR
HOOFDSTUK II. - Beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden
Art. 156.D, 157.D, 158.D, 159.D, 160.D, 161.D, 162.BWR, 163.BWR, 164.BWR, 165.BWR, 166.BWR, 167.BWR, 168.BWR, 169.BWR, 170.BWR, 171.BWR, 172.BWR
TITEL 5. - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 173.D, 174.D
HOOFDSTUK II. - Subsidiepercentage en -bedrag
Art. 175.D, 176.D, 177.BWR, 178.BWR, 179.BWR, 180.D, 181.D
HOOFDSTUK III. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 182.D, 183.BWR, 184.D, 185.D, 186.D, 187.D, 188.D, 189.BWR
TITEL 6. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 190.D, 191.BWR
HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboeten
Art. 192.D
HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 193.D, 194.D, 195.D, 196.D
TITEL 7 - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 197.D, 198.BWR
BOEK III. [1 - Toeristische Logies]1
TITEL 1. - Publicatie van toeristische brochures
Art. 199.D, 200.BWR, 201.BWR
TITEL 2. [1 - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen, toeristische campings en vakantiedorpen]1
HOOFDSTUK I. [1 - Exploitatievoorwaarden]1
Art. 201/1.D, 201/2.BWR, 201/3.BWR, 201/4.D
HOOFDSTUK Ibis. [1 - Vergunning]1
Afdeling 1. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 202.D, 203.D, 204.D, 205.D
Afdeling 2. - Vergunningsprocedure
Art. 206.D, 207.BWR, 208.BWR, 209.BWR, 210.BWR, 211.BWR, 212.D, 213.BWR, 214.D, 215.D
Afdeling 3. - Intrekking van de vergunning
Art. 216.D, 217.D, 217/1.BWR, 218.BWR, 219.BWR, 220.BWR, 221.BWR
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van een benaming
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 222.D, 223.D
Afdeling 2. - Hotelbedrijven
Art. 224.D, 225.BWR, 226.BWR, 226/1.BWR, 227.BWR
Afdeling 3. - Streekgebonden toeristische logies en gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 228.D, 229.BWR, 230.BWR, 231.BWR, 232.BWR, 233.BWR, 234.BWR, 235.BWR, 236.BWR, 237.BWR, 238.BWR, 239.BWR, 240.BWR, 241.BWR
Afdeling 4. - Gastentafels [1 ...]1
Art. 242.BWR, 243.BWR
Afdeling 5. [1 - Toeristische campings en campings op de hoeve]1
Art. 244.D, 245.BWR, 246.BWR, 247.BWR, 247/2.MB, 248.BWR, 248/2.MB, 249.BWR, 249/1.D, 249/2.BWR, 249/3.MB, 249/4.MB, 250.BWR, 251.BWR, 252.BWR, 252/1.D, 252/2.MB
Afdeling 6. - De vakantiedorpen en hun verblijfseenheden
Art. 253.D, 254.BWR, 255.BWR, 256.BWR, 257.BWR, 258.BWR, 259.BWR, 260.BWR
Afdeling 7.
Art. 261.D
HOOFDSTUK III. - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
Afdeling 1. - Beginselen
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 262.D, 263.BWR, 264.D, 265.D
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor vakantiedorpen en verblijfseenheden
Art. 266.D
Onderafdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor gastenkamers
Art. 267.D
Onderdeling 4. - Schilden
Art. 268.D, 269.D, 270.BWR, 271.BWR, 272.MB, 273.MB, 274.MB, 275.MB, 276.MB, 277.MB, 278.MB, 279.BWR
Afdeling 2. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 280.D, 281.BWR, 282.BWR, 283.BWR, 284.BWR, 285.BWR, 286.BWR, 287.BWR
HOOFDSTUK IV. - Beroepen
Afdeling 1. - Beroepsprocedure
Art. 288.D, 289.BWR, 290.BWR, 291.BWR, 292.BWR, 293.BWR, 294.BWR
Afdeling 2. - Beroepsadviescommissie
Art. 295.D, 296.D, 297.D, 298.D, 299.D, 300.D, 301.BWR, 302.BWR, 303.BWR, 304.BWR, 305.BWR, 306.BWR, 307.BWR, 308.BWR, 309.BWR, 310.BWR
HOOFDSTUK V. - Bezwaren
Art. 311.D, 312.D
TITEL 3. - Sociaal toerisme
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen.
Art. 313.D
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de verenigingen
Art. 314.D, 315.BWR, 316.D, 317.D, 318.D
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de erkenning
Art. 319.D, 320.D, 321.D, 322.D, 323.D, 324.D
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden en procedure voor het beroep
Art. 325.D, 326.D, 327.D, 328.D, 329.D, 330.D, 331.BWR
TITEL 4.- Brandbescherming
HOOFDSTUK I. - Brandveiligheidsattest
Afdeling 1. - Princiepen
Art. 332.D, 333.D, 334.D, 335.BWR, 336.D, 337.D
Afdeling 2. - Procedure voor het afleveren van het brandveiligheidsattest
Art. 338.BWR, 339.BWR, 340.BWR, 341.BWR, 342.BWR, 343.BWR
Afdeling 2bis. [1 - Dwangmaatregelen]1
Art. 343/1.D
Afdeling 3.- Afwijkingen
Art. 344.D, 345.D, 346.BWR
HOOFDSTUK II. - Vereenvoudigd controleattest
Art. 347.D, 348.BWR, 349.BWR, 350.BWR, 351.BWR, 352.BWR, 353.BWR
HOOFDSTUK III. - Beroepen
Art. 354.D, 355.BWR, 356.BWR, 357.BWR, 358.BWR, 359.D, 360.BWR
HOOFDSTUK IV. - Commissie brandveiligheid
Art. 361.D, 362.D, 363.D, 364.D, 365.D, 366.D, 367.BWR, 368.BWR, 369.BWR, 370.BWR, 371.BWR, 372.BWR, 373.BWR, 374.BWR, 375.BWR
TITEL 5.- Subsidies
HOOFDSTUK I. - Subsidies voor hotelbedrijven
Art. 376.D, 377.D, 378.BWR, 379.D, 380.D, 381.D, 381/1.BWR
HOOFDSTUK II. - Subsidies voor het streekgebonden toeristisch logies [1 en de gemeubileerde vakantiewoningen]1
Art. 382.D, 383.D, 384.BWR, 385.D, 386.D, 387.D, 387/1.BWR
HOOFDSTUK III. - Subsidies voor gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 388.D, 389.D, 390.D
HOOFDSTUK IV. [1 - Subsidies voor toeristische campings en campings op de hoeve]1
Art. 391.D, 392.D, 393.BWR, 394.BWR, 395.D, 396.D, 397.D, 397/1.BWR
HOOFDSTUK V. - Subsidies voor de vakantiedorpen en de verblijfseenheden
Afdeling 1. - Subsidies voor de gemeenschappelijke uitrustingen van de vakantiedorpen
Art. 398.D, 398/1.D, 399.D, 399/1.BWR, 400.D
Afdeling 2. - Subsidies voor de verblijfseenheden
Art. 401.D, 401/1.BWR, 402.D
HOOFDSTUK Vbis. [1 - Ongewone toeristische logiezen]1
Art. 402/1.D, 402/2.BWR
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen gemeen aan de subsidies voor de hotelbedrijven, het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen, [1 de toeristische campings]1, de vakantiedorpen en de verblijfseenheden
Afdeling 1 - Algemeen
Art. 403.D, 404.BWR
Afdeling 2.- Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 405.D
Afdeling 3. - Aanpassing van de percentages en de maximumbedragen
Art. 406
Afdeling 4. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 407.D, 408.BWR, 409.BWR, 410.D, 411.D, 412.D, 413.D, 414.D, 414/1.BWR, 415.BWR
HOOFDSTUK VII. - Subsidies ter zake van sociaal toerisme
Afdeling 1 - Algemeen
Art. 416.D, 417.D
Afdeling 2.- Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 418.D, 419.D, 420.BWR, 421.D
Afdeling 3.- Subsidiepercentages en -bedragen
Art. 422.D, 423.D
Afdeling 4. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 424.D, 425.BWR, 426.D, 427.D, 428.D, 429.D, 430.D, 431.D, 432.BWR, 433.BWR
TITEL 6. - Kampplaatsen
HOOFDSTUK I. - Label
Art. 434.D, 435.D, 436.D
HOOFDSTUK II. - Procedure
Art. 437.D, 438.BWR, 439.D, 440.BWR, 441.BWR, 442.D, 443.D, 444.D, 445.D, 446.D, 447.D, 448.D
HOOFDSTUK III. - Intrekking van het label
Art. 449.D, 450, 451.D
HOOFDSTUK IV. - Erkende instelling
Art. 452.D, 453.D, 454.D, 455.D, 456.BWR, 457.D, 458.D, 459.BWR, 460.D, 461.D
HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor de toekenning van het label, de handhaving, de indeling en de herziening ervan
Art. 462.D, 463.BWR, 464.BWR, 465.D, 466.D, 467.BWR, 468.BWR, 469.D, 470.BWR, 471.D, 472.D, 473.BWR, 474.D, 475.D
HOOFDSTUK VI. - Beroepen
Art. 476.D, 477.D, 478.D, 479.D, 480.BWR, 481.D
HOOFDSTUK VII . - Subsidies
Art. 482.D, 483.D, 484.D, 485.D, 486.D, 487.D, 488.BWR, 489.D, 490.D, 491.D
HOOFDSTUK VIII. - Algemene bepalingen
Art. 492.D, 493.D
TITEL 7. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 494.D, 495.BWR
HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboetes
Art. 496.D, 497.BWR
HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 498.D, 499.D, 500.D, 501.D, 502.D
TITEL 8. - Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Afdeling 1. - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen en toeristische kampeerterreinen
Art. 503.D, 504.D, 505.D, 506.D, 507.D, 508.BWR, 509.BWR, 509/1.D
Afdeling 2. - Sociaal toerisme
Art. 510.D
Afdeling 3.- Brandbescherming
Art. 511.D, 512.D, 513.D, 514.D, 515.BWR, 516.D, 517.BWR
Afdeling 4. - Subsidies
Art. 518.D, 519.D, 520.D, 521.D
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 522.BWR, 523.D, 524.BWR, 525.BWR
BOEK IV. - DE GEMARKEERDE TOERISTISCHE WANDELROUTES, DE WANDELKAARTEN EN DE ROUTEBESCHRIJVINGEN
TITEL 1. - Machtiging en erkenning.
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 526.D
HOOFDSTUK II. - Machtigings- of erkenningsvoorwaarden
Afdeling 1. - Vaste wandelroutes
Art. 527.D, 528.D, 529.D, 530.BWR, 531.D
Afdeling 2 - Wandelkaarten
Art. 532.D, 533.BWR, 534.D, 535.BWR
Afdeling 3 - Routebeschrijvingen
Art. 536.D, 537.D, 538.BWR
HOOFDSTUK III. - Machtiging en erkenningsprocedure
Art. 539.D, 540.BWR, 541.BWR, 542.D, 543.D, 544.D, 545.D, 546.D, 547.D, 548.D
HOOFDSTUK IV. - Procedure tot intrekking van de machtiging of erkenning
Art. 549.D, 550.D, 551.D, 552.D
HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor het uitoefenen van het beroep en procedure
Art. 553.D, 554.D, 555.D, 556.BWR
HOOFDSTUK VI. - Certificering van de markering van een vaste wandelroute
Art. 557.D, 558.D, 559.D
TITEL 2 - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 560.D
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies
Art. 561.D
HOOFDSTUK III. - Percentages en bedragen van de tegemoetkoming
Art. 562.D
HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het toekennen van de vereffening en controle over het gebruik van de subsidies
Art. 563.D, 564.D, 565.BWR, 566.D, 567.D, 568.D, 569.D, 570.D, 571.BWR
TITEL 3 - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Administratieve geldboetes
Art. 572.D, 573.D, 574.D
HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties
Art. 575.D
HOOFDSTUK III. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 576.D, 577.BWR
TITEL 4.- Overgangs- en slotbepalingen
Art. 578.D, 579.D, 580.BWR, 581.D, 582.D
BOEK V. - DE SUBSIDIES VOOR DE BEVORDERING VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Begripsomschrijving
Art. 583.D
TITEL 2 - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 584.D, 585.D
HOOFDSTUK II. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
Art. 586.D, 587.D
HOOFDSTUK III. - De subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
Art. 588.D, 589.D
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de subsidies
Afdeling 1. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 590.D
Afdeling 2. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering van toeristische bezienswaardigheden of toeristische trekpleisters.
Art. 591.D
Afdeling 3. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen
Art. 592.D
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 593.D
HOOFDSTUK V. - Subsidiepercentage en -bedrag
Afdeling 1. - Subsidies aan de toeristische instellingen
Art. 594.D, 595.D
Afdeling 2. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of campagnes ter bevordering
Art. 596.D, 597.D
Afdeling 3. - Subsidies voor de verwezenlijking van acties of promotiecampagnes door gewestelijke toeristische verenigingen.
Art. 598.D, 599.D
HOOFDSTUK VI. - Procedures voor het toekennen van de vereffening en controle over het gebruik van de subsidies
Art. 600.D, 601.D, 602.D, 603.D, 604.D
HOOFDSTUK VII. - Toelagen voor de aankoop van meubilair en materiaal ter bevordering van toeristische activiteiten
Art. 605.BWR, 606.BWR, 607.BWR, 608.BWR, 609.BWR, 610.MB, 611.MB, 612.BWR, 613.BWR, 614.BWR
TITEL 3.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 615.D, 616.D
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 617.D, 618.BWR, 618/1.BWR, 619.BWR
BOEK VI. [1 - De toeristische gidsen]1
TITEL 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 620.D, 621.D, 622.D, 623.BWR, 624.BWR, 625.MB
TITEL II. [1 - De erkenning en de hernieuwing van de erkenning]1
Art. 626.D, 627.BWR, 628.BWR, 629.MB, 630.MB, 631.BWR, 632.MB, 633.D, 634.BWR, 635.D, 636.D, 637.BWR, 638.BWR, 639.MB, 640.MB, 641.BWR, 642.D, 643.BWR
TITEL III. [1 - De Deontologische code van de toeristische gidsen]1
Art. 644.D, 645.BWR
TITEL IV. [1 - De intrekking en de opschorting van de erkenning]1
Art. 646.D, 647.D, 648.BWR
TITEL V. [1 - Overtredingen en sancties]1
Art. 649.D, 650.BWR
TITEL VI. [1 - Overgangs- en slotbepalingen]1
Art. 651.D
BIJLAGEN.
Art. N
2010027220 2014027179 2014200199 2015204903 2017012490 2017012491 2017012720 2017070166 2017070167 2017070168 2017070169 2017201948 2017204068 2017204511 2018205304 2019014332 2019030425 2019204008 2020041827 2021021681 2022042799 2023043014
INLEIDENDE BEPALINGEN
TITEL 1. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1.D.[1 In de zin van dit Wetboek wordt verstaan onder :
1° niet-verplaatsbaar verblijf : structuur die als toeristische logiesverstrekking dient voor kampeerders op doortocht, niet vervoerbaar, niet demonteerbaar en in de grond vastgeankerd;
2° mobiel verblijf : structuur die als toeristische logiesverstrekking dient voor een tijdelijke of seizoensgebonden bewoning, zo opgevat dat het makkelijk gedemonteerd of vervoerd kan worden;
3° ontvangstbewijs : brief waarbij gemeld wordt dat een aanvraag in goede orde is ontvangen, waarbij medegedeeld wordt binnen welke termijn die aanvraag behandeld zal worden, welke beroepsmogelijkheden openstaan en, indien nodig, welke de gevolgen zijn van het uitblijven van een antwoord binnen de voorziene termijn;
4° vereniging voor sociaal toerisme : de vereniging erkend op grond van titel III van Boek III;
5° toeristische bezienswaardigheid : de plaats van bestemming, bestaande uit een geheel van geïntegreerde en duidelijk identificeerbare activiteiten en diensten van een bestendige infrastructuur, die op regelmatige wijze uitgebaat wordt als natuurlijke, culturele of recreatieve waardevolle kern en die aangelegd is met het doel toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers zonder voorafgaandelijke reservering te ontvangen.
Kermisattracties, plaatsen die eenvoudigweg materieel te huur aanbieden, landschappen, steden, vrij toegankelijke plaatsen en plaatsen bestemd voor loutere sportbeoefening, voor de organisatie van spektakels, cultuur-, sportevenementen of feestelijkheden vormen geen toeristische bezienswaardigheid;
6° markering : het op regelmatige afstand plaatsen van tekens waarmee het tracé van een wandelroute aangegeven wordt. Het plaatsen van tekens die vervaardigd worden met materiaal dat rechtstreeks uit de natuur gehaald wordt of met materiaal op basis van kalk dat bij regen snel oplost, wordt niet als markering beschouwd;
7° markeringsteken : concreet markeringselement, namelijk het genormeerde en kenmerkende teken van de wandelroute waarvan de modellen door de Regering vastgesteld zijn, de achtergrond waarop dat teken is aangebracht en het systeem waarmee dat teken eventueel wordt aangebracht.
Als markeringstekens worden beschouwd :
a) de informatieve markeringstekens : markeringstekens waarvan het doel erin bestaat langs een vaste wandelroute een inlichting van geschiedkundige, kunsthistorische, wetenschappelijke of culturele aard te verstrekken en waarvan het model door de Regering is vastgesteld;
b) de volledige richtingaanwijzende markeringstekens : markeringstekens met een richtingaangevende pijl waarvan het doel erin bestaat volledige informatie te verstrekken over de aard en de lengte van de vaste wandelroute, die minstens de naam van de vaste wandelroute en diens doel inhouden, waarvan het model door de Regering is vastgesteld;
c) de eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens : markeringstekens met een richtingaangevende pijl waarvan het doel erin bestaat een richtingsverandering aan te geven, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
d) de bakenstokken : de markeringstekens waarvan het doel erin bestaat de te nemen richting te herhalen of te bevestigen, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
e) de vertrekborden : borden die het vertrekpunt van één of meerdere vaste wandelroutes uitmaken, waarvan het doel erin bestaat daar een volledige inlichting over te verstrekken, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
f) de plaatsnaamgerelateerde markeringstekens, waarvan de normen door de Regering zijn vastgesteld;
8° gebouw : elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt die toegankelijk is voor personen en geheel of gedeeltelijk uit omringende muren bestaat;
9° kampeerder op doortocht : de toerist wiens aanwezigheid op het toeristisch kampeerterrein de duur van jaarlijks dertig opeenvolgende dagen niet overschrijdt en die elk mobiel of niet-verplaatsbaar verblijf gebruikt, stacaravans uitgezonderd en die daadwerkelijk op het kampeerterrein verblijft, en in voorkomend geval na afloop van zijn verblijf zijn mobiel verblijf weghaalt;
10° seizoensgebonden kampeerder : de toerist wiens aanwezigheid op het toeristisch kampeerterrein de zes maanden per jaar niet overschrijdt en die een stacaravan gebruikt;
11° kampeerterrein op de boerderij : het toeristisch kamperen dat door een landbouwuitbater georganiseerd wordt op een terrein dat van zijn bedrijf afhangt en waarop geen enkele stacaravan gevestigd is;
12° toeristisch kampeerterrein : het terrein dat doorgaans of occasioneel door meer dan tien toeristen gebruikt wordt of dat ingenomen wordt door drie vaste of verplaatsbare verblijven om er in de open lucht te verblijven, met uitzondering van kermisreizigers of nomaden, bestaande uit vaste verblijven, verplaatsbare verblijven of leegstaande plaatsen;
13° basiscapaciteit : het aantal personen voor wie een toeristische logiesverstrekkende inrichting ontworpen is en te huur aangeboden wordt;
14° maximumcapaciteit : de basiscapaciteit, verhoogd met het aantal personen aan wie logies verstrekt kan worden door middel van bijkomende bedden;
15° rijcaravan : elke caravan die zonder bijzondere voorafgaandelijke vergunning op de openbare weg getrokken kan worden;
16° wandelkaart: elke topografische kaart met een gegeven schaal waarop de vaste wandelroutes en de verschillende uitrustingen voor de opvang van toeristen, ongeacht hun benaming, aangegeven zijn;
17° centrum voor sociaal toerisme : de toeristische logiesverstrekkende inrichting die de voorwaarden van artikel 418.D, eerste lid, 4° en 5°, naleeft en niet gebruik maakt van een benaming als bedoeld onder de punten 23°, 29° en 53°;
18° wandelbeschrijving : document dat informatie omvat ter omschrijving van één of meerdere vaste wandelroutes en de gebruiker over hun traject gidst, dat van de wandelkaart kan verschillen, vorm van een boek, fiches, zakboekje, gids, folder, blad kan aannemen zoals meer bepaald de topogids, het "road book", het "pocket plan", de kaartgids, het "pocketplan", de wandelfiches, de wandelschriftjes;
19° kampplaats : de logiesverstrekkende inrichting die uitsluitend verhuurd wordt aan of ter beschikking wordt gesteld van een kamp van een jeugdorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of nog door de bevoegde overheid van elke Lidstaat van de Europese Unie;
20° vertegenwoordigende instantie : rechtspersoon die in het vakantiedorp de eigenaar(s) van verblijfseenheden vertegenwoordigt;
21° onbezette staanplaats : de ruimte in een camping die ter beschikking wordt gesteld van de op doortocht zijnde toerist die zijn eigen mobiel verblijf meebrengt;
22° gecertificeerde zending : de zending die verricht wordt bij elk communicatiemiddel dat een vaste datum kan verlenen bij de ontvangst en die in één van de volgende vormen opgemaakt is:
a) een e-mail, gedagtekend en ondertekend;
b) het bij ter post aangetekend schrijven :
c) de zending door privé-firma's tegen ontvangstbewijs;
d) de indiening van een akte tegen ontvangstbewijs;
e) elk ander middel dat de Regering van dezelfde waarde acht;
23° hotelverblijf : elke toeristische logiesverstrekkende inrichting met winstoogmerk met als benaming hotel, appart-hotel, herberg, motel, eethuis, pension of relais; de Regering kan die opsomming verder aanvullen;
24° dagtoerist : elke persoon die als vrijetijdsbesteding of voor de ontspanning naar een plaats afreist die zich verder bevindt dan de gemeente waar hij doorgaans verblijft of dan de naburige gemeenten en die de noodzakelijke verplaatsingen van en naar zijn gewoonlijke verblijfplaats en de plaats van bestemming op één en dezelfde dag maakt;
25° toeristische gids : de natuurlijke persoon die het erfgoed laat ontdekken en het commentaar verzorgt;
26° toeristische gids-stagiair : de natuurlijke persoon die aan erkenningsvoorwaarden als toeristische gids voldoet, uitgezonderd de voorwaarde betreffende de duurtijd van deze ervaring;
27° groot onderkomen : streekgebonden toeristisch logies of gemeubileerde vakantiewoning dat/die meer dan vijftien personen een onderkomen kan bieden;
28° toeristisch onderkomen : het terrein of de woning die ter beschikking van één of meerdere toeristen worden gesteld, ten bezwarende titel of zelfs occasioneel;
29° streekgebonden toeristisch logies: elke toeristische logiesverstrekkende inrichting die zich buiten een vakantiedorp, een weekendverblijfpark, een toeristisch campingterrein bevindt, met uitsluiting van een hotelbedrijf of een centrum voor sociaal toerisme, met één van de volgende benamingen :
a) "landelijke vakantiewoning", indien ingericht in een landelijk gebouw dat typisch is voor een bepaalde streek, vrijstaand en met eigen toegang;
b) "vakantiewoning in de stad", indien ingericht in een gebouw dat typisch is voor een bepaalde streek, vrijstaand en met eigen toegang, in een stadsgebied gelegen;
c) "vakantiewoning op de hoeve", indien ingericht in een vrijstaand gebouw, met eigen toegang, van een in werking zijnd landbouwbedrijf of in de onmiddellijke nabijheid ervan;
d) " gastenkamer ", indien bestaande uit een kamer die deel uitmaakt van de persoonlijke en gewone eigendom van de vergunninghouder of van een bijgebouw gelegen op dezelfde eigendom van de houder en in diens nabijheid;
e) "gastenkamer op de hoeve", indien het een gastenkamer betreft die ingericht is in een in werking zijnd landbouwbedrijf;
30° tussenpersoon : de natuurlijke of rechtspersoon die tegen rechtstreekse of onrechtstreekse betaling op gelijk welke wijze het in de markt zetten van een toeristisch onderkomen bevordert, vergemakkelijkt of organiseert;
31° gemarkeerde wandelroute : elke wandelroute met hoofdzakelijk een toeristische bestemming voor niet-gemotoriseerd verkeer, bewegwijzerd door middel van markeringen;
32° vaste wandelroute : voor meer dan tien dagen gemarkeerde wandelroute;
33° wet van 16 juli 1973 : de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt;
34° bosmassief : de beboste grondgebieden die uitgetekend worden door een valoriseringsonderzoek gevoerd door de bevoegde overheid, op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme, ofwel aangenomen door bedoeld Commissariaat in het kader van de daaruit voortvloeiende oproepen tot het indienen van projecten, ofwel aangewezen door de Regering op voorstel van genoemd Commissariaat ten gevolge van de uitvoering van aanvullende onderzoeken;
35° gemeubileerde vakantiewoning : elke vrijstaande toeristische logiesverstrekkende inrichting met eigen toegang die zich buiten een vakantiedorp, een weekendverblijfpark of een toeristisch campingterrein bevindt, met uitsluiting van een hotelbedrijf, kampeerplaats, een centrum voor sociaal toerisme of van streekgebonden toeristisch logies;
36° mobilhome : elke caravan die niet zonder bijzondere voorafgaandelijke vergunning op de openbare weg getrokken kan worden, makkelijk vervoerbaar en waarvan het weghalen geen demontage of afbraak behoeft;
37° motorhome : het recreatieve motorvoertuig dat is uitgerust om onder het reizen te kamperen;
38° basisnormen : de federale brandbeschermingsbepalingen;
39° specifieke veiligheidsnormen : de veiligheidsnormen inzake brandbescherming die eigen zijn aan de toeristische logiesverstrekkende inrichtingen;
40° toerisme-instelling : "fédération provinciale du tourisme" (provinciale federatie voor toerisme), "maison du tourisme" (huis voor toerisme), "office du tourisme" (dienst voor toerisme) of "syndicat d'initiative" (vereniging voor vreemdelingenverkeer);
41° gebouwgedeelte : elk deel van een bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt die toegankelijk is voor personen, met een eigen opening naar buiten, waarvan de muren één uur lang vuurbestendig zijn en waarvan de openingen binnenshuis gesloten worden aan de hand van bestanddelen die een half uur lang vuurbestendig zijn; de eis inzake de eigen opening naar buiten geldt niet voor de gebouwgedeelten waar gastenkamers of gastenkamers op de hoeve ingericht zijn indien hun maximumcapaciteit samengeteld minder dan tien personen bedraagt;
42° cultureel waardevolle kern: een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op de kunsten, de geschiedenis, de wetenschap of de techniek gericht zijn;
43° op natuurvlak waardevolle kern: een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op de natuur of het leefmilieu gericht zijn;
44° recreatief waardevolle kern : een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op ontspannings- of spelactiviteiten gericht zijn;
45° gewestelijk erkenningsteken: schild waarvan het model door de Regering wordt omschreven, waarmee bevestigd wordt dat de vaste wandelroute vergund is of dat de wandelkaart of de wandelbeschrijving door het Commissariaat-generaal voor Toerisme erkend is;
46° toeristische trekpleister : plaats die internationale bekendheid geniet op toeristisch vlak;
47° gastentafel : dienstverlening bestaande uit de bereiding, uitsluitend bestemd voor de bewoners van een gastenkamer of een gastenkamer op de hoeve, van maaltijden die hoofdzakelijk samengesteld zijn uit streekproducten en die opgediend worden aan de gezinstafel van de vergunninghouder;
48° sociaal toerisme : de vrijetijds- en vakantieactiviteiten die op zodanige wijze door een vereniging georganiseerd worden dat elke persoon, en meer in het bijzonder de economisch en cultureel mindergegoeden, de beste praktische voorwaarden aangeboden worden om daadwerkelijk toegang te krijgen tot die activiteiten;
49° toerist : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding, voor de ontspanning of het zakendoen, naar een plaats begeeft die zich verder bevindt dan de gemeente waar hij doorgaans verblijft of dan de naburige gemeenten en die elders dan in zijn gewoonlijke verblijfplaats verblijft;
50° verblijfseenheid : gebouw of gebouwgedeelte dat tegelijk aan de volgende voorwaarden beantwoordt :
a) zijn basiscapaciteit bedraagt minstens twee personen;
b) zijn maximumcapaciteit mag niet meer bedragen dan twintig personen;
c) het is vrijstaand en beschikt over een eigen toegang;
d) het leeft de brandveiligheidsbepalingen zoals bepaald in Titel IV van Boek III na;
e) het leeft de minimale indelingsnormen zoals bedoeld in of krachtens artikel 266.D na;
f) het wordt ter beschikking gesteld van één of meerdere toeristen, minimum zes per jaar;
51° gebruiker : toerisme-instelling of toeristische attractie erkend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overeenkomstig dit Wetboek of de professionele toerismewerker, de autocarfirma, het reisagentschap of het organisme met een weerkerende dienstverlening inzake cultureel of milieugerelateerd toerisme, evenals de betrokken beroepsverenigingen;
52° plaatselijke bezoeker : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding of voor de ontspanning naar een plaats begeeft die zich in de gemeente waar hij doorgaans verblijft of in een naburige gemeente bevindt.
53° vakantiedorp : toeristisch onderkomen samengesteld uit collectieve uitrustingen of een geheel van verblijfseenheden die minstens zestig percent van de bestaande woningen in het vakantiedorp vertegenwoordigen, die aan alle volgende voorwaarden voldoen :
a) het maakt deel uit van een enige en samenhangende omtrek;
b) de perceelindeling wordt niet door omheiningen of schuttingen afgebakend;
c) de inrichting van de omgeving is eenvormig;
d) het beschikt over een ontvangstlokaal.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1/1.BWR.[1 In de zin van de regelgevende bepalingen van dit Wetboek wordt verstaan onder :
1° kampeerverblijf : het mobiele of het niet-verplaatsbare verblijf in de zin van artikel 1.D, 1° en 2°;
2° nieuw gebouw : het gebouw dat opgetrokken is ter uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een aanvraag is ingediend drie maanden na 1 januari 2005, de bestaande gebouwen waaraan verbouwingswerken worden verricht uitgesloten;
3° normenboek : het geheel van de technische normen inzake markering zoals opgenomen in bijlage 29 [2 en in bijlage 29 bis]2;
4° Commissaris-generaal voor Toerisme : de leidend ambtenaar van het Commissariaat-generaal voor toerisme;
5° inrichting van type A : het toeristische logies dat enkel en alleen logies aanbiedt en, in voorkomend geval, het schoonmaken van de ter beschikking gestelde kamers;
6° inrichting van type B : het toeristische logies met uitzondering van de inrichtingen van type A;
7° personeelslid : de stagiair, het lid of de persoon in dienst genomen via arbeidsovereenkomst en aangewezen op het functionele kader van het Commissariaat-generaal voor Toerisme; de persoon met een vervangingsovereenkomst komt niet in aanmerking;
8° Minister : het lid van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheden het toerisme behoort;
9° gedeelte van een toeristische camping dat overstroomd kan worden : het geheel van de zeer geringe, geringe, gemiddelde of hoge voorkomingsomtrekken van waterwinningen opgenomen in de door de Regering aangenomen cartografie van het risico op overstromingen door het buiten de oevers treden van waterlopen van elk onderstroomgebied;
10° voetganger : iedere persoon die zich te voet verplaatst, iedere persoon met een verminderde beweeglijkheid die zich in een rolstoel verplaatst en iedere wielertoerist of mountainbiker van minder dan negen jaar oud;
11° wieltoerist : iedere wielrijder die beton-, kassei-, onverharde of asfaltwegen in koolwaterstofverharding gebruikt, die geen bijzondere sportieve vaardigheden vereisen;
12° mountainbiker : iedere wielrijder die onregelmatige of geaccidenteerde terreinen gebruikt, die sommige sportieve vaardigheden vereisen.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2022-09-01/16, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 26-11-2022>
TITEL 2. - Termijnberekening
Art. 2.D. De dag van ontvangst van de akte, die het vertrekpunt is voor een termijn, is er niet in begrepen.
Art. 3.D. Inbegrepen in de termijn is de vervaldag. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, verschuift de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag.
BOEK I. - ORGANISATIE VAN HET TOERISME
TITEL 1. - Commissariaat-generaal voor Toerisme
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 4.D. Er wordt een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid opgericht, met name het Commissariaat-generaal voor Toerisme, afgekort : CGT.
[1 Het wordt ingedeeld bij de instellingen van het type 1 bedoeld in het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing voor zover dit Wetboek er niet van afwijkt.]1
Niemand anders mag gebruik maken van de benaming bedoeld in het eerste lid, noch van een ander woord, vertaling of schrijfwijze waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.
De zetel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme is in Namen gevestigd.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 5.D.§ 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt belast met :
1° de uitvoering van het algemeen toerismebeleid van de Regering;
2° het beheer [2 ...]2 van de toeristische infrastructuren, die eigendom van het Waalse Gewest zijn en waarvan de lijst door de Regering wordt opgesteld;
3° de uitvoering van de specifieke acties die de Regering hem toewijst in het kader van de opdrachten bedoeld in § 2.
§ 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt ermee belast het toerisme [1 in het Franse taalgebied]1 te organiseren [1 ...]1 met alle geschikte middelen.
Het wordt o.a. belast met :
1° de behandeling van de aanvragen tot vergunning, erkenning, goedkeuring, indelingsherziening, afwijking van een indelings- of subsidiëringsnorm;
2° de toekenning van vergunningen, de desbetreffende indelingen en afwijkingen, alsmede van erkenningen en goedkeuringen;
3° de budgettaire vastlegging, de vereffening en betaling van de subsidies inzake toerisme;
4° [1 de financiering van de promotieacties gevoerd door de toeristische instellingen en operatoren en door "Wallonie Belgique Tourisme";]1
[1 5° de terbeschikkingstelling van een databank betreffende het toeristisch aanbod bij de toeristische instellingen en "Wallonie Belgique Tourisme";
6° het beheer en de bevoorrading van een website voor de professionelen van het toerisme in het Franse taalgebied;]1
7° de inzameling, analyse en verspreiding van gegevens over het toeristische beleid [1 van het Franse taalgebied, alsook het toezicht op en de analyse van de Waalse, Belgische en internationale toeristische sector]1;
8° [1 de aanmoediging van de mutualisering van het toeristische engineering in netwerk, met name met het toeristisch engineeringscentrum van Wallonië;]1
9° [1 ...]1
10° het onderwerpen van de goederen waarvan hij de eigenaar is, aan een stelsel van openbaar of privé-domeinrecht.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DWG 2023-07-12/16, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 6.D. Om zijn opdrachten te vervullen, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme o.a. elke activiteit ontwikkelen en uitoefenen die er rechtstreeks of onrechtstreeks verband mee houdt.
Het Commissariaat kan elke handeling uitvoeren die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met zijn opdrachten.
HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden van het personeel van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 7.D.Het dagelijkse beheer wordt waargenomen door de Commissaris-generaal voor Toerisme en, uitdrukkelijk of bij ongeschiktheid van laatstgenoemde, door de Adjunct-commissaris-generaal.
[1 De Commissaris-generaal wordt door de Regering aangewezen]1 voor een mandaat dat vastgelegd wordt met inachtneming van de voorwaarden van boek II van het besluit van de Waalse Regering houdende de Waalse ambtenarencode.
[2 Behoudens uitzondering bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 12.D van dit Wetboek of van artikel 2 van het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, overeenkomstig de artikelen 10, § 3, lid 2, en 339, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode, worden de adjunct-commissaris-generaal en, in voorkomend geval, de andere ambtenaren-generaal van rang A3 door de Regering aangewezen voor een mandaat onder de voorwaarden vastgesteld bij Titel II van Boek II van de Waalse Ambtenarencode.]2
[1 De Regering bepaalt de delegaties van bevoegdheid die aan de Commissaris-generaal voor toerisme en, uitdrukkelijk of bij ongeschiktheid van laatstgenoemde, aan de Adjunct-commissaris-generaal worden verleend.]1
----------
(1)<DWG 2015-12-03/05, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 21-12-2015>
(2)<DWG 2023-06-28/10, art. 18, 031; Inwerkingtreding : 16-10-2023>
HOOFDSTUK IV. - Oriëntatiecomité
Art. 8.D. Er wordt een oriëntatiecomité opgericht, dat de volgende opdrachten heeft :
1° de coördinatie van de acties van het Commissariaat-generaal voor Toerisme en [1 van "Wallonie Belgique Tourisme"]1, met name de acties i.v.m. met de structurering en de bevordering van toeristische filières;
2° voorstellen doen met betrekking tot publicaties waarvan de uitvoering [1 aan "Wallonie Belgique Tourisme"]1 toegewezen wordt;
3° de Regering advies geven over het activiteitenverslag bedoeld in artikel 26.D, § 1.
De samenstelling van het oriëntatiecomité wordt door de Regering bepaald. [1 ...]1
Het oriëntatiecomité stelt zijn huishoudelijk reglement op.
[1 De Regering kan de regels bepalen betreffende de organisatie van de vergadering van het oriëntatiecomité.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 9.BWR.[1 ...]1 het oriëntatiecomité bestaat uit de volgende personen :
1° [1 de Commissaris-generaal voor toerisme en]1 de Adjunct-commissaris-generaal;
2° de directeurs van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
3° [1 de directeur-generaal van "Wallonie Belgique Tourisme" evenals de directeurs ervan;]1
4° de afgevaardigde van de Minister.
De Commissaris-generaal voor Toerisme zit het beleidscomité voor.
Het beleidscomité kan de deskundigen uitnodigen die het nuttig acht bij de bespreking van aangelegenheden die het voorgelegd krijgt.
[1 Het oriëntatiecomité vergadert op initiatief van de directeur-generaal van "Wallonie Belgique Tourisme", van de Commissaris-generaal voor Toerisme of van de afgevaardigde van de Minister.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK V. - Basisoverlegcomité voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 10.BWR. Er wordt een basisoverlegcomité binnen het Commissariaat-generaal voor Toerisme opgericht.
Art. 11.BWR. De afvaardiging van de overheid binnen het basisoverlegcomité voor het Commissariaat-generaal voor Toerisme is de volgende :
- de Commissaris-generaal, die er de voorzitter van is;
- de Adjunct-commissaris-generaal, die er de plaatsvervangende voorzitter van is.
HOOFDSTUK VI. - Personeel
Art. 12.D. De personeelsformatie van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt door de Regering vastgelegd.
HOOFDSTUK VII. - Commissaris-generaal voor Toerisme
Art. 13.BWR. De Commissaris-generaal voor Toerisme is bevoegd voor de vaststelling van het algemeen bestek, de keuze van de gunningswijze van de overheidsopdrachten, de inleiding van de procedure, de selectie van de kandidaten en de toewijzing van de opdracht, evenals voor de vastlegging, de goedkeuring en de ordonnancering, binnen het kader van de activiteiten van de diensten die onder zijn gezag staan, van alle uitgaven die aangerekend kunnen worden op de allocaties van het Commissariaat-generaal voor Toerisme tot een bedrag van 31.000 euro (éénendertigduizend euro), belasting op de toegevoegde waarde niet meegerekend.
Art. 14.BWR. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt door de Commissaris-generaal voor Toerisme vertegenwoordigd tegenover derden en in rechte in de rechtsvorderingen die als verweerder en als eiser gevoerd worden in de vorderingen die hij op eigen initiatief of op verzoek van de Minister instelt.
Art. 15.BWR. Machtiging wordt verleend aan de Commissaris-generaal voor Toerisme om :
1° de beslissingen te treffen in verband met het jaarlijks vakantieverlof, de uitzonderlijke en de omstandigheidsverloven, de ouderschapsverloven, de dwingende verloven om familiale redenen, de indisponibiliteitsstellingen om persoonlijke redenen, de verloven voor loopbaanonderbreking, de deeltijdse arbeidsregeling, de afwezigheden om persoonlijke redenen, de vrijwillige vierdagenwerkweek, de halftijdse vervroegde uittredingen en de burgerschapsverloven;
2° de beslissingen te treffen in verband met beroepsongevallen;
3° de beslissingen te treffen in verband met ziekteverloven, behalve de gevolgen van de beslissingen inzake lichamelijke ongeschiktheid getroffen door de Administratieve gezondheidsdienst;
4° de arbeidsovereenkomsten van het niet-statutaire personeel te ondertekenen ter uitvoering van de beslissingen van de Minister;
5° de beslissingen in verband met de affectatie van de personeelsleden na instemming van de Minister voor wat betreft het personeel van niveau 1;
6° overeenkomstig artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst de beslissingen te treffen in verband met het ontslag om ernstige redenen van het niet-statutaire personeel. Over die beslissingen licht de Commissaris-generaal voor Toerisme zo spoedig mogelijk de Minister in;
7° de beslissingen te treffen in verband met de benoeming in vast dienstverband van de personeelsleden van niveau 2+, 2, 3 en 4 en om die personeelsleden te beëdigen;
8° de wedde van de personeelsleden vast te leggen en te betalen, met inbegrip van het weddevoorschot, de toelage voor de uitoefening van de hogere functies en de betaling van buitengewone prestaties;
9° de toelagen inzake toerisme en de uitgaven van het Commissariaat-generaal voor Toerisme te vereffenen en te betalen.
HOOFDSTUK VIII. - Financieel beheer
Art. 16.D. De middelen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme bestaan uit :
1° een jaarlijkse subsidie die het Waalse Gewest verleent o.a. voor de wedden en lonen, de huur van gebouwen, alle kosten in verband met de dienstenactiviteit, studies, leveringen, werken en onderhoud, berekend in het kader van de jaarlijkse begroting, alsook voor de toekenning van toelagen inzake toerisme;
2° de kredieten toegekend ter dekking van de kosten voor bijzondere opdrachten die hem door de Regering of andere instellingen van openbaar nut gevraagd zouden worden;
3° de opbrengst van elke roerende of onroerende verrichting;
4° allerlei giften;
5° de opbrengsten uit peterschap, coproductie of medefinanciering;
6° de ontvangsten in verband met zijn activiteiten;
7° [1 ...]1
8° de niet opgebruikte saldi van de vorige boekjaren en de nettowinst binnen de door de Regering vastgelegde perken.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 17.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme mag geen leningen aangaan.
Art. 18.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 19.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 20.D. [1 ...]1 Overschrijdingen van de in de begroting opgenomen kredieten vereisen de toestemming van de Regering.
Als kredietoverschrijdingen vatbaar zijn voor een hogere financiële tegemoetkoming dan oorspronkelijk voorzien op de begroting van het Gewest, worden ze eerst goedgekeurd na stemming van een overeenstemmend krediet op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 21.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 22.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 23.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 24.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 25.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 26.D. § 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bezorgt de Regering uiterlijk 30 april van het jaar na bedoeld boekjaar een verslag over zijn activiteiten van het afgelopen boekjaar.
De Regering maakt dat verslag [1 aan het Waals Parlement]1 en aan het oriëntatiecomité over binnen zestig dagen na ontvangst ervan.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. De Regering regelt de modaliteiten inzake bestuurs- en begrotingscontrole.
In afwijking van artikel 8, tweede lid, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut legt de Regering een protocol van akkoord vast m.b.t. de controle die de Inspecteur van Financiën op de ontvangsten en uitgaven van het Commissariaat-generaal voor Toerisme uitoefent volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 20 december 2001 en 16 oktober 2003.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 27.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 28.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 29.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 30.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK IX. - Goederen, rechten en plichten
Art. 31.D. § 1. De Regering bepaalt de roerende en onroerende goederen van het Waalse Gewest die zonder vergoeding en van rechtswege aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgedragen worden.
Het Commissariaat-generaal voor Toerisme erft de rechten en plichten betreffende de goederen die hem worden overgedragen krachtens het eerste lid.
Alleen het Waalse Gewest is gebonden door de verbintenissen waarvan de betaling voor de overdracht van eigendom opeisbaar was wat betreft de goederen bedoeld in het eerste lid.
Voor elk overgedragen goed bezorgt de Regering het Commissariaat-generaal voor Toerisme de akten en stukken, met inbegrip van de uittreksels uit de kadastrale leggers en het kadastraal plan, waarin de rechten, lasten en plichten betreffende het goed vermeld staan.
De akten en stukken worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd.
In geval van geschil over het overgedragen goed, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme het Waalse Gewest in het geding roepen en kan het Gewest in het geding tussenkomen.
§ 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme erft de rechten en plichten van het Waalse Gewest in verband met de opdrachten die hem in hoofdstuk II toegewezen worden.
Het Waalse Gewest moet zich evenwel houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die het voor de inwerkingtreding van dit Boek gesloten heeft.
De Regering bezorgt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de akten en stukken die melding maken van de rechten en plichten die het krachtens deze paragraaf erft.
De overgemaakte akten en stukken worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd.
In geval van geschil kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme het Waalse Gewest in het geding roepen en kan het Gewest in het geding tussenkomen.
HOOFDSTUK X.
Art. 31/1.D.
<Opgeheven bij DWG 2023-07-12/16, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 31/2.D.
<Opgeheven bij DWG 2023-07-12/16, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK XI. [1 - "Wallonie Belgique Tourisme"]1
----------
(1)
Art. 31.3.D. [1 Er wordt een vereniging zonder winstoogmerk opgericht onder de benaming "Wallonie Belgique Tourisme", hierna "WBT" genoemd, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, en onverminderd de afwijkende bepalingen van dit Wetboek, waaraan opdrachten omschreven in artikel 31/4.D. worden toevertrouwd.
"WBT" wordt ingedeeld bij de instellingen van het type 3 bedoeld in het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing voor zover dit Wetboek er niet van afwijkt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 31/4.D. [1 "WBT" is belast met:
1° de bepaling van de inhoud van het toeristische imago van het Franse taalgebied, met inbegrip van de analyse en het ontwerp van de desbetreffende marketinginhoud en strategie;
2° het structureren van het toeristisch aanbod zowel voor vrijetijdsactiviteiten als voor zaken en beroepsredenen in het Franse taalgebied en zorgen voor de organisatie ervan door de creatie van toeristische producten, in voorkomend geval, in samenwerking met elke instelling betrokken bij het toerisme;
3° het ontwerp en de bekendmaking van de officiële brochures die de toeristische producten van het Franse taalgebied promoten, in voorkomend geval in samenwerking met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
4° het ontwerp, de bevoorrading en het promoten van de websites voor de valorisatie van het Waals toeristisch aanbod bij de Waalse markt en de buitenlandse markten, met inbegrip van Brussel en Vlaanderen in verband met de databank bedoeld in artikel 5.D, § 2, tweede lid, 5°, in voorkomend geval, in samenwerking met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
5° het installeren en het beheren van de toerismebureaus gelegen buiten het grondgebied van het Franse taalgebied;
6° de bekendmaking van het patrimonium, de infrastructuren en toeristische initiatieven van het Franse taalgebied door de organisatie van promotieacties op zijn grondgebied, in de andere gewesten en in het buitenland, in voorkomend geval, in samenwerking met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
7° de deelname aan jaarbeurzen en tentoonstellingen en, in voorkomend geval, de deelname coördineren met elke andere instelling betrokken bij toerisme;
8° het prospecteren van de markten op het gebied van toerisme.
De Regering kan de opdrachten bedoeld in het eerste lid bepalen.
"WBT" kan beschikken over de gegevens en de analyses uitgevoerd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme bedoeld in artikel 5.D, 7° voor het vervullen van zijn opdrachten. "WBT" wordt onderworpen aan de controle van de Regering die wordt uitgeoefend door de tussenkomst van een commissaris die hij benoemt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 2 - Toeristische instellingen
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Afdeling 1. - Beginsel en inhoud
Art. 32.D. Zonder erkenning mag geen gebruik gemaakt worden van de benamingen " fédération provinciale du tourisme ", " maison du tourisme ", " office du tourisme " en " syndicat d'initiative " of van een andere term, vertaling of schrijfwijze waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.
Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden en behoud van de erkenning
Art. 33.D. De erkenning als " fédération provinciale du tourisme " wordt verleend aan elke vereniging zonder winstoogmerk, elke stichting of elke dienst van een provinciale administratie die de volgende voorwaarden vervult :
1° de ontwikkeling en bevordering van het toerisme in de provincie tot doel hebben, [1 namelijk door :
a) het onderzoek, de opvatting, de opmaking en de organisatie van acties op provinciaal en bovengemeentelijk niveau in overleg met de toeristische instellingen in hun gebied, de intercommunale(s) in hun gebied die zich voor het toerisme inspannen, alsook met elke dienst van zijn gemeentelijk of provinciaal bestuur belast met een toeristische bezienswaardigheid;
b) de bevordering van de acties bedoeld in a);
c) de steun aan de toeristische instellingen voor beter gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën in het kader van hun opdrachten, onder de coördinatie van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;]1
2° [1 de acties van de " maisons du tourisme " op het geheel of een deel van zijn grondgebied coördineren, met inbegrip van de "maisons du tourisme" die gedeeltelijk onder een andere "Fédération provinciale du Tourisme" (Provinciale federatie voor Toerisme) vallen;]1
3° in voorkomend geval, de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973 naleven.
De erkenning als " fédération provinciale du tourisme " wordt behouden onder de volgende voorwaarden :
1° de actie sluit aan bij het toerismebeleid van het Waalse Gewest;
2° de acties van de " maisons du tourisme " op zijn grondgebied coördineren.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 34.D.De erkenning als " maison du tourisme " wordt verleend aan elke beheersvereniging die de volgende voorwaarden vervult :
1° [2 opgericht zijn in de vorm van een stichting of een vereniging zonder winstoogmerk die opdrachten bedoeld in artikel 34.D., eerste lid, 2°, voortzet, waarvan de gemeenten alsook, in voorkomend geval, de "offices du tourisme", de "syndicats d'initiative" van bedoeld ambtsgebied of andere rechts- of natuurlijke personen die actief zijn in de toeristische sector van het ambtsgebied, lid kunnen zijn, in afwijking van het decreet van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales;]2
[2 1°/1. De Regering keurt de statuten goed volgens de modaliteiten en de procedure die zij bepaalt;]2
2° [2 tot doel hebben :
a) het voortdurende onthaal en de voortdurende informatie van de toerist en de dagtoerist;
b) de steun van de toeristische activiteiten in het eigen ambtsgebied, namelijk door de verwezenlijking van promotie- en animatieacties, alsook de organisatie en de toeristische ontwikkeling;
c) de samenwerking en de uitwisseling van informatie, met het Commissariaat-generaal voor Toerisme, inzake toeristisch aanbod dat onder zijn ambtsgebied valt;
d) de coördinatie van de acties ondernomen door de "offices du tourisme" en de "syndicats d'initiative" van zijn ambtsgebied bestemd om de gemarkeerde toeristische wandelroutes van zijn grondgebied door het Commissariaat-generaal voor Toerisme te erkennen, in voorkomend geval, om de nodige maatregelen te nemen om deze erkenning te verzekeren;
e) in samenwerking met de "offices du tourisme" en de "syndicats d'initiative", de nodige maatregelen nemen om de kwaliteit en het onderhoud van de gemarkeerde toeristische wandelroutes te garanderen;
f) de bevoorrading en de overbrenging van de informatie naar "Wallonie Belgique Tourisme" met het oog op de opvatting en de opmaking van toeristische producten;
g) de ter beschikkingsstelling, voor het geheel van de toeristische instellingen van zijn ambtsgebied, van een systeem voor infotoerisme dat ook buiten de openingstijden toegankelijk is, via elk bestaand communicatiekanaal;
h) de ter beschikkingsstelling van een gewestelijke, provinciale en plaatselijke toeristische documentatie ten gunste van het publiek, alsook van de "offices du tourisme" en de "syndicats d'initiative" van zijn ambtsgebied;]2
3° [2 minstens beschikken over een onthaal- en informatiebureau dat uit één of meerdere gebouwen kan bestaan, onafhankelijk van een een privé-woning en duidelijk identificeerbaar wanneer het gebouw gemeenschappelijk is met een handelsonderneming;]2
4° in voorkomend geval, de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973 naleven;
5° [2 met het Waalse Gewest een driejarige programma-overeenkomst sluiten, met nadere bepaling van :
a) het ambtsgebied van het "Maison du Tourisme" (Huis voor Toerisme);
b) de acties gevoerd om de opdrachten bedoeld in het eerste lid, 2°, te vervullen, in overleg met de "offices du tourisme" en met de "syndicats d'initiative" van het ambtsgebied, alsook met elke bedoelde "fédération provinciale du tourisme;
c) de dagelijkse openingsuren van het onthaalbureau van het "maison du tourisme" met nadere bepaling van degenen die gemeenschappelijk worden uitgevoerd in eenzelfde gebouw met elk "Office du Tourisme" (Dienst voor Toerisme) of "Syndicat d'initiative" (VVV);
d) de uitgevoerde samenwerkingen en synergieën met de "offices du tourisme", "syndicats d'initiative" en elke andere operator, openbaar of privé, die op hetzelfde ambtsgebied als de "maison du tourisme" actief is
e) de gesproken talen in het onthaal- en informatiebureau;]2
6° tussen 20 en 40 % van de leden van hun sociale instellingen hebben die representatief zijn voor de [2 privé]2 toeristische operatoren van hun gebied [2 via de bevordering van de vertegenwoordigers van beroepsverenigingen]2;
[2 7° met uitzondering van de "maisons du tourisme" die samenwerken met gemeenten die onder andere gewesten vallen en na instemming van de Regering, een grondgebied dekken van minstens vier gemeenten en in de configuratie van het toeristisch landschap passen zoals bepaald door de Regering.]2
[2 De Regering kan afwijken van het aantal gemeenten bedoeld in het eerste lid, 7°.
Onder privé toeristische operator wordt verstaan, elke natuurlijke of rechtspersoon, van de privé sector die een opdracht of een beroepsactiviteit vervult die een rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met de toeristische sector en waarvan :
1° hetzij de activiteit wordt gefinancierd tegen minstens 51 % door privé investeerders;
2° hetzij meer dan de helft van de leden van de beheersorganen afkomstig zijn van de privé sector.]2
[2 De Regering bepaalt de documenten en de procedure [6 voor de aanneming en de hernieuwing van de programma-overeenkomsten]6.]2
[2 ...]2
De erkenning als " maison du tourisme " wordt behouden onder de volgende voorwaarden :
1° beschikken over personeelsleden die minstens tweetalig zijn (Frans-Nederlands, Frans-Engels of Frans-Duits);
[2 2° de opdrachten naleven zoals bepaald in artikel 34. D, 2°;
3° zich niet uitstrekken over het grondgebied van een ander "maison du tourisme" behalve een onderling afgesloten partnerschapsovereenkomst; in dit geval worden de opdrachten uitgeoefend binnen de grenzen bepaald door deze overeenkomst;]2
4° de openingsuren van het onthaalbureau in acht nemen die vastliggen in de programma-overeenkomst bedoeld in het eerste lid, 5°.
----------
(1)<DWG 2015-12-17/55, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<DWG 2016-11-10/20, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
DWG 2021-12-22/21, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
(5)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(6)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 34/1.BWR. [1 In geval van een erkenningsaanvraag ingediend na de hervorming van het landschap van de "maisons du tourisme" (Huizen voor toerisme), zoals bekrachtigd door de Regering, kan de Minister afwijken van het aantal gemeenten bedoeld in artikel 34.D, eerste lid, 7°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 34/2.BWR.[1 § 1. Elk ontwerp-programma-overeenkomst moet bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending ingediend worden. Binnen tien werkdagen na ontvangst van de programma-overeenkomst richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager.
§ 2. Terwijl het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager kennis geeft van het bericht van ontvangst bedoeld in § 1, verzoekt het de betrokken provinciale federatie(s) voor toerisme en "Wallonie Belgique Tourisme" om advies, die over een termijn van één maand na ontvangst van de aanvraag beschikken om advies uit te brengen. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan voorbijgegaan.
Bij aanpassing van de programma-overeenkomst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme ten gevolge van het advies van de betrokken provinciale federaties voor toerisme of van "Wallonie Belgique Tourisme", worden de programma-overeenkomst en bedoelde adviezen overgemaakt aan het Huis voor toerisme en aan de gemeentecolleges. Het Huis voor toerisme maakt zijn advies vergezeld, in voorkomend geval, van een voorstel tot aanpassing van de programma-overeenkomst, over binnen twintig dagen na ontvangst van het document. Bij gebreke wordt daaraan voorbijgegaan.
§ 3. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt de programma-overeenkomst vergezeld, in voorkomend geval, van de in § 2 bedoelde adviezen, aan de Minister over. De Minister spreekt zich uit over de goedkeuring van de programma-overeenkomst en geeft het Huis voor toerisme binnen vier maanden na het bericht van ontvangst bedoeld in § 1 per gecertificeerde zending kennis van zijn beslissing, waarvan een afschrift aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme aan de betrokken gemeenten wordt gericht.
§ 4. Indien de programma-overeenkomst vóór de vervaldatum ervan gewijzigd wordt, maakt laatstgenoemde het voorwerp uit van een nieuwe goedkeuring volgens de in § 1 bedoelde procedure.
Bij geringe wijzigingen wordt het Huis voor toerisme van de in het eerste lid bedoelde procedure vrijgesteld. Het Huis voor toerisme informeert het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de elementen van de programma-overeenkomst die het voorwerp uitmaken van een wijziging.
Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beoordeelt wat er onder geringe wijziging dient te verstaan. In ieder geval wordt elke wijziging die een impact heeft op het bedrag van de werkingstoelage beschouwd als een belangrijke wijziging.]1
[5 § 5. Na afloop van de periode van drie jaar bedoeld in artikel 34.D, eerste lid, 5°, wordt een nieuw programma-overeenkomst gesloten die het voorwerp uitmaakt van een nieuwe goedkeuring volgens de procedure bedoeld in paragraaf 1, tenzij de Minister in een vereenvoudigde procedure voor deze goedkeuring voorziet.]5
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4) geen nederlandse versie
(4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 35.BWR.[1 Overeenkomstig artikel 34.D, eerste lid, 1°/1, worden de statuten van de vereniging per gecertificeerde zending ter goedkeuring aan de Minister overgemaakt.
De statuten worden door de Minister goedgekeurd of verworpen. Hij geeft de vereniging kennis van zijn beslissing binnen een termijn van 45 dagen, die ingaat op de datum waarop de statuten ontvangen worden.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 36.BWR.[1 Het hoofdzakelijk onthaalbureau van het Huis voor toerisme moet minimum 1800 uur per jaar, met inbegrip van alle weekeinden, toegankelijk zijn voor het publiek.
De Minister kan het Huis voor toerisme toelaten om tijdens een aantal uren kleiner dan 1 800 uur per jaar open te zijn zonder evenwel kleiner te zijn dan 1 500 uur per jaar ten opzichte van de toeristische aantrekkelijkheid van de regio en van de op het grondgebied bestaande samenwerkingen.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 37.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 38.D. De erkenning als " office du tourisme " (O.T.) wordt verleend aan elke dienst van een gemeentebestuur of aan elke vereniging zonder winstoogmerk opgericht op initiatief van een gemeente die de volgende voorwaarden vervult :
1° de ontwikkeling en bevordering van het toerisme in de gemeente tot doel hebben;
2° beschikken over een onthaal- en informatiebureau dat onafhankelijk is van [1 ...]1 een privé-woning;
3° in voorkomend geval de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973 naleven.
De erkenning als " office du tourisme " wordt bovendien behouden onder de volgende voorwaarden :
1° [1 ...]1
2° documentatie over gewestelijk en plaatselijk toerisme ter beschikking stellen van de toeristen [1 met inbegrip van elke publicatie uitgegeven door het "maison du tourisme" dat actief is op hetzelfde grondgebied, door de "fédération(s) touristique(s) provinciale(s)" waaronder het voornoemde "maison du tourisme" valt, alsook door de vzw "Wallonie Belgique Tourisme"]1;
3° de openingsuren van het onthaalbureau in acht nemen die in de beslissing tot erkenning vastliggen.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 39.D. De erkenning als " syndicat d'initiative " (S.I.) wordt verleend aan elke vereniging zonder winstoogmerk die de volgende voorwaarden vervult :
1° de ontwikkeling en bevordering van het toerisme tot doel hebben, hetzij van een deel of het geheel van een gemeente, hetzij van verschillende gemeenten;
2° beschikken over een onthaal- en informatiebureau dat onafhankelijk is van [1 ...]1 een privé-woning.
De erkenning als " syndicat d'initiative " wordt behouden onder de volgende voorwaarden :
1° [1 ...]1
2° documentatie over gewestelijk en plaatselijk toerisme ter beschikking stellen van de toeristen [1 met inbegrip van elke publicatie uitgegeven door het "maison du tourisme" dat actief is op hetzelfde grondgebied, door de "fédération(s) touristique(s) provinciale(s)" waaronder het voornoemde "maison du tourisme" valt, alsook door de vzw "Wallonie Belgique Tourisme"]1;
3° de openingsuren van het onthaalbureau in acht nemen die in de beslissing tot erkenning vastliggen.
Elke " syndicat d'initiative " kan bestaan uit afdelingen met een plaatselijk of thematisch karakter.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 40.BWR.De " office du tourisme " of de " syndicat d'initiative " moet minimum honderd dagen per jaar (met inbegrip van de weekeinden in de vakantieperiode) en minimum vier uur per dag toegankelijk zijn voor het publiek.
[1 Dat aantal kan uitsluitend in hoofde van de "offices du tourisme" (Diensten voor Toerisme) en van de "syndicats d'initiative (VVV's)" verminderd worden mits de sluiting van een samenwerkingsovereenkomst met het Huis voor toerisme dat onder hetzelfde ambtsgebied valt voor zover een onthaaldienst gemeenschappelijk in eenzelfde gebouw met beide structuren uitgeoefend wordt. In dit geval mag dat aantal niet kleiner zijn dan zestig dagen per jaar.]1
[1 De weekeinden in de vakantieperiode zijn de zaterdagen en zondagen van de maanden juli en augustus en minstens drie weekeinden in de andere schoolvakantieperiodes naar keuze van de instelling.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 41.D. De Regering kan de modaliteiten voor de werking van de " maisons du tourisme ", de " syndicats d'initiative " of " offices du tourisme " nader bepalen voor het publiek.
Afdeling 3. - Erkenningsprocedure
Art. 42.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de termijnen, de modaliteiten en de procedures betreffende de erkenning en de verlenging van de erkenning als toeristische instelling.
De herstructurering van één of meerdere toeristische instellingen wordt gelijkgesteld met een aanvraag om erkenning.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 43.BWR.[1 Elke aanvraag voor een erkenning als toeristische instelling wordt in één exemplaar per gecertificeerde zending ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de hand van het door laatstgenoemde verstrekte formulier binnen een termijn van vier maanden vóór het begin van de activiteiten.]1
Daarbij gaan volgende documenten :
1° een afschrift van de bijgewerkte statuten en de lijst van de vennoten en de leden van de verschillende maatschappelijke organen;
2° in voorkomend geval een afschrift van de activiteitenverslagen, rekeningen en balansen van de twee laatste jaren voorafgaand aan het jaar waarin de erkenningsaanvraag wordt ingediend;
3° een omschrijving van de menselijke middelen van de instelling, een meerjaarlijks actieplan en een financieel plan over drie jaar dat de ontvangsten en uitgaven van de instelling vaststelt;
4° de stukken die bewijzen dat de erkenningsvoorwaarden van de instelling in acht worden genomen, zoals vastgelegd bij of krachtens de artikelen 33.D, 34.D, 38.D en 39.D.
[1 5° in voorkomend geval het advies van de betrokken gemeenteraden over de ontwerp-statuten en de ontwerp-programma-overeenkomst van het Huis voor toerisme.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 44.BWR. [1 § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen tien werkdagen na ontvangst ervan per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en informeert hij hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde stukken over te maken en de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. De ontbrekende stukken worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending.
Binnen tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
§ 2. Terwijl het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager kennis geeft van het bericht van ontvangst bedoeld in § 1, maakt het de aanvraag voor een erkenning als provinciale federatie voor toerisme aan de betrokken provincieraad en aan "Wallonie Belgique Tourisme over. Laatstgenoemden brengen een met redenen omkleed advies uit en delen het per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de aanvrager mede binnen dertig dagen die ingaat op de datum waarop het dossier hen toegezonden wordt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.
Terwijl het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager kennis geeft van het bericht van ontvangst bedoeld in § 1, tweede lid, maakt het de aanvraag voor een erkenning als Huis voor Toerisme, Dienst voor Toerisme en VVV voor advies over aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme of aan "Wallonie Belgique Tourisme". Laatstgenoemden brengen een met redenen omkleed advies uit en delen het per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de aanvrager mede binnen dertig dagen die ingaat op de datum waarop het dossier hen toegezonden wordt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.
Bij aanpassing van de programma-overeenkomst van het Huis voor toerisme door het Commissariaat-generaal voor Toerisme ten gevolge van het advies van de betrokken provinciale federaties voor toerisme of van "Wallonie Belgique Tourisme", worden de programma-overeenkomst en bedoelde adviezen overgemaakt aan het Huis voor toerisme en aan de gemeentecolleges. Het Huis voor toerisme maakt zijn advies vergezeld, in voorkomend geval, van een voorstel tot aanpassing van de erkenningsaanvraag, binnen twintig dagen na ontvangst van het schrijven van het Commissariaat-generaal voor Toerisme over. Bij gebreke wordt daaraan voorbijgegaan.
§ 3. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt de Minister een voorstel tot beslissing over de erkenningsaanvraag over. De Minister spreekt zich uit over de erkenningsaanvraag en geeft de aanvrager per gecertificeerde zending kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden, die ingaat op de datum van verzending van het bericht van ontvangst bedoeld in, § 1, tweede lid. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme richt een afschrift van de beslissing tot weigering of tot toekenning van de erkenning :
1° aan de betrokken provincieraad in geval van een erkenning van een provinciale federatie voor toerisme;
2° aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme en aan de betrokken gemeenteraden in geval van een erkenning van een Huis voor toerisme;
3° aan de betrokken provinciale federatie, aan het betrokken Huis voor toerisme en aan de betrokken gemeenteraad in geval van een erkenning van een Dienst voor toerisme of een VVV.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 45.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 4. - Intrekking van de erkenning
Art. 46.D. Als een toeristische instelling niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of als ze haar verplichtingen niet nakomt, kan [1 de Regering]1 haar erkenning intrekken [1 volgens de procedure die zij bepaalt]1.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 47.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 46.D, kan de Minister, na waarschuwing betekend per gecertificeerde zending door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, een beslissing tot intrekking van de erkenning van een toeristische instelling nemen.
Zodra de toeristische instelling de in het eerste lid bedoelde waarschuwing ontvangt, beschikt ze over vijftien dagen om haar opmerkingen per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme te richten. Ze kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden.
De hoorzitting vindt plaats hetzij voor het technisch comité van de toeristische instellingen, hetzij voor één of meer van zijn afgevaardigden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt en er wordt een met redenen omklede beslissing genomen. De betrokken toeristische instelling wordt minstens acht dagen voor de vastgelegde datum verwittigd dat ze gehoord zal worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 48.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme brengt een beslissingsvoorstel uit en maakt het dossier aan de Minister over die zich binnen dertig dagen na ontvangst van de opmerkingen of van de eventuele hoorzitting uitspreekt.
Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van de beslissing per gecertificeerde zending. Indien de beslissing ongunstig is, wordt ze bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbericht overgemaakt en vermeldt ze de termijnen en beroepsmogelijkheden. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme richt een afschrift van de beslissing respectievelijk aan de betrokken provincieraad, aan de betrokken provinciale federaties voor toerisme en aan de betrokken gemeenteraden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 49.BWR. [1 De in artikel 48 bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum één maand. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van de Minister niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in artikel 48 bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van de Minister gelijk met een beslissing tot verwerping van de intrekking van de erkenning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 5. Beroepsvoorwaarden en -procedure
Art. 50.BWR. [1 § 1. De aanvrager of de houder van een erkenning, hierna ook de "aanvrager" genoemd, kan een gemotiveerd beroep bij de Minister indienen tegen de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning.
Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing.
Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en wordt vergezeld van een afschrift van de omstreden beslissing.
Het beroep is niet opschortend, behalve indien het een intrekkingsbeslissing betreft. In dat geval wordt de beslissing tot intrekking opgeschort gedurende de termijn die de aanvrager krijgt om het beroep in te dienen en, desgevallend, zolang de Minister zich niet uitgesproken heeft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 51.BWR. [1 Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager. Het stuurt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep naar de voorzitter van het technisch comité van de toeristische instellingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 52.BWR. [1 De aanvrager mag verzoeken om door het technisch comité van de toeristische instellingen gehoord te worden, hetzij in zijn beroep, hetzij per gecertificeerde zending aan de voorzitter van dat comité binnen vijftien dagen na ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van zijn beroep.
De hoorzitting kan plaatsvinden hetzij voor het technisch comité van de toeristische instellingen, hetzij voor één of meer van zijn afgevaardigden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 53.BWR. [1 Binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het beroepsdossier door zijn voorzitter, geeft het technisch comité van de toeristische instellingen een gemotiveerd advies, desgevallend na hoorzitting, dat hij aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme overmaakt, samen met een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en met elk door de aanvrager overgelegd stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door de Minister voorbijgegaan.
Indien het comité zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter binnen de vijf volgende dagen kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 54.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep en stuurt zijn beslissing per gecertificeerde zending naar de aanvrager binnen vier maanden na verzending van het in artikel 51 bedoelde bericht van ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Indien de beslissing ongunstig is, wordt ze bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbericht overgemaakt.
Als de Minister niet instemt met het advies van het technisch comité van de toeristische instellingen, geeft hij de motieven daarvan op.
Hij richt een afschrift van zijn beslissing aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Op elke vergadering van het technisch comité van de toeristische instellingen geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme informatie over de beslissingen genomen na beroep.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 55.BWR. [1 Indien de aanvrager de beslissing van de Minister niet gekregen heeft binnen tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 54, eerste lid, kan hij een rappelbrief versturen. Dat schrijven wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht. De inhoud ervan dient het woord "herinnering" te vermelden en op ondubbelzinnige wijze erom verzoeken dat over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd, beslist wordt.
Als de beslissing van de Minister niet meegedeeld wordt binnen dertig dagen na ontvangst van de gecertificeerde zending door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, staat het stilzwijgen van de Minister gelijk met een beslissing tot erkenning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 56.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Schilden en afkortingen
Art. 57.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bezorgt de toeristische instellingen een schild dat eigendom van het Waalse Gewest blijft.
De Regering bepaalt het model van het schild en de regels voor de aanbreng, reproductie en teruggave ervan.
Zonder erkenning mag geen gebruik gemaakt worden van het schild bedoeld in het eerste lid, noch van een andere afkorting of van een ander schild waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.
Art. 58.BWR. Het model van de schilden wordt door de Minister vastgelegd.
Art. 59.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 33.D wordt bepaald in bijlage 1.
Art. 60.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 34.D wordt bepaald in bijlage 2.
Art. 61.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 38.D wordt bepaald in bijlage 3.
Art. 62.MB. Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in artikel 39.D wordt bepaald in bijlage 4.
Art. 63.BWR. Het schild wordt aangebracht op een zichtbare plaats op de gevel van het onthaal- en informatiebureau, vlak bij de ingang.
Het schild kan op elk document of communicatiemiddel van de toeristische instelling worden weergegeven.
Art. 64.BWR.Het schild wordt binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de erkenning of, in geval van beroep, van de bevestiging ervan, teruggegeven.
Indien men vrijwillig van het gebruik van de benaming afziet, wordt daar [1 per gecertificeerde zending]1 kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het schild wordt erbij gevoegd.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Subsidies
Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 65.D. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de " fédérations provinciales du tourisme " een [1 subsidie bestemd om de werkings- en animatiekosten te dekken i.v.m. de vervulling van hun opdrachten]1.
Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de " maisons du tourisme " een [1 subsidie bestemd om de werkings- en animatiekosten te dekken i.v.m. de vervulling van hun opdrachten]1.
De Regering kan een aanvullende subsidie verlenen voor specifieke opdrachten die zij aan een " maison du tourisme " toevertrouwt.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 66.D. De krachtens artikel 65.D subsidieerbare kosten kunnen nader bepaald worden door de Regering.
Art. 67.BWR.[1 De lijst van de kosten waarvoor een subsidie wordt verleend krachtens artikel 65.D wordt hierna vermeld :
1° voor de provinciale federaties voor toerisme :
a) de deelneming aan de financiering van de publicaties uitgegeven door de Huizen voor toerisme;
b) de jaarlijkse bijdrage en de partner-bijdragen aan "Wallonie Belgique Tourisme";
c) de kosten i.v.m. de deelneming aan beurzen en tentoonstellingen;
d) de financiering van acties gevoerd ten gunste en in samenwerking met de Huizen voor toerisme;
e) de financiering gewijd aan hun eigen uitgaven;
2° voor de Huizen voor toerisme :
a) de personeels- en dienstenkosten en diverse goederen gebonden aan de uitvoering van de in artikel 34.D, eerste lid, 2°, bedoelde opdrachten, zoals met name de huurprijs, de lasten en het onderhoud van de lokalen;
b) de kosten i.v.m. de deelneming aan beurzen en tentoonstellingen;
b) de jaarlijkse bijdrage en de partner-bijdragen aan "Wallonie Belgique Tourisme";
d) de publicaties, met inbegrip van de numerieke publicaties, uitgaven, bouw en beheer van de website en elke marketingactie die overeenstemt met de programma-overeenkomst van het Huis voor toerisme ]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 2 .- Het bedrag van de subsidies
Art. 68.D.De subsidie bedoeld in artikel 65.D, eerste lid, bedraagt maximum [1 75.000 euro]1.
[1 Het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 65.D, lid 2, is gelijk aan de som van de aandelen verleend aan alle gemeenten die deel uitmaken van het ambtsgebied van het "maison du tourisme".
Het aan een gemeente verleende aandeel, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald door de werkingstoelage van het "maison du tourisme" waarvan ze lid was op 30 november van het jaar N-1 te verdelen als volgt :
a) 60 % gelijkwaardig verdeeld voor elke gemeente;
b) 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal personen die op 1 januari van het jaar N voor elke gemeente in het bevolkingsregister worden ingeschreven;
c) 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal beschikbare bedden per gemeente binnen de toeristische logies die op 1 januari van het jaar N bij of krachtens dit Wetboek worden erkend.
In afwijking van het derde lid, komt een gemeente niet in aanmerking voor een aandeel als zij het ambtsgebied van een "maison du tourisme" verlaat zonder ervan deel hebben uitgemaakt sinds minstens zes jaar.]1
[2 De Regering kan de bedragen bedoeld in het tweede lid met betrekking tot de subsidies toegekend aan de "Maisons du tourisme" (Huizen voor toerisme) aanpassen om rekening te houden met de waarde van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule:
Bedrag bedoeld in het tweede lid x indexcijfer van de maand januari van het jaar N
Indexcijfer van de maand januari van het jaar N-1
door de verkregen bedragen af te ronden naar de eerstvolgende hogere eenheid.]2
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DWG 2023-07-12/16, art. 37, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 68bis.D. [1 Wat betreft 2016, en in afwijking van artikel 68 D., genieten de Huizen voor Toerisme, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot erkenning door de Waalse Regering vanaf 1 december 2015, een werkingstoelage gelijk aan de som van de aandelen verleend aan alle gemeenten die deel uitmaken van het nieuweambtsgebied.
Het aan een gemeente verleende aandeel, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door de werkingstoelage van het Huis voor Toerisme waarvan ze lid was op 30 november 2015 te verdelen als volgt :
1° 60 % gelijkwaardig verdeeld voor elke gemeente;
2° 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal personen die op 1 januari 2015 voor elke gemeente in het bevolkingsregister worden ingeschreven;
3° 20 % verdeeld naar evenredigheid van het aantal beschikbare bedden per gemeente binnen de toeristische logies die op 1 januari bij of krachtens dit Wetboek worden erkend.
De Waalse Regering bepaalt de wijze waarop de toelagen verleend krachtens de artikelen 68.D en 68bis.D. worden verdeeld voor de huizen voor Toerisme die door de Waalse Regering tijdens het kalenderjaar 2016 worden erkend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-17/55, art. 116, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 69.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 3.- Procedure voor de toekenning, betaling en terugbetaling van de subsidies
Art. 70.D. De aanvraag voor een subsidie dient bij [1 gecertificeerde zending]1 te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
De Regering stelt de inhoud vast en bepaalt de vorm van de subsidie-aanvraag. Ze bepaalt het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 71.BWR.Elke aanvraag om subsidie wordt in twee exemplaren overgemaakt door middel van het formulier afgegeven door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
Daarbij gaan volgende documenten :
- de begroting van de instelling betreffende het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
- de omschrijving van de uitgaven waarvoor de subsidies worden aangevraagd;
- [1 de laatste goedgekeurde rekeningen.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 72.D. De subsidies bedoeld in artikel 65.D kunnen betaald worden na ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het verslag over de activiteiten die de verzoekende toeristische instelling heeft uitgeoefend in de loop van het boekjaar dat aan het jaar van de aanvraag voorafgaat.
De gezamenlijke bewijsstukken van de krachtens artikel 65.D subsidieerbare uitgaven worden overgelegd uiterlijk 31 maart van het jaar dat volgt op de betaling van de subsidies.
Bij niet inachtneming van de termijn bedoeld in het tweede lid worden de onrechtmatig gestorte bedragen terugbetaald, behoudens verlenging toegekend door de Regering naar aanleiding van een behoorlijk gerechtvaardigd verzoek dat de begunstigde voor afloop van de aanvankelijke termijn indient.
Art. 73.D. De begunstigde van de subsidie betaalt ze integraal terug als ze niet gebruikt wordt voor de gestelde doeleinden of als de erkenning ingetrokken wordt binnen de termijn bedoeld in artikel 72.D, tweede lid.
HOOFDSTUK IV.
Art.74.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.75.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.76.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 3. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme en technische comités
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - [1 ...]1 Raad voor Toerisme
----------
(1)
Art. 77.D. [1 § 1er. De Raad voor Toerisme bestaat uit :
1° een lid van elk van de technische comités op voorstel van deze comités;
2° vier personen, die geen lid zijn van een technisch comité, die bekend zijn om de deskundigheden die ze in de toeristische sector verworven hebben bij het uitoefenen van reguliere activiteiten, in het verleden of tegenwoordig;
3° twee vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en twee vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties, op voorstel van de "Conseil économique et social de la Wallonie" (Sociaal-Economische Raad van Wallonië).
Elk lid heeft een plaatsvervanger. De Regering wijst de leden aan bedoeld in het eerste lid. Zij wijst onder die leden de voorzitter van de Raad voor Toerisme.
De Regering zorgt ervoor dat de toeristische sectoren die niet over een technisch comité beschikken en "Wallonie Belgique Tourisme" een vertegenwoordiger hebben onder de leden bedoeld in het eerste lid, 2°, met inachtneming van artikel 92ter, tweede lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
§ 2. Het secretariaat van de Raad voor Toerisme is waargenomen door de "Conseil économique et social de la Wallonie" (Sociaal-Economische Raad van Wallonië).
§ 3. Het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie is van toepassing op de Raad voor Toerisme.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 78.D. De [1 ...]1 Raad voor Toerisme kan bij meerderheid van stemmen van de leden waaruit hij bestaat, binnen zijn midden of in overleg met één of verschillende technische comités [1 bedoeld in artikel 80.D]1 tijdelijke werkgroepen oprichten die welbepaalde vraagstukken zullen onderzoeken.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 79.D. De Regering verzoekt de [1 ...]1 Raad voor Toerisme om advies over elk voorontwerp van decreet en ontwerp van reglementair besluit inzake toerisme.
De [1 ...]1 Raad voor Toerisme geeft hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Regering advies over het toeristische beleid in het algemeen en over elk voorstel van decreet betreffende toerisme dat aan [1 het Waals Parlement]1 overgelegd wordt.
[1 ...]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Technische comités
Art. 80.D.De technische comités bestaan uit :
1° het technisch comité voor sociaal toerisme, uit vertegenwoordigers van de verenigingen van het sociaal toerisme, met inachtneming van de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973;
2° het technisch comité voor het hotelwezen, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 23°]1 en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
3° [2 het technisch comité voor de reisagentschappen, vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen van uitbaters van reisagentschappen, touroperators en autocarexploitanten al naar gelang het aantal leden;]2
4° het technisch comité voor het hotelwezen in de openlucht, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 11° en 12°]1, uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen en van de kampeerdersverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
5° het technisch comité voor de streekgebonden toeristische logies en gemeubileerde vakantiewoningen, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 29° en 35°]1, en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
6° het technisch comité voor de vakantiedorpen [1 ...]1, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 53°]1 en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
7° het technisch comité voor de toeristische instellingen, [1 bestaande uit minstens één vertegenwoordiger]1 van de " fédérations provinciales du tourisme ", drie vertegenwoordigers van de " maisons du tourisme " en [1 vier]1 vertegenwoordigers van de " syndicats d'initiative " en " offices du tourisme ", gekozen om een evenwichtige geografische vertegenwoordiging te waarborgen, met inachtneming van de artikelen 3, 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973;
8° het technisch comité voor de toeristische bezienswaardigheden, uit houders van een vergunning om gebruik te maken van de benaming " attraction touristique " en uit vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, al naar gelang het aantal leden;
[1 9° het technisch comité van de toeristische gidsen, van vertegenwoordigers van de toeristische gidsen, van de gebruikers en van de opleidingsfilières.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DWG 2017-06-15/03, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 81.D. De technische comités vervullen de volgende taken :
1° op eigen initiatief of op uitdrukkelijk verzoek van de [1 ...]1 Raad voor Toerisme of van het Commissariaat-generaal voor Tourisme advies geven over specifieke vraagstukken i.v.m. het toeristische beleid te voeren in het domein dat strikt onder hun bevoegdheid valt;
2° op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Tourisme advies geven i.v.m. erkenningen, vergunningen, herkenningen of allerlei afwijkingen;
3° op verzoek van de Regering advies geven i.v.m. de toekenning van subsidies aan de privé sector.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 82.D. Elk technisch comité bestaat [1 uit minimum zes leden en uit maximum twaalf leden]1, voorzitter en ondervoorzitter inbegrepen. Elk lid heeft een plaatsvervanger.
De leden van de technische comités en hun plaatsvervangers worden door de Regering benoemd na openbare oproep tot de kandidaten. De kandidaten zijn bekend om de deskundigheden die ze in de toeristische sector verworven hebben bij het uitoefenen van reguliere activiteiten, in het verleden of tegenwoordig.
Op zijn eerste vergadering legt elk technisch comité binnen zijn midden een dubbeltal van twee namen voor aan de Hoge Raad voor Toerisme, waaronder de Regering de voorzitter en de ondervoorzitter aanwijst, [1 ...]1 [1 ...]1.
De hernieuwing van de leden wordt volgens dezelfde procedure doorgevoerd.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 83.D. § 1. De leden [1 ...]1 van de technische comités worden benoemd binnen zes maanden na de hernieuwing van [1 het Waals Parlement]1. Hun mandaat loopt vijf jaar, met ingang van het benoemingsbesluit. [1 ...]1 De technische comités hebben evenwel zitting op geldige wijze zolang hun hernieuwing niet doorgevoerd wordt. Elk mandaat is hernieuwbaar.
De Regering wijst een afgevaardigde aan die met raadgevende stem deelneemt aan de werkzaamheden en beraadslagingen van [1 ...]1 van de technische comités.
Eén of meer afgevaardigden van het Commissariaat-generaal voor Tourisme mogen de vergaderingen van [1 ...]1 van de technische comités met raadgevende stem bijwonen.
Het mandaat verstrijkt van rechtswege als de mandataris de functie waarvoor het toegekend werd niet meer uitoefent.
Na drie ongerechtvaardigde afwezigheden wordt het lid ambtshalve door zijn plaatsvervanger vervangen.
De plaatsvervanger, die gewoon lid wordt, voleindigt het mandaat van het lid dat hij vervangt.
§ 2. Het huishoudelijk reglement van [1 ...]1 van de technische comités wordt door de Regering vastgelegd.
Om geldig te kunnen beraadslagen is minstens de helft van de leden aanwezig. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.
[1 ...]1 De technische comités vergaderen al naar gelang de behoeften en minstens één keer per jaar, na bijeenroeping door hun voorzitter. [1 ...]1 Het betrokken technisch comité worden op verzoek van minstens twee derde van de leden door hun voorzitter bijeengeroepen binnen de volgende dertig dagen.
Het secretariaat van [1 ...]1 van de technische comités wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Tourisme.
[1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme staat in voor de coördinatie van de adviezen gegeven door de technische comités zoals bedoeld in artikel 81. D, 1°.]1
De voorzitters [1 ...]1 van de technische comités mogen derden als deskundigen laten deelnemen aan de vergaderingen die zij voorzitten alsook aan de tijdelijke werkgroepen bedoeld in artikel 78.D.
De Regering bepaalt de voorwaarden voor de terugbetaling van de reiskosten van de leden [1 ...]1 van de technische comités.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 84.BWR.De Minister is belast met de bepaling van het huishoudelijk reglement van de [1 ...]1 Raad voor Toerisme en van de technische comités bedoeld in artikel 83.D, § 2, eerste lid.
[1 De leden van de technische comités hebben recht op de terugbetaling van hun verplaatsingskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode]1, verhoogd met 12,5 euro. Als een lid meerdere vergaderingen op dezelfde dag bijwoont, wordt maar één rit terugbetaald.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 4 - Overtredingen en straffen
Art. 85.D. Er wordt voorzien in één tot zeven dagen gevangenisstraf en in een boete van 26 à 5.000 euro of in slechts één van die straffen bij gebruik zonder erkenning :
1° hetzij van de benaming " Commissariat général au tourisme ", " fédération provinciale du tourisme ", " maison du tourisme ", " office du tourisme " of " syndicat d'initiative " of van een andere term, vertaling of schrijfwijze waardoor verwarring zou kunnen ontstaan;
2° hetzij van het schild bedoeld in artikel 57.D, hetzij van een ander schild of afkorting waardoor verwarring zou kunnen ontstaan.
Er wordt voorzien in acht dagen tot één maand gevangenisstraf en in een boete van 26 à 5.000 euro of in slechts één van die straffen voor :
1° de " fédération provinciale du tourisme " die artikel 33.D overtreedt;
2° het " maison du tourisme " dat artikel 34.D overtreedt;
3° de " office du tourisme " die artikel 38.D overtreedt;
4° de " syndicat d'initiative " die artikel 39.D overtreedt.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85.D, van toepassing op die overtredingen.
Art. 86.D. Onverminderd de rechten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en de personeelsleden aangewezen door de Regering ermee belast over de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit Boek te waken.
De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het vorige lid hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats.
Bij overtreding van dit Boek maken ze proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel.
Binnen tien dagen volgend op de datum waarop het is opgesteld maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme dat proces-verbaal aan de procureur des Konings over en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de vermoedelijke overtreder.
Art. 87.BWR. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in de artikel 86.D, eerste lid, worden door de Minister aangewezen onder de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
TITEL 5.- Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 88.D. [1 In afwijking van artikel 34. D., eerste lid, 1°, beschikken de "maisons du tourisme" opgericht in de vorm van een intercommunale op 31 december 2016, over een termijn van één jaar, vanaf de inwerkingtreding van dit decreet, om het statuut van vzw te verwerven.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 89.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 90.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 91.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 92.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 93.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 94.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 95.D.[1 Voor het kalenderjaren 2017 en 2018 wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 68.D, tweede lid, elk kwartaal toegekend. Onverminderd artikel 85.D, wanneer op het einde van een kwartaal, de "maison du tourisme" de voorwaarde bedoeld in artikel 34.D, 7°, niet naleeft, ontvangt ze maar 50% van de driemaandelijkse subsidie.]1
----------
(1)<DWG 2017-12-13/20, art. 192, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 96.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 97.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 98.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 99.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan slechts bij decreet ontbonden worden. Dat decreet regelt de wijze van ontbinding.
De nettoactiva bij de ontbinding van het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden op de ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest gestort.
Art. 100.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 101.D. De Regering stelt de datum vast van inwerkingtreding van dit Boek.
Art. 102.BWR. Titel I van dit Boek alsmede artikel 99.D ervan treden in werking op 1 juli 2008.
Art. 103.BWR. In afwijking van artikel 102.BWR treden de bepalingen van Hoofdstuk V van Titel I van dit Boek in werking op 31 maart 2008.
Art. 104.D. Titels II en IV van dit Boek alsmede de artikelen 88.D en 95.D ervan treden in werking op 1 januari 2007.
Art. 105.BWR. Titel III van dit Boek treedt in werking op 1 juni 2007.
Art. 106.BWR. De Minister is belast met de uitvoering van de reglementaire bepalingen van dit Boek.
Art. 107.BWR. In afwijking van artikel 106.BWR is de Minister van Ambtenarenzaken belast met de uitvoering van de artikelen 10.BWR en 11.BWR van dit Boek.
BOEK II. - INZAKE TOERISTISCHE BEZIENSWAARDIGHEDEN
TITEL I. [1 - Toeristische publicaties]1
----------
(1)
Art. 108.D. Op vraag van het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn de houders van een krachtens dit Boek afgeleverde vergunning ertoe verplicht hem binnen de dertig dagen na ontvangst van zijn verzoek de gegevens te bezorgen die noodzakelijk zijn voor [1 de publicaties]1 ter bevordering van de toeristische bezienswaardigheden. De aard van die gegevens wordt door de Regering bepaald.
Indien er geen antwoord volgt binnen de termijn bepaald in het eerste lid, hernieuwt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn verzoek [1 per gecertificeerde zending]1.
De vergunning kan ingetrokken worden indien de vergunninghouder twee jaar na elkaar geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek bepaald in het tweede lid [1 volgens de procedure bepaald door de Regering]1.
[1 ...]1 Het beroep tegen die beslissing wordt uitgeoefend tegen de voorwaarden en volgens de procedure vastgesteld in de artikelen 149.D [1 ...]1.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 40, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 109.BWR.Overeenkomstig artikel 108.D, lid 1, zijn de houders van een vergunning ertoe verplicht de volgende inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de toeristische bezienswaardigheid waarvan sprake :
1° de omschrijving van de toeristische bezienswaardigheid;
2° de voorgestelde dienstverlening;
3° de aangerekende individuele basistarieven;
4° de openingstijden en Bperiodes;
5° de toegang tot de toeristische bezienswaardigheid.
[1 6° de website van de toeristische bezienswaardigheid.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 2 - Vergunning
HOOFDSTUK I. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 110.D. Zonder schriftelijke en uitdrukkelijke voorafgaandelijke vergunning mag niemand in het kader van de uitbating van een toeristische bezienswaardigheid gebruik maken van een benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 5°]1, of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen.
De vergunning bedoeld in het eerste lid wordt hierna "de vergunning" genoemd.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 41, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 111.D. In de vergunning worden vermeld :
1° de identiteit van de houder;
2° de identificatie en de ligging van de toeristische bezienswaardigheid;
3° de benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 5°]1;
4° in voorkomend geval, de afwijkingen die toegestaan worden overeenkomstig artikel [1 130.D, derde lid]1;
5° de categorie waarbij de toeristische bezienswaardigheid is ingedeeld en, in voorkomend geval, de afwijkingen toegestaan overeenkomstig artikel 140.D;
6° in voorkomend geval, de duur van de vergunning.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 112.D. De vergunning kan in de tijd beperkt zijn.
Art. 113.D. De vergunning geldt enkel voor de toeristische bezienswaardigheid waarvoor zij is afgeleverd en voor de vergunninghouder aan wie zij is afgeleverd [1 , met uitzondering van de gevallen voorzien door de Regering]1.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 43, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Vergunningsprocedure
Art. 114.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende het toekennen van de vergunning om de beschermde benaming bedoeld in artikel 1.D, 5° te gebruiken, zijn verlenging en zijn intrekking. In het geval van verlenging kan zij een vereenvoudigde procedure voorzien.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 115.BWR.[1 De vergunningsaanvraag wordt, per gecertificeerde zending door de eigenaar of door de gemachtigd beheerder, ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door laatstgenoemde verstrekte formulier binnen zes maanden vóór het begin van de activiteiten of het einde van de erkenningsperiode.
De vergunningsaanvraag kan een aanvraag bevatten tot afwijking van :
1° de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning en voor het gebruik van de benaming bedoeld in artikel 130.D, eerste lid, 1° en 2°;
2° de indelingscriteria bedoeld in artikel 132.D met uitzondering van de openingsperiodes.]1
[1 ...]1. Daarbij gaan volgende documenten :
1° een korte uiteenzetting waarin de hoofdkenmerken van de toeristische bezienswaardigheid opgegeven worden, opgemaakt door middel van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
2° in voorkomend geval, een afschrift van de vereiste administratieve vergunningen, die tijdelijk kunnen zijn maar definitief geworden moeten zijn;
3° [1 een uittreksel uit het strafregister van model 2,]1 bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan [1 zes]1 maanden op naam van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid;
4° indien de aanvrager een rechtspersoon is, een gecoördineerde versie van de statuten ervan [1 waarvan het maatschappelijk doel minstens de uitbating van een toeristische plaats]1;
5° voor de aanvrager die niet eigenaar is, een afschrift van de beheersovereenkomst;
6° indien artikel 114.D, lid 2, van toepassing is, alle documenten en inlichtingen die de toekenning van de aangevraagde afwijking mogelijk zouden maken.
De Minister kan de gegevens bedoeld in de opsomming van het vorige lid nader bepalen of er andere aan toevoegen.
[1 Het Comissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het derde lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het derde lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 116.BWR. [1 § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen tien werkdagen na ontvangst ervan per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde stukken over te maken en de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. De ontbrekende stukken worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending.
Binnen tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
§ 2. Indien het toekennen van een afwijking op eigen initiatief gebeurt of indien de aanvrager in zijn vergunningsaanvraag een afwijking heeft aangevraagd, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies aan de voorzitter van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden en tezelfdertijd geeft hij aan de aanvrager kennis van het bericht van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
Het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden brengt een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen de vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 117.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van drie maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Die termijn wordt opvier maanden gebracht wanneer het dossier een afwijkingsaanvraag bevat.
De beslissing van het Commissariaat-generaal wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische bezienswaardigheid gevestigd is, gericht. Op elke vergadering van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel intrekking van vergunningen.
De in artikel 117, eerste en tweede lid, bedoelde termijnen kunnen voor maximum twee maanden verlengd worden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding en tot toekenning van de indeling zoals aangevraagd door de aanvrager]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 118.BWR. [1 § 1. Bij afstand van een toeristische bezienswaardigheid dient de overnemer binnen drie maanden te rekenen van de afstand een vergunningsaanvraag in. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 115 tot en met 117.
§ 2. Bij overlijden van de vergunninghouder dient de overnemer een vergunningsaanvraag in binnen de zes maanden te rekenen van het overlijden. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 115 tot en met 117.
In afwijking van het eerste lid bestaat de aanvraag, indien de uitbating overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad, uit een uittreksel van het strafregister van model 2 dat voor een overheidsbestuur bestemd is en dat aan de aanvrager is afgeleverd sinds minder dan zes maanden. Dat bewijs wordt per gecertificeerde zending gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen zes maanden na het overlijden. Binnen de dertig dagen na ontvangst ervan beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de vergunningsaanvraag en geeft er kennis van aan de aanvrager. Bij gebrek aan beslissing binnen de voorgeschreven termijn staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding en tot toekenning van de indeling zoals aangevraagd door de aanvrager.
§ 3. In afwijking van de artikelen 110.D en 113.D kan de benaming in de gevallen bepaald in paragrafen 1 en 2 gebruikt blijven worden tot en met de kennisgeving van de komende beslissing of bij het vestrijken van de termijn van dertig dagen bepaald in paragraaf 2, tweede lid, voor zover de aanvraag binnen de vastgestelde termijn is ingediend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 119.BWR. [1 Binnen drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid laat de vergunninghouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister, model 2, dat voor een overheidsbestuur bestemd is en dat op naam van de vervanger is afgeleverd sinds minder dan zes maanden geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 120.D. De vergunning wordt aangeplakt op door de Regering bepaalde wijze.
Art. 121.BWR. De vergunning wordt op zichtbare wijze aangebracht bij de ingang van de toeristische bezienswaardigheid.
Art. 122.BWR. [1 De vergunninghouder meldt per gecertificeerde zending elke wijziging die van invloed zou kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 123.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde verzoeken dat een nieuw uittreksel van het strafregister, model 2, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan drie maanden aan de vergunninghouder of aan de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid meegedeeld wordt. Dat verzoek geschiedt minstens vijfjaarlijks.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de vergunning
Art. 124.D. De vergunning kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken :
1° indien de bepalingen van dit Boek niet in acht genomen worden;
2° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks beheer van de toeristische bezienswaardigheid veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden en die in België voor een inbreuk omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat gelijkaardig is aan een feit dat één van die overtredingen vormt, is uitgesproken, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf is opgeschort en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;
3° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, het toeristisch kampeerterrein of het vakantiedorp veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit Boek.
Art. 125.BWR. [1 Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een vergunning, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme diens houder per gecertificeerde zending in over de grond voor de vooropgestelde intrekking.
De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt. De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 126.BWR. [1 Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vergunninghouder of nadat laatstgenoemde is gehoord of bij uitblijven van reactie zijnerzijds binnen de opgelegde termijn, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 125, eerste en tweede lid, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de houder medegedeeld stuk worden bijgevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 127.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het technisch comité van de technische bezienswaardigheden een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de houder. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 128.BWR. [1 Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vergunninghouder kennis gegeven per gecertificeerde zending.
Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme om het advies van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden heeft verzocht en zich niet achter dat advies schaart, worden daar de redenen voor opgegeven.
De beslissing wordt gelijktijdig medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waarin de toeristische bezienswaardigheid gelegen is en aan de voorzitter van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 129.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder er per gecertificeerde zending over in.
Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na de zending bedoeld in artikel 125, eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming
Art. 130.D. De toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming bedoeld in [1 artikel 1.D, 5°]1, of een ander woord, vertaling of schrijfwijze die in het kader van de uitbating van een toeristische bezienswaardigheid voor verwarring kan zorgen, worden ondergeschikt gemaakt aan de inachtneming van de voorwaarden bepaald door de Regering. Die kunnen betrekking hebben op :
1° de kenmerken van de plaats en diens naaste omgeving zoals meer bepaald de ruimte-indeling, de uitrusting of de toegankelijkheid ervan;
2° de ontvangst, de begeleiding, de informatieverstrekking aan de toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers.
[1 ...]1
[1 Zij hebben minstens betrekking op :
1° de staat van onderhoud, gezondheid en schoonheid, en de veiligheid van de toeristische bezienswaardigheid;
2° de zedelijkheid van de vergunningsaanvrager, de houder ervan of van de persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid;
3° de informatie betreffende de bezoekersaantallen in de toeristische bezienswaardigheid die laatstgenoemde verplicht is te verstrekken.]1
Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme of, na een beroep, de Regering de houders of de toekomstige houders van de vergunning afwijkingen toestaan van de voorwaarden opgelegd overeenkomstig [1 het eerste lid, de punten 1° en 2°]1 om rekening te houden met specifieke situaties. De Regering kan het aantal voorwaarden waarvan een afwijking kan worden toegestaan, verder inperken.
Binnen de perken van zijn bevoegdheden kan de Regering andere voorwaarden bepalen die betrekking hebben op het intrinsieke belang van de bezienswaardigheid, meer bepaald voor wat betreft de recreatieve aspecten en/of de aspecten in verband met zijn aard, patrimonium, cultuur.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 46, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 131.BWR.[1 Elke toeristische bezienswaardigheid :
1° voldoet aan de minimumvoorwaarden voor de indeling "één zon", opgenomen in bijlage 5;
2° maakt zich bekend door een specifieke naam die duidelijk aan de ingang vermeld wordt;
3° beschikt over een ontvangst en een ticketverkoop die voor het publiek toegankelijk zijn :
a) drie opeenvolgende maanden per jaar en, tijdens die periode, minstens zes dagen per week, waaronder op zondag, en minstens zes uur per dag, of :
b) honderd dagen per jaar, minstens 4 uur per dag, waarbij minstens 200 uur in de weekends en op feestdagen vallen;
4° beschikt tijdens de periode waarin ze open is over een permanent bewaakte toegang, met een kantoor, een kassa of een georganiseerde en duidelijk identificeerbare ontvangst;
5° beschikt over een spraakinformatiesysteem die buiten de openingsperiode gemakkelijk toegankelijk is;
6° zorgt tijdens de openingsuren voor een permanente aanwezigheid van het onthaalpersoneel en van haar beheerder of één van zijn afgevaardigden in de omtrek van de toeristische bezienswaardigheid;
7° plakt het geldend individuele tarief en de geldende openingsuren duidelijk aan bij de ingang van de bezienswaardigheid;
8° beschikt over een gedrukte, van een datum voorziene, kosteloze publicatie die het individuele tarief en de openingstijden, de adresgegevens, de talen die bij de bezoeken gesproken worden en een omschrijving van de bezienswaardigheid vermeldt;
9° beschikt over een elektronische informatiedrager die minstens jaarlijks wordt bijgewerkt, die rechtstreeks en vrij toegankelijk is en die de in 7° bedoelde gegevens omvat;
10° is net en onderhouden;
11° de vergunninghouder verstrekt het Commissariaat-generaal voor Toerisme uiterlijk 31 januari van elk jaar de gegevens over de toeristische bezoekersaantallen van het afgelopen kalenderjaar, met inbegrip van de economische basisindicatoren en volgens de wijze bepaald door het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
12° heeft een bedrijfscapaciteit die minstens 30 personen tegelijk toelaat;
13° heeft een personeel dat door het dragen van herkenningstekens duidelijk identificeerbaar is.
Wat punt 7° betreft, kunnen de geactualiseerde uurregelingen en tarieven in geval van een gedrukte publicatie in een bijlage gepubliceerd worden.
Wat de punten 7° en 8° betreft, kunnen in eenzelfde publicatie of in de elektronische drager verschillende toeristische bezienswaardigheden voorgesteld worden voor zover ze deel uitmaken van een technische bedrijfseenheid of eenzelfde thema of eenzelfde geografisch gebied binnen een beperkte omtrek.
De Minister kan de verplichtingen bedoeld in het eerste lid bepalen.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 3 - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
HOOFDSTUK I. - Beginselen
Art. 132.D. De toeristische bezienswaardigheden zijn ertoe verplicht de door de Regering vastgestelde criteria met het oog op hun indeling in categorieën na te leven.
[1 Die criteria hebben minstens betrekking op de openingsperiodes.]1
Zij kunnen eveneens betrekking hebben op de ontvangst, de voorgestelde dienstverlening, de toegang, de veiligheid en de hygiëne.
Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert een indeling aan die bezienswaardigheden bij het afleveren van een machtiging om de benaming te gebruiken.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 47, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 133.BWR. De criteria waaraan de toeristische bezienswaardigheden voldoen met het oog op hun indeling in categorieën zijn in bijlage 5 opgenomen.
Art. 134.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vergunninghouder een schild af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.
Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.
Art. 135.BWR.Het schild bedoeld in artikel 134.D van het decreet vermeldt de benaming bedoeld in [1 1.D, 5°]1, ervan, en de indeling van de toeristische bezienswaardigheid. Het wordt op een zichtbare wijze aangebracht bij de hoofdingang ervan.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 136.BWR. De Minister bepaalt het model van het schild bedoeld in artikel 134.
Art. 137.MB.Het model van het schild toegekend aan de houders van een vergunning tot gebruik van de benaming bedoeld in [1 1.D, 5°]1 wordt bepaald in bijlage 6.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 138.BWR.Het schild wordt teruggegeven binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de vergunning of tot herziening van de indeling. Bij beroep wordt het binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing, als het een beslissing tot verwerping betreft, teruggegeven.
Indien men vrijwillig van het gebruik van de benaming afziet, wordt daar [1 per gecertificeerde zending]1 kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het schild wordt erbij gevoegd.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 139.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme herziet de categorie-indeling van een toeristische bezienswaardigheid indien die indeling overeenstemt met de voorwaarden die beantwoorden aan de indeling bij een hogere of lagere categorie.
Art. 140.D. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme een afwijking toestaan van één of meerdere criteria voor de categorie-indeling indien het van mening is dat de toeristische bezienswaardigheid, rekening houdend met diens bijzondere kenmerken, technisch in de onmogelijkheid verkeert om aan die criteria te voldoen. De regering kan het aantal criteria die voor een afwijkingsmaatregel in aanmerking komen, beperken.
Art. 141.BWR. Er kan geen afwijking worden toegestaan voor meer dan twee indelingscriteria.
Art. 142.D. De vergunninghouder meldt het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die de toegewezen categorie-indeling zou kunnen beïnvloeden, [1 per gecertificeerde zending]1, binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 48, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 143.D [1 D - De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de herziening van de categorie-indeling van een toeristische bezienswaardigheid.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 49, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 144.BWR.[1 Indien de vergunninghouder om de herziening van de categorie-indeling verzoekt en daarbij al dan niet een verzoek indient om af te wijken van een criterium van de categorie-indeling, gebeurt dat per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door laatstgenoemde vastgestelde formulier.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 145.BWR. [1 Indien het van mening is dat het verzoek alle bestanddelen omvat om met perfecte kennis van zaken over het verzoek te beslissen, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvrager per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst over waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is, binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek.
Indien dat niet het geval is, richt het binnen dezelfde termijn een schrijven per gecertificeerde zending aan de aanvrager waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde inlichtingen over te maken en over de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. Binnen de tien werkdagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 146.BWR. [1 Indien verzocht wordt om afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme het verzoek voor advies over aan de voorzitter van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden en tegelijk geeft hij kennis aan de aanvrager van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Het technisch comité brengt een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen de vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 147.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt kennis gegeven aan de aanvrager ofwel per gecertificeerde zending in geval van gunstige beslissing, ofwel bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in geval van ongunstige beslissing. Op elke vergadering van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen tot herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, tot afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling.
De in het eerste lid bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum vier maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gelijk met een beslissing tot aanvaarding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme
Art. 148.D. Indien de herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gebeurt, wordt diens beslissing getroffen overeenkomstig [1 de Regering]1.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 51, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 148/1.BWR. [1 De in artikel 148.D bedoelde procedure wordt georganiseerd overeenkomstig de artikelen 125 tot 129. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 4. - Beroepen
HOOFDSTUK I. - Beroepsprocedure
Art. 149.D. De verzoeker of de houder van een vergunning, hierna eveneens "de verzoeker" genoemd, kan [1 , volgens de procedure en de modaliteiten die hij bepaalt,]1 een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing :
1° tot weigering of tot intrekking van de vergunning;
2° tot weigering om een afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning of van het gebruik van de benaming overeenkomstig artikel [1 130.D, derde lid]1, of van de criteria inzake de categorie-indeling overeenkomstig artikel 140.D toe te kennen;
3° tot herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
4° tot weigering om de herziening van de categorie-indeling toe te kennen.
[1 ...]1
Het beroep is niet opschortend behalve indien het betrekking heeft op een beslissing tot intrekking van de vergunning of herziening van de categorie-indeling. In beide gevallen wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek dat aan de verzoeker wordt gewaarborgd om zijn beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de regering die over het beroep beslist.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 150.BWR. [1 Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing. Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 151.BWR. [1 Binnen tien werkdagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager. Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden bedoeld in artikel 156.D.
De aanvrager kan verzoeken om door de beroepsadviezencommissie van de toeristische bezienswaardigheden te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel per gecertificeerde zending aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van diens beroep.
De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 152.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de aanvrager overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de Minister aan voorbijgegaan.
Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 153.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep en richt zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 151.
Indien de Minister zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.
Van de beslissing van de Minister wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis gegeven aan de aanvrager ofwel per gecertificeerde zending in geval van gunstige beslissing, hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in geval van ongunstige beslissing. De beslissing wordt tegelijk medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische bezienswaardigheid gelegen is. Op elke vergadering van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 154.BWR. [1 De in artikel 153 bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending. Als de beslissing van de Minister niet aan de aanvrager meegedeeld wordt binnen de in artikel 153 bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat het stilzwijgen van de Minister gelijk met een beslissing tot aanvaarding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 155.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden
Art. 156.D. Er wordt een beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden opgericht, hierna "de commissie" genoemd, die ermee belast is om adviezen uit te brengen over de beroepen waarvan sprake in artikel 149.D.
Art. 157.D. § 1. De commissie bestaat uit :
1° één voorzitter;
2° twee gewone leden voorgedragen door de verenigingen ter bescherming van de verbruikers;
3° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden.
§ 2. De Regering benoemt de voorzitter en de commissieleden.
Voor elk gewoon lid, behalve de voorzitter, benoemt de Regering een plaatsvervanger.
§ 3. Een bijkomend lid dat het Commissariaat-generaal voor Toerisme vertegenwoordigt, kan met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bijwonen.
§ 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
Art. 158.D. De leden voorgedragen door het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden dienen buiten eigen kring gekozen te worden.
Art. 159.D. De ambten van voorzitter, commissieleden en hun plaatsvervangers hebben een duur van vijf jaar ingaand te rekenen van de datum van hun benoemingsbesluit. Elk mandaat is hernieuwbaar.
In afwijking van vorig lid wordt de samenstelling van de adviescommissie herzien binnen de zes maanden volgend op de hernieuwing van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden. De commissie vergadert evenwel op geldige wijze zolang diens hernieuwing niet plaatsgevonden heeft.
Art. 160.D. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.
De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze als minstens de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn.
De adviezen worden door de aanwezige leden uitgebracht.
Art. 161.D. De Regering bepaalt de procedure voor de benoeming van de voorzitter en de commissieleden, diens werkingswijze en het bedrag van de vergoedingen en retributies die eventueel worden toegekend aan de voorzitter en aan de leden.
Art. 162.BWR. De Minister is ermee belast de voorzitter en de gewone en de plaatsvervangende leden van de commissie bedoeld in artikel 156.D te benoemen.
Art. 163.BWR. De in artikel 156.D bedoelde commissieleden, voorgedragen door het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden, worden gekozen uit een lijst van zes namen.
Art. 164.BWR. De meest representatieve verenigingen ter bescherming van de consumenten worden door de Minister verzocht een lijst van zes kandidaten die zullen zetelen in de commissie bedoeld in artikel 156.D voor te dragen.
Art. 165.BWR. De plaatsvervangende leden worden benoemd volgens dezelfde procedure als die voor de gewone leden en op grond van dezelfde lijsten.
Art. 166.BWR. Het plaatsvervangend lid kan zetelen indien het gewone lid voor wie hij als plaatsvervanger optreedt, verhinderd is.
Art. 167.BWR. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door het oudste gewone lid.
Art. 168.BWR. De Minister beëindigt het mandaat van de commissieleden die de hoedanigheid verliezen op grond waarvan ze benoemd zijn.
De Minister kan de voorzitter of een lid afzetten bij kennelijk wangedrag of ernstige tekortkoming aan de plichten uit zijn ambt of een lid dat van meer dan drie opeenvolgende vergaderingen afwezig blijft, behalve in geval van overmacht.
Voor elke afzetting wordt de betrokken persoon gehoord door de Minister of diens vertegenwoordiger.
Art. 169.BWR. Valt een mandaat open vóór het verstrijkt, wordt de plaatsvervanger als gewoon lid benoemd voor de overblijvende duur van het mandaat.
Er wordt in zijn vervanging als plaatsvervangend lid voorzien binnen de zestig dagen volgend op diens benoeming als gewoon lid. Daartoe dragen het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden of de overeenkomstig artikel 164.BWR ondervraagde verenigingen een lijst van twee namen voor.
Art. 170.BWR. Het is elk lid, met inbegrip van de voorzitter, verboden te zetelen indien het een rechtstreeks belang heeft in wat besproken wordt, ofwel persoonlijk, ofwel via een tussenpersoon, ofwel als zaakgelastigde.
Art. 171.BWR.De voorzitter en de commissieleden hebben recht op :
1° een aanwezigheidsgeld van [1 veertig]1 euro per vergadering die zij bijwonen en per technisch bezoek dat ze afleggen;
2° [1 de terugbetaling van hun verplaatsingskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode.]1
Het bedrag bedoeld onder 1° wordt aan het indexcijfer aangepast volgens de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het wordt gekoppeld aan spilindex 138.01 van 1 januari 1990.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 172.BWR. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.
TITEL 5. - Subsidies
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 173.D. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting [1 kan de Regering een subsidie toekennen]1 voor de uitrusting, de aanleg en de verbetering van de infrastructuren van een toeristische bezienswaardigheid, evenals voor het ereloon in verband met de werkzaamheden.
De belasting over de toegevoegde waarde kan inbegrepen zijn in het bedrag van de aankopen en werkzaamheden die voor subsidie in aanmerking komen, indien die belasting niet door de verzoeker gerecupereerd wordt.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 54, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 174.D. De toekenning van een subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende voorwaarden :
1° de verzoeker dient houder te zijn van de vergunning bedoeld in artikel 110.D of zich er schriftelijk toe te verbinden uiterlijk tegen de voltooiing van de werkzaamheden om de vergunning te verzoeken;
2° de verzoeker dient ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 182.D voor te leggen.
De subsidiegerechtigde dient de bestemming van het goed tijdens vijf jaar, ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, in stand te houden.
Er wordt geen enkele subsidie verleend indien een andere overheid reeds een subsidie heeft verleend voor die werken of aankopen.
HOOFDSTUK II. - Subsidiepercentage en -bedrag
Art. 175.D. Het subsidiepercentage bedraagt [1 30 %]1 van de kostprijs van de aankopen en werken bedoeld in artikel 173.D.
De Regering kan evenwel prioritaire investeringen bepalen waarvoor zij gemachtigd is het subsidiepercentage, dat 50% van de kostprijs van de aankopen en de werken bedoeld in artikel 173.D kan bedragen, nader te bepalen.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 55, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 176.D. Van de aankopen en werken waarvoor een subsidie verleend kan worden krachtens artikel 173.D, stelt de Regering een nauwkeurige opgave vast.
Art. 177.BWR.Er wordt in een subsidie voorzien [1 tegen 30 % van de kosten van de aankopen en werken bedoeld in artikel 173.D]1 voor zover zij enkel de delen van de toeristische bezienswaardigheid betreffen die voor het publiek toegankelijk zijn en ze aantrekkelijker maken :
1° de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goeden, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking;
2° de volgende installaties :
a) de verwarming, de elektriciteit en de watertoevoer;
b) de airconditioning en de luchtzuivering;
c) de liften.
3° volgende buitenwerken en Binrichtingen :
a) wijzigingen in het bodemreliëf;
b) de aanleg of de inrichting van paden en wegen;
c) de verlichting;
d) het aanplanten van binnenlandse soorten;
e) de aankoop van gemotoriseerd onderhoudsmateriaal en van vuilnisbakken [1 voor de selectieve afvalsortering]1.
[1 f) de werken voor de inrichting van de speelruimten;]1
[1 4° de specifieke materiële of immateriële inrichtingen voor de opvang en de informatie van de bezoekers alsook de inrichtingen voor de informatiedrager;
5° de installatie van een toeristische signalisatie en van bewegwijzering;
6° de installatie van de uitrustingen voor de lading van de motorvoertuigen en andere elektrische voertuigen van de bezoekers;
7° de installatie van de sanitaire installaties, de vestiaires en toebehoren;
8° de installatie de uitrustingen voor preventie en veiligheid, met inbegrip van videobewaking;
9° de aanleg van aan de bezienswaardigheid eigen parkeerplaatsen voor de bezoekers, met inbegrip van de ruimten voorzien voor de tweewielers.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 178.BWR.[1 Er wordt in een subsidie voorzien tegen 50 % van de kosten van de aankopen en werken bedoeld in artikel 173. D voor :
a) de aankoop en de installatie van het brandbestrijdingsmaterieel;
b) de specifieke inrichtingen ter bevordering van de informatie en de opvang van de personen met beperkte beweeglijkheid, met het oog, meer bepaald, op conformering aan de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de toegankelijkheid en het gebruik van de ruimten en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn of waar een collectief gebruik van wordt gemaakt, door de personen met beperkte beweeglijkheid;
c) de ticketverkoop en de elektronische uitrustingen voor de inzameling van statistische gegevens;
d) de inrichtingen die besparingen mogelijk moeten maken op het energieverbruik van een uitrusting die de toeristische bezienswaardigheid vormt;
e) de specifieke materiële of immateriële inrichtingen voor de minstens drietalige opvang en de informatie van de bezoekers alsook de inrichtingen voor de informatiedrager in minstens drie talen;
f) het verkrijgen van een elektronisch betaalmiddel.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 179.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 180.D. Er kan geen enkele subsidie worden toegekend indien de kostprijs van de aankopen en werken lager is dan 1.500 euro, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen.
Art. 181.D. § 1. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een toeristische bezienswaardigheid kan [1 200.000 euro]1 per periode van drie jaar niet overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar.
De Regering is gemachtigd om een maximumbedrag per categorie werken vast te leggen.
§ 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het een subsidie-aanvraag krijgt voor een toeristische bezienswaardigheid, het de minimis-subsidiebedrag toegekend voor die toeristische bezienswaardigheid in de loop van de twee begrotingsjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de aangevraagde subsidie, indien toegekend, vastgelegd zou worden.
De subsidie kan het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf niet overschrijden.
Indien het bedrag van een subsidie het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 bereikt, kan er enkel een nieuwe subsidie worden toegekend op grond van een nieuwe aanvraag, die pas ingediend kan worden twee jaar na de vastlegging van de vorige subsidie.
Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het de minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig [1 artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun]1.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 56, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies
Art. 182.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de toekenning en de vereffening van de subsidies.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 183.BWR.Elke aanvraag tot het verkrijgen van de subsidie wordt ingediend aan de hand van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, dat uitdrukkelijk de verwoording van artikel 174.D, lid 3, vermeldt.
Samen met de aanvraag worden alle nuttige documenten en gegevens ingediend, en minstens :
1° een nota dat het nut van de investeringen uiteenzet;
2° in voorkomend geval, een plan met afmetingen van het overwogen of uitgevoerde werk;
3° een ontwerp met raming, beschrijvende opmetingsstaat en eenheidsprijzen;
4° een afschrift van de titel met betrekking tot de betrokken site waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende rechten beschikt om de werken uit te voeren;
5° in voorkomend geval, de verbintenis bedoeld in artikel 174.D, lid 1, 1°;
6° desgevallend de volledige inlichtingen over de andere de minimis Bsteun verkregen van andere overheden of openbare instellingen tijdens de drie jaar die aan de aanvraag zijn voorafgegaan.
[1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het tweede lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het tweede lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 184.D. Elke persoon die vraagt dat een subsidie wordt toegekend krachtens artikel 173.D, geeft daardoor de Regering de toelating om zonder verplaatsing elke nuttig geachte verificatie door te voeren.
De weigering om zich te onderwerpen aan die verificaties of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat niet voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld in artikel 174.D.
Art. 185.D. § 1. Elke subsidie kan tegen maximum 75% na overlegging van de uitgavestukken ter verantwoording van de aankopen of de werken tegen minstens 20% van de voorziene uitgave vereffend worden.
De eindafrekening dient uiterlijk voor verstrijken van de twaalfde maand volgend op de datum van de laatste voorlopige vereffening te worden voorgelegd.
§ 2. De werken, de materiaalleveringen of de dienstverleningen waarvoor een subsidie wordt aangevraagd dienen ten vroegste aan te vangen op de datum van indiening van die aanvraag en uiterlijk binnen de drie jaar te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie voltooid te zijn.
[1 De vereffening van de subsidie wordt uitgevoerd voor zover de toeristische bezienswaardigheid in werking is en over de toestemming beschikt om de benaming toeristische bezienswaardigheid te gebruiken op het tijdstip van de vereffening.]1
§ 3. Bij niet-naleving van de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en behoudens verlenging toegekend door de Regering op grond van een behoorlijk verantwoorde aanvraag ingediend door de subsidiegerechtigde voor het verstrijken van de aanvankelijke termijn dienen de onverschuldigd gestorte sommen terugbetaald te worden.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 186.D. De subsidie wordt vereffend aan degene die de materiaalaankopen of de werken financiert voor zover hij steeds eigenaar of vergunningshouder is op de dag van de vereffening.
Art. 187.D. De Regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 174.D, 185.D en 186.D nageleefd worden.
De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikel 174.D, 185.D of 186.D niet naleeft.
Art. 188.D. Behoudens voorafgaandelijke andersluidende beslissing van de Regering dient de subsidiegerechtigde de subsidie in verhouding tot het aantal overblijvende jaren terug te betalen indien binnen de termijn van vijf jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, niet meer aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 174.D voldaan wordt.
Art. 189.BWR. De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 aan die belast zijn met :
1° de verificaties ter plaatse bepaald in artikel 184.D van het decreet;
2° de controle bepaald in artikel 187.D van het decreet.
TITEL 6. - Overtredingen en straffen
HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen
Art. 190.D. § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en de personeelsleden aangewezen door de Regering ermee belast over de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit Boek te waken. Daartoe kunnen ze bij de uitoefening van hun opdracht :
1° alle plaatsen, zelfs gesloten en overdekt, op elk uur van de dag en de nacht betreden indien zij ernstige redenen hebben om te geloven dat er een overtreding van het Boek bestaat; indien het een, zelfs tijdelijke, woonplaats betreft, is de schriftelijke toestemming van de vergunninghouder, van de bewoner(s) of de voorafgaandelijke toelating van [1 de onderzoeksrechter volgens de procedure bedoeld in artikel 24, § 2, van het sociaal strafwetboek]1 vereist, die nagaat of er aanwijzingen voor een overtreding bestaan;
2° de bijstand van de politie vragen;
3° op grond van ernstige aanwijzingen voor een overtreding, elke doorzoeking, elke controle en elk onderzoek verrichten en elke inlichting vergaren die ze noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en diens uitvoeringsbepalingen worden nageleefd, en meer bepaald :
a. elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nodig is voor het uitoefenen van het toezicht en van die verhoren processen-verbaal op te stellen die tot het bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben;
b. zich ter plaatse elk document, stuk of titel die voor de vervulling van hun opdracht noodzakelijk is, laten voorleggen of ze onderzoeken, er een fotografisch of ander afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen.
De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het eerste lid hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats.
§ 2. In geval van overtreding van dit Boek kunnen de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 :
1° voor elke overtreder een termijn vastleggen om zich met de wet in overeenstemming te brengen; die termijn kan slechts eenmalig verlengd worden; het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de procureur des Konings in over de getroffen schikkingen; bij verstrijken van de termijn of, al naar gelang van het geval, bij verlenging ervan stelt de ambtenaar of het personeelslid verslag op; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt het bij ter post aangetekend schrijven binnen de tien dagen aan de overtreder en aan de procureur des Konings over;
2° een proces-verbaal opstellen dat tot bewijs van het tegendeel bewijskracht heeft; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt dat proces-verbaal bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de procureur des Konings en aan de overtreder over binnen de tien dagen volgend op de datum waarop het opgesteld is of na verstrijken van de termijn bedoeld onder punt 1°.
Een afschrift ervan wordt in dezelfde termijn gericht aan de burgemeester van de gemeente waar het betrokken goed gelegen is en, bij ter post aangetekend schrijven, aan diens eigenaar en aan de vergunninghouder, gericht.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 191.BWR. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 190.D worden door de Minister aangewezen onder de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboeten
Art. 192.D. § 1. [1 In de volgende gevallen loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 125 euro niet mag overschrijden :
1° de niet naleving van de procedure betreffende een vergunningsaanvraag als toeristische bezienswaardigheid;
2° de niet-melding, door de houder van de vergunning, van elke wijziging die de toekenningsvoorwaarden van de vergunning bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme zou kunnen beïnvloeden;
3° een overtreding van de artikelen 142. D en 188. D;
4° een overtreding van elk bepaling genomen in uitvoering van de handelingen bedoeld in de punten 1° tot 3°.]1
In geval van overtreding van de artikelen 110.D, 130.D, eerste lid, 134.D, tweede lid of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen, evenals in geval van smaad of ernstige bedreiging aan gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van het inspectierecht bepaald in artikel 190 loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 25.000 euro niet mag overschrijden.
De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische bezienswaardigheid behalve indien hij aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te treffen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.
In afwijking van vorig lid kan bij smaad of ernstige bedreiging enkel de dader vervolgd worden.
§ 2. De vastgestelde overtredingen van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, worden bij wijze van administratieve geldboete vervolgd behalve indien het Openbaar ministerie, rekening houdend met de ernst van de overtreding, acht dat er aanleiding is tot strafrechtelijke vervolging. Strafrechtelijke vervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, behalve in geval van seponering.
De administratieve geldboete wordt opgelegd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
§ 3. Een exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt aan het Openbaar ministerie binnen de vijftien dagen na opstellen ervan.
Het Openbaar ministerie beschikt over een termijn van vier maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis te geven van zijn beslissing om al dan niet strafrechtelijke vervolging in te stellen.
§ 4. Indien het Openbaar ministerie ervan afziet om te vervolgen of nalaat om binnen de vastgestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven of in de veronderstelling van een seponering beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme, na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn verweermiddelen voor te leggen, of er aanleiding toe is om wegens de overtreding een administratieve geldboete op te leggen.
De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme stelt het bedrag van de administratieve geldboete vast en is gemotiveerd. Daarvan wordt kennis gegeven aan de overtreder bij ter post aangetekend schrijven, tegelijk met een uitnodiging om zich van de boete te kwijten binnen de termijn vastgesteld door de regering.
De kennisgeving van de beslissing tot vaststelling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.
De betaling van de boete beëindigt het optreden van het bestuur.
§ 5. De overtreder die de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme betwist, dient op straffe van uitsluiting een beroep bij wijze van verzoekschrift bij de burgerlijke rechtbank in binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. Van een afschrift van dat beroep richt hij gelijktijdig een afschrift aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het beroep, evenals de termijn om het beroep in te dienen, schorten de uitvoering van de beslissing op.
De bepaling van vorig lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.
§ 6. Indien de overtreder in gebreke blijft om de boete te betalen, wordt de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van de burgerlijke rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden, aan de afdeling thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest overgemaakt met het oog op inning van het administratieve geldboetebedrag.
§ 7. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen de drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel verdubbeld.
De administratieve beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, kan niet meer getroffen worden drie jaar na het feit dat een overtreding bedoeld bij dit artikel uitmaakt.
De uitnodiging aan de overtreder om zijn verweermiddelen voor te leggen, bedoeld in paragraaf 4, eerste lid, die binnen de termijn bepaald in vorig lid wordt gedaan, stuit de verjaring. Die handeling leidt een nieuwe termijn met gelijke duur in, zelfs ten overstaan van personen die er niet bij betrokken zijn.
§ 8. De Regering kan de wijze van inning van de boete bepalen.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 60, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties
Art. 193.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en een geldboete van 1 tot 25 euro of met slechts één van die straffen degene die [1 de vergunningsprocedure bedoeld in artikel 114.D of de artikelen 142. D et 188. D of de bepalingen genomen in uitvoering van deze artikelen niet naleeft]1.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 194.D. Bestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 26 tot 5.000 euro, of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 110.D, 130.D, eerste lid, 134.D, tweede lid, of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt, evenals in geval van smaad of ernstige bedreiging ten opzichte van de gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van de uitoefening van het inspectierecht bepaald in artikel 190.D.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.
Art. 195.D. De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische bezienswaardigheid behalve indien laatstgenoemde aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te nemen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.
In afwijking van vorig lid kan bij smaad of ernstige bedreiging enkel de dader vervolgd worden.
Art. 196.D. § 1. Naast de boeten bepaald in de artikelen 193.D en 194.D beveelt de rechter op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in oorspronkelijke staat.
De rechter kan bevelen dat de veroordeelde op straffe van een dwangsom binnen de acht dagen volgend op de dag waarop het vonnis definitief is geworden een zekerheid ten voordele van het Waalse Gewest stelt waarvan het bedrag gelijk is aan de geraamde kost van de bevolen maatregelen.
Die zekerheid bestaat uit een neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas of uit een onafhankelijke bankwaarborg uitgegeven door een erkende kredietinstelling ofwel bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ofwel bij een overheid van een lidstaat van de Europese Unie die gemachtigd is om de kredietinstellingen te controleren.
Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek beveelt de rechter dat, indien de plaats niet in oorspronkelijke staat is hersteld binnen de voorgeschreven termijn, het Commissariaat-generaal voor Toerisme van ambtswege in de tenuitvoerlegging ervan kan voorzien en de kosten ervan terug kan vorderen indien de werken zijn uitgevoerd op grond van een gewone staat opgesteld door de regering. Die staat is uitvoerbaar.
§ 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan voor de politie- of correctionele rechtbank treden om naast de boeten bepaald in de artikelen 193.D en 194.D de veroordeling tot staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.
Het kan eveneens voor de burgerlijke rechtbank treden om de veroordeling tot de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.
TITEL 7 - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 197.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 198.BWR. De bepalingen van dit Boek treden in werking op 1 juni 2007.
BOEK III. [1 - Toeristische Logies]1
----------
(1)
TITEL 1. - Publicatie van toeristische brochures
Art. 199.D. Op vraag van het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn de houders van een krachtens dit boek afgeleverde vergunning en de verenigingen voor sociaal toerisme ertoe verplicht hem [1 per elektronische post en]1 binnen de dertig dagen na ontvangst van zijn verzoek de gegevens te bezorgen die noodzakelijk zijn voor [1 publicaties]1 ter bevordering van de [1 toeristische logies]1. De aard van die gegevens wordt door de Regering bepaald.
Indien er geen antwoord volgt binnen de termijn bepaald in het eerste lid, hernieuwt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn verzoek bij ter post aangetekend schrijven.
De krachtens dit Boek afgeleverde vergunning en erkenning kunnen ingetrokken worden indien de vergunninghouder of de vereniging voor sociaal toerisme tijdens twee jaar na elkaar geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om inlichtingen. Er wordt beslist overeenkomstig de procedure bepaald [1 bij artikel 217.D]1 voor een vergunning en bij de artikelen 320.D tot 324.D voor een erkenning. Het beroep tegen die beslissing gebeurt volgens de voorwaarden en de procedure die respectievelijk in de artikelen 228.D [1 ...]1 en 325.D tot 330.D worden vastgesteld.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 64, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 200.BWR.de houders van een vergunning en de verenigingen voor sociaal toerisme worden ertoe verplicht om het Commissariaat-generaal voor Toerisme alle inlichtingen te verschaffen overeenkomstig artikel 199.D betreffende respectivelijk :
1° de toegelaten uitrusting van [1 het toeristische logies]1 en van hun centra voor sociaal toerisme;
2° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit van [1 het toeristische logies]1 en van hun centra voor sociaal toerisme;
3° de voorgestelde dienstverlening;
4° de toegepaste tarieven;
5° in voorkomend geval, hun " gastentafel " [1 ...]1.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 201.BWR.[1 Op grond van de krachtens artikel 200 ingewonnen inlichtingen zorgt "Wallonie Belgique Tourisme" jaarlijks voor de publicatie van officiële lijsten van het hotelwezen, van het streekgebonden toerisme, van de gemeubileerde vakantiewoningen, van de toeristische toeristische campings en campings op de hoeve, van de centra voor sociaal toerisme, van de vakantiedorpen en van de kampplaatsen. "Wallonie Belgique Tourisme" kan verschillende soorten toeristische logiezen in eenzelfde lijst bundelen.
Indien de inlichtingen bedoeld in artikel 200 niet tijdig zijn verstrekt, wordt het toeristische logies enkel met naam en adres in de lijst vermeld.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
TITEL 2. [1 - Hotelbedrijven, streekgebonden toeristisch logies, gemeubileerde vakantiewoningen, toeristische campings en vakantiedorpen]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - Exploitatievoorwaarden]1
----------
(1)
Art. 201/1.D. [1 § 1. Elke exploitant van een toeristische logies moet de volgende voorwaarden naleven :
1° beschikken over een brandveiligheidsattest of, in voorkomend geval, over een vereenvoudigd controleattest, verleend in overeenstemming met boek III, titel IV, hoofdstuk 1 betreffende de brandveiligheid;
2° geen verblijfsduur van minder dan één nacht aanbieden;
3° beschikken over een verzekering tot dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor alle schade, berokkend door de exploitant of door elke persoon belast met de exploitatie van het toeristische logies;
4° niet in België veroordeeld zijn overeenkomstig een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing en in België uitgesproken wegens een overtreding omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of die in het buitenland is uitgesproken wegens een feit dat één van die overtredingen uitmaakt, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort is en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft.
Elke exploitant van een toeristische logies legt een verklaring af bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme die betrekking heeft op de naleving van de voorwaarden opgesomd in het eerste lid, 1° tot 4°. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure betreffende het vervullen van deze verklaring.
Op elk ogenblik kan de exploitant het voorwerp uitmaken van een controle om de naleving van de voorwaarden volgens de modaliteiten voorzien door de Regering na te gaan.
In afwijking van het eerste lid is er geen enkele verklaring vereist als, gedurende maximum zestig dagen per jaar, het terrein wordt bestemd voor het kamperen door groepen die lid zijn van een jeugdorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of nog door de bevoegde overheid van elke Lidstaat van de Europese Unie en die uitsluitend tenten gebruiken als verplaatsbare verblijven.
§ 2. Behalve de naleving van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, moet elke groot onderkomen, al dan niet erkend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, aan één van de twee volgende criteria voldoen :
1° zich bevinden in een woonkern op een afstand die de rust van de omwonenden garandeert;
2° de exploitant van het toeristische logies of de persoon belast met het dagelijkse beheer van het toeristische logies zorgt voor de aanwezigheid van een behoorlijk gemachtigde verantwoordelijke voortdurend ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid; hij zorgt voor de goede toepassing van het huurcontract, alsook voor de strikte naleving van de kalmte van de omwoners.
De exploitant van het toeristische logies dient zich ervan te vergewissen dat de bewoners van laatstgenoemde de omwonenden en hun normale rust respecteren.
Indien de betrokken burgemeester bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme tussenbeide moet komen omdat de bewoners van het toeristische logies de rust van de omwonenden verstoren, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme de burgemeester in over het gevolg dat gegeven is aan diens tussenkomst binnen de drie maanden na ontvangst ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 68, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 201/2.BWR. [1 De exploitant van een toeristisch logies verricht zijn aangifte per gecertificeerde zending op basis van een document dat door het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt ter beschikking gesteld. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van tien werkdagen om van die aangifte ontvangst te berichten per schrijven of per-email.
Mits de naleving van de in artikel 201/1. D bedoelde voorwaarden en zodra die aangifte wordt verricht, kan het toeristische logies uitgebaat worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 201/3.BWR. [1 Overeenkomstig artikel 201/1.D, § 1, derde lid, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme de exploitant van het toeristische logies verzoeken om één of verschillende van de volgende documenten over te maken :
1° een afschrift van het brandveiligheidsattest of van het vereenvoudigd controleattest;
2° een uittreksel van het strafregister, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan zes maanden op naam van de exploitant van het toeristische logies, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het toeristische logies, en in voorkomend geval, van de vertegenwoordigende instantie;
3° het attest van een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade aangericht door de persoon (personen) belast met de uitbating van het toeristische logies.
In dit geval maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn aanvraag per gecertificeerde zending aan de exploitant van het toeristische logies over. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen van de datum van zending van het schrijven om de vereiste documenten per gecertificeerde zending over te maken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 201/4.D. [1 Elke tussenpersoon bedoeld in het tweede lid bezorgt, voor de toeristische logiezen gelegen in het Franse taalgebied waarvoor hij promotiepogingen verricht, aan de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 494.D, op schriftelijk verzoek, de gegevens met het oog op de identificatie van de exploitant en de adresgegevens van de toeristische logiezen. Deze gegevens worden opgevraagd in het kader van een steekproef of bij twijfel over de niet-naleving van de voorwaarden bedoeld bij of krachtens artikel 201/1. D, of in het kader van een klacht over een toeristisch logies.
De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende het overmaken van de gegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 69, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK Ibis. [1 - Vergunning]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning
Art. 202.D. Zonder schriftelijke en uitdrukkelijke voorafgaandelijke vergunning mag niemand in het kader van de uitbating van [1 een toeristisch logies]1 gebruik maken van een benaming bedoeld in [1 artikel 1. D, 11°, 12°, 23°, 29°, 35°, 47° en 53°]1 of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen.
De vergunning bedoeld in het eerste lid wordt hierna "de vergunning" genoemd.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 203.D. De vergunning vermeldt :
1o de identiteit van de houder;
2° de identificatie en de ligging van [1 het toeristisch logies]1;
3° de benaming die [1 het toeristisch logies]1 toegewezen wordt;
4o in voorkomend geval, de afwijkingen die toegestaan worden overeenkomstig artikel 222.D, §2;
5o de categorie waarbij [1 het toeristisch logies]1 is ingedeeld en, in voorkomend geval, de afwijkingen van de indelingscriteria toegestaan overeenkomstig artikel 264.D;
6o de basiscapaciteit en de maximale capaciteit van [1 het toeristisch logies]1;
7o in voorkomend geval, de duur van de vergunning.
Daarnaast vermeldt de vergunning betreffende een [1 toeristische camping]1 :
1° behalve voor de [1 campings]1 op een hoeve, de gebieden die bestemd zijn om respectievelijk kampeerders op doortocht, [1 en seizoensgebonden]1 kampeerders onder te brengen;
2° in voorkomend geval, het overstroombare deel van het terrein.
Daarnaast wordt in de vergunning voor een vakantiedorp diens omtrek aangegeven en, bijgaand, de lijst van de verblijfseenheden.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 204.D. De vergunning kan in de tijd beperkt zijn.
Art. 205.D. De vergunning geldt enkel voor [1 de toeristische logiezen]1 waarvoor hij is afgeleverd en voor de vergunninghouder aan wie hij is afgeleverd [1 , met uitzondering van de gevallen voorzien door de Regering]1.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 72, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 2. - Vergunningsprocedure
Art. 206.D. [1 De Regering bepaalt de documenten, de modaliteiten en de procedures betreffende de toekenning van de vergunning bedoeld in artikel 202. D. Zij kan een vereenvoudigde procedure voorzien wanneer de exploitatie overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad.
De vergunningsaanvraag kan een aanvraag bevatten tot afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning en voor het gebruik van een benaming bedoeld in artikel 222. D, § 1, eerste lid, 1° en 2°, of van de indelingscriteria bedoeld in artikel 262. D.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 207.BWR.De vergunningsaanvraag wordt [1 per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme]1 overgemaakt door middel van het formulier [1 afgegeven door laatstgenoemde]1. [1 Ze bepaalt de benaming die de aanvrager wenst te gebruiken en wordt vergezeld van de volgende documenten]1 :
1° [1 ...]1
2° in geval van toepassing van artikel 332.D, een afschrift van het brandveiligheidsattest;
3° in geval van toepassing van artikel 347.D, een afschrift van het vereenvoudigd controleattest;
4° in voorkomend geval, een afschrift van de vereiste administratieve vergunningen, die definitief geworden moeten zijn;
5° [1 een uittreksel van het strafregister, bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd sinds minder dan zes maanden op naam van de aanvrager en, voor de hotelbedrijven, de gemeubileerde vakantiewoningen, de toeristische campings en campings op de hoeve, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het toeristische logies en voor de vakantiedorpen, van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vertegenwoordigende instantie;]1
6° voor de hotelbedrijven, de gemeubileerde vakantiewoningen [1 en de toeristische campings]1 die bedreven worden door een handelsmaatschappij, een afschrift van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de akte tot oprichting van de maatschappij en diens eventuele wijzigingen en voor de vakantiedorpen, een afschrift van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de akte tot oprichting van de vertegenwoordigende instantie en diens eventuele wijzigingen;
7° voor de [1 toeristische campings]1, de [1 campings]1 op een hoeve uitgezonderd, een nauwkeurige plattegrond op schaal 1/500e of 1/1 000e waarop de inrichting, de uitrusting van het terrein, de verschillende stroken bedoeld in artikel 203.D, tweede lid, 1°, evenals het aantal plaatsen per strook en waaruit opgemaakt kan worden dat de voorwaarden van de artikelen 245.BWR tot 250.BWR nageleefd worden, evenals een uittreksel uit de kadastrale legger waarop de belendingen van de betrokken percelen vermeld zijn;
8° [1 voor de campings op de hoeve, de vestigingsligging op het kadastraal plan, met inbegrip van het kadastraal nummer, een omschrijving van de uitrusting en de ligging ervan, waarbij beoordeeld kan worden dat de voorwaarden van de artikelen 250 en 252 nageleefd worden;]1
9° voor de vakantiedorpen, een plattegrond opgemaakt door een landmeter of een architect, op schaal 1/1 000e, waarop de omtrek ervan afgebakend wordt en de plaatsen van de verschillende verblijven en andere gebouwen worden gesitueerd, en waaruit de inrichtingen en de uitrustingen ervan blijken en waaruit kan worden opgemaakt dat de voorwaarden van de artikelen 254.BWR tot 260.BWR worden nageleefd;
10° indien artikel [1 206.D, tweede lid]1 van toepassing is, alle documenten en inlichtingen die de toekenning van de aangevraagde afwijking mogelijk zouden maken.
De Minister kan de gegevens bedoeld in de opsomming van het vorige lid nader bepalen.
[1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde documenten voor zover ofwel hij over één of meerdere stukken of inlichtingen bedoeld in het eerste lid beschikt, ofwel hij daarover kan beschikken via een databank van authentieke gegevens of via een samenwerking met de bevoegde overheden.]1
[5 Voor de ruimten voor de ontvangst op de hoeve bedoeld in artikel 252/1, 1°, van het Wetboek, kan het "Commissariat Général au Tourisme" (Commissariaat-Generaal voor Toerisme) de bevoegde overheid verzoeken om een attest van vrijstelling van de stedenbouwkundige vergunning in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling.]5
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
<DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
(4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 208.BWR. [1 § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen tien werkdagen na ontvangst ervan per gecertificeerde zending een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en informeert het hem over het de tijd waarover hij beschikt om bedoelde stukken over te maken en de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. De ontbrekende stukken worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending.
Binnen tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
§ 2. Indien het toekennen van een afwijking bedoeld in artikel 222. D, § 2, op eigen initiatief gebeurt of indien de aanvrager in zijn vergunningsaanvraag een afwijking als bedoeld in artikel 206.D, tweede lid, heeft aangevraagd, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies aan de voorzitter van het technische comité bevoegd volgens het betrokken toeristische logies, hierna genoemd het "bevoegd technisch comité", en tezelfdertijd geeft hij aan de aanvrager kennis van het bericht van ontvangst, waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Het bevoegd technisch comité brengt, in voorkomend geval, een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 209.BWR. [1 § 1. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van drie maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Die termijn wordt op vier maanden gebracht in de veronderstelling bedoeld in artikel 208, § 2, eerste lid.
De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar het toeristische logies gevestigd is, gericht. Op elke vergadering van het bevoegd technisch comité geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel weigering van vergunningen.
§ 2. De in § 1, eerste of tweede lid, bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de aanvrager binnen de in § 1, eerste of tweede lid, bedoelde termijn of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat gelijk met een beslissing tot toekenning van de vergunning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 210.BWR. [1 § 1. In afwijking van artikel 207 bestaat de vergunningsaanvraag, indien de uitbating overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad, uit een uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur dat aan de aanvrager is afgeleverd sinds minder dan zes maanden.
De in het eerste lid bedoelde overnemer dient de vergunningaanvraag per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme in.
1° bij afstand van een toeristisch logies, binnen drie maanden te rekenen van de afstand;
2° bij overlijden van de houder van de vergunning, binnen zes maanden te rekenen van het overlijden.
Binnen de dertig dagen na ontvangst ervan beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de vergunningsaanvraag en geeft er kennis van aan de aanvrager. De termijn van dertig dagen kan slechts eenmalig worden verlengd voor een gelijkwaardige duur. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de aanvrager binnen de voorgeschreven termijn, in voorkomend geval verlengd, staat gelijk met een beslissing tot toekenning van de vergunning.
§ 2. In afwijking van de artikelen 202.D en 205.D kan de benaming in de gevallen bepaald in § 1 gebruikt blijven worden tot en met de kennisgeving van de komende beslissing of het verstrijken van de termijn van dertig dagen bepaald in paragraaf 1, tweede lid, voor zover de aanvraag binnen de vastgestelde termijn is ingediend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 211.BWR. [1 Binnen de drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, de toeristische camping, de camping op de hoeve of het vakantiedorp laat de vergunninghouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister bestemd voor een overheidsbestuur en afgeleverd op naam van de vervanger sinds minder dan zes maanden geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 212.D. De vergunning wordt aangeplakt op door de Regering bepaalde wijze.
Art. 213.BWR.De vergunning wordt in [1 het betrokken toeristische logies]1 op zichtbare wijze aangeplakt.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 214.D. De vergunninghouder meldt aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die van invloed zouden kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning, bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.
Art. 215.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 74, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 3. - Intrekking van de vergunning
Art. 216.D. De vergunning kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken :
1° indien de voorschriften van dit Boek niet worden nageleefd;
2° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische logiesverstrekkende inrichting, [1 de streekgebonden toeristische logies,]1 de gemeubileerde vakantiewoning, [1 de toeristische camping]1, [1 of]1 het vakantiedorp [1 ...]1 veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden en die in België voor een inbreuk omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat gelijkaardig is aan feit dat één van die overtredingen vormt, is uitgesproken, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf is opgeschort en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;
3° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, [1 de toeristische camping]1, [1 of]1 het vakantiedorp [1 ...]1 veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit Boek;
4° wat betreft de vakantiedorpen, indien bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bezwaar aanhangig is gemaakt op grond van artikel 311.D en indien dat bezwaar ontvankelijk en gegrond is geacht.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 75, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 217.D. [1 De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten betreffende de intrekking van de vergunning.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 217/1.BWR. [1 Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een vergunning, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme diens houder per gecertificeerde zending in over de grond voor de vooropgestelde intrekking.
De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt. De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 218.BWR. [1 Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vergunninghouder of nadat laatstgenoemde is gehoord of bij uitblijven van reactie zijnerzijds binnen de opgelegde termijn, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van het bevoegd technisch comité. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 217/1, eerste en tweede lid, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de houder medegedeeld stuk worden bijgevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 219.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het bevoegd technisch comité een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de houder. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 220.BWR. [1 Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vergunninghouder kennis gegeven bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.
Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het bevoegd technisch comité schaart, geeft het er de redenen voor op.
De beslissing wordt gelijktijdig medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waarin het toeristische logies gelegen is en aan de voorzitter van het bevoegd technisch comité.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 221.BWR. [1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder per gecertificeerde zending over in.
Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na de zending bedoeld in artikel 217/1, eerste lid. Indien die termijn wordt overschreden, wordt de procedure tot intrekking van de vergunning als onbestaand beschouwd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van een benaming
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 222.D. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 224.D, 228.D tot 232.D, 244.D en 253.D worden in het kader van de uitbating van een [1 toeristisch logies]1 de toekenning van de vergunning en het gebruik van een benaming bedoeld in artikel 1.D, [1 11°, 12°, 23°, 29°, 35°, 47° en 53°]1, of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen, ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de voorwaarden door de Regering bepaald. Die kunnen betrekking hebben op :
1° de kenmerken van het gebouw en diens naaste omgeving of van [1 de toeristische camping]1 zoals meer bepaald hun ruimte-indeling, hun uitrusting of de kenmerken van de verblijfseenheden, hun naaste omgeving en de uitrustingen die in de omtrek van het vakantiedorp gelegen zijn;
2° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit;
3° de staat van onderhoud, gezondheid en schoonheid, het comfort en de veiligheid van het gebouw en diens naaste omgeving of van [1 de toeristische camping]1 of de verblijfseenheden, hun naaste omgeving en de uitrustingen die in de omtrek van het vakantiedorp gelegen zijn;
4° de zedelijkheid van de vergunningsaanvrager, de houder ervan of van het persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van [1 het toeristisch logies]1;
5° het voor elke bewoning te ondertekenen contract;
6° de ontvangst die de toeristen voorbehouden wordt;
7° de identificatie van de ligging van [1 het toeristisch logies]1.
Naast wat in vorig lid is bepaald, kunnen die voorwaarden eveneens betrekking hebben op :
1° de minimumtijd van de terbeschikkingstelling van het streekgebonden toeristisch logies, het gemeubileerd vakantieverblijf en de verblijfseenheid;
2° de eerbiediging van de rust van de buurt voor inrichtingen met een groot onderkomen;
3° het voedsel en de dienstverlening voor wat betreft de gasttafels;
4° wat betreft [1 de toeristische campings]1, de perceelindelingen, de technische uitrusting van de percelen, de bestemming van de percelen, het soort toegelaten verblijf, de maximumoppervlakte van de verblijven in verhouding tot de afmetingen van de percelen, het verkeer op het terrein en de dwingende voorwaarden opgelegd wegens het bestaan van een overstroombaar grondstuk.
§2. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme of, na een beroep, de Regering de houders of de toekomstige houders van de vergunning afwijkingen toestaan van de voorwaarden opgelegd overeenkomstig punten 1° en 2 van het eerste lid van de vorige paragraaf, om rekening te houden met specifieke of regionale situaties. De Regering kan het aantal voorwaarden waarvan een afwijking kan worden toegestaan, verder inperken.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 78, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 223.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 79, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 2. - Hotelbedrijven
Art. 224.D. Het hotelbedrijf beantwoordt aan volgende voorwaarden tegelijk :
1° het verzorgt hoofdzakelijk de verblijven van individuele klanten op doortocht;
2° de kamers worden dagelijks onderhouden;
3° de klanten hebben geen toegang tot de lokalen waar de maaltijden bereid worden.
Art. 225.BWR. Elk hotelbedrijf moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° het gebouw waarin voor de ontvangst gezorgd wordt, dient minimaal zes kamers te tellen die uitsluitend voorbehouden zijn voor het cliënteel. Dat aantal wordt op tien gebracht in de steden met meer dan 150 000 inwoners;
2° het dient te voldoen aan de minimumvoorwaarden van categorie 1, opgenomen in bijlage 7;
3° de installatie dient in het geheel in een goede algemene staat van onderhoud te verkeren;
4° het personeel moet correct gekleed zijn;
5° het bijgebouw, indien bestaand, dient aan dezelfde voorwaarden te voldoen als het hoofdgebouw, de voorwaarde onder 1° uitgezonderd.
Enkel voor de voorwaarden opgenomen onder 1° en 2° van vorig lid kan daarvan afgeweken worden.
Art. 226.BWR. Naast de voorwaarden bepaald in artikel 225.BWR dient elk hotelbedrijf dat onder de benaming "motel" bedreven wordt of onder elke andere benaming die aan laatstgenoemde benaming zou kunnen herinneren, te voldoen aan volgende voorwaarden :
1° opgetrokken zijn buiten de agglomeraties in de zin van artikel 2.12 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer;
2° rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf een weg die openstaat voor het verkeer van motorvoertuigen;
3° de klanten de mogelijkheid bieden om hun maaltijden te nuttigen in een restaurant dat geheel deel uitmaakt van het hotelbedrijf of dat zich er in de onmiddellijke ligging van bevindt, zonder dat zij daartoe verplicht zouden zijn;
4° de klanten de mogelijkheid bieden om hun voertuig te parkeren op een privé-plaats die geheel deel uitmaakt van het hotelbedrijf.
Enkel voor de voorwaarden opgenomen onder 3° en 4° van vorig lid kan daarvan afgeweken worden.
Art. 226/1.BWR. [1 Naast de voorwaarden bepaald in artikel 225 dient elk hotelbedrijf dat onder de benaming "appart-hotel" uitgebaat wordt of onder elke andere benaming die aan laatstgenoemde benaming zou kunnen herinneren, te voldoen aan volgende voorwaarden :
1° alleen samengesteld zijn van appartementen die op gelijke wijze ontworpen en uitgerust worden;
2° per appartement beschikken over :
a) de nodige minimale uitrusting om te koken;
b) een waskamer en een wc per schijf van vier personen;
3° de verhuring per nacht, per week en per maand voorstellen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 227.BWR. het hotelbedrijf maakt zich bekend door een specifieke naam die duidelijk vermeld wordt.
Afdeling 3. - Streekgebonden toeristische logies en gemeubileerde vakantiewoningen
Art. 228.D. [1 Het streekgebonden toeristisch logies beantwoordt aan volgende voorwaarden tegelijk :
1° de houder van de vergunning is een natuurlijke persoon;
2° een houder en diens samenwonende kunnen niet meer dan vijf landelijke vakantiewoningen, vakantiewoningen in de stad of vakantiewoningen op de hoeve als streekgebonden toeristisch logies aanbieden, alsook niet meer dan vijf gastenkamers of gastenkamers op de hoeve als streekgebonden toeristisch logies aanbieden;
3° de verplichting om de toerist te ontvangen;
4° tegen de voorwaarden betreffende de restauratie bepaald door de Regering;
De Regering bepaalt deze voorwaarden.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 229.BWR. [1 § 1. De gastenkamer ligt niet in een gebouw of gebouwgedeelte waar een voor het publiek toegankelijke drankslijterij of eetgelegenheid gevestigd is;
§ 2. De gastenkamer op de hoeve kan liggen in een gebouw of gebouwgedeelte waar een voor het publiek toegankelijke drankslijterij of eetgelegenheid gevestigd is wanneer de vergunninghouder of, zijn (haar) meewerkende echtgeno(o)t(e), een activiteit als landbouwer in hoofd- of bijberoep vervult;]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 230.BWR. [1 Elke dienst aangeboden door de vergunninghouder in een landelijke vakantiewoning, een vakantiewoning in de stad of een vakantiewoning op de hoeve of in een gemeubileerde vakantiewoning is onafhankelijk van de verhuring van het logies en maakt het voorwerp uit van een afzonderlijke overeenkomst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 231.BWR. [1 De houder van de vergunning voor een vakantiewoning op de hoeve of een gastenkamer op de hoeve is de landbouwuitbater of een bloedverwant tot in de derde graad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 232.BWR. [1 De toerist die in een gastenkamer ontvangen wordt, moet het ontbijt kunnen nemen en deelnemen aan het gezinsleven in de woning bedoeld in artikel 1.D, 29°, d, zonder daarvoor verplicht te zijn.
De toerist die in een gastenkamer op de hoeve ontvangen wordt, moet het ontbijt kunnen nemen in het landbouwbedrijf bedoeld in artikel 1, D, 29°, e, zonder daarvoor verplicht te zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 46, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 233.BWR.He streekgebonden toeristisch logies en de gemeubileerde vakantiewonigen voldoen aan de respectievelijke minimumvoorwaarden van de categorie-indeling van categorie 1 opgenomen in bijlage 8.
[1 ...]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 234.BWR.In één en hetzelfde gebouw mogen vergunde [1 toeristische logiezen]1 en kamers die als woning verhuurd worden voor minder dan tien maanden en waarvoor geen enkele vergunning is toegekend, niet naast elkaar bestaan.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 235.BWR. De gastenkamer is in één of meerdere woonruimten van de woning van de houder gelegen. Er is minstens toegang tot één woonruimte voor de toeristen om er het ontbijt te nuttigen en deel te nemen aan het gezinsleven. De voor toeristen toegankelijke ruimtes dienen er verzorgd uit te zien en zich in een perfecte staat van schoonheid en hygiëne te bevinden.
Art. 236.BWR. Het streekgebonden toeristisch logies en de gemeubileerde vakantiewoning worden aan de hand van een nummer of een specifieke naam, op zichtbare wijze aangebracht, geïdentificeerd.
Art. 237.BWR.Grote onderkomens zijn uitgerust met buitenruimtes voor privé-parkeergelegenheid en ontspanning die aangepast zijn aan de maximumcapaciteit van [1 het toeristische logies]1 zonder lager te mogen zijn dan één are per tien bedden. Daarnaast voldoet hij aan één van beide volgende criteria :
1° ofwel hij is gelegen buiten een bewoonde kern op een afstand die de kalmte van de omwoners verzekert;
2° de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks beheer van [1 het toeristische logies]1 of bij gebrek een behoorlijk gemandateerde verantwoordelijke verblijft permanent ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid. Hij waakt erover dat het huurcontract goed wordt toegepast en dat de rust van de omwonenden strikt wordt nageleefd.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat de bewoners van zijn [1 toeristische logies]1 de omwoners en hun normale rust eerbiedigen.
Indien de betrokken burgemeester bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme tussenbeide moet komen omdat de bewoners van [1 het toeristische logies]1 de rust van de omwonenden verstoren, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme de burgemeester in over het gevolg dat gegeven is aan diens tussenkomst binnen de drie maanden na ontvangst ervan.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 238.BWR. Het streekgebonden toeristisch logies of de gemeubileerde vakantiewoning worden tijdens een minimumduur van jaarlijks vier maanden, waaronder minstens een periode van één maand tussen februari en mei, een periode van twee maanden tussen juni en september en een periode van één maand tussen oktober en januari, ter beschikking van de toeristen gesteld.
Art. 239.BWR.Voor de landelijke vakantiewoningen, de vakantiewoningen in de stad, de vakantiewoningen op de hoeve en de gemeubileerde vakantiewoningen wordt er in het voor elke bewoning ondertekende contract minstens melding gemaakt van :
1° de wezenlijke kenmerken van [1 het toeristische logies]1;
2° de identificatie van de woning door middel van ofwel de huurcode, ofwel het officiële vergunningsnummer, ofwel de naam en het nummer dat door de houder aan [1 diens toeristische logies]1 is toegewezen;
3° de basiscapaciteit en de maximale capaciteit, evenals de categorie-indeling van [1 het toeristische logies]1;
4° de huurprijs en de gedetailleerde opgaven van de huurlasten, met inbegrip van de toeristenbelasting per overnachting, de kostprijs en de berekeningswijze ervan;
5° de voorwaarden voor de bewoning ervan en het eventuele waarborgbedrag;
6° de duur van de bewoning;
7° voor de grote onderkomens, de voorwaarden waaronder het respect voor en de rust van de omwonenden worden gewaarborgd.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 240.BWR.De houder van een vergunning voor streekgebonden toeristisch logies, [1 of elke natuurlijke persoon die hij daartoe aanwijst]1 geven de toeristen de best mogelijke ontvangst, stellen alles in het werk om hun verblijf makkelijk te maken en hen te helpen bij het zoeken naar toeristische informatie. De ontvangst wordt ter plaatse aangeboden aan het begin van het verblijf.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 51, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 241.BWR.Binnen- en buitenkant van [1 het toeristische logies]1 dienen er verzorgd uit te zien en in een perfecte staat van schoonheid en hygiëne te verkeren. [1 Vóór dit logies]1 verhuurd wordt, dient zij volledig schoon te worden gemaakt en te worden verlucht.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 52, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 4. - Gastentafels [1 ...]1
----------
(1)
Art. 242.BWR.[1 De gastentafel :
1° vult de activiteit van de gastenkamer of van de gastenkamer op de hoeve aan;
2° stelt één enkel dagmenu of dagschotel voor;
3° bedient de maaltijd op de familietafel;
4° is voorbehouden voor de toeristen die in het toeristische logies verblijven.
De Minister kan andere technische voorwaarden vastleggen.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 53, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 243.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 54, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 5. [1 - Toeristische campings en campings op de hoeve]1
----------
(1)
Art. 244.D. [1 Een niet-verplaatsbaar verblijf :
1° blijft de eigendom van de vergunninghouder of de eigenaar van de camping;
2° wordt uitsluiten verhuurd aan de doorreizende kampeerders;
3° wordt niet gebruikt als permanente bewoning;
4° wordt geïnstalleerd in een gebied dat daartoe voorzien is.
Het aantal niet-verplaatsbare verblijven mag niet hoger zijn dan 40 % van het totaalaantal kampeerplaatsen van een toeristische camping.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 84, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 245.BWR.[1 Elke toeristische camping]1 dient te voldoen aan de minimumvoorwaarden van de categorie-indeling van categorie 1, opgenomen in bijlage 9, en moet [1 over de vereiste administratieve vergunning beschikken]1.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 55, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 246.BWR.[1 Om aan de gezondheidsvoorwaarden te voldoen, voldoen de toeristische camping en de camping op de hoeve aan volgende voorwaarden :
1° op een gezonde plaats gelegen zijn;
2° indien bedoelde camping zich langs een waterloop bevindt, moet er een strook zonder enige installatie met een minimumbreedte van acht meter, berekend vanaf de gewoonlijke oever van die waterloop, voorhanden zijn; de breedte van die strook mag evenwel naar vijftien meter worden uitgebreid indien die verbreding verantwoord is door de geografische kenmerken van het terrein.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 56, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 247.BWR.[1 Om aan de uitrustingsvoorwaarden van de plaats te beantwoorden, dient de toeristische camping voorzien te zijn van :
1° een systeem voor de bevoorrading met drinkwater dat voldoet aan de door de Minister bepaalde minimale voorwaarden m.b.t. zijn opvatting, zijn dagelijks minimumwaterdebiet en het gebruik waarvoor het is bestemd;
2° een elektrisch systeem voor de verlichting van de installaties waar een collectief gebruik van wordt gemaakt, en waarvan de Minister de eigenschappen bepaalt.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 57, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 247/2.MB. [1 Het systeem voor de bevoorrading met drinkwater bedoeld in artikel 247.BWR, eerste lid, 1°:
a) wordt zo opgevat dat het verdeelde water niet verontreinigd kan worden;
b) waarborgt een dagelijks minimumwaterdebiet van honderd liter per standplaats en bevat per geheel van vijfentwintig standplaatsen of een breukdeel daarvan minstens één tappunt in hard materiaal waar de lozing van afvalwater mogelijk is;
c) het gebruik van niet-drinkbaar water is enkel toegestaan voor de werking van de douche- en toiletinstallaties en daar dient op zeer zichtbare wijze op gewezen te worden;
Het in artikel 247. BWR, eerste lid, 2°, bedoelde elektrisch systeem voor de verlichting van de installaties waar een collectief gebruik van wordt gemaakt, bevat per geheel van tien standplaatsen of een breukdeel daarvan, een stopcontact dat bij de wastafels geplaatst is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 248.BWR.[1 Om aan de hygiënevoorwaarden te beantwoorden, dient de toeristische camping voorzien te zijn van :
1° een gesloten en overdekt gebouw dat speciaal voor de kampeerders is ingericht, waarin het sanitair zich bevindt, en waarvan de minimale samenstelling door de Minister wordt bepaald;
2° een materiaal voor de inzameling van afval dat te allen tijde operationeel dient te zijn en waarvan de Minister de kenmerken bepaalt.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 58, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 248/2.MB. [1 § 1. De in artikel 248.BWR, eerste lid, 1°, bedoelde sanitaire installaties, zijn voorzien van minstens:
a) een wc met spoeling en een wastafel met wandspiegel en plankje, per geheel van tien standplaatsen of een breukdeel ervan; dit aantal wordt op twintig gebracht voor de standplaatsen die op de waterverdeling of op de riolering aangesloten worden;
b) een urinoir met spoeling per geheel van veertig standplaatsen of een breukdeel ervan;
c) een douche met lopend warm en koud water per geheel van vijftig standplaatsen of een breukdeel ervan;
d) een afvoer voor chemische wc's die overeenstemt met de vigerende sectorale normen.
Voor de toepassing van de punten a en c bedoeld in vorig lid wordt het minimumaantal wc's, wastafels of douches op twee gebracht indien het totaal aantal standplaatsen respectievelijk tien en vijftig niet overschrijdt. Het aantal sanitaire installaties voor mannen en vrouwen is in gelijke mate opgedeeld. Er wordt geen rekening gehouden met individuele sanitaire uitrustingen.
§ 2. Het in artikel 248.BWR, eerste lid, 2°, bedoelde materiaal voor de inzameling van afval bestaat uit ofwel van een deksel voorziene vuilnisbakken, ofwel plastic zakken ofwel gesloten containers.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 249.BWR.[1 De standplaatsen en de kampeerverblijven van een toeristische camping voldoen aan volgende voorwaarden :
1° de mobiele kampeerverblijven, terrassen, luifel en voortent in zeil inbegrepen, hebben een grondoppervlakte die maximum een derde van de oppervlakte van de standplaats bedraagt. De minimale oppervlakte van een standplaats voorbehouden voor de mobiele kampeerverblijven bedraagt 50 m2;
2° de niet-verplaatsbare kampeerverblijven, terrassen, luifel en voortent in zeil inbegrepen, hebben een grondoppervlakte die maximum een derde van de oppervlakte van de standplaats bedraagt;
3° een terras kan worden toegevoegd bij het mobile kampeerverblijf op de volgende cumulatieve voorwaarden :
a) onafhankelijk zijn van het mobiele kampeerverblijf en de mobiliteit van het mobiele kampeerverblijf niet hinderen;
b) niet voorzien zijn een hechting aan de grond;
c) in perfecte onderhoudstaat gehouden worden;
d) niet voorzien zijn van allerlei inrichtingen en bouwen;
e) in geval van een verhoogd terras, over leuningen beschikken;
4° elk mobiel kampeerverblijf dient uit zijn ontwerp en zijn bestemming permanent verplaatsbaar te blijven. De Minister bepaalt de methoden waarmee kan gewaarborgd worden dat het kampeerverblijf permanent verplaatsbaar blijft;
5° aanbouwen, of niet-verplaatsbaar of afbreekbaar, zijn bij alle kampeerverblijven verboden, met uitzondering van de terrassen, luifels of voortenten in zeil en opberghokjes zoals bepaald in artikel 249/2;
6° op elke standplaats mag slechts één mobiel of niet-verplaatsbaar verblijf worden geplaatst. De houder kan evenwel de plaatsing van een bijkomende tent op eenzelfde standplaats toestaan op voorwaarde dat de standplaats bezet wordt door gezinsleden van de persoon die de standplaats gehuurd heeft en enkel op standplaatsen die voorbehouden zijn voor kampeerders op doortocht;
7° de op de grond berekende minimumafstand tussen de op verschillende standplaatsen geplaatste kampeerverblijven bedraagt vier meter;
8° op eenzelfde toeristische camping dienen de mobiele en de niet-verplaatsbare verblijven gesorteerd te worden in duidelijk gescheiden stroken. Ze zijn uitsluitend voorbehouden voor kampeerders op doortocht en de standplaatsen voorbehouden aan de kampeerders op doortocht en seizoensgebonden kampeerders worden gesorteerd in duidelijk gescheiden stroken;
9° op het kampeerterrein dienen alle standplaatsen voor kampeerverblijven materieel afgebakend te zijn en op zichtbare wijze individueel geïdentificeerd te worden aan de hand van een doorlopende en permanente nummering die overeenstemt met het plan dat bij de toekenning van de vergunning is goedgekeurd; zij mogen enkel omgeven worden met eenvormige omheiningen die de verplaatsbaarheid van de kampeerverblijven niet in de weg staan. In de gemiddelde en hoge voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een camping kan er echter geen enkele omheining geplaatst worden;
10° 25 % van het totaal aantal standplaatsen van een toeristische camping worden voorbehouden voor kampeerders op doortocht; die standplaatsen voorbehouden aan de mobiele kampeerverblijven en verhuurd door de uitbater of de vergunninghouder kunnen in aanmerking worden genomen voor de berekening van het aantal standplaatsen voorbehouden aan de kampeerders op doortocht tegen maximum 10 % van het totaal aantal standplaatsen;
11° de standplaatsen behouden een grasachtig uitzicht;
12° de treden en trappen met trapleuning voor de toegang tot het verblijf zijn wegneembaar en beperkt door hun afmetingen tot hun strikte functies. Uitzonderlijk kan een verplaatsbare leuning een gemakkelijker toegang voor de mindervaliden mogelijk maken. Zij mogen de verplaatsbaarheid van het kampeerverblijf geenszins in de weg staan;
13° onder geen enkele caravan mogen voorwerpen opgeborgen worden, behalve tijdens de daadwerkelijke duur van het verblijf van de kampeerders, wat bovendien beperkt dient te blijven tot zaken die in een onmiddellijk verband staan met hun verblijf.
Voor elke toeristische camping leven alle terrassen, opberghokjes en omheiningen een door de vergunninghouder vastgelegd model na.
De Minister kan de technische voorwaarden bedoeld in het eerste lid bepalen.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 59, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 249/1.D. [1 Het beoefenen van camping is verboden :
1° op de openbare weg, met uitzondering van de uitgeruste ruimten voor de ontvangst van campers;
2°binnen een straal van 100 meter van plaatsen waar water voor menselijk gebruik wordt gewonnen;
3° in een landschap geklasseerd door de bevoegde overheden.
Het toevallig beoefenen van de camping, buiten de openbare wegen, is ten voorlopige titel toegelaten door middel van tenten, tourcaravans en motorhomes op voorwaarde een voorafgaandelijk en schriftelijk akkoord te bekomen van de burgemeester ter gelegenheid van eenmalige sportieve, culturele of sociale manifestaties, georganiseerd door wettelijk opgerichte verenigingen.
De burgemeester zal erop toezien dat alle maatregelen worden genomen teneinde de hygiëne, de veiligheid, de openbare rust en de goede plaatselijke inrichting te garanderen. In geval van zware tekortkoming aan deze bepalingen zal de burgemeester onmiddellijk een einde kunnen stellen aan de bezetting van de plaats.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 85, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 249/2.BWR. [1 Het opberghokje :
1° is uitsluitend bestemd voor het opbergen;
2° is onafhankelijk van de kampeerverblijven;
3° is uitsluitend bestemd voor de seizoensgebonden kampeerders;
4° verhindert de mobiliteit van de kampeerverblijven niet;
5° wordt in perfecte onderhoudstaat gehouden;
6° voldoet aan de technische voorwaarden zoals bepaald door de Minister en betreffende de vestigingsplaats van het opberghokje, de grondoppervlakte, zijn materialen en onderdelen, de architecturale vorm van de wanden en van het dak, de hechting aan de grond en de binnen- en buiteninrichting.
Eén enkel opberghokje wordt per standplaats toegelaten.
De Minister kan de technische voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 1° tot 6°, bepalen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 60, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 249/3.MB. [1 Overeenkomstig artikel 249. BWR, 4°, dienen de dissel en wielen van het mobiele kampeerverblijf permanent gebruiksklaar te blijven zodat het kampeerverblijf permanent verplaatsbaar blijft. Het mag enkel gestabiliseerd worden met behulp van de poten die de bouwer daarvoor voorzien heeft. Die mogen enkel op een niet aan de grond vastgemaakte sokkel geplaatst worden om te voorkomen dat steunpoten en wielen in de grond zakken. De sokkel mag niet hoger zijn dan dertig centimeter om het kampeerverblijf makkelijk en snel te kunnen verplaatsen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 249/4.MB. [1 Overeenkomstig artikel 249/2. BWR voldoet het opberghokje aan de volgende voorwaarden:
1° zijn grondoppervlakte, met inbegrip van de overhangende daken, beslaat maximum 4 m2 en de hoogte beslaat maximum 2,25 meter;
2° zijn materiaal bestaat ofwel uit donker getint hout, verf uitgesloten, zodat de natuurlijke textuur van het hout zichtbaar blijft, ofwel uit wanden van PVC of metalen éénkleurige wanden, waarbij de bedekking van de metalen opberghokjes dezelfde kleur moeten hebben als de wanden of een donkerder kleur moeten hebben;
3° zijn wanden zijn verticaal en zonder openingen, de toegangsdeur uitgezonderd;
4° zijn zadeldak heeft beide kanten met dezelfde hellingsgraad, de overhangende delen zijn tot het strikt noodzakelijke beperkt voor de bescherming van de wanden, bijkomende dakgoten en regenpijpen zijn verboden;
5° de hechting aan de grond is verboden;
6° het mag niet door enig middel opgehoogd worden; indien het een hellend terrein betreft, moet het opberghokje gedeeltelijk in de grond ingegraven worden en het mag niet opgehoogd worden om het hoogteverschil ongedaan te maken;
7° bij het opberghokje mag er geen enkele aanbouw voorzien zijn zoals dierenhokken of bergruimtes voor gasflessen;
8° op het opberghokje mogen geen antennes geplaatst worden; het mag niet op de waterverdeling worden aangesloten, noch uitgerust worden met verwarmingsmiddelen of andere installaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 250.BWR.§ 1. [1 [2 De hoge voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een toeristische camping en van een camping op de hoeve mag geen stacaravans, opberghokjes, heggen, omheiningen of andere gelijksoortige inrichtingen ontvangen. De buitenmeubels, de luifels en de voortenten in zeil of andere gelijksoortige inrichtingen zijn in de hoge voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een toeristische camping of een camping op de hoeve enkel toegelaten tijdens de periode van 15 maart tot 15 november.]2
Die hoge voorkomingsomtrek kan enkel, mits stedenbouwkundige vergunning en overstemming met laatstgenoemde wanneer ze vereist is, de volgende installaties ontvangen :
a) mobiele kampeerverblijven te allen tijde;
b) tourcaravans tijdens de periode tussen 15 maart ten 15 november;
c) niet-verplaatsbare installaties met alle faciliteiten voor de kampeerders, met uitzondering van het logies, voor zover ze voor een stedenbouwkundige vergunning in aanmerking zijn gekomen;
d) niet-verplaatsbare kampeerverblijven bestemd voor het logies van de kampeerders voor ze voor een stedenbouwkundige vergunning in aanmerking zijn gekomen en een hydraulisch/hydrologisch onderzoek voor het afgeven van de vergunning is verricht en van dien aard is dat het gebrek aan risico gebonden aan de overstromingen wordt bewezen.
De gemiddelde en geringe voorkomingsomtrek van het overstroombare gedeelte van een toeristische camping mag, in voorkomend geval mits een stedenbouwkundige vergunning wanneer ze krachtens het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling vereist wordt, elk type mobiel of niet-verplaatsbaar kampeerverblijf ontvangen.
[2 ...]2]1
§ 2. [1 De aanvrager of de houder van de vergunning kan evenwel één of meerdere afwijkingen van de in vorige paragraaf bedoelde bepalingen aanvragen. Dat verzoek om afwijking bewijst dat de schade in geval van overstroming aanzienlijk beperkt wordt door minstens één van de volgende elementen gemotiveerd :
1° de uitvoering van inrichtingen na het opmaken van de cartografie van het risico op overstromingen en voor zover die inrichtingen de waarde van het risico verminderen en in voorkomend geval het voorwerp hebben uitgemaakt van een stedenbouwkundige vergunning;
2° de verbintenis om inrichtingen uit te voeren die de waarde van het risico kunnen verminderen, in voorkomend geval, het voorwerp hebben uitgemaakt van een definitieve stedenbouwkundige vergunning;
3° een behoorlijk aangetoonde duidelijke vergissing in de cartografie van het risico op overstromingen.]1
De aanvragen tot afwijking bedoeld in laastgenoemd lid mag te allen tijde ingediend worden; ze wordt behandeld overeenkomstig de beroepsprocedure bedoeld [1 artikelen 289 tot 293]1.BWR.
Zodra een dergelijke aanvraag om afwijking volgens de modaliteiten bedoeld in het tweede lid wordt ingediend, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme bovendien een aanvraag om gemotiveerd advies aan de bevoegde Directie van de Waalse Overheidsdienst volgens het type categorie betrokken waterlopen. Het advies wordt binnen veertig dagen uitgebracht door de betrokken Directie.
Onmiddellijk na ontvangst van dat advies maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme er een afschrift van over aan de aanvrager en aan de Voorzitter van de Beroepscommissie.
[1 § 3. Voor zover de camping en zijn bouwwerken, inrichtingen en installaties behoorlijk toegelaten zijn en met de afgegeven vergunningen overeenstemmen, beschikt de exploitant van een toeristische camping of van een camping op de hoeve over een door het Commissariaat-generaal voor Toerisme vastgelegde termijn om de maatregelen nodig voor de naleving van § 1 te treffen.
De in het eerste lid bedoelde termijn wordt bepaald naar gelang van, in voorkomend geval, de administratieve stappen vóór de uitvoering van werken en inrichtingen alsook de omvang van die werken en inrichtingen. Die termijn mag niet hoger zijn dan acht jaar. De Minister kan voorstellen dat die termijn met twee jaar wordt verlengd.
Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van § 3 onderwerpt de exploitant van de toeristische camping of van de camping op de hoeve of de vergunninghouder een gedetailleerd, haalbaar en gemotiveerd programma per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme waarin de overwogen middelen voor het laten weghalen van de betrokken stacaravans worden omschreven.
Binnen tien werkdagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst van dat programma dat minstens de volgende gegevens omvat :
1° het aantal standplaatsen betrokken bij de hoge voorkomingsomtrek;
2° het aantal stacaravans gelegen op die standplaatsen;
3° hun eventuele verplaatsing in of buiten het terrein;
4° in voorkomend geval, de administratieve stappen inzake stedenbouw en leefmilieu die met het oog op hun verplaatsing ondernomen moeten worden;
5° de eventuele werken die uitgevoerd moeten om het terrein in overeenstemming te brengen met deze bepaling.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 61, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2019-07-18/14, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 21-09-2019>
Art. 251.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 62, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 252.BWR.[1 Onverminderd de artikelen 246 en 250 voldoet de camping op de hoeve enkel aan volgende voorwaarden :
1° er mag niet meer dan één camping op de hoeve zijn per landbouwbedrijf;
2° de camping beschikt over mobiele kampeerverblijven of leegstaande plaatsen die zich [5 bij]5 de hoevegebouwen bevinden, die volledig deel uitmaken van een landbouwbedrijf en die gevestigd zijn op een gezond terrein met een minimumoppervlakte van één are per verplaatsbaar verblijf;
3° de camping beschikt over een systeem voor de bevoorrading met drinkwater en van sanitaire installaties zoals bepaald door de Minister;
4° de camping kan enkel bezet worden tijdens de periode die aanvangt vijftien dagen vóór Pasen en eindigt jaarlijks op 15 november, evenals tijdens de periode gaande van 15 december tot en met 15 januari van het daarop volgende jaar.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 63, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DWG 2018-11-30/28, art. 181, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/38, art. 177, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DWG 2020-12-17/52, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
<DWG 2021-12-22/21, art. 194, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
(4)<DWG 2022-12-21/67, art. 195, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(5)<DWG 2023-12-13/13, art. 177, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 252/1.D. [1 Elke camping op de hoeve :
1° heeft een maximale capaciteit van zes verplaatsbare verblijven en van dertig personen hierna "ruimte voor de ontvangst op de hoeve" genoemd of;
2° heeft een capaciteit gelegen tussen de zeven en veertien verplaatsbare verblijven en een maximale capaciteit van vijfenveertig personen of;
3° heeft een capaciteit gelegen tussen vijftien en twintig verplaatsbare verblijven en een maximale capaciteit van zestig personen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-10/20, art. 86, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 252/2.MB. [1 De in artikel 252. BWR, 3°, bedoelde sanitaire installaties dienen voorzien te zijn van minstens twee wc's met spoeling en een douche met lopend warm en koud water in de hoevegebouwen of in een verblijf dat voor de kampeerders voorbehouden is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-07-05/12, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Afdeling 6. - De vakantiedorpen en hun verblijfseenheden
Art. 253.D. Enkel een vertegenwoordigende instantie mag een vergunning betreffende een vakantiedorp houden.
Art. 254.BWR.De vakantiedorpen en de verblijfseenheden voldoen aan de respectievelijke minimumvoorwaarden van de categorie-indeling van categorie 1 vermeld in bijlage 10. [1 Die criteria kunnen betrekking hebben op hun bewoonbare oppervlakte, hun uitrustingen en hun comfort.]1
De verblijfseenheden zijn uitgerust met een doeltreffende en snelle verwarming.
[1 ...]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 64, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 255.BWR. De vakantiedorpen en de verblijfseenheden worden geïdentificeerd aan de hand van een nummer of een specifieke naam die goed zichtbaar aangebracht wordt.
Art. 256.BWR. De verblijfseenheden zijn uitgerust met buitenruimten voor het privé-parkeren en de ontspanning, aangepast aan hun maximumcapaciteit, zonder lager te zijn dan één are per tien bedden.
Art. 257.BWR. De verblijfseenheid wordt ter beschikking gesteld van de toeristen tijdens een minimumduur van jaarlijks zes maanden tussen 1 april en 31 december.
Art. 258.BWR.Voor de verblijfseenheden vermeldt het contract dat voor elke bezetting ondertekend wordt minstens :
1° de wezenlijke kenmerken van de verblijfseenheid;
2° de identificatie van de verblijfseenheid door middel van ofwel de handelscode, ofwel het officiële vergunningsnummer, ofwel de naam, ofwel het nummer dat door de eigenaar is toegekend;
3° de basis- en maximumcapaciteit[1 ...]1;
4° de huurprijs en de gedetailleerde opgave van de lasten, met inbegrip van de toeristenbelasting per overnachting, de kostprijs ervan en de berekeningswijze ervan;
5° de voorwaarden voor de bewoning ervan en het eventuele waarborgbedrag;
6° de duur van de bewoning.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 65, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 259.BWR. Elk vakantiedorp beschikt in zijn omtrek over een lokaal voor de ontvangst en de informatieverstrekking, parkeerplaatsen en een ruimte voor sport en spel die aan de onderkomenscapaciteit ervan aangepast is.
Art. 260.BWR. De omgeving, de buiteninrichting en de collectieve uitrustingen van de vakantiedorpen en de binnenhuisinrichting van de verblijfseenheden dienen er verzorgd uit te zien, regelmatig onderhouden te zijn en in een perfecte staat van schoonheid en hygiëne te verkeren. Vóór de inrichting verhuurd wordt, dient zij volledig schoon te worden gemaakt en te worden verlucht.
Afdeling 7.
Art. 261.D.
<Opgeheven bij DWG 2016-11-10/20, art. 87, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Indeling en herziening van de indeling in categorieën
Afdeling 1. - Beginselen
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 262.D. De hotelbedrijven, het streekgebonden toeristisch logies, de gemeubileerde vakantiewoningen, [1 de toeristische campings, de campings op een hoeve en de vakantiedorpen uitgezonderd, voldoen aan]1 de criteria vastgesteld door de Regering met het oog op hun categorie-indeling. Die criteria kunnen betrekking hebben op de inrichting, de uitrusting en de concipiëring van [1 de toeristische logies]1, diens naaste omgeving en toegangswegen, evenals op de netheid en het onderhoud van de inrichting en op de dienstverlening, de ontvangst, de voorgestelde activiteiten en vrijetijdsactiviteiten. Daarnaast kunnen die criteria, wat de vakantiedorpen betreft, eveneens betrekking hebben op hun kader en dichtheid.
Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert een indeling aan die [1 toeristische logiezen]1 bij het afleveren van een machtiging om de benaming te gebruiken.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 88, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 263.BWR.[1 De normen waaraan de hotelbedrijven, de streekgebonden toeristische logiezen, de gemeubileerde vakantiewoningen, de toeristische campings, de campings op een hoeve de vakantiedorpen en de verblijfseenheden ervan uitgezonderd, dienen te voldoen met het oog op hun categorie-indeling, zijn opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 10.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 67, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 264.D. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme een afwijking toestaan van één of meerdere criteria voor de categorie-indeling indien het van mening is dat het hotelbedrijf, het streekgebonden toeristische logies, de gemeubileerde vakantiewoning, [1 de toeristische camping of het vakantiedorp]1, rekening houdend met diens bijzondere kenmerken, technisch in de onmogelijkheid verkeert om aan die criteria te voldoen. De Regering kan het aantal criteria die voor een afwijkingsmaatregel in aanmerking komen, beperken.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 89, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 265.D. De vergunninghouder meldt het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die de toegewezen categorie-indeling zou kunnen beïnvloeden, bij ter post aangetekend schrijven, binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor vakantiedorpen en verblijfseenheden
Art. 266.D. § 1. [1 Er wordt één enkele en enige indeling toegekend per vakantiedorp en het omvat ook de indeling van de verblijfseenheden.]1
§ 2. Enkel de vertegenwoordigende instantie is ertoe gemachtigd de indeling van [1 een vakantiedorp]1 bij een categorie en elke afwijking of daarop betrekking hebbend beroep aan te vragen.
§ 3. De vertegenwoordigende instantie die houder is van een vergunning is ertoe verplicht elke eigenaar van een verblijfseenheid die in de omtrek van het vakantiedorp gelegen is, te vertegenwoordigen in het kader van de procedures bedoeld in vorige paragraaf.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 90, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Onderafdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor gastenkamers
Art. 267.D. Indien meerdere gastenkamers of gastenkamers op de hoeve in eenzelfde gebouw toegelaten zijn, wordt hen één enkele en enige categorie-indeling toegekend. Elke kamer dient de criteria noodzakelijk voor de toegewezen categorie-indeling na te leven.
[1 ...]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 91, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Onderdeling 4. - Schilden
Art. 268.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vergunninghouder een schild af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Waalse Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.
Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.
Art. 269.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vertegenwoordigende instantie een schild voor het vakantiedorp en voor elke verblijfseenheid af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Waalse Gewest. De Regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.
Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.
Art. 270.BWR.Het schild vermeldt de toegelaten benaming en de categorie waarin de toeristische logiesverstrekkende inrichting ingedeeld wordt. Hij moet op zichtbare wijze op de toeristische logiesverstrekkende inrichting en bij de hoofdingang aangeplakt worden.
Voor de gastenkamers, de gastenkamers op de hoeve, [1 ...]1 wordt er een bijkomend schild aangebracht boven de toegangsdeur van elke vergunde kamer.
Onverminderd het tweede lid wordt er, indien er in een gebouw verschillende [1 toeristische logiezen]1 zijn ondergebracht die voor dezelfde benaming en een identieke categorie-indeling in aanmerking komen, één enkel schild in de nabijheid van de hoofdtoegang aangebracht.
Het schild dat voor elke verblijfseenheid van een vakantiedorp afgeleverd wordt, vermeldt de categorie-indeling. Hij moet op zichtbare wijze op de verblijfseenheid en bij de hoofdingang ervan aangeplakt worden.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 68, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 271.BWR. De Minister bepaalt het model van het schild bedoeld in artikel 268.D en 269.D.
Art. 272.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1. D, 23°]1, overgenomen in bijlage 11.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 273.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 29°, a) tot c)]1 overgenomen in bijlage 12.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 274.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 29°, d) en e)]1 overgenomen in bijlage 13 en 13 bis.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 275.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 35°]1, overgenomen in bijlage 14.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 276.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 11° en 12°]1, overgenomen in bijlage15° en 15 bis.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 277.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 53°]1, overgenomen in bijlage 16.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 278.MB.Model van het schild dat bestemd is voor de houder van een vergunning tot gebruik van de benamingen bedoeld in [1 artikel 1.D, 50°]1, overgenomen in bijlage 17.
----------
(1)<MB 2017-07-05/12, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 279.BWR. Het schild wordt teruggegeven binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot intrekking van de vergunning of tot herziening van de indeling, of in geval van beroep, van zijn bevestiging.
Indien men vrijwillig van het gebruik van de benaming afziet, wordt daar bij ter post aangetekend schrijven kennis van gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het schild wordt erbij gevoegd.
Afdeling 2. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling
Art. 280.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme herziet [1 , volgens de procedure bepaald door de Regering,]1 de categorie-indeling van een hotelbedrijf, een streekgebonden toeristisch logies, een gemeubileerde vakantiewoning, [1 een toeristische camping of een vakantiedorp]1 indien die indeling overeenstemt met de voorwaarden die beantwoorden aan de indeling bij een hogere of lagere categorie.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 92, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 281.BWR. [1 Indien de vergunninghouder om de herziening van de categorie-indeling verzoekt en daarbij al dan niet een verzoek indient om af te wijken van een criterium van de categorie-indeling, gebeurt dat per gecertificeerde zending bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door laatstgenoemde afgegeven formulier.
Daarbij worden alle inlichtingen en documenten gevoegd die de herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, het toestaan van de afwijking mogelijk zouden maken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 69, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 282.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 70, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 283.BWR. Er kan geen afwijking worden toegestaan voor meer dan twee indelingscriteria.
Art. 284.BWR. [1 Indien het van mening is dat het verzoek alle bestanddelen omvat om met perfecte kennis van zaken over het verzoek te beslissen, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek een bericht van ontvangst aan de aanvrage over waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Indien dat niet het geval is, richt het binnen dezelfde termijn een gecertificeerde zending aan de aanvrager waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en informeert het hem over de tijd waarover hij beschikt om bedoelde inlichtingen over te maken en over de gevolgen indien deze termijn niet nageleefd wordt. Binnen de tien werkdagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme per gecertificeerde zending een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 285.BWR. [1 Indien verzocht wordt om afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling, kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme het verzoek voor advies overmaken aan de voorzitter van het bevoegd technisch comité en tegelijk geeft hij kennis aan de aanvrager van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
Het bevoegd technisch comité brengt een met redenen omkleed advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvrager, binnen vijfenveertig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme voorbijgegaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 286.BWR.[1 Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.
De beslissing van het Commissariaat-generaal wordt per gecertificeerde zending aan de aanvrager betekend. Op elke vergadering van het bevoegd technisch comité wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen tot herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, tot afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling.
De in het eerste lid bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan de aanvrager binnen de in het eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat gelijk met een beslissing tot toekenning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 287.BWR. [1 Indien de herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gebeurt, wordt diens beslissing getroffen overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikelen 217/1 tot en met 221.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 71, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK IV. - Beroepen
Afdeling 1. - Beroepsprocedure
Art. 288.D. De verzoeker of de houder van een vergunning, hierna eveneens "de verzoeker" genoemd, kan een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing :
1° tot weigering of tot intrekking van de vergunning;
2° tot toelating onder een benaming die van de aangevraagde benaming verschilt;
3° tot weigering om een afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning of van het gebruik van de benaming overeenkomstig artikel 222.D, tweede lid, of van de criteria inzake de categorie-indeling overeenkomstig artikel 264.D toe te kennen;
4° tot herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van voorwaardelijke toekenning;
5° tot weigering om de herziening van de categorie-indeling toe te kennen;
[1 De Regering bepaalt de procedure die van toepassing is in het geval van een beroep tegen een beslissing bedoeld in het eerste lid.]1
[1 ...]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 94, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 289.BWR.[1 § 1er. Het beroep wordt ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing.
Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing gevoegd.
Het beroep is niet opschortend behalve indien het betrekking heeft op een beslissing tot intrekking van de vergunning of herziening van de categorie-indeling bedoeld in lid 288.D, eerste lid, 4°. In beide gevallen wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek dat aan de aanvrager wordt gewaarborgd om zijn beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de Minister die over het beroep beslist.
§ 2. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvrager.
Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie bedoeld in artikel 295.D.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 290.BWR. [1 De aanvrager kan verzoeken om door de beroepsadviezencommissie te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel per gecertificeerde zending gericht aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de aanvrager van het bericht van ontvangst van diens beroep.
De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De aanvrager wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 291.BWR. [1 Binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de aanvrager overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting per gecertificeerde zending kennis gegeven aan de aanvrager. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daaraan door de Minister voorbijgegaan.
Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid uitspreekt, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvrager medegedeeld document.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 292.BWR. [1 De Minister beslist over het beroep en richt zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 289, § 2.
Indien de Minister zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.
De beslissing van de Minister wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de aanvrager gericht. Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar het toeristische logies gevestigd is, meegedeeld. Op elke vergadering van het bevoegd technisch comité wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 293.BWR. [1 De in artikel 292, eerste lid, bedoelde termijn kan slechts eenmalig worden verlengd voor maximum twee maanden. De verlenging en de duur ervan worden behoorlijk met redenen omkleed. Van de verlenging wordt aan de aanvrager kennis gegeven per gecertificeerde zending.
Het gebrek aan kennisgeving van de beslissing van de Minister aan de aanvrager binnen de termijn bedoeld in artikel 292, eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de bijkomende termijn na verlenging, staat gelijk met een beslissing tot toekenning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-02-09/21, art. 72, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 294.BWR.
<Opgeheven bij BWG 2017-02-09/21, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 2. - Beroepsadviescommissie
Art. 295.D. Er wordt een beroepsadviezencommissie opgericht, hierna "de commissie" genoemd, die ermee belast is om adviezen uit te brengen over de beroepen waarvan sprake in artikelen 288.D en 325.D.
Art. 296.D. § 1. De commissie bestaat uit :
1° één voorzitter;
2° [1 een bemiddelaar van het Waalse Gewest;]1
3° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité hotelbedrijf;
4° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité [1 streekgebonden toeristische logiezen]1 en gemeubileerde vakantiewoningen;
5° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité openluchtwezen;
6° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité sociaal toerisme;
7° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité vakantiedorpen [1 ...]1.
§ 2. De Regering benoemt de voorzitter en de commissieleden.
Voor elk gewoon lid, behalve de voorzitter, benoemt de Regering een plaatsvervanger.
§ 3. Een bijkomend lid dat het Commissariaat-generaal voor Toerisme vertegenwoordigt, kan met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bijwonen.
§ 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 96, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 297.D. De leden voorgedragen door de technische comités dienen buiten eigen kring gekozen te worden.
Zij zetelen enkel indien het uit te brengen advies het soort [1 toeristische logies]1 betreft die onder de bevoegdheid valt van het technisch comité dat zij vertegenwoordigen.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 97, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 298.D. De ambten van voorzitter, commissieleden en hun plaatsvervangers hebben een duur van vijf jaar ingaand te rekenen van de datum van hun benoemingsbesluit. Elk mandaat is hernieuwbaar.
In afwijking van vorig lid wordt de samenstelling van de adviescommissie herzien binnen de zes maanden volgend op de hernieuwing van de technische comités. De commissie vergadert evenwel op geldige wijze zolang diens hernieuwing niet plaatsgevonden heeft.
Art. 299.D. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.
De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze als minstens de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn.
De adviezen worden door de aanwezige leden uitgebracht.
Art. 300.D. De Regering bepaalt de procedure voor de benoeming van de voorzitter en de commissieleden, diens werkingswijze en het bedrag van de vergoedingen en retributies die eventueel worden toegekend aan de voorzitter en aan de leden.
Art. 301.BWR. De leden voorgedragen door de technische comités zijn gekozen uit een lijst van zes namen die door elk technisch comité voorgedragen wordt.
Art. 302.BWR.De [1 Ombudsdiensten van het Waalse Gewest]1 worden door de Minister verzocht een lijst van [1 drie]1 kandidaten die zullen zetelen in de commissie bedoeld in artikel 295.D voor te dragen.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 74, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 303.BWR. De plaatsvervangende leden worden benoemd volgens dezelfde procedure als die voor de gewone leden en op grond van dezelfde lijsten.
Het plaatsvervangend lid kan zetelen indien het gewone lid voor wie hij als plaatsvervanger optreedt, verhinderd is.
Art. 304.BWR. De Minister is ermee belast de voorzitter en de gewone en de plaatsvervangende leden van de Commissie bedoeld in artikel 295.D te benoemen.
Art. 305.BWR. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door het oudste gewone lid.
Art. 306.BWR. Het mandaat van de commissieleden eindigt bij verlies van de hoedanigheid waarvoor het lid is benoemd.
De Minister kan de voorzitter of een lid afzetten bij kennelijk wangedrag of ernstige tekortkoming aan de plichten uit zijn ambt of een lid dat van meer dan drie opeenvolgende vergaderingen afwezig blijft, behalve in geval van overmacht.
Voor elke afzetting wordt de betrokken persoon gehoord door de Minister of diens vertegenwoordiger.
Art. 307.BWR.Valt een mandaat open vóór het verstrijkt, wordt de plaatsvervanger als gewoon lid benoemd voor de overblijvende duur van het mandaat.
Er wordt in zijn vervanging als plaatsvervangend lid voorzien binnen de zestig dagen volgend op diens benoeming als gewoon lid. Daartoe dragen het betrokken technisch comité of de overeenkomstig artikel 302.D [1 ondervraagde Ombudsdiensten van het Waalse Gewest]1 een lijst van twee namen voor.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 75, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 308.BWR.Het is elk lid, met inbegrip van de voorzitter, verboden te zetelen indien [1 het op de markt concurrerend is of indien]1 het een rechtstreeks belang heeft in wat besproken wordt, ofwel persoonlijk, ofwel via een tussenpersoon, ofwel als zaakgelastigde.
[1 Het is de Ombudsman bedoeld in artikel 296.D, § 1, 2°, verboden te zetelen indien hij in de uitoefening van zijn functie blootgesteld is met dit geval.]1
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 76, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 309.BWR.De voorzitter en de commissieleden hebben recht op :
1° een aanwezigheidsgeld van veertig euro per vergadering die zij bijwonen en per technisch bezoek dat ze afleggen;
2° de terugbetaling van hun [1 rondreiskosten zoals voorzien voor de personeelsleden van de diensten van de Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode]1;
3° [1 ...]1
De forfaitaire vergoeding bedoeld in het eerste lid onder punt 1° wordt jaarlijks aangepast om rekening te houden met de waarde van de index van de consumptieprijzen volgens de formule :
40 euro x nieuw indexcijfer/aanvankelijk indexcijfer
waarbij de aanvankelijke index, de index van 1 januari 2005 is en de nieuwe index, de index van de jaardag van die inwerkingtreding.
In ieder geval worden de bedragen die op grond van vorig lid worden aangepast, naar de lagere eenheid afgerond indien de decimaal lager zou zijn dan 50 en naar de hogere eenheid indien de decimaal gelijk zou zijn aan of hoger zou zijn dan 50.
----------
(1)<BWG 2017-02-09/21, art. 77, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 310.BWR. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.
HOOFDSTUK V. - Bezwaren
Art. 311.D. De eigenaar van één of meerdere verblijfseenheden kan een gemotiveerd bezwaar bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme indienen tegen :
1° de weigering van de vertegenwoordigende instantie om een verzoek tot categorie-indeling, de herziening van de categorie-indeling, (subsidie)- of afwijkingsaanvraag of desbetreffende beroepen in te dienen;
2° de weigering van de vertegenwoordigende instantie om de eigenaars van verblijfseenheden op niet-discriminerende wijze te behandelen.
Art. 312.D. Voorafgaandelijk aan de indiening van elk bezwaar is de eigenaar ertoe gehouden de vertegenwoordigende instantie in gebreke te stellen om diens verplichtingen uit te voeren, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.
Indien de vertegenwoordigende instantie binnen de dertig dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven niet tot handelen is overgegaan of geen voldoende antwoord geeft, kan de eigenaar van een verblijfseenheid het bezwaar bedoeld in artikel 311.D indienen.
Het bezwaar wordt ingediend binnen de dertig dagen volgend op het einde van de termijn bedoeld in vorig lid.
Het is gemotiveerd en wordt bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en daarbij wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.
Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme het dossier ontvankelijk en de middelen gegrond acht, schakelt het van ambtswege de procedure in voor intrekking van de vergunning volgens de procedure bepaald in artikelen 217.D tot en met 221.D.
TITEL 3. - Sociaal toerisme
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen.
Art. 313.D. Als vereniging voor sociaal toerisme wordt erkend elke vereniging zonder winstoogmerk die aan volgende voorwaarden voldoet :
1° de bevordering van het sociaal toerisme als voornaamste voorwerp hebben;
2° sinds minstens drie jaar bestaan;
3° in het Waalse Gewest over drie centra voor sociaal toerisme hebben en duizend leden per provincie hebben in minstens drie in het Waalse Gewest gelegen provincies;
4° in diens toeristische logiesverstrekkende inrichtingen een beleid inzake sociaal toerisme tot stand brengen;
5° diens dagelijks bestuur toevertrouwen aan een persoon van onberispelijk zedelijk gedrag.
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de verenigingen
Art. 314.D. § 1. De vergunningsaanvraag van een vereniging wordt bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
De Regering stelt de inhoud van de vergunningsaanvraag vast en kan het aantal exemplaren van het dossier waaruit die aanvraag dient te bestaan, aangeven. Hij bepaalt de vorm van de aanvraag.
Indien de aanvraag onvolledig is, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de vijftien dagen na ontvangst bij ter post aangetekend schrijven een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen. De ontbrekende stukken dienen te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme bij ter post aangetekend schrijven.
Binnen de vijftien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is.
§ 2. Gelijktijdig met het versturen aan de aanvragende vereniging van de kennisgeving van het bericht van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies over aan het technisch comité sociaal toerisme.
Het technisch comité sociaal toerisme brengt een gemotiveerd advies uit en geeft daarvan kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de aanvragende vereniging, binnen de zestig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter is overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.
Art. 315.BWR. Bij de aanvraag tot erkenning van een vereniging worden volgende stukken gevoegd :
1° een afschrift van de laatst bijgewerkte statuten van de vereniging;
2° elk bewijsstuk waaruit blijken kan dat aan de voorwaarde bedoeld in artikel 313.D, 3°, is voldaan;
3° elk stuk waaruit blijkt dat de vereniging een sociaal-toerismebeleid uitstippelt in zijn toeristische logiesverstrekkende inrichtingen;
4° een uittreksel van het strafregister bestemd voor een openbaar bestuur en afgeleverd sinds minder dan drie maanden op naam van de persoon die belast is met het dagelijks bestuur van de vereniging.
Art. 316.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvragende vereniging binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 314.D, §1, vierde lid.
Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het technische comité voor sociaal toerisme schaart, geeft het de redenen voor opgegeven.
De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de verzoeker betekend. Bij elke vergadering van het technische Comité voor sociaal toerisme geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel intrekking van vergunningen.
Het uitblijven van kennisgeving aan de aanvrager binnen de gestelde termijn staat gelijk met een weigeringsbeslissing.
Art. 317.D. Binnen drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging voor sociaal toerisme laat de vergunninghouder per gecertificeerde zending een uittreksel van het strafregister ten behoeve van een overheidsbestuur geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en die op naam van de vervanger is afgeleverd sinds minder dan drie maanden.
Art. 318.D. De aanvragende vereniging meldt aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die van invloed zouden kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning, bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de erkenning
Art. 319.D. De erkenning van de vereniging voor sociaal toerisme kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken indien :
1° de voorschriften van dit Boek niet worden nageleefd;
2° de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging voor sociaal toerisme veroordeeld is bij beslissing van de rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden en in België is uitgesproken wegens een overtreding omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of die in het buitenland is uitgesproken wegens een feit dat één van die overtredingen uitmaakt, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort is en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;
3° de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging voor sociaal toerisme veroordeeld is bij beslissing van de rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit Boek.
Art. 320.D. Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een erkenning licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme de houder ervan bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in over de grond voor de voorgenomen intrekking.
De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden. In dat geval wordt hij gehoord door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Er wordt een proces-verbaal opgesteld. De aanvrager wordt minstens acht dagen voor de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.
Art. 321.D. Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vereniging voor sociaal toerisme of na laatstgenoemde te hebben gehoord, of bij uitblijven van een reactie van laatstgenoemde binnen de opgelegde termijn richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van technisch comité sociaal toerisme. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 320.D, eerste en tweede leden, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de vereniging voor sociaal toerisme medegedeeld stuk worden bijgevoegd.
Art. 322.D. Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het technische comité voor sociaal toerisme een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de vereniging voor sociaal toerisme. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de overheid die moet beslissen, aan voorbijgegaan.
Art. 323.D. Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vereniging kennis gegeven bij ter post aangetekend schrijven (met ontvangbewijs).
Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het technische comité voor sociaal toerisme schaart, geeft het de redenen voor opgegeven.
De beslissing wordt tegelijk medegedeeld aan de voorzitter van het technisch comité sociaal toerisme.
Art. 324.D. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder bij ter post aangetekend schrijven over in.
Een beslissing tot intrekking kan niet plaatsvinden meer dan zes maanden na het sturen van het schrijven bedoeld in artikel 320.D, eerste lid.
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden en procedure voor het beroep
Art. 325.D. Elke vereniging kan een gemotiveerd beroep bij de Regering indienen tegen de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning.
Het beroep wordt ingediend binnen de dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing of, in het geval bedoeld in artikel 316.D, vierde lid, na de datum waarop de weigeringsbeslissing als vaststaand wordt beschouwd.
Het wordt per gecertificeerde zending aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en bij het beroep wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.
Het beroep is niet opschortend, behalve indien het een intrekkingsbeslissing betreft. In dat geval wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek waarover de vereniging beschikt om het beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de Regering die zich over het beroep uitspreekt.
Art. 326.D. Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst per gecertificeerde zending aan de aanvragende vereniging.
Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie bedoeld in artikel 295.D.
Art. 327.D. De verzoeker kan vragen om door de beroepsadviezencommissie te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de verzoeker van het bericht van ontvangst van diens beroep.
De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgesteld.
De aanvragende vereniging wordt minstens acht dagen voor de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.
Art. 328.D. Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de aanvragende vereniging overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting kennis gegeven aan de aanvragende vereniging bij ter post aangetekend schrijven. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de Regering aan voorbijgegaan.
Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme binnen de vijf volgende dag van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de aanvragende vereniging medegedeeld document.
Art. 329.D. De Regering beslist over het beroep en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvragende vereniging binnen de vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 326.D.
Indien de Regering zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.
Van de beslissing van de Regering wordt kennis gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, per gecertificeerde zending, aan de aanvragende vereniging. Bij elke vergadering van het bevoegd technisch Comité voor sociaal toerisme wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.
Art. 330.D. Indien de aanvragende vereniging de beslissing van de Regering niet gekregen heeft binnen de tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 329.D, eerste lid, kan hij een herinneringsschrijven versturen. Deze wordt per gecertificeerde zending gestuurd aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. De inhoud ervan dient het woord "herinnering" te vermelden en op ondubbelzinnige wijze erom verzoeken dat over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd, beslist wordt.
Indien de kennisgeving van de beslissing van de Regering binnen dertig dagen te rekenen van de ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van de gecertificeerde zending dat de herinnering inhoudt, uitblijft, wordt het stilzwijgen van de Regering geacht een beslissing tot verwerping van het beroep uit te maken.
Art. 331.BWR. De Minister is ermee belast zich uit te spreken over de beroepen bedoeld in dit hoofdstuk.
TITEL 4.- Brandbescherming
HOOFDSTUK I. - Brandveiligheidsattest
Afdeling 1. - Princiepen
Art. 332.D. Geen enkele [1 toeristische logies]1 kan worden uitgebaat zonder brandveiligheidsattest [1 bedoeld in artikel 201/1.D, § 1, 1°]1 behalve indien het een toeristisch kampeerterrein betreft voor wat de mobiele verblijven en de niet voor kampeerders toegankelijke gebouwen aangaat.
[1 ...]1
In afwijking van het eerste lid worden de gebouwen waarin exclusief groepen worden ondergebracht die lid zijn van een jeugdvereniging erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap of ook nog door de bevoegde overheid van elke lidstaat van de Europese Unie, onderworpen aan de brandveiligheidsnormen vastgelegd door de Regering volgens de procedure die zij bepaalt.
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 98, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 333.D. [1 Het brandveiligheidsattest wordt bekomen, volgens de modaliteiten en de procedure bepaald door de Regering, voor elk gebouw of gebouwgedeelte.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-10/20, art. 99, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 334.D. Het brandveiligheidsattest wordt afgeleverd door de burgemeester indien voldaan wordt aan de specifieke veiligheidsnormen voor het betrokken gebouw of gebouwgedeelte.
Die normen worden door de Regering bepaald waarbij rekening gehouden wordt met de maximumcapaciteit inzake logiesverstrekking, het type dienstverlening en de bewoningsdichtheid van het gebouw.
Art. 335.BWR.Bij toepassing [1 van de artikelen 201/1.D, eerste lid, 1°, en 332.D]1 zijn de specifieke veiligheidsnormen bedoeld in de bijlagen 18 tot en met 22 van toepassing in de gebouwen of gebouwdelen overeenkomstig onderstaande tabel :
Maximale capaciteit van de toeristische logiesverstrekkende inrichting | Minder dan 10 personen | Tussen 10 en 15 personen | Meer dan 15 personen | |||
Nieuw gebouw | Ander gebouw | Nieuw gebouw | Ander gebouw | Nieuw gebouw | Ander gebouw | |
Inrichting van type A | Bijlage 18 | Bijlage 18 | Bijlage 19 | Bijlage 19 | Bijlagen 20 en 22 | Bijlagen 21 en 22 |
Inrichting van type B | Bijlage 18 | Bijlage 18 | Bijlagen 20 en 22 | Bijlagen 21 en 22 | Bijlagen 20 en 22 | Bijlagen 21 en 22 |
Minimumscore per indelingsniveau | Minimum | Blokkerende criteria |
1ste zon | 20 punten | Blokkerende criteria 1ste zon |
2de zon | 25 punten | Blokkerende criteria 2de zon |
3de zon | 30 punten | Blokkerende criteria 3de zon |
4de zon | 35 punten | Blokkerende criteria 4de zon |
5de zon | 40 punten | Blokkerende criteria 5de zon |
Types | Aard |
Meubilair voor onthaal | Onthaaldesk en stoelen |
Salon (tafel en zetels) | |
Vaste en/of verplaatsbare staanders | |
Oplichtend mededelingenbord | |
Expostand/zonnetent | |
Materiaal voor onthaal | Televisie voor de permanente uitzending van toeristische informatie, cd-speler, dvd-lezer en -schrijver |
Overhead en scherm voor de verwezenlijking en/of de projectie van een audiovisuele montage en toebehoren | |
Meubilair voor beheer | Bureaus |
Bureaustoelen | |
Kasten | |
Rek voor de toeristische documentatie | |
Tafels en stoelen voor de vergaderzaal | |
Vitrine | |
Winkelrekken | |
Beheersmateriaal | Server gegevensbank en toebehoren, met aangepaste configuratie voor dagelijkse taken |
Informaticameterieel (hardware, software en toebehoren) met aangepaste configuratie voor dagelijkse taken (pc, draagbare computers, tablets en gelijkgesteld) | |
Printer/fotokopieertoestel multifunctioneel (functies fax, scanner, printer en kopieerder) | |
Fotoapparaat/digitale camera | |
Telefooncentrale, Wifi access point en telecomtoestellen (gsm, smartphones en gelijkgesteld) | |
Materiaal voor downloaden en opslaan van audio- en videobestanden | |
Registratiekassa, compatibel met statistiek- en ticketverkoopinstrument van het Commissariaat-generaal voor Toerisme | |
GPS | |
Ieder ander meubilair voor onthaal of beheer of materieel voor onthaal of beheer, behoorlijk verantwoord en aanvaard door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en goedgekeurd door de Minister. De lijst kan aangepast worden om rekening te houden met de toekomstige technologische ontwikkelingen |