10 SEPTEMBER 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nitraatresiduwaarde en de risicogebieden, vermeld in artikel 14, § 2, en § 3, eerste lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, en tot oplegging van strengere verbodsbepalingen ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
Art. 1-6
Artikel 1. Ter uitvoering van artikel 14, § 2, tweede en derde lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006 wordt voor het kalenderjaar 2010 de nitraatresiduwaarde vastgesteld :
1° op 90 kg N/ha voor wat betreft zandgronden waarop een specifieke teelt geteeld wordt;
2° op 88 kg N/ha voor wat betreft zandgronden waarop een andere teelt dan een specifieke teelt geteeld wordt;
3° op 90 kg N/ha voor wat betreft andere gronden dan zandgronden waarop een specifieke teelt geteeld wordt;
4° op 90 kg N/ha voor wat betreft andere gronden dan zandgronden waarop een andere teelt dan een specifieke teelt geteeld wordt.
Als in het kalenderjaar 2010 op hetzelfde perceel verschillende teelten geteeld worden, dan wordt voor de vaststelling van de nitraatresiduwaarde rekening gehouden met de hoofdteelt die op dat perceel geteeld zal worden, tenzij de hoofdteelt in het kalenderjaar 2010 wordt gevolgd door een specifieke teelt. In dat geval wordt voor de vaststelling van de nitraatresiduwaarde die op dat perceel voor het kalenderjaar 2010 van toepassing is, rekening gehouden met de specifieke teelt, die op dat perceel geteeld zal worden.
Voor het bepalen van de teelt of teelten die op een perceel geteeld worden in het kalenderjaar 2010, gebruikt men de gegevens vermeld in de verzamelaanvraag.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° zandgronden : zandgronden als vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van artikelen 8, § 3, en 13, § 2, van het Mestdecreet van 22 december 2006;
2° de verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het mestbeleid en van het landbouwbeleid;
3° een specifieke teelt : aardappelen of een specifieke teelt als vermeld in artikel 8, § 5, tweede lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006.
Art.2. Ter uitvoering van artikel 14, § 3, eerste lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006 worden, voor het kalenderjaar 2010, alle VHA-zones aangeduid als risicogebied.
Art.3. Ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006 gelden in VHA-zones, die voor het kalenderjaar 2010 aangeduid zijn als risicogebied ter uitvoering van artikel 14, § 3, van het Mestdecreet van 22 december 2006, strengere bepalingen voor het op of in de bodem brengen van meststoffen.
De strengere bepalingen, vermeld in het eerste lid, worden opgelegd aan elke landbouwer bij wie in het kalenderjaar 2010 op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond, gelegen in het gebied, vermeld in het eerste lid, een nitraatresidu is gemeten dat hoger ligt dan de nitraatresiduwaarde, vermeld in artikel 14, § 2, van het Mestdecreet van 22 december 2006. De strengere bepalingen, vermeld in het eerste lid, zijn van toepassing in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin een te hoog nitraatresidu is gemeten.
Onder de strengere bepalingen, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan dat een landbouwer de bemestingsnormen, vermeld in artikel 13 van het Mestdecreet van 22 december 2006, alleen mag toepassen als hij de begeleidende maatregelen naleeft, of dat het voor landbouwers als vermeld in het tweede lid, verboden is om meer meststoffen op te brengen dan de hoeveelheid, vermeld in de verstrengde bemestingsnormen die ter uitvoering van dit besluit vastgelegd zijn.
De minister stelt nadere regels vast aangaande de wijze waarop de strengere bepalingen vermeld in het eerste lid, worden opgelegd, bepaalt wat de begeleidende maatregelen, vermeld in het derde lid, zijn, en legt de verstrengde bemestingsnormen, vermeld in het derde lid, vast. De minister kan daarbij een differentiatie invoeren, waarbij er minstens rekening kan worden gehouden met de hoogte van het gemeten nitraatresidu. De minister kan ook rekening houden met een of meer teelten die op een perceel verbouwd zijn of verbouwd zullen worden, met het bodemtype van het betreffende perceel en met het al dan niet naleven van de begeleidende maatregelen.
De minister kan de strengere bepalingen opleggen voor alle percelen behorend tot het bedrijf van de landbouwer, vermeld in het tweede lid, of hij kan die beperken tot het perceel waarop het te hoge nitraatresidu is gemeten.
De begeleidende maatregelen, vermeld in het derde lid, houden één of meer van de volgende maatregelen in :
1° het laten nemen van bodemstalen en het uitvoeren van diverse analyses op die bodemstalen;
2° het opmaken en begeleiden van een bemestingsplan of een bemestingsregister;
3° het vragen en toepassen van bemestingsadviezen;
4° het opleggen van teelt- en bemestingstechnische maatregelen;
5° het opleggen van technieken en werkwijzen, zoals uitgewerkt door de erkende praktijkcentra, vermeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
De door de minister vastgelegde verstrengde bemestingsnormen zijn lager dan de bemestingsnormen, vermeld in artikel 13 van het Mestdecreet van 22 december 2006.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder minister verstaan : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid.
Art.4. In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt § 2 opgeheven.
Art.5. Bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt opgeheven.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 september 2010.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
J. SCHAUVLIEGE