18 MEI 2010. - Ministerieel besluit houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake onderwijs aan de inspecteur-generaal(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-06-2010 en tekstbijwerking tot 28-01-2015)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Specifieke delegaties
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 8
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de inspectie van het onderwijs.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken; het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
2° het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs : het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
3° de inspecteur-generaal : de inspecteur-generaal, bedoeld in artikel 61, 3°, van het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de minister : het lid van de Vlaamse Regering dat bevoegd is voor het onderwijs.
Art.3. De bij dit besluit verleende delegaties worden ook verleend aan het personeelslid dat met de waarneming van het ambt van de titularis is belast of dat hem vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering. In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst het betrokken personeelslid, boven de vermelding van zijn functie en zijn handtekening en onverminderd de bepaling van artikel 5, § 2, de formule "voor de (graad van de titularis), afwezig".
HOOFDSTUK 2. - Specifieke delegaties
Art.4. De inspecteur-generaal is gemachtigd om wat betreft de verschillende ambten als lid van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, vermeld in artikel 10 van het decreet betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken elke beslissing te nemen met betrekking tot :
1° de vacantverklaring van een betrekking, vermeld in artikel 14 van hetzelfde decreet, op voordracht van de erkende instantie of vereniging, vermeld in artikel 5 van hetzelfde decreet;
2° de vaste benoeming, vermeld in artikel 12 van hetzelfde decreet, op voordracht van de erkende instantie of vereniging, vermeld in artikel 5 van hetzelfde decreet;
3° de tijdelijke aanstelling, vermeld in artikel 15 van hetzelfde decreet, op voordracht van de erkende instantie of vereniging, vermeld in artikel 5 van hetzelfde decreet;
4° het uitspreken van de preventieve schorsing, vermeld in artikel 16 van hetzelfde decreet;
5° het uitspreken van het ontslag, vermeld in artikel 22 van hetzelfde decreet;
6° het bezorgen van de gemotiveerde beslissing tot ontslag, vermeld in artikel 152 van het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs.
Art.5.De inspecteur-generaal is gemachtigd om elke beslissing te nemen met betrekking tot :
1° de vacantverklaring van een betrekking bij de inspectie en de oproep voor de test van de generieke competenties, vermeld in artikel 64 van het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs;
2° de toelating van de inspecteur tot de proeftijd, vermeld in artikel 68 van hetzelfde decreet;
3° de tijdelijke aanstelling van een inspecteur, vermeld in artikel 89 en 97 van hetzelfde decreet;
4° de tijdelijke aanstelling van een coördinerend inspecteur, vermeld in artikel 102, § 1 van hetzelfde decreet;
5° de definitieve beslissing over het ontslag na de proeftijd, vermeld in artikel 73, vierde lid, van hetzelfde decreet als de tweede evaluator van de inspecteur een coördinerend inspecteur is;
6° de vaste benoeming van de inspecteur, na het doorlopen van de proeftijd, vermeld in artikel 76, § 1 en § 2 van hetzelfde decreet;
7° de toewijzing van het mandaat, vermeld in artikel 83, § 1 van hetzelfde decreet;
8° het ontslag om dringende redenen van een inspecteur, vermeld in artikel 96 van hetzelfde decreet;
9° het ontslag om dringende redenen van een coördinerend inspecteur, vermeld in artikel 87, § 4 en 105 van hetzelfde decreet;
10° de aanvraag voor een vaste benoeming van een inspecteur of coördinerend inspecteur die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, vermeld in artikelen 88, 94 en 100 van hetzelfde decreet;
11° de definitieve beslissing over de evaluatie onvoldoende van een inspecteur, met als tweede evaluator een coördinerend inspecteur, indien de raad van beroep geen eenparig advies heeft uitgebracht, vermeld in artikel 117 van hetzelfde decreet;
12° het uitspreken van het ontslag van een inspecteur of coördinerend inspecteur, vermeld in artikel 119, § 3 van hetzelfde decreet;
13° het bezorgen van de gemotiveerde beslissing tot ontslag van een inspecteur of coördinerend inspecteur, vermeld in artikel 152 van hetzelfde decreet;
14° het uitspreken van de preventieve schorsing voor de inspecteur, vermeld in artikel 122 van hetzelfde decreet;
[1 15° het namens de Vlaamse Regering meedelen dat ingevolge en overeenkomstig artikel 41, § 1, van hetzelfde decreet, het ongunstige advies betekent dat de procedure tot intrekking van de erkenning werd opgestart;]1
[2 16° 16° het vastleggen van de termijn waarbinnen het bestuur van de instelling een verbeteringsplan kan indienen, ingeval de tekorten betrekking hebben op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, vermeld in artikel 41, § 2, tweede lid van hetzelfde decreet, en het meedelen van deze termijn aan het bestuur van de instelling;]2
[2 17° de goed- of afkeuring van het verbeterplan, vermeld in artikel 41, § 2 van hetzelfde decreet en het meedelen van de termijn van opschorting van de procedure ingeval van goedkeuring;
18° de samenstelling van het paritair college, vermeld in artikel 41, § 4 van hetzelfde decreet.]2
----------
(1)<MB 2013-12-12/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2015-01-09/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.6.§ 1. De inspecteur-generaal subdelegeert de hiervoor in aanmerking komende bevoegdheden aan de personeelsleden van de inspectie tot op het meest functionele niveau. Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan het Rekenhof en aan de minister.
§ 2. Bij gebruik van de in de hoofdstukken 2 en 3 van dit besluit bedoelde delegaties plaatst de delegatiehouder boven de vermelding van zijn functie en zijn handtekening de formule "Namens de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleidsdomein onderwijs en vorming".
[1 In afwijking van het eerste lid, maakt de delegatiehouder bij de uitvoering van de delegaties, vermeld in [2 artikel 5, 15° tot en met 18°]2, duidelijk dat dit gebeurde namens de Vlaamse Regering.]1
----------
(1)<MB 2013-12-12/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2015-01-09/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.7.Over het gebruik van de in de hoofdstukken 2 en 3 bedoelde bevoegdheden wordt jaarlijks gerapporteerd door middel van een activiteitenverslag dat aan de minister wordt meegedeeld, uiterlijk binnen drie maanden nadat het semester verstreken is.
[1 Over het gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5, 16°, wordt driemaandelijks gerapporteerd aan de minister.
Wanneer een verbeterplan wordt afgekeurd in toepassing van artikel 5, 17° wordt dit gemeld aan de minister.]1
----------
(1)<MB 2015-01-09/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009.