23 APRIL 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeentebesturen die een beleid voeren ter verhoging van de aandacht voor jeugdcultuur als onderdeel van hun jeugdbeleid (NOTA : Opgeheven bij BVR2012-12-21/37, art.7, 4° , 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-05-2010 en tekstbijwerking tot 23-01-2013)
Art. 1-6
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet van 14 februari 2003 : decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid,
2° jeugdcultuur : enerzijds alle elementen uit de algemene cultuur die jongeren zich toe-eigenen en waarmee ze een eigen jeugdcultuur ontwikkelen, anderzijds alle artistiek expressieve uitingsvormen van kinderen en jongeren;
Art.2. Elk gemeentebestuur met een voor subsidiëring aanvaard jeugdbeleidsplan 2011-2013 komt in aanmerking voor subsidiëring in het kader van dit besluit als hoofdstuk 2, Jeugdbeleid, van dit plan zoals vermeld in artikel 5, § 3, van het decreet van 14 februari 2003, voor de jeugdbeleidsprioriteit jeugdcultuur voldoet aan de bepalingen van dit besluit.
In hoofdstuk 2, Jeugdbeleid, van het in het eerste lid vermelde plan, worden de uitgangspunten opgenomen, alsook de wijze waarop het jeugdcultuurbeleid voor de beleidsperiode 2011-2013 gevoerd zal worden. Een van de volgende aspecten moet minimaal aan bod komen :
1° de wijze waarop de gemeente wil inspelen op de jeugdcultuureigen uitingsvormen van kinderen en jongeren en hoe ze die wil ondersteunen, stimuleren en faciliteren;
2° de wijze waarop de gemeente de artistiek expressieve beleving van kinderen en jongeren wil stimuleren, ondersteunen en faciliteren.
Art.3. Het krediet dat krachtens artikel 8, § 2ter, van het decreet van 14 februari 2003 beschikbaar is, wordt jaarlijks verdeeld over de gemeentebesturen. Het krediet wordt verdeeld op basis van het aantal inwoners van de gemeente die jonger zijn dan 25 jaar, ten opzichte van het totale aantal inwoners van het Vlaamse Gewest die jonger zijn dan 25 jaar. De subsidies kunnen uitsluitend aangewend worden voor de uitvoering van het beleid inzake jeugdcultuur.
De verantwoordingsnota bevat een verklaring van het college van burgemeester en schepenen waarin wordt gesteld dat het in het jeugdbeleidsplan vastgestelde beleid inzake jeugdcultuur in het desbetreffende jaar werd uitgevoerd zoals gepland en dat voldoende subsidiabele uitgaven werden gedaan. Daarbij hoort ook een argumentatie bij de doelstellingen van het plan die anders of niet werden uitgevoerd.
Onder subsidiabele uitgaven als vermeld in het tweede lid worden verstaan : alle uitgaven die bijdragen tot de uitvoering van de vooropgestelde doelstellingen en acties. Personeelskosten van gemeentelijk personeel worden van subsidie uitgesloten, behalve indien het gaat om een nieuwe aanwerving in het kader van projecten ter uitvoering van de doelstellingen.
Art.4. Het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 ter uitvoering van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid, inzake de subsidiëring van gemeentebesturen die een jeugdinformatiebeleid voeren als onderdeel van hun jeugdbeleid wordt opgeheven.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 4, dat in werking treedt op 1 januari 2011.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor Jeugd, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 april 2010.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,
P. SMET