Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1), betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2010201753 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 6 van het koninkljk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1), betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende :
  "§ 2. In toepassing van artikel 124, § 1, derde lid, en in afwijking van artikel 118, § 2 van de wet, wordt het percentage van de bijdrage bedoeld in artikel 117 als volgt bepaald ingeval de werkgever erkend is als onderneming in moeilijkheden overeenkomstig hoofdstuk 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen en het brugpensioen aanvangt tijdens de periode van deze erkenning :
  1° Tijdens de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden :
  - 17,50 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen de leeftijd van 52 jaar niet heeft bereikt;
  - 13,50 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen minstens 52 jaar is en de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt;
  - 10 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen minstens 55 jaar is en de leeftijd van 58 jaar niet heeft bereikt;
  - 6,50 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen minstens 58 jaar is en de leeftijd van 60 jaar niet heeft bereikt;
  - 3,50 pct. voor de andere bruggepensioneerden.
  2° Na de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden zijn de percentages vermeld in artikel 118, § 2, van de wet van toepassing.
  Deze percentages bedoeld in het eerste lid, 2° zijn verschuldigd vanaf de maand volgend op de maand waarin de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden een einde neemt. Tot dan zijn de percentages bedoeld onder het eerste lid, 1° van kracht.

Art.2. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het vierde lid worden de woorden " artikel 6, 2° " vervangen door de woorden " artikel 6, § 1, 2° ";
  2° in het vijfde lid worden de woorden " artikel 6, 1° " vervangen door de woorden " artikel 6, § 1, 1° of § 2, eerste lid, 1° ".

Art.3. In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het vijfde lid vervangen als volgt :
  " Indien het vierde lid van toepassing is en overeenkomstig artikel 124, §§ 4 en 5 van de wet :
  - worden de bedragen voorzien in artikel 7, eerste, derde of vierde lid, op respectievelijk 50 EUR en 37,60 EUR gebracht;
  - wordt het bedrag voorzien in artikel 7, tweede lid, op 12,40 EUR gebracht;
  - worden de bedragen voorzien in artikel 7, vijfde lid op respectievelijk 16 EUR en 12 EUR gebracht. "

Art.4. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 10. In uitvoering van artikel 124, § 2, van de wet zijn de debiteurs die zich hebben onttrokken aan hun verplichting inzake aangifte, zoals bedoeld in artikel 125 van de wet of die hun verplichting slechts gedeeltelijk zijn nagekomen, gehouden aan de Instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen een forfaitair bedrag te betalen bovenop de procentuele bijdrage bedoeld in deze afdeling. Dit maandelijkse forfaitaire bedrag bedraagt :
  - 150,00 EUR bovenop de procentuele bijdrage bedoeld in artikel 118, § 2 of § 2bis van de wet of in artikel 5 of 6;
  - 25,00 EUR bovenop de procentuele bijdrage bedoeld in artikel 118, § 2ter of § 3 van de wet. "

Art.5. In artikel 18 van hetzelfde koninklijk, besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  " Als de aanvullende vergoeding voor het eerst toegekend werd vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden, in afwijking van het eerste lid, de werkgeversbijdragen berekend op de effectief betaalde bedragen van aanvullende vergoedingen. De betaling van de bijdrage gebeurt per kwartaal aan de instelling belast met de inning van de sociale bijdragen. Indien het een voorafbetaling van alle aanvullende vergoedingen betreft, worden de werkgeversbijdragen berekend voor de door de aanvullende vergoedingen gedekte periode. ";
  2° het derde lid wordt opgeheven;
  3° het vroegere lid 4, dat het lid 3 wordt, wordt vervangen als volgt :
  " In de gevallen bedoeld bij het eerste en tweede lid, is bij de berekening van de bijdrage bedoeld in artikelen 117 en 119 van de wet rekening gehouden met de verschillende percentages voorzien in artikel 118, §§ 2, 2bis, 2ter en 3, en in artikel 120, §§ 3 en 4 van de wet en in artikelen 5 en 6, evenals met de minimumbedragen bedoeld in artikel 5 en in artikel 9, § 2, lid 5 van het huidige besluit. "

Art.6. In artikel 20 van hetzelfde koninklijk, besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin :
  " Indien de aanvullende vergoeding niet maandelijks wordt betaald, dan wordt de inhouding berekend op de effectief betaalde bedragen, op het ogenblik van de betaling, behalve als het voorafbetaling van alle aanvullende vergoedingen betreft.
  2° het vierde lid wordt opgeheven;

Art.7. In artikel 25 van hetzelfde koninklijk, besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin :
  " Indien de aanvullende vergoeding niet maandelijks wordt betaald, dan wordt de inhouding berekend op de effectief betaalde bedragen, op het ogenblik van de betaling, behalve als het voorafbetaling van alle aanvullende vergoedingen betreft. "
  2° het vierde lid wordt opgeheven;

Art.8. In artikel 26 van hetzelfde koninklijk, wordt het derde lid opgeheven.

Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2010.

Art. 10. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en de Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, op 13 juni 2010.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid,
  Mevr. J. MILQUET