10 MAART 2010. - Ministerieel besluit houdende de vaststelling van het basisbouwprogramma voor een eenvoudig zwembad in het kader van een inhaalbeweging in sportinfrastructuur via alternatieve financiering
Art. 1-4
Artikel 1. Ter uitvoering van artikel 19, eerste lid, 3°, en artikel 21, § 1, eerste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 ter uitvoering van het decreet van 23 mei 2008 betreffende een inhaalbeweging in sportinfrastructuur via alternatieve financiering, legt dit besluit het basisbouwprogramma vast voor het eenvoudig zwembad zoals bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van voormeld besluit.
§ 2. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, moet een eenvoudig zwembad beantwoorden aan de in dit besluit minimaal gestelde bestanddelen van het basisbouwprogramma, vermeld in artikel 2.
§ 3. De werken en diensten van het basisbouwprogramma die voor subsidiëring in aanmerking komen, moeten betrekking hebben op het ontwerp, de bouw en het onderhoud met het oog op het ter beschikking stellen van een eenvoudig zwembad als vermeld in artikel 2, artikel 3 en artikel 4.
Art.2. § 1. Het eenvoudig zwembad bestaat minimaal uit :
1° een overdekt sportzwembad van minimaal 10 m bij 25 m met een maximale oppervlakte van 25 m bij 25 m;
2° aangevuld met een of meer van de volgende functies, die, naargelang het geval, worden ondergebracht in het overdekte sportzwembad of in een overdekt afzonderlijk bassin :
1) recreatief zwemmen; en/of
2) instructie zwemmen;
3° de nodige loopruimte voor de baders rondom het zwembad.
§ 2. Het eenvoudig zwembad, vermeld in artikel 2, eerste lid, moet aangevuld zijn met de volgende basisvoorzieningen en sporttechnische uitrustingen :
1) een inkomhal;
2) publieke toiletten, afzonderlijk voor dames, heren en personen met een beperking;
3) een toegangscontrolesysteem;
4) een gescheiden gangensysteem voor geschoeide en ongeschoeide gebruikers van de kleedkamers;
5) een kleedruimte die bestaat uit verschillende types van kleedruimten, afhankelijk van het aantal bezoekers dat er gelijktijdig gebruik van kan maken :
6) kledij-opbergkastjes;
7) toiletten voor de baders, afzonderlijk voor dames, heren en personen met een beperking;
8) een doucheruimte;
9) een voetontsmettingssysteem;
10) een badmeesterpost;
11) bergruimten voor (zwem)materiaal (sport- en spelmateriaal);
12) een bergruimte voor poetsgerei;
13) een EHBO-lokaal;
14) een personeelsruimte met afzonderlijke kleedkamers en sanitair voor dames en heren;
15) technische inrichting en uitrusting die noodzakelijk zijn voor het eenvoudig zwembad.
Art.3. Voor de subsidiëring van het eenvoudig zwembad kan de totale wateroppervlakte voor maximaal 437,5 m2 in aanmerking worden genomen. Ter uitvoering van artikel 21, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 ter uitvoering van het decreet van 23 mei 2008 betreffende een inhaalbeweging in sportinfrastructuur via alternatieve financiering, zal in geval van overschrijding van de maximale wateroppervlakte het teveel en de hiermee gerelateeerde basisvoorzieningen en sporttechnische uitrustingen niet in aanmerking worden genomen voor subsidiëring.
Art. 4. De volgende basisvoorzieningen en sporttechnische uitrustingen van het eenvoudig zwembad komen in aanmerking voor subsidiëring :
1) de basisvoorzieningen en sporttechnische uitrustingen zoals bepaald in artikel 2, § 2;
2) basisuitrusting voor zwemtrainingen en regionale wedstrijden : startblokken en zwemlijnen;
3) een administratieruimte;
4) een toeschouwersruimte;
5) aansluitingsleidingen voor gas, riolering, elektriciteit (laagspanning) en andere nutsvoorzieningen tot 50 meter vanaf de bouwplaats;
6) een horecaruimte : een cafetaria met een kleine keukenruimte en een berging en verder niet ingericht, noch uitgerust, met een maximale oppervlakte van 210 m2;
7) werken en diensten die bijdragen tot de toegankelijkheid voor personen met een beperking, zoals onder meer een zwembadlift.
De basisvoorzieningen en de sportechnische uitrustingen, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de Belgische wetgeving en normen.
Brussel, 10 maart 2010.
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
Ph. MUYTERS