Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

16 APRIL 2010. - Ministerieel besluit tot wijziging van de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, zaad van groenvoedergewassen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie



Inhoudstafel:


Art. 1-5
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006027041  2006027042  2006027043  2006027044 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Richtlijn 2009/74/EG van de Commissie van 26 juni 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad wat betreft de botanische namen van planten, de wetenschappelijke namen van andere organismen en bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG en 2002/57/EG in het licht van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis wordt bij dit besluit omgezet.

Art.2. Het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen wordt gewijzigd als volgt :
  1° artikel 1, § 1, punt A, wordt vervangen als volgt :
  " A. groenvoedergewassen : planten van de volgende geslachten en soorten :



  
  
a) Poaceae (Gramineae)a) Poacées (Graminées)
  
Agrostis canina L. Kruipend struisgras/ heidestruisgras
  
Agrostis gigantea Roth Struisgras
  
Agrostis stolonifera L. Fioringras
  
Agrostis capillaris L. Gewoon struisgras
  
Alopecurus pratensis L. Vossenstaart
  
Arrhenatherum elatius (L.) P Beauv. ex J. Presl & C. Presl Frans raaigras
  
Bromus catharticus Vahl Alaskadravik
  
Bromus sitchensis Trin. Alaskadravik
  
Cynodon dactylon (L.) Pers. Bermudagras
  
Dactylis glomerata L. Kropaar
  
Festuca arundinaceae Schreber Rietzwenkgras
  
Festuca filiformis Pourr.Fijnbladig schapengras
  
Festuca ovina L. Schapegras
  
Festuca pratensis Huds. Beemdlangbloem
  
Festuca rubra L.Roodzwenkgras
  
Festuca trachyphylla (Hack.) Krajina Schapegras
  
Lolium multiflorum Lam. Westerworlds en Italiaans raaigras
  
Lolium perenne L. Engels raaigras
  
Lolium x boucheanum Kunth Gekruist raaigras
  
Phalaris aquatica L. Knolrietgras, Phalaris
  
Phleum nodosum L.Klein timotheegras
  
Phleum pratense L. Timoteegras (Timotheegras)
  
Poa annua L. Tuintjesgras
  
Poa nemoralis L. Bosbeemdgras
  
Poa palustris L. Moerasbeemdgras
  
Poa pratensis L. Veldbeemdgras
  
Poa trivialis L. Ruwbeemdgras
  
Trisetum flavescens (L.) P Beauv. Goudhaver
  
x Festulolium Asch. & Graebn.Hybriden voortvloeiend uit de kruising van het geslacht Festuca met een soort van het geslacht Lolium
  
b) Fabaceae (Leguminosae)b) Vlinderbloemigen
  
Galega orientalis Lam. Voedergalega
  
Hedysarium coronarium L. Esparcette
  
Lotus corniculatus L. Rolklaver
  
Lupinus albus L. Witte lupine
  
Lupinus angustifolius L. Blauwe lupine
  
Lupinus luteus L. Gele lupine
  
Medicago lupulina L. Hopperupsklaver
  
Medicago sativa L. Luzerne
  
Medicago x varia T. Martyn Luzerne
  
Onobrychis viciifolia Scop. Esparcetteklaver
  
Pisum sativum L. (partim) Voedererwten
  
Trifolium alexandrinum L. Alexandrijnse klaver
  
Trifolium hybridum L. Basterdklaver
  
Trifolium incarnatum L. Inkarnaatklaver
  
Trifolium pratense L. Rode klaver
  
Trifolium repens L. Witte klaver
  
Trifolium resupinatum L. Perzische klaver
  
Trigonella foenumgraecum L. Bokshoorn
  
Vicia faba L. (partim) Veldboon
  
Vicia pannonica Crantz Pannonische wikke
  
Vicia sativa L. Voederwikke
  
Vicia villosa Roth Zachte wikke
  
c) Andere soorten
  
Brassica napus L. var. napobrassica (L.) Rchb. Koolraap
  
Brassica oleracea L. convar. acephala (DC) Alef. var. medullosa Thell.+ var. viridis L. Voederkool
  
Phacelia tanacetifolia Benth. Facelia
  
Raphanus sativus L. var. oleiformis Pers. Bladrammenas

  2° de bijlagen II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit.

Art.3. Het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van zaaigranen wordt gewijzigd als volgt :
  1° artikel 1, § 1, 2°, wordt vervangen als volgt :
  2° graangewassen : planten van de volgende gewassen, bestemd voor land- of tuinbouw,



  
  
Avena nuda L. Naakte haver
  
Avena sativa L. (met inbegrip van A. byzantina K. Koch)Haver en Byzantijnse haver
  
Avena strigosa Schreb.Magere haver, ruwe haver
  
Hordeum vulgare L. Gerst
  
Oryza sativa L. Rijst
  
Phalaris canariensis L. Kanariezaad
  
Secale cereale L. Rogge
  
Sorghum bicolor (L.) Moench Sorgho
  
Sorghum sudanense (Piper) StapfSoedangras
  
x Triticosecale Wittm. ex A. CamusHybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Triticum met een soort van het geslacht Secale
  
Triticum aestivum L. Zachte tarwe
  
Triticum durum Desf. Harde tarwe
  
Triticum spelta L. Spelt
  
Zea mays L. (partim) Mais, met uitzondering van popcorn en suikermais

  Deze definitie geldt ook voor de onderstaande hybriden die het product zijn van een kruising van de hierboven genoemde soorten :
  Sorghum bicolor (L.) Moench X Sorghum sudanense (Piper) Stapf - Hybriden die het product zijn van de kruising van sorgho en Soedangras.
  Tenzij anders bepaald gelden voor zaad van genoemde hybriden de normen en andere voorwaarden die toepasselijk zijn voor zaad van elk van de soorten waaruit zij zijn verkregen; ";
  2° de bijlagen I, II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.

Art.4. Het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie wordt gewijzigd als volgt :
  1° bijlage II, 3, wordt aangevuld met volgend punt :
  " c) Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar verwezen wordt in de tabel onder punt a) :
  - in het geval van bepaalde soorten Zea mays (zachte maïs, types super-sweet) wordt het vereiste minimale kiemvermogen verminderd tot 80 % van de zuivere zaden. Het officiële etiket of het etiket van de leverancier, al naar gelang van het geval, draagt de melding "Minimaal kiemvermogen 80 %". ";
  2° in bijlage III, 1, worden de punten a) en b) vervangen als volgt :
  " a) zaad van Phaseolus coccineus, Phaseolus vulgaris, Pisum sativum en Vicia faba 30 ton
  b) zaadkorrels even dik als of dikker dan tarwekorrels, behalve Phaseolus coccineus, Phaseolus vulgaris, Pisum sativum en Vicia faba 20 ton ".

Art.5. Het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt gewijzigd als volgt :
  1° in artikel 1, § 1, 2°, wordt punt b) vervangen als volgt :
  " b) Brassica juncea (L.) Czern, bruine mosterd; ";
  2° in artikel 1, § 1, 2°, wordt punt d) vervangen als volgt :
  " d) Brassica nigra (L.) W.D.J. Koch, zwarte mosterd; ";
  3° de bijlagen I, II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage 3 bij dit besluit.

  Namen, 16 april 2010.
  B. LUTGEN

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1.
  1° Bijlage II bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergrassen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE II. - VOORWAARDEN WAARAAN ZAAIZAAD MOET VOLDOEN
  Deel 1. - Gecertificeerd zaad
  1) Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.
  Het zaaizaad van de onderstaande soorten moet met name aan de volgende normen en andere voorwaarden voldoen. Het moet de volgende minimale raszuiverheid hebben :



  
  
Rassen en categorieënMinimale raszuiverheid (%)
  
Poa pratensis, rassen als bedoeld in het tweede gedeelte van de derde zin van punt 4 van bijlage I, Brassica napus var. napobrassica en Brassica oleracea convar. acephala : 98 %
  
Pisum sativum en Vicia faba :
  
- gecertificeerd zaaizaad, eerste vermeerdering99 %
  
- gecertificeerd zaaizaad, tweede vermeerdering98 %

  Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
  2) Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten, inclusief de aanwezigheid van bittere zaden in zoete rassen van Lupinus spp., aan de volgende normen en andere voorwaarden voldoen
  A. Tabel :


<td colspan="8" valign="top">Mechanische zuiverheid<td colspan="3" valign="top">Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)<td colspan="7" valign="top">Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten (gewichts- %)<td colspan="15" valign="top">Poaceae (Gramineae)
  <td colspan="15" valign="top">Fabaceae (Leguminosae)
  <td colspan="15" valign="top">Andere rassen
  
SoortKiemkrachtVoorwaarde voor het percentage lupinezaden van een andere kleur en zaden van bitterstofhoudende lupinen
 Minimum kiemkracht (% van de zuivere zaden)Maximumgehalte aan harde zaden (% van de zuivere zaden)Minimale mechanische zuiverheid (% van het gewicht)Avena fatua, Avena sterilisCuscuta spp.Rumex spp. Andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimus
  
    TotaalEen enkele soortElytrigia repensAlopecurus myosuroidesMeli-lotus spp.Raphanus raphanistrumSinapis arvensis
  
123456789101112131415
Agrostis canina75 (a) 902,01,00,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Agrostis capillaris75 (a) 902,01,00,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Agrostis gigantea80 (a) 902,01,00,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Agrostis stolonifera75 (a) 902,01,00,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Alopecurus pratensis70 (a) 752,51,0 (f)0,30,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Arrhenatherum elatius75 (a) 903,01,0 (f)0,50,3   0 (g)0 (j) (k)5 (n)
  
Bromus catharticus75 (a) 971,51,00,50,3   0 (g)0 (j) (k)10 (n)
  
Bromus sitchensis75 (a) 971,51,00,50,3   0 (g)0 (j) (k)10 (n)
  
Cynodon dactylon70 (a) 902,01,00,30,3   00 (j) (k)2
  
Dactylis glomerata80 (a) 901,51,00,30,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Festuca arundinacea80 (a) 951,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Festuca filiformis75 (a) 852,01,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Festuca ovina75 (a) 852,01,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Festuca pratensis80 (a) 951,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Festuca rubra75 (a) 901,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Festuca trachyphylla75 (a) 852,01,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
x Festulolium75 (a) 961,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Lolium multiflorum75 (a) 961,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Lolium perenne80 (a) 961,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Lolium x boucheanum75 (a) 961,51,00,50,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Phalaris aquatica75 (a) 961,51,00,30,3   00 (j) (k)5
  
Phleum nodosum80 (a) 961,51,00,30,3   00 (k)5
  
Phleum pratense80 (a) 961,51,00,30,3   00 (k)5
  
Poa annua75 (a) 852,0 (c)1,0 (c)0,30,3   00 (j) (k)5 (n)
  
Poa nemoralis75 (a) 852,0 (c)1,0 (c)0,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Poa palustris75 (a) 852,0 (c)1,0 (c)0,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Poa pratensis75 (a) 852,0 (c)1,0 (c)0,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Poa trivialis75 (a) 852,0 (c)1,0 (c)0,30,3   00 (j) (k)2 (n)
  
Trisetum flavescens70 (a) 753,01,0 (f)0,30,3   0 (h)0 (j) (k)2 (n) 
Galega orientalis6040972,01,5  0,3  00 (l) (m)10 (n)
  
Hedysarum coronarium75 (a) (b)30952,51,0  0,3  00 (k)5
  
Lotus corniculatus75 (a) (b)40951,8 (d)1,0 (d)  0,3  00 (l) (m)10
  
Lupinus albus80 (a) (b)20980,5 (e)0,3 (e)  0,3  0 (i)0 (j)5 (n)(o) (p)
  
Lupinus angustifolius75 (a) (b)20980,5 (e)0,3 (e)  0,3  0 (i)0 (j)5 (n)(o) (p)
  
Lupinus luteus80 (a) (b)20980,5 (e)0,3 (e)  0,3  0 (i)0 (j)5 (n)(o) (p)
  
Medicago lupulina80 (a) (b)20971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Medicago sativa80 (a) (b)40971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Medicago x varia80 (a) (b)40971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Onobrychis viciifolia75 (a) (b)20952,51,0  0,3  00 (j)5
  
Pisum sativum80 (a) 980,50,3  0,3  00 (j)5 (n)
  
Trifolium alexandrinum80 (a) (b)20971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Trifolium hybridum80 (a) (b)20971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Trifolium incarnatum75 (a) (b)20 1,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Trifolium pratense80 (a) (b)20971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Trifolium repens80 (a) (b)40971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Trifolium resupinatum80 (a) (b)20971,51,0  0,3  00 (l) (m)10
  
Trigonella foenumgraecum80 (a) 951,00,5  0,3  00 (j)5
  
Vicia faba80 (a) (b)5980,50,3  0,3  00 (j)5 (n)
  
Vicia pannonica85 (a) (b)20981,0 (e)0,5 (e)  0,3  0 (i)0 (j)5 (n)
  
Vicia sativa85 (a) (b)20981,0 (e)0,5 (e)  0,3  0 (i)0 (j)5 (n)
  
Vicia villosa85 (a) (b)20981,0 (e)0,5 (e)  0,3  0 (i)0 (j)5 (n) 
Brassica napus var. napobrassica80 (a) 981,00,5   0,30,300 (j) (k)5
  
Brassica oleracea convar. acephala (acephala var. medullosa + var. viridis)75 (a) 981,00,5   0,30,300 (j) (k)10
  
Phacelia tanacetifolia80 (a) 961,00,5     00 (j) (k) 
  
Raphanus sativus var. oleiformis80 (a) 971,00,5   0,30,300 (j)5

  B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel opgenomen in deel 1, punt 2, A, van deze bijlage :
  (a) Alle na voorbehandeling niet gekiemde verse en gezonde zaden worden beschouwd als gekiemde zaden.
  (b) Hardschalige zaden worden voor zover zij het aangegeven maximumpercentage niet overschrijden, meegeteld als kiemkrachtige zaden.
  (c) Een maximaal totaal gewichtspercentage van 0,8 % aan zaden van andere Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.
  (d) Een maximaal gewichtspercentage van 1 % aan zaden van Trifolium pratense geldt niet als onzuiverheid.
  (e) Een maximaal gewichtspercentage van 0,5 % aan zaden van Lupinus albus, Lupinus angustifolius, Lupinus luteus, Pisum sativum, Vicia faba, Vicia pannonica, Vicia sativa en Vicia villosa in andere relevante soorten geldt niet als onzuiverheid.
  (f) Het voorgeschreven maximaal gewichtspercentage aan zaden van één enkele soort geldt niet voor zaden van Poa spp.
  (g) De aanwezigheid van maximum twee zaden van Avena fatua en Avena sterilis in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van deze soorten.
  (h) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Avena fatua en Avena sterilis in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van tweemaal het voorgeschreven gewicht vrij is van zaden van deze soorten.
  (i) Het aantal zaden van Avena fatua en Avena sterilis wordt slechts bepaald indien er twijfel bestaat of aan de in kolom 12 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
  (j) Het aantal zaden van Cuscuta spp. wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 13 gestelde voorwaarden is voldaan.
  (k) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.
  (l) Voor de bepaling van het aantal zaden van Cuscuta spp. moet het gewicht van het monster tweemaal zo groot zijn als het in kolom 4 van bijlage III voor de relevante soort aangegeven gewicht.
  (m) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, indien een tweede monster van tweemaal het voorgeschreven gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.
  (n) Het aantal zaden van andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimus wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of aan de in kolom 14 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
  (o) Het percentage van het aantal zaden Lupinus spp. van een andere kleur mag niet meer bedragen dan :
  - in bittere lupinen : 2 %
  - in andere Lupinus spp. dan bittere lupinen : 1 %
  p) Het percentage van het aantal bittere zaden in rassen van Lupinus spp. mag niet meer bedragen dan 2,5 %.
  (p) Het percentage van het aantal bittere zaden in rassen van Lupinus spp. mag niet meer bedragen dan 2,5 %.
  3) De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.
  Deel 2. - Basiszaad
  Voor basiszaad gelden de voorwaarden van deel I van deze bijlage, tenzij hieronder anders is bepaald.
  1) Zaad van Pisum sativum, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala, Vicia faba en van rassen van Poa pratensis als bedoeld in het tweede gedeelte van de derde zin van punt 4 van bijlage I moet aan de volgende normen of eisen voldoen : de minimale raszuiverheid moet 99,7 % bedragen. Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
  2) Het zaad moet aan de volgende andere normen en voorwaarden voldoen :
  A. Tabel :


<td colspan="6" valign="top">Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten<td colspan="5" valign="top">Percentage van het aantal zaden in een monster met het gewicht bedoeld in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)
   <td colspan="8" valign="top">Poaceae (Gramineae)
  <td colspan="8" valign="top">Fabaceae (Leguminosae)
  <td colspan="8" valign="top">Andere soorten
  
SoortAndere normen of voorwaarden
 Totaal (Gewichts- % i)
  Een enkele soortRumex spp. Andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimusElytrigia repensAlopecurus
  myosuroides
Melilotus spp.
  
12345678
Agrostis canina0,320111 (j)
  
Agrostis capillaris0,320111 (j)
  
Agrostis gigantea0,320111 (j)
  
Agrostis stolonifera0,320111 (j)
  
Alopecurus pratensis0,320 (a)255 (j)
  
Arrhenatherum elatius0,320 (a)255 (i) (j)
  
Bromus catharticus0,420555 (j)
  
Bromus sitchensis0,420555 (j)
  
Cynodon dactylon0,320 (a)111 (j)
  
Dactylis glomerata0,320 (a)255 (j)
  
Festuca arundinacea0,320 (a)255 (j)
  
Festuca filiformis Pourr.0,320 (a)255 (j)
  
Festuca ovina0,320 (a)255 (j)
  
Festuca pratensis0,320 (a)255 (j)
  
Festuca rubra0,320 (a)255 (j)
  
Festuca trachyphylla0,320 (a)255 (j)
  
x Festulolium0,320 (a)255 (j)
  
Lolium multiflorum0,320 (a)255 (j)
  
Lolium perenne0,320 (a)255 (j)
  
Lolium x boucheanum0,320 (a)255 (j)
  
Phalaris aquatica0,320255 (j)
  
Phleum nodosum0,320211 (j)
  
Phleum pratense0,320211 (j)
  
Poa annua0,320 (b)111 (f) (j)
  
Poa nemoralis0,320 (b)111 (f) (j)
  
Poa palustris0,320 (b)111 (f) (j)
  
Poa pratensis0,320 (b)111 (f) (j)
  
Poa trivialis0,320 (b)111 (f) (j)
  
Trisetum flavescens0,320 (c)111 (i) (j)
Galega orientalis0,3202  0 (e)(j)
  
Hedysarum coronarium0,3202  0 (e)(j)
  
Lotus corniculatus0,3203  0 (e)(g) (j)
  
Lupinus albus0,3202  0 (d)(h) (k)
  
Lupinus angustifolius0,3202  0 (d)(h) (k)
  
Lupinus luteus0,3202  0 (d)(h) (k)
  
Medicago lupulina0,3205  0 (e)(j)
  
Medicago sativa0,3203  0 (e)(j)
  
Medicago x varia0,3203  0 (e)(j)
  
Onobrychis viciifolia0,3202  0 (d)
  
Pisum sativum0,3202  0 (d)
  
Trifolium alexandrinum0,3203  0 (e)(j)
  
Trifolium hybridum0,3203  0 (e)(j)
  
Trifolium incarnatum0,3203  0 (e)(j)
  
Trifolium pratense0,3205  0 (e)(j)
  
Trifolium repens0,3205  0 (e)(j)
  
Trifolium resupinatum0,3203  0 (e)(j)
  
Trigonella foenumgraecum0,3202  0 (d)
  
Vicia faba0,3202  0 (d)
  
Vicia pannonica0,3202  0 (d)(h)
  
Vicia sativa0,3202  0 (d)(h)
  
Vicia villosa0,3202  0 (d)(h)
Brassica napus var.napobrassica0,3202   (j)
  
Brassica oleracea convar. Acephala (acephala var. medullosa + var. viridis)0,3203   (j)
  
Phacelia tanacetifolia0,320    
  
Raphanus sativus var. oleiformis0,3202   

  B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel opgenomen in deel 2, punt 2, A, van deze bijlage :
  (a) De aanwezigheid van in totaal 80 zaden van Poa spp. geldt niet als onzuiverheid.
  (b) De in kolom 3 vastgestelde voorwaarde is niet van toepassing op zaaizaad van Poa spp. Het totale maximale aantal zaden van andere Poa spp. dan de soort die onderzocht wordt, mag niet meer dan 1 bedragen in een monster van 500 zaden.
  (c) De aanwezigheid van in totaal 20 zaden van Poa spp. geldt niet als onzuiverheid.
  (d) Het aantal zaden van Melilotus spp. wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
  (e) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Melilotus spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, indien een tweede monster van tweemaal het voorgeschreven gewicht vrij is van zaden van Melilotus spp.
  (f) Voorwaarde (c), die vastligt in deel 1, punt 2, van deze bijlage is niet van toepassing.
  (g) Voorwaarde (d), die vastligt in deel 1, punt 2, van deze bijlage is niet van toepassing.
  (h) Voorwaarde (e), die vastligt in deel 1, punt 2, van deze bijlage is niet van toepassing.
  (i) Voorwaarde (f), die vastligt in deel 1, punt 2, van deze bijlage is niet van toepassing.
  (j) De voorwaarden (k) en (m), die vastliggen in deel 1, punt 2, van deze bijlage zijn niet van toepassing.
  (k) Het percentage van het aantal bittere zaden in rassen van Lupinus spp. mag niet meer bedragen dan 1 %.
  Deel 3. - Handelszaad
  Voor handelszaad gelden de voorwaarden van deel I, punten 2 en 3, van deze bijlage, tenzij hieronder anders is bepaald.
  1) De gewichtspercentages van de kolommen 5 en 6 van de in deel I, punt 2, onder A, van deze bijlage opgenomen tabel worden met 1 % verhoogd.
  2) Voor Poa annua geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 10 % aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.
  3) Voor andere Poa spp. dan Poa annua geldt een maximaal totaal gewichtspercentage 3 % aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.
  4) Voor Hedysarum coronarium geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 1 % aan zaden van Melilotus spp. niet als onzuiverheid.
  5) Voorwaarde d), die vastligt in deel 1, punt 2, van deze bijlage is niet van toepassing op Lotus corniculatus.
  6) Voor Lupinus spp.,
  a) bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 97gewichtspercent;
  b) mag het percentage van het aantal zaden Lupinus spp. van een andere kleur niet meer bedragen dan :
  - in bittere lupinen : 4 %
  - in andere Lupinus spp. dan bittere lupinen : 2 %.
  7) Voor Vicia spp. geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 6 % aan zaden van Vicia pannonica, Vicia villosa of aanverwante cultuursoorten in andere relevante soorten niet als onzuiverheid..
  8) Voor Vicia pannonica, Vicia sativa en Vicia villosa bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 97 gewichtspercent. ".
  2° Bijlage III bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergrassen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE III. - GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER



  
  <td colspan="4" valign="top">Poaceae (Gramineae)
  <td colspan="4" valign="top">b) Fabaceae (Leguminosae)
  <td colspan="4" valign="top">Andere soorten
  
SoortMaximumgewicht van een partij in tonMinimumgewicht van een partij dat van een monster wordt genomen (in gram)Gewicht van het monster voor de bepaling van de aantallen, als bedoeld in bijlage II, deel I, punt 2, onder A , kolommen 12-14 en in bijlage II, deel II, punt 2, onder A, kolommen 3-7 (gram)
  
1234
Agrostis canina10505
  
Agrostis capillaris10505
  
Agrostis gigantea10505
  
Agrostis stolonifera10505
  
Alopecurus pratensis1010030
  
Arrhenatherum elatius1020080
  
Bromus catharticus10200200
  
Bromus sitchensis10200200
  
Cynodon dactylon10505
  
Dactylis glomerata1010030
  
Festuca arundinacea1010050
  
Festuca filiformis1010030
  
Festuca ovina1010030
  
Festuca pratensis1010050
  
Festuca rubra1010030
  
Festuca trachyphylla1010030
  
x Festulolium1020060
  
Lolium multiflorum1020060
  
Lolium perenne1020060
  
Lolium x boucheanum1020060
  
Phalaris aquatica1010050
  
Phleum nodosum105010
  
Phleum pratense105010
  
Poa annua105010
  
Poa nemoralis10505
  
Poa palustris10505
  
Poa pratensis10505
  
Poa trivialis10505
  
Trisetum flavescens10505
Galega orientalis10250200
  
Hedysarum coronarium  
  
- vrucht101 000300
  
- zaad10400120
  
Lotus corniculatus1020030
  
Lupinus albus301 0001 000
  
Lupinus angustifolius301 0001 000
  
Lupinus luteus301 0001 000
  
Medicago lupulina1030050
  
Medicago sativa1030050
  
Medicago x varia1030050
  
Onobrychis viciifolia  
  
- vrucht10600600
  
- zaad10400400
  
Pisum sativum301 0001 000
  
Trifolium alexandrinum1040060
  
Trifolium hybridum1020020
  
Trifolium incarnatum1050080
  
Trifolium pratense1030050
  
Trifolium repens1020020
  
Trifolium resupinatum1020020
  
Trigonella foenumgraecum10500450
  
Vicia faba301 0001 000
  
Vicia pannonica301 0001 000
  
Vicia sativa301 0001 000
  
Vicia villosa301 0001 000
Brassica napus var.napobrassica10200100
  
Brassica oleracea convar. Acephala10200100
  
Phacelia tanacetifolia1030040
  
Raphanus sativus var. oleiformis10300300

  Het maximumgewicht van een partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden. ".

  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 april 2010 tot wijziging van de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, zaad van groenvoedergewassen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.
  Namen, 16 april 2010.
  De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed,
  B. LUTGEN

Art. N2. Bijlage 2.
  1° Bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE I. - VOORWAARDEN WAARAAN HET GEWAS MOET VOLDOEN
  1) Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas. Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.
  2) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden en in het bijzonder voor Sorghum spp. van bronnen van Sorghum halepense :



  
  
GewasMinimumafstand
  
Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden) :
  
Voor de productie van basiszaad300 m
  
Voor de productie van gecertificeerd zaad250 m
  
Sorghum spp.300 m
  
x Triticosecale, zelfbestuivende rassen
  
Voor de productie van basiszaad50 m
  
Voor de productie van gecertificeerd zaad20 m
  
Zea mays200 m

  Deze afstanden behoeven niet in acht genomen te worden, wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.
  3) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat de productie van zaad van hybriderassen betreft, gelden genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
  Gewassen van Oryza sativa, Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden), Sorghum spp. en Zea mays moeten met name aan de volgende andere normen en voorwaarden voldoen :
  A. Oryza sativa
  het aantal planten dat duidelijk als wilde planten of als planten met rode zaden kan worden herkend, mag niet meer bedragen dan :
  - 0 voor de productie van basiszaad,
  - 1 per 50 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
  B. Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden)
  Het aantal planten van de soorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan :
  - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
  - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
  C. Sorghum spp.
  a) het percentage van het aantal planten van een andere sorghumsoort dan de soort van het gewas of die duidelijk niet tot de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan :
  aa) voor de productie van basiszaad :
  i) tijdens de bloeitijd : 0,1 %,
  ii) na rijping : 0,1 %;
  bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
  i) planten van de mannelijke kruisingspartner die stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is : 0,1 %,
  ii) planten van de vrouwelijke kruisingspartner
  - tijdens de bloeitijd : 0,3 %,
  - na rijping : 0,1 %.
  b) Voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan :
  aa) de planten van de mannelijke kruisingspartners moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is;
  bb) wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is, mag het percentage planten van die kruisingspartner die stuifmeel afgeven of hebben afgegeven niet meer bedragen dan 0,1 %.
  c) Gewassen van vrij bestoven of kunstmatig verkregen rassen van Sorghum spp. moeten voldoen aan de volgende normen : het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan :
  - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
  - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
  D. Zea mays
  a) het percentage planten die duidelijk niet tot het ras, de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan :
  aa) voor de productie van basiszaad :
  i) ingeteelde stammen : 0,1 %,
  ii) enkelvoudige hybriden, voor iedere kruisingspartner : 0,1 %,
  iii) vrij bestoven rassen : 0,5 %;
  bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
  i) kruisingspartners van hybriderassen :
  - ingeteelde stammen : 0,2 %,
  - enkelvoudige hybriden : 0,2 %,
  - vrij bestoven rassen : 1,0 %;
  ii) vrij bestoven rassen : 1,0 %.
  b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen en voorwaarden worden voldaan :
  aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan;
  bb) zo nodig moet tot ontpluiming worden overgaan;
  cc) wanneer 5 % of meer planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan :
  - 1 % bij elke officiële veldkeuring, en
  - 2 % voor alle officiële veldkeuringen tezamen.
  Planten worden geacht stuifmeel te hebben afgegeven of af te geven wanneer op 50 mm of meer van de hoofdas of de zijassen van de pluim de meeldraden uit de kafjes steken en stuifmeel hebben afgegeven of afgeven.
  4) Hybriden van Secale cereale
  a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :



  
  
GewasMinimumafstand
  
Voor de productie van basiszaad
  
- indien gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit1 000 m
  
- indien geen gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit600 m
  
Voor de productie van gecertificeerd zaad500 m

  b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.
  Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende andere normen en voorwaarden :
  i) het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan :
  - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
  - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad; bij officiële veldkeuringen geldt deze norm alleen voor de vrouwelijke kruisingspartner;
  ii) voor basiszaad moet, indien gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit, de steriliteit van de mannelijke steriele kruisingspartner ten minste 98 % bedragen.
  c) Zo nodig moet gecertificeerd zaad worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt.
  5) Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende xTriticosecale
  a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :
  - de minimumafstand tot de vrouwelijke kruisingspartner is 25 m ten opzichte van ieder ander ras van dezelfde soort, met uitzondering van een gewas van de mannelijke kruisingspartner,
  - deze afstand behoeft niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.
  b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.
  Wanneer het zaad wordt geproduceerd door gebruikmaking van een chemische-hybridisatieagens moet het gewas voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden :
  i) de minimale raszuiverheid van iedere kruisingspartner bedraagt :
  - Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum en Triticum spelta : 99,7 %,
  - zelfbestuivende xTriticosecale : 99,0 %;
  ii) de minimale hybriditeit moet 95 % bedragen. Het percentage van de hybriditeit moet worden bepaald volgens gangbare internationale methoden voor zover dergelijke methoden bestaan. Als de raszuiverheid wordt bepaald via zaadonderzoek vóór de certificering, hoeft bij de veldkeuring niet de hybriditeit te worden bepaald.
  6) De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, in het bijzonder van Ustilaginaceae, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.
  7) Of aan de bovengenoemde andere normen of voorwaarden is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen.
  Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen :
  a) De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.
  b) Het aantal veldkeuringen bedraagt ten minste
  aa) voor Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Phalaris canariensis, xTriticosecale, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en Secale cereale : één;
  bb) voor Sorghum spp. en Zea mays tijdens de bloeitijd :
  i) vrij bestoven rassen : één,
  ii) ingeteelde stammen of hybriden : drie.
  Wanneer het gewas volgt op in hetzelfde jaar of in het voorafgaande jaar geteelde Sorghum spp. en Zea mays, moet ten minste één bijkomende keuring worden verricht om na te gaan of aan de bepalingen van punt 1 van deze bijlage is voldaan.
  c) De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden. ".
  2° Bijlage II bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE II. - VOORWAARDEN WAARAAN ZAAIZAAD MOET VOLDOEN
  1) Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn of, in het geval van zaad van een ingeteelde stam, voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat zaad van hybriderassen betreft, gelden genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingpartners.
  Zaad van de onderstaande soorten moet met name voldoen aan de volgende andere normen en voorwaarden :
  A. Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum en Triticum spelta, andere dan hybriden in elk geval :



  
  
CategorieMinimale raszuiverheid (%)
  
Basiszaad99,9
  
Gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering99,7
  
Gecertificeerd zaad, tweede vermeerdering99,0

  Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
  B. Zelfbestuivende rassen van xTriticosecale andere dan hybriden :



  
  
CategorieMinimale raszuiverheid (%)
  
Basiszaad99,7
  
Gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering99,0
  
Gecertificeerd zaad, tweede vermeerdering98,0

  Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
  C. Hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende xTriticosecale
  De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" moet 90 % bedragen. Dit wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.
  D. Sorghum spp. en Zea mays
  Indien voor de productie van gecertificeerd zaad van hybridenrassen gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, wordt het zaad geproduceerd :
  - ofwel door partijen zaaizaad te mengen, in een verhouding die eigen is aan het ras, waarbij enerzijds gebruik wordt gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner, en anderzijds van een vrouwelijke, mannelijke fertiele kruisingspartner;
  - ofwel door de teelt van de vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en de vrouwelijke, mannelijke fertiele kruisingspartner in een verhouding die eigen is aan het ras. De verhouding tussen deze twee kruisingspartners wordt nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
  E. Hybriden van Secale cereale
  Zaad mag slechts als " gecertificeerd zaad " worden gecertificeerd indien terdege rekening is gehouden met de uitkomsten van een officiële nacontrole op officieel genomen monsters van basiszaad, uitgevoerd in de groeiperiode van het zaad dat voor de certificering als " gecertificeerd zaad " werd aangeboden, teneinde na te gaan of het basiszaad heeft voldaan aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen voor basiszaad qua rasechtheid en raszuiverheid wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.
  2) Het zaaizaad moet ten aanzien van de kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen :
  A. Tabel :


<td colspan="7" valign="top">Maximumgehalte - in aantallen - aan zaden van andere plantensoorten, met inbegrip van rode zaden van Oryza sativa, in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)
  
Rassen en categorieënMinimum kiemkracht (% van de zuivere zaden)Minimale mechanische zuiverheid (gewichts- %)
   Andere plantensoortenRode zaden van Oryza sativaAndere graansoortenAndere plantensoorten dan graangewassenAvena fatua, Avena sterilis, Lolium temulentumRaphanus raphanistrum, Agrostemma githagoPanicum spp.
  
12345678910
  
Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta :        
  
- basiszaad85994 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede vermeerdering85 (d)9810 770 (c)3
  
Avena nuda :        
  
- basiszaad75994 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede vermeerdering75 (d)9810 770 (c)3
  
Oryza sativa :        
  
- basiszaad809841    1
  
Gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering8098103    3
  
- gecertificeerd zaaizaad, tweede vermeerdering8098155    3
  
Secale cereale :        
  
- basiszaad85984 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad859810 770 (c)3
  
Phalaris canariensis :        
  
- basiszaad75984 1 (b) 0 (c) 
  
- gecertificeerd zaad759810 5 0 (c) 
  
Sorghum spp.80980     
  
xTriticosecale :        
  
- basiszaad80984 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede vermeerdering809810 770 (c)3
  
Zea mays90980     

  B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de in deel 2, onder A, van deze bijlage opgenomen tabel :
  a) het in kolom 4 vastgestelde maximumgehalte aan zaden omvat ook de zaden van de in de kolommen 5 tot en met 10 genoemde soorten;
  b) de aanwezigheid van een tweede zaadkorrel geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van hetzelfde voorgeschreven gewicht volledig vrij is van zaden van andere graansoorten;
  c) de aanwezigheid van één zaadkorrel van Avena fatua, Avena sterilis of Lolium temulentum in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van deze soorten;
  d) voor rassen van Hordeum vulgare (naakte gerst) wordt de vereiste minimumkiemkracht verlaagd tot 75 % van zuiver zaad. Op het officiële etiket wordt de vermelding "Minimumkiemkracht 75 %" aangebracht.
  3) De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.
  Het zaad moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen betreffende Claviceps purpurea (maximumaantal sclerotiën of delen van sclerotiën in een monster van het in kolom 3 van bijlage III aangegeven gewicht).



  
  
CategorieClaviceps purpurea
  
Granen andere dan hybriden van Secale cereale :
  
- basiszaad1
  
- gecertificeerd zaad3
  
Hybriden van Secale cereale
  
- basiszaad1
  
- gecertificeerd zaad4 (a)
(a) De aanwezigheid van vijf sclerotiën of delen van sclerotiën in een monster met het voorgeschreven gewicht wordt in overeenstemming met de normen geacht indien een tweede monster met hetzelfde gewicht niet meer dan vier sclerotiën of delen van sclerotiën bevat. ".

  3°. Bijlage III bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE III. - GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER



  
  
SoortMaximumgewicht van een partij (ton)Minimumgewicht van een partij dat van een monster wordt genomen (gram)Gewicht van het monster voor de bepaling van het in bijlage II, punt 2, onder A, kolommen 4 tot en met 10, en in bijlage II, punt 3, bedoelde aantal (gram)
  
1234
  
Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta, Secale cereale, xTriticosecale301 000500
  
Phalaris canariensis10400200
  
Oryza sativa30500500
  
Sorghum bicolor, Sorghum bicolor x Sorghum sudanense301 000900
  
Sorghum sudanense101 000900
  
Zea mays, basiszaad van ingeteelde stammen40250250
  
Zea mays, basiszaad van andere dan ingeteelde stammen; gecertificeerd zaad401 0001 000

  Het maximumgewicht van de partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden. ".

  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 april 2010 tot wijziging van de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, zaad van groenvoedergewassen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.
  Namen, 16 april 2010.
  De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed,
  B. LUTGEN

Art. N3. Bijlage 3.
  1° Bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE I. - VOORWAARDEN WAARAAN HET GEWAS MOET VOLDOEN
  1) Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas. Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.
  In het geval van hybriden van Brassica napus moet het gewas geteeld worden op percelen waar sedert vijf jaar geen planten van Brassicaceae (Cruciferae) meer zijn geteeld.
  2) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :



  
  
GewasMinimum-
  afstand
  
Andere Brassica spp. dan Brassica napus, andere Cannabis sativa dan eenhuizige Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, andere Gossypium spp. dan hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense, Sinapis alba :
  
- voor de productie van basiszaad400 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad200 m
  
Brassica napus :
  
- voor de productie van basiszaad van andere rassen dan hybriden200 m
  
- voor de productie van basiszaad van hybriden500 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van andere rassen dan hybriden100 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden300 m
  
Cannabis sativa, eenhuizige Cannabis sativa :
  
- voor de productie van basiszaad5 000 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad1 000 m
  
Helianthus annuus :
  
- voor de productie van basiszaad van hybriden1 500 m
  
- voor de productie van basiszaad van andere rassen dan hybriden750 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad500 m
  
Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense :
  
- voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum100 m
  
- voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium barbadense200 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van niet-hybride soorten en intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd zonder cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)30 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd met CMS800 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van niet-hybride soorten en intraspecifieke hybriden van Gossypium barbadense, geproduceerd zonder CMS150 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd met CMS800 m
  
- voor de productie van basiszaad van stabiele interspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense200 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van stabiele interspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense en hybriden geproduceerd zonder CMS150 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense, geproduceerd met CMS800 m

  Deze afstanden behoeven niet in acht genomen te worden, wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.
  3) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.
  Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit. In het bijzonder moeten gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus en Brassica napus aan de volgende andere normen en voorwaarden voldoen :
  A. Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi et Gossypium spp. andere dan hybriden :
  het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan :
  - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
  - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
  B. Hybriden van Helianthus annuus :
  a) Het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan :
  aa) voor de productie van basiszaad :
  i) ingeteelde stammen : 0,2 %
  ii) enkele hybriden :
  - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 2 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,2 %
  - vrouwelijke kruisingspartner : 0,5 %
  bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
  - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 5 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,5 %
  - vrouwelijke kruisingspartner : 1,0 %
  b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan :
  aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan;
  bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %;
  cc) voor de productie van basiszaad mag het totale percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %;
  dd) wanneer niet aan de in bijlage II, deel I, punt 2, vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijke steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die één of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride, stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt.
  C. Hybriden van Brassica napus, geproduceerd met gebruikmaking van mannelijke steriliteit :
  a) Het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan :
  aa) voor de productie van basiszaad :
  i) ingeteelde stammen : 0,1 %
  ii) enkelvoudige hybriden
  - mannelijke kruisingspartner : 0,1 %
  - vrouwelijke kruisingspartner : 0,2 %
  bb) voor de productie van gecertificeerd zaad
  - mannelijke kruisingspartner : 0,3 %
  - vrouwelijke kruisingspartner : 1,0 %
  b) Voor de productie van basiszaad moet de mannelijke steriliteit ten minste 99 % bedragen en voor de productie van gecertificeerd zaad ten minste 98 %. De mate van mannelijke steriliteit moet worden bepaald door bloemen te onderzoeken op de afwezigheid van vruchtbare helmknoppen.
  D. Hybriden van Gossypium hirsutumen en Gossypium barbadense
  a) In gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,8 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,9 %.
  a) In gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moet de minimale raszuiverheid van zowel de zaaddragende ouderlijn als de stuifmeelouderlijn 99,5 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,7 %.
  4) De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. Voor Glycine max geldt deze voorwaarde in het bijzonder voor de organismen Pseudomonas syringae pv. Glycinea, Diaporthe phaseolorum var. caulivora en var. sojae, Phialophora gregata en Phytophthora megasperma f.sp. glycinea.
  5) Of aan de bovengenoemde andere normen of voorwaarden is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen. Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen :
  A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.
  B. Voor andere gewassen dan hybriden van Helianthus annuus, Brassica napus, Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet ten minste één keuring worden verricht.
  Voor hybriden van Helianthus annuus moeten ten minste twee keuringen worden verricht.
  Voor hybriden van Brassica napus moeten ten minste drie keuringen worden verricht : de eerste moet voor de bloei plaatsvinden, de tweede tijdens de vroege bloei en de derde aan het einde van de bloei.
  Voor hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moeten ten minste drie keuringen worden verricht : de eerste moet tijdens de vroege bloei plaatsvinden, de tweede vóór het einde van de bloei en de derde aan het einde van de bloei nadat, indien nodig, de stuifmeelouderplanten zijn verwijderd.
  C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden. "
  2°. Bijlage II bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE II. - VOORWAARDEN WAARAAN ZAAIZAAD MOET VOLDOEN
  Deel 1. - Basiszaad en gecertificeerd zaad
  1) Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn. In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden :



  
  
Soorten en categorieënMinimale raszuiverheid (%)
  
Arachis hypogaea :
  
- basiszaad99,7
  
- gecertificeerd zaad99,5
  
Brassica napus, andere dan hybriden, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen; Brassica rapa, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen
  
- basiszaad99,9
  
- gecertificeerd zaad99,7
  
Brassica napus, andere dan hybriden, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Brassica rapa, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Helianthus annuus andere dan hybriderassen, met inbegrip van de kruisingspartners ervan, Sinapis alba :
  
- basiszaad99,7
  
- gecertificeerd zaad99,0
  
Glycine max :
  
- basiszaad99,5
  
- gecertificeerd zaad99,0
  
Linum usitatissimum :
  
- basiszaad99,7
  
Gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering98,0
  
- gecertificeerd zaaizaad, tweede en derde vermeerdering97,5
  
Papaver somniferum :
  
- basiszaad99,0
  
- gecertificeerd zaad98,0

  Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
  2) Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn met gebruikmaking van mannelijke steriliteit, moet het zaad aan de normen en voorwaarden in de punten a) tot en met d) voldoen.
  a) Het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
  b) De minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn :
  - basiszaad, vrouwelijke kruisingspartner : 99,0 %,
  - basiszaad, mannelijke kruisingspartner : 99,9 %,
  - gecertificeerd zaad : 90,0 %.
  c) Zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als " gecertificeerd zaaizaad " indien naar behoren rekening is gehouden met de resultaten van een officiële nacontrole in het veld met gebruikmaking van officiële monsters van basiszaad, die is verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd, om na te gaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen van basiszaad bepaald ten aanzien van de minimale raszuiverheid als bedoeld onder b).
  In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden
  d) De naleving van de normen ten aanzien van de minimale raszuiverheid voor gecertificeerd zaad van hybriden als bedoeld onder b) moet worden bewaakt door middel van officiële nacontroles met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters. Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt.
  3) Wanneer niet aan de in bijlage I, punt 3, onder B, b), dd), vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : wanneer voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Helianthus annuus gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijke steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerd zaad. De verhouding tussen het zaad van de mannelijke steriele kruisingspartner en dat van de mannelijke fertiele kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2 : 1.
  4) Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten (inclusief Orobanche spp.) aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen :
  A. Tabel :


<td colspan="7" valign="top">Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)
Rassen en categorieënMinimum kiemkracht (% van de zuivere zaden)Mechanische zuiverheidEisen ten aanzien van het gehalte aan zaden van Orobranche
  
  Minimale mechanische zuiverheid (gewichts- %)Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten (gewichts- %)Andere plantensoorten a) Avena fatua, Avena sterilisCuscuta spp.Raphanus rapha-nistrumRumex spp. andere dan Rumex acetosellaAlopecurus
  myosuroides
Lolium remotium
  
123456789101112
  
Arachis hypogaea7099-500 (c)    
  
Brassica spp.          
  
- basiszaad85980,3-00 (c) (d)102  
  
- gecertificeerd zaad85980,3-00 (c) (d)105  
  
Cannabis sativa7598-30 (b)00 (c)    (e)
  
Carthamus tinctorius7598-500 (c)    (e)
  
Carum carvi7097-25 (b)00 (c) (d)10 3 
  
Glycine max8098-500 (c)    
  
Gossypium spp.8098-1500 (c)    
  
Helianthus annuus8598-500 (c)    
  
Linum usitatissimum :          
  
- vlas9299-1500 (c) (d)  42
  
- lijnzaad8599-1500 (c) (d)  42
  
Papaver somniferum8098-25 (b)00 (c) (d)    
  
Sinapis alba :          
  
- basiszaad85980,3-00 (c) (d)102  
  
- gecertificeerd zaad85980,3-00 (c) (d)105  

  (a) Het in kolom 5 vastgestelde maximumgehalte aan zaden omvat ook de zaden van de in de kolommen 6 tot en met 11 genoemde soorten.
  (b) Het totale aantal zaden van andere plantensoorten wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 vastgestelde voorwaarden is voldaan
  (c) Het aantal zaden van Cuscuta spp. wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
  (d) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.
  (e) Het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche spp.; de aanwezigheid van één zaadkorrel van Orobanche spp. in een monster van 100 g geldt evenwel niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van 200 g volledig vrij is van Orobanche spp.
  5) De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. Het zaaizaad moet met name voldoen aan de volgende andere normen en voorwaarden :
  A. Tabel :


<td colspan="4" valign="top">Schadelijke organismen<td colspan="3" valign="top">Maximumaantal door schadelijke organismen aangetaste zaden (in %) (totaal per kolom)
Soort
Sclerotinia sclerotum (maximumaantal sclerotiën of delen van sclerotiën in een monster van het in bijlage III, kolom 4, aangegeven gewicht)
  
 Botrytis spp.Alternaria linicola, Phoma exigua var. linicola, Colletotrichum linicola, Fusarium spp.Platyedra gossipiella
  
12345
  
Brassica napus   10 (b)
  
Brassica rapa   5 (b)
  
Cannabis sativa5  
  
Gossypium spp.  1
  
Helianthus annuus5  10 (b)
  
Linum usitatissimum55 (a) 
  
Sinapis alba   5 (b)

  (a) Voor Linum usitatissimum - vlas mag het maximumpercentage aan zaden die door Phoma exigua var. linicola zijn besmet, niet meer bedragen dan één.
  (b) Het aantal sclerotiën of delen van sclerotiën van Sclerotinia sclerotiorum wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 van de tabel vastgestelde eisen is voldaan.
  B. Bijzondere normen en andere voorwaarden die van toepassing zijn op Glycine max. :
  a) Van de vijf deelmonsters waarin een monster van minimaal 5 000 zaden per partij is onderverdeeld, mogen er hoogstens vier besmet zijn met Pseudomonas syringae pv. Glycinea. Wanneer in alle vijf deelmonsters verdachte kolonies worden geïdentificeerd, mogen, ter bevestiging, op de verdachte kolonies die van elk deelmonster op een daartoe geschikt medium zijn geïsoleerd, passende biochemische tests worden verricht.
  b) Het maximumaantal met Diaporthe phaseolorum var. phaseolorum besmette zaden mag niet meer bedragen dan 15 %.
  c) Het percentage aan stof zoals gedefinieerd met gangbare internationale testmethoden, mag ten hoogste 0,3 gewichtspercent bedragen.
  Deel 2. - Handelszaad
  Voor handelszaad gelden de in deel I van deze bijlage genoemde eisen met uitzondering van punt 1
  3°. Bijlage III bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt vervangen als volgt :
  " BIJLAGE III. - GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER



  
  
SoortMaximumgewicht van een partij (ton)Minimumgewicht van een partij dat van een monster wordt genomen (gram)Gewicht van een monster voor de bepaling van het in bijlage II, deel I, punt 4, onder A, kolommen 5 tot en met 11, en in bijlage II, deel I, punt 4, onder A, kolom 5 bedoelde aantal (gram)
  
1234
  
Arachis hypogaea301 0001 000
  
Brassica juncea1010040
  
Brassica napus10200100
  
Brassica nigra1010040
  
Brassica rapa1020070
  
Cannabis sativa10600600
  
Carthamus tinctorius25900900
  
Carum carvi1020080
  
Glycine max301 0001 000
  
Gossypium spp.251 0001 000
  
Helianthus annuus251 0001 000
  
Linum usitatissimum10300150
  
Papaver somniferum105010
  
Sinapis alba10400200

  Het maximumgewicht van de partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden. ".

  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 april 2010 tot wijziging van de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, zaad van groenvoedergewassen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.
  Namen, 16 april 2010.
  De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed,
  B. LUTGEN