11 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van artikel 153, § 2, van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, betreffende de erkenning als onderneming in moeilijkheden van de ondernemingen met minder dan 10 werknemers (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-02-2010 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)
Art. 1-4
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " de wet van 19 juni 2009 " : de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis.
2° " de wet van 30 december 2009 " : de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen.
3° " de commissie " : de commissie bedoeld in artikel 14, § 3, tweede lid, van de wet van 19 juni 2009.
4° " ondernemingen met minder dan 10 werknemers " : onderneming die gedurende de periode van het [4 vierde trimester 2009]4 tot en met het [4 derde trimester 2010]4 gemiddeld minder dan 10 werknemers heeft tewerkgesteld.
Dit gemiddelde wordt bepaald overeenkomstig artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2009 waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen.
5° " economische moeilijkheden " :
a) het feit dat een werkgever gebonden is door een ondernemingsplan, zoals voorzien door artikel 14 van de wet van 19 juni 2009, goedgekeurd door de commissie; of
b) het feit dat een werkgever gebonden is door een collectieve arbeidsovereenkomst, zoals voorzien door artikel 14 van de wet van 19 juni 2009, en die in 2010 gebruik heeft gemaakt van één van de twee anticrisismaatregelen voorzien in Titel 2 van dezelfde wet; of
c) het feit dat de onderneming een substantiële daling van minimum 15 % van de omzet, de productie of de bestellingen kent tijdens het kwartaal dat voorafgaat aan de aanvraag tot afwijking op de betaling van de forfaitaire crisispremie, vergeleken met hetzelfde kwartaal van 2008; of
d) het feit dat de onderneming tijdens het kwartaal voorafgaand aan de aanvraag tot afwijking op de betaling van de forfaitaire crisispremie een aantal dagen kent van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor werklieden van ten minste 10 % van het globaal aantal aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven dagen; of
e) het feit dat de onderneming in de twee boekjaren die de datum van de aanvraag tot erkenning voorafgaan vóór belastingen, een verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening boekt, wanneer voor het laatste boekjaar dit verlies het bedrag van de afschrijvingen en de waardevermindering op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa overschrijdt; of
f) het feit dat een zaakvoerder, bestuurder of werkende vennoot van de onderneming de toekenning verkreeg van de uitkering bedoeld in :
- het koninklijk besluit van 2 juli 2009 tot uitvoering van artikel 2bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels; of
- het koninklijk besluit van 14 juli 2009 tot uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels; of
- het koninklijk besluit van 14 december 2009 tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels; of
- het koninklijk besluit van 14 december 2009 tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, eerste en tweede streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
[1 - of de artikelen 31 tot 40 van de wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen.]1
Bovendien wordt aangetoond dat deze uitkering werd verkregen op grond van minstens één van de volgende criteria :
- de onderneming verkreeg in het kader van een gerechtelijke reorganisatie van de rechter, in de periode van 1 juli 2009 tot en met [3 [2 31 december 2010]2 ]3, een vonnis tot openverklaring van de procedure van gerechtelijke organisatie, tenzij toepassing van artikel 40 of artikel 41 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;
- [3 uit zijn btw-aangiftes of de btw-aangiftes van zijn onderneming met betrekking tot het derde of vierde kwartaal 2008, het eerste, het tweede, het derde of het vierde kwartaal van 2009, of het eerste, tweede of derde kwartaal van 2010 blijkt dat de omzet van zijn onderneming of, wanneer de zelfstandige meerdere ondernemingen heeft, de totale omzet van die ondernemingen samen, gedaald is met minstens 50 % ten opzichte van respectievelijk het derde of vierde kwartaal 2007, of het eerste, tweede, derde of het vierde kwartaal van 2008, of van het eerste, tweede of derde kwartaal van 2009]3 ;
- hij heeft ten vroegste op 1 juli 2008 en ten laatste op [3 [2 30 september 2010]2 ]3 een afbetalingsplan voor de betaling van zijn schulden met betrekking tot sociale bijdragen voor werknemers verkregen;
- zijn schulden met betrekking tot sociale bijdragen voor werknemers maakten ten vroegste op 1 juli 2008 en ten laatste op [3 [2 30 september 2010]2 ]3 , het voorwerp uit van een dwangbevel of van een dagvaarding;
- hij kan aantonen dat zijn vennootschap beschikte over een kaskrediet dat in de periode [3 [2 van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2010]2 ]3 door de financiële instelling werd opgezegd;
- 50 % van het omzetcijfer van de zelfstandige of dat van zijn vennootschap voor de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 of van 30 juni 2009 tot en met 1 juli 2010 [3 [2 , van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010, of van 1 april 2010 tot en met 31 december 2010]2 ]3 komt van ondernemingen die failliet, of in gerechtelijke reorganisatie verklaard werden, of nog, van zelfstandigen die in collectieve schuldenregeling verklaard werden, tijdens de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 of van 30 juni 2009 tot en met 1 juli 2010 [3 [2 , van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010, of van 1 april 2010 tot en met 31 december 2010]2 ]3 ;
- uit zijn btw-aangiftes of de btw-aangiftes van zijn vennootschap met betrekking tot het tweede, derde of het vierde kwartaal van 2009 [2 , of het eerste, tweede of derde kwartaal van 2010]2 blijkt dat de omzet van zijn onderneming of, wanneer hij meerdere ondernemingen heeft, de totale omzet van die ondernemingen samen, met minstens 60 % is gedaald, ten opzichte van respectievelijk het tweede, derde of het vierde kwartaal van 2007 [2 , of van het eerste, tweede of derde kwartaal van 2008]2;
g) het feit dat de onderneming failliet is.
----------
(1)<W 2010-05-19/02, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
(2)<W 2010-05-19/02, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
(3)<KB 2010-10-10/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2010>
(4)<W 2010-12-29/01, art. 199, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.2. § 1. Om de afwijking op de betaling van de forfaitaire crisispremie aan te vragen, zoals voorzien in artikel 153, § 2 van de wet van 30 december 2009, stuurt de werkgever zijn aanvraag bij aangetekend schrijven of per elektronische post aan de directeur-generaal van de Algemene Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
§ 2. Bij zijn aanvraag verklaart de werkgever op eer dat zijn onderneming economische moeilijkheden kent zoals vermeld in artikel 1,5°.
De werkgever moet in staat zijn op vraag van de Commissie en overeenkomstig de volgende leden het bewijs te leveren voorzover de gegevens niet beschikbaar zijn bij de publieke overheden, dat de onderneming economische moeilijkheden kent.
Als de werkgever gebonden is door een door de commissie goedgekeurd ondernemingsplan, deelt hij het neerleggingsnummer van dit plan mee.
Als de werkgever gebonden is door een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, bezorgt hij er het registratienummer van.
Als de werkgever gebonden is door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst, legt hij het nummer van het betrokken paritair comité voor evenals een kopie van de documenten toegestuurd aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening die de toepassing van één van beide crisismaatregelen voorzien in Titel 2 van de wet van 19 juni 2009 bevestigen.
De werkgever die het criterium van een substantiële daling van minimum 15 % van de omzet, de productie of de bestellingen inroept, moet dit bewijzen middels de btw-aangiftes van de betreffende kwartalen voor wat betreft de omzet, of door andere bewijskrachtige documenten, zoals boekhoudkundige stukken zoals voorzien in artikel 14, § 4 van de wet van 19 juni 2009 voor wat betreft de vermindering van de productie of de bestellingen.
De werkgever die tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor werklieden van ten minste 10 % van het globaal aantal aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven dagen inroept, moet het bewijs ervan leveren door een verklaring op eer.
De werkgever die zich beroept op het criterium van onderneming in moeilijkheden, zoals bepaald in artikel 1, 5°, e) van dit besluit, moet de jaarrekeningen meedelen van de twee boekjaren die voorafgaan aan de periode waarvoor de erkenning is aangevraagd. Wanneer de jaarrekening niet beschikbaar is, volstaat een voorlopige jaarrekening of een attest van de boekhouder.
De werkgever die zich beroept op het criterium van onderneming in moeilijkheden, zoals bepaald in artikel 1, 5°, f) van dit besluit, dient :
- het bewijs voor te leggen dat de persoon die de in artikel 1, 5°, f) genoemde uitkeringen toegekend kreeg, effectief zaakvoerder, bestuurder of werkend vennoot is van de onderneming;
- het bewijs voor te leggen dat diezelfde persoon effectief de toekenning van de in artikel 1, 5°, f) genoemde uitkeringen verkreeg op basis van één van de genoemde criteria.
§ 3. De aanvraag wordt door de directeur-generaal aan de commissie bezorgd.
§ 4. De commissie neemt binnen de twee weken na ontvangst van de aanvraag een gemotiveerde beslissing op basis van volgende criteria :
- de onderneming is een onderneming met minder dan 10 werknemers;
- de onderneming kent economische moeilijkheden.
§ 5. De gemotiveerde beslissingen van deze commissie worden door de directeur-generaal van de Algemene Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg overgemaakt aan de betrokken ondernemingen en een kopie ervan aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 februari 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET