Details





Titel:

12 OKTOBER 2010. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van diverse bepalingen van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-11-2010 en tekstbijwerking tot 04-11-2019)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. [1 - Beschermings- en ondersteuningsmaatregelen]1
Art. 2, 2/1
HOOFDSTUK III. [1 - Gewone methoden voor het verzamelen van gegevens - Toegang tot externe gegevensbanken]1
Art. 3-5
HOOFDSTUK IV. - Specifieke methoden en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens
Afdeling 1.
Art. 6
Afdeling 2. [1 Afdeling 1. ]1 - Nadere regels voor de vernietiging van de opnamen [1 ...]1
Art. 7
Afdeling 3. [1 Afdeling 2. ]1 - Vergoeding voor de medewerking van natuurlijke personen en rechtspersonen
Art. 8
HOOFDSTUK V. - Toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden
Afdeling 1. - Nadere regels en termijnen voor de kennisgeving van de commissie
Art. 9-10
Afdeling 2. - Nadere regels voor de kennisgevingen zoals bedoeld in artikel 43/3 van de wet van 30 november 1998
Art. 11
Afdeling 3. - Nadere regels en termijnen voor de bewaring van gegevens die onwettig verzameld zijn door een specifieke of uitzonderlijke methode
Art. 12
Afdeling 4. - Nadere regels voor de vernietiging van gegevens die onwettig verzameld zijn door een specifieke of uitzonderlijke methode
Art. 13
HOOFDSTUK VI. [1 - Bescherming van persoonsgegevens]1
Art. 13/1, 14
HOOFDSTUK VII. [1 - Bescherming van het personeel, de infrastructuur en de goederen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten]1
Art. 15
HOOFDSTUK [1 VIII]1. - Eindbepalingen
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2016009377  2019015040 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " wet van 30 november 1998 " : de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
  2° " wet van 11 december 1998 " : de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;
  3° [1 "wet van 30 juli 2018" : de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

HOOFDSTUK II. [1 - Beschermings- en ondersteuningsmaatregelen]1   ----------   (1)
Art.2.Voor de toepassing van [1 artikel 13/2]1, van de wet van 30 november 1998 houdt het hoofd van de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst of de persoon die hij hiertoe aanstelt, [1 registers]1 bij met de valse namen [1 , fictieve identiteiten en hoedanigheden]1 die het verband vermelden met de agent die deze gebruikt.
  De agent bedoeld in het eerste lid, vermeldt in een logboek dat hiertoe bijgehouden wordt, het gebruik van de valse naam, [1 van de fictieve identiteit en/of van de fictieve hoedanigheid]1 de data, de context en, desgevallend, de incidenten die plaatsgevonden hebben.
  [1 Het betrokken diensthoofd of de persoon die hij hiertoe aanstelt, wordt om de twee maanden schriftelijk op de hoogte gesteld van het gebruik van de fictieve identiteiten en hoedanigheden.
   Het logboek, bedoeld in het tweede lid, wordt bewaard gedurende minstens tien jaar na het laatste gebruik van de valse naam, van de fictieve identiteit of van de fictieve hoedanigheid.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Art. 2/1. [1 In toepassing van artikel 13/3 van de wet van 30 november 1998, kan het hoofd van de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst of zijn gedelegeerde, schriftelijk beslissen om een rechtspersoon op te richten in het belang van de uitoefening van zijn opdrachten. De persoon die hij hiertoe aanstelt houdt een register van de opgerichte rechtspersonen bij, met aanduiding van de persoon of personen die hiervoor aansprakelijk zijn.
   De persoon die aansprakelijk is voor de rechtspersoon registreert in een logboek het gebruik ervan, de data, de context en eventuele incidenten die zich hebben voorgedaan.
   Het betrokken diensthoofd of de persoon die hij hiertoe aanstelt, wordt om de twee maanden schriftelijk op de hoogte gesteld van het gebruik bedoeld in het tweede lid.
   Het logboek, bedoeld in het tweede lid, wordt bewaard gedurende minstens tien jaar na de ontbinding of vereffening van de rechtspersoon.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-10-02/08, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>


HOOFDSTUK III. [1 - Gewone methoden voor het verzamelen van gegevens - Toegang tot externe gegevensbanken]1   ----------   (1)
Art.3.§ 1. [1 ...]1 Wanneer de inlichtingen- en veiligheidsdiensten [1 beschikken over een rechtstreekse toegang tot een externe gegevensbank]1 die persoonsgegevens bevat, houdt het betrokken diensthoofd permanent de nominatieve lijst van de personen die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot [1 deze gegevensbank]1 ter beschikking van [1 het Vast Comité I]1, met vermelding van hun titel en hun functie.
  [1 Behalve indien de opslagcapaciteit van de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdiensten het niet toelaat, kan de rechtstreekse toegang bedoeld in het eerste lid gerealiseerd worden door het verschaffen van persoonsgegevensbestanden.
   De verwerkingen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in deze gegevensbank worden gelogd.
   De verwerkingen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de logbestanden ervan worden beschermd door beveiligingsmaatregelen. Deze maatregelen worden ter beschikking gesteld van het Vast Comité I.
   Indien de redenen die deze verwerkingen rechtvaardigen moeten opgeslagen worden door of krachtens een wet, worden ze samen met de logbestanden binnen elke betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst opgeslagen.
   In afwijking van het voorgaande lid mogen de logbestanden en de redenen die de verwerking rechtvaardigen opgeslagen worden binnen de geraadpleegde gegevensbank, wanneer het betrokken diensthoofd van oordeel is dat deze opslag geen afbreuk kan doen aan de bescherming van de bronnen, aan de bescherming van de identiteit van de agenten en aan de discretie van de inlichtingenonderzoeken.]1
  [1 ...]1 Deze informatie wordt tien jaar bewaard.
  § 2. Wanneer de rechtstreekse toegang tot de gegevensbanken die persoonsgegevens bevatten onmogelijk is, wordt de informatie [1 onmiddellijk meegedeeld aan de agent van de inlichtingen- en veiligheidsdienst die gemachtigd is om toegang ertoe te krijgen voor zover deze nuttig is voor de uitoefening van zijn functie of opdracht]1.
  De informatie wordt in een begrijpelijke vorm meegedeeld en geeft op exacte wijze alle gegevens met betrekking tot de betrokken persoon weer.
  [1 ...]1
  § 3. De toegang tot de gegevensbanken die geen persoonsgegevens bevatten, wordt geregeld op grond van gesloten akkoorden en op de door de verantwoordelijke overheden bepaalde wijze.
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Art.4.
  <Opgeheven bij KB 2019-10-02/08, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Art.5. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben kosteloos toegang tot de gegevensbanken van de openbare sector.

HOOFDSTUK IV. - Specifieke methoden en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens
Afdeling 1.   
Art.6.
  <Opgeheven bij KB 2019-10-02/08, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Afdeling 2. [1 Afdeling 1. ]1 - Nadere regels voor de vernietiging van de opnamen [1 ...]1   ----------   (1)
Art.7. Voor de toepassing van artikel 18/17, § 7, van de wet van 30 november 1998 en onverminderd de regels betreffende de vernietiging van geclassificeerde documenten overeenkomstig de wet van 11 december 1998, gebeurt de vernietiging van de opnamen [1 ...]1, naargelang de drager, door middel van de meest passende technische methodes, rekening houdend met de evolutie van de technologie ter zake, zodat ze onmogelijk nog geëxploiteerd kunnen worden.
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Afdeling 3. [1 Afdeling 2. ]1 - Vergoeding voor de medewerking van natuurlijke personen en rechtspersonen   ----------   (1)
Art.8. Voor de toepassing van artikel 18/18 van de wet van 30 november 1998 worden de tarieven die de medewerking van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon vergoeden, bepaald op grond van de bestaande regelgevende bepalingen inzake de gerechtskosten in strafzaken.
  Bij ontstentenis van bestaande tarieven in deze bepalingen wordt het tarief van de door natuurlijke personen uitgevoerde prestaties bepaald op grond van een factuur of een onkostennota die rekening houdt met de werkelijke kost veroorzaakt door de geleverde prestatie. De tarieven die de medewerking van de rechtspersonen vergoeden, worden bepaald in functie van de eventuele meerkost die deze medewerking meebrengt in verhouding tot hun normale werking.
  De natuurlijke persoon of de rechtspersoon richt het naar behoren verantwoorde en gecontroleerde detail van de uitgevoerde prestatie of van de meerkost aan het betrokken diensthoofd.

HOOFDSTUK V. - Toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden
Afdeling 1. - Nadere regels en termijnen voor de kennisgeving van de commissie
Art.9. Voor de toepassing van artikel 18/10, § 1, derde lid, van de wet van 30 november 1998 informeert het betrokken diensthoofd de commissie om de twee weken, vanaf de dag waarop de uitzonderlijke methode toegepast wordt, over het verloop ervan, onder voorbehoud van artikel 18/13, vierde lid, van dezelfde wet. Het diensthoofd informeert de commissie ook wanneer de methode beëindigd is.
  Onverminderd de regels en richtlijnen betreffende de overdracht van geclassificeerde informatie krachtens de wet van 11 december 1998, brengt het betrokken diensthoofd de commissie op de hoogte via beveiligde elektronische weg of, indien dit onmogelijk is, per drager.

Art.10.In de gevallen van uiterste hoogdringendheid bedoeld in artikel 18/10, § 4, [1 vijfde lid]1, van de wet van 30 november 1998, deelt het betrokken diensthoofd [1 ...]1 via beveiligde elektronische weg of, indien dat onmogelijk is, per drager, zijn machtiging mee [1 aan de zetel]1 van de commissie [1 maximaal binnen de vierentwintig uur van deze machtiging]1.
  Het eerste lid doet geen afbreuk aan de regels en richtlijnen betreffende de overdracht van geclassificeerde informatie krachtens de wet van 11 december 1998.
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Afdeling 2. - Nadere regels voor de kennisgevingen zoals bedoeld in artikel 43/3 van de wet van 30 november 1998
Art.11.[1 Voor de toepassing van artikel 43/3, tweede lid, van de wet van 30 november 1998, worden alle beslissingen, machtigingen, adviezen, akkoorden of bevestigingen met betrekking tot een specifieke of uitzonderlijke methode voor het verzamelen van gegevens integraal door de commissie ter kennis gebracht van het Vast Comité I.
   De commissie geeft ook kennis aan het Vast Comité I van het moment waarop de beslissing haar werd betekend.
   De kennisgeving gebeurt onder gedigitaliseerde vorm, behoudens volstrekte onmogelijkheid of ingevolge het uitdrukkelijke verzoek van het Vast Comité I. In dat geval kan de kennisgeving op een andere, door het Vast Comité I te bepalen wijze, gebeuren.]1
  Het Vast Comité I geeft ontvangstmelding van elke kennisgeving.
  De kennisgevingen geschieden met inachtneming van de regels en richtlijnen betreffende de overdracht van geclassificeerde informatie krachtens de wet van 11 december 1998.
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Afdeling 3. - Nadere regels en termijnen voor de bewaring van gegevens die onwettig verzameld zijn door een specifieke of uitzonderlijke methode
Art.12.Voor de toepassing [1 van de artikelen 18/3, § 6, derde lid]1, en 18/10, § 6, vierde lid, van de wet van 30 november 1998, worden de gegevens die verzameld zijn in omstandigheden die de geldende wettelijke bepalingen niet naleven, met het oog op hun bewaring, onverwijld in een verzegelde omslag geplaatst op een beveiligde plaats die door de commissie bepaald wordt in overleg met het betrokken diensthoofd, overeenkomstig de regels en richtlijnen betreffende de bewaring van de krachtens de wet van 11 december 1998 geclassificeerde gegevens.
  Als de gegevens, bedoeld in het eerste lid, geïnformatiseerd zijn, worden zij, in afwachting van de beslissing van het Vast Comité I, bedoeld in artikel 43/6, § 1, van de wet van 30 november 1998, tijdelijk ontoegankelijk gemaakt, behalve voor [1 de functionaris voor gegevensbescherming]1, door middel van de meest passende technische methoden rekening houdende met de evolutie van de technologie ter zake, zodat ze onmogelijk nog door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geëxploiteerd kunnen worden.
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

Afdeling 4. - Nadere regels voor de vernietiging van gegevens die onwettig verzameld zijn door een specifieke of uitzonderlijke methode
Art.13. Voor de toepassing van artikel 43/6, § 1, eerste lid, van de wet van 30 november 1998, indien het Vast Comité I beslist dat de gegevens verzameld werden in omstandigheden die de geldende wettelijke bepalingen niet naleven, worden de gegevens zo snel mogelijk vernietigd en ten laatste een maand na de mededeling van de beslissing aan het betrokken diensthoofd.
  Het betrokken diensthoofd informeert onverwijld de overheden waaraan de gegevens meegedeeld werden, over hun onwettigheid en hun vernietiging.
  Ten laatste drie werkdagen vóór de vernietiging stelt het betrokken diensthoofd de commissie schriftelijk op de hoogte van de voorziene datum. De vernietiging wordt uitgevoerd onder het toezicht van een lid van de commissie en van het betrokken diensthoofd of de persoon die hij hiertoe aanstelt.
  Onverminderd de regels betreffende de vernietiging van geclassificeerde documenten overeenkomstig de wet van 11 december 1998, wordt de vernietiging van de gegevens bedoeld in het eerste lid, naargelang de drager, uitgevoerd door middel van de meest passende technische methoden, rekening houdend met de evolutie van de technologie ter zake, zodat zij onmogelijk nog geëxploiteerd kunnen worden.
  De persoon die de vernietiging uitvoert stelt een vernietigingsrapport op dat wordt medeondertekend door de personen bedoeld in het derde lid, alsook door een veiligheidsofficier van de betrokken dienst. Het rapport wordt bewaard binnen deze dienst. Een kopie van het rapport wordt aan het Vast Comité I gericht.

HOOFDSTUK VI. [1 - Bescherming van persoonsgegevens]1   ----------   (1)
Art. 13/1. [1 § 1. Binnen elke inlichtingen- en veiligheidsdienst wordt, op voordracht van het betrokken diensthoofd, een functionaris voor gegevensbescherming, in de zin van artikel 91 van de wet van 30 juli 2018, aangewezen door de bevoegde minister.
   Om aangewezen te mogen worden in de hoedanigheid van functionaris voor gegevensbescherming binnen de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst moet de kandidaat beantwoorden aan de volgende voorwaarden:
   1° lid zijn van de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst en houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau zeer geheim (wet 11.12.1998);
   2° beschikken over grondige kennis van de wetgeving en over ervaring in het domein van de bescherming van de persoonsgegevens en de informatieveiligheid;
   3° beschikken over grondige kennis van informatietechnologie met inbegrip van inzicht in technische beveiligingsaspecten en in de specifieke vereisten van het beheer van informatiesystemen en informatiediensten.
   Een kandidaat kan aangewezen worden als functionaris voor gegevensbescherming zonder over de kennis te beschikken bedoeld in 2° en 3° van het voorgaande lid indien hij in zijn functie wordt bijgestaan door een adjunct, lid van de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst, die beschikt over de kennis waaraan het hem ontbreekt.
   § 2. De functionaris voor gegevensbescherming kan ook de functie van raadsman voor de veiligheid van de gegevens vervullen zoals bepaald door of krachtens een wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-10-02/08, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>


Art.14.Indien [1 een gegevensbeschermingsautoriteit naar aanleiding van een verificatie op grond van de wet van 30 juli 2018 of de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit]1 een redelijk vermoeden heeft dat persoonsgegevens [1 ...]1, die door een inlichtingen- en veiligheidsdienst worden verwerkt, zijn verzameld via een specifieke of uitzonderlijke methode maar met miskenning van de regels vervat in de wet van 30 november 1998, kan ze een met redenen omkleed verzoek tot het Vast Comité I richten.
  Het verzoek bevat minstens volgende elementen :
  - de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst;
  - een aanduiding van de bedoelde persoonsgegevens;
  - de elementen die de [1 betrokken gegevensbeschermingsautoriteit]1 doen vermoeden dat deze gegevens via een specifieke of uitzonderlijke methode werden verzameld;
  - de elementen die [1 de betrokken gegevensbeschermingsautoriteit]1 doen vermoeden dat deze gegevens met miskenning van de regels vervat in de wet van 30 november 1998 werden verzameld.
  Het verzoek wordt aan het Vast Comité I overgezonden bij aangetekend schrijven of op elke andere in onderling overleg overeengekomen wijze. In beide gevallen worden de regels en richtlijnen betreffende de overdracht van geclassificeerde informatie krachtens de wet van 11 december 1998 nageleefd.
  ----------
  (1)<KB 2019-10-02/08, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>

HOOFDSTUK VII. [1 - Bescherming van het personeel, de infrastructuur en de goederen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten]1   ----------   (1)
Art.15. [1 Voor de toepassing van artikel 27, vierde lid, van de wet van 30 november 1998, houdt het diensthoofd van de betrokken inlichtingen- of veiligheidsdienst of de persoon die hij hiertoe aanstelt, een arrestatieregister bij. Het bevat de datum, de context en eventuele incidenten die zich hebben voorgedaan. Dit register wordt gedurende minstens tien jaar na de aanhouding bewaard.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-10-02/08, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 14-11-2019>


HOOFDSTUK [1 VIII]1. - Eindbepalingen   ----------   (1)   [1Art.16.]1 Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Landsverdediging zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.   ----------   (1)   [1Art. 17.]1 Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.   ----------   (1)