Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 OKTOBER 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de Wapenwet en het koninklijk besluit van 8 augustus 1994 betreffende de Europese vuurwapenpassen



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991010163  1994009679 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2008 tot wijziging van richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens.

Art.2. Artikel 9bis, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de Wapenwet, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996, wordt opgeheven.

Art.3. Artikel 24 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2008, wordt hersteld als volgt :
  " Art. 24. Niet-erkende personen die een vergunningsplichtig vuurwapen of een aan de wettelijke proef onderworpen onderdeel daarvan overdragen aan een persoon die geen vergunning tot het voorhanden hebben ervan moest voorleggen, op wiens naam geen bericht van overdracht zoals bedoeld in artikel 25 moest worden opgesteld of die niet erkend is als wapenhandelaar, verzamelaar of museum, moeten onmiddellijk de vergunning of het bericht van overdracht op hun naam terugsturen aan de gouverneur bevoegd voor hun verblijfplaats, en hem de identiteit van de overnemer meedelen.
  De wapendienst van de gouverneur brengt de ingezamelde gegevens in het Centraal Wapenregister in en gaat na of er geen onregelmatigheden zijn gebeurd. Indien mogelijk worden de onregelmatigheden rechtgezet, zoniet handelt de gouverneur zoals de wet voorschrijft. "

Art.4. In het opschrift van hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit worden de woorden " , evenals de wijziging van de bezitstitel " ingevoegd tussen de woorden " en de overdracht " en " van vuurwapens ".

Art.5. Artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 2006, wordt aangevuld met de paragrafen 3 tot 6, luidende :
  " § 3. Als de gouverneur een vergunning afgeeft aan een persoon in overeenstemming met artikel 13, tweede lid, van de Wapenwet, stuurt de betrokkene het document model nr. 9 voor dit wapen terug aan de gouverneur, die de registratie in het Centraal Wapenregister aanpast.
  § 4. De houder van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen die de hoedanigheid van jager, sportschutter of bijzondere wachter heeft en die dat wapen verder op die basis wil behouden, laat dit weten aan de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats en bezorgt hem daarvan de nodige bewijsstukken. Als de gouverneur vaststelt dat er aan alle voorwaarden is voldaan, ruilt hij de vergunning in voor een document model nr. 9 dat hiervoor bij uitbreiding mag worden gebruikt en past hij de registratie in het Centraal Wapenregister aan.
  § 5. De jager, sportschutter of bijzondere wachter die een vrij verkrijgbaar vuurwapen buiten het kader van historische of folkloristische manifestaties voor het schieten wil bestemmen, laat dit weten aan de gouverneur en bezorgt hem daarvan de nodige bewijsstukken. Als de gouverneur vaststelt dat er aan alle voorwaarden is voldaan, geeft hij een document model nr. 9, dat hiervoor bij uitbreiding mag worden gebruikt, af. Hij registreert het wapen in het Centraal wapenregister.
  § 6. De houder van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vrij verkrijgbaar vuurwapen bestemd voor het schieten buiten het kader van historische of folkloristische manifestaties, die dat wapen daarvoor niet meer wil gebruiken, of de jager, sportschutter of bijzondere wachter die deze hoedanigheid verliest en die een vrij verkrijgbaar vuurwapen wil behouden zonder het nog verder te mogen gebruiken voor de schietsport, laat dit weten aan de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats en bezorgt hem de vergunning of het document model nr. 9 terug. De gouverneur past de registratie in het Centraal Wapenregister aan zonder het wapen echter te schrappen. ".

Art.6. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het 2de lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juni 2002 en van 29 december 2006, aangevuld met de woorden : " , evenals voor de gemachtigde ambtenaren van de gewestelijke diensten bevoegd voor de in- en uitvoer van wapens. ";
  2° de bepaling wordt aangevuld met een lid, luidende : " Van elk vuurwapen worden type, merk, model, kaliber en serienummer geregistreerd en bijgehouden, alsmede de namen en adressen van de leverancier en de persoon die het wapen verwerft of voorhanden heeft, tenzij het wapen zich bevindt bij een erkend wapenhandelaar die het overeenkomstig artikel 23 in zijn register heeft opgenomen. De geregistreerde gegevens worden gedurende minstens twintig jaar bewaard. "

Art.7. Artikel 29, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 2006, wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende :
  " 10° de gegevens bedoeld in de artikelen 24 en 29/1. "

Art.8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 29/1 ingevoegd, luidende : " Art. 29/1. Met het oog op de opspoorbaarheid van de vuurwapens, brengt de proefbank voor vuurwapens een uniek nationaal identiteitsnummer voor elk vuurwapen dat in België in omloop zal worden gebracht in het Centraal Wapenregister in. De kenmerken van het wapen en de identiteit van de fabrikant of de invoerder worden ook ingebracht. Deze verplichting geldt niet voor wapens die na de wettelijke proef door de fabrikant of de invoerder worden uitgevoerd. Ze geldt evenmin voor de vrij verkrijgbare vuurwapens.
  Als het vuurwapen in België aan de wettelijke proef is onderworpen en de fabrikant of invoerder onmiddellijk bevestigt dat het in België in omloop zal worden gebracht, voert de proefbank voor vuurwapens de in het vorige lid bedoelde gegevens in het Centraal Wapenregister in na de uitvoering van de wettelijke proef.
  Als de fabrikant of invoerder pas later beslist of het vuurwapen in België in omloop zal worden gebracht, bezorgt hij voor enige overdracht ervan deze gegevens aan de proefbank voor vuurwapens, die ze in het Centraal Wapenregister invoert.
  Als het vuurwapen niet moet worden beproefd in België, is de directeur van de proefbank voor vuurwapens gemachtigd, geval per geval en op basis van zijn kennis van de wapensector, de historiek van de erkenning van de betrokkene, de oorsprong van de wapens in al dan niet een lidstaat van de Overeenkomst tot wederzijdse erkenning van de beproevingsstempels voor draagbare vuurwapens, en het reglement, opgemaakt te Brussel op 1 juli 1969, en het al dan niet bestaan van een document opgesteld door een onafhankelijke derde dat aanleiding geeft tot twijfels over de correctheid van de gegevens, te bepalen welke wapens hem fysiek moeten worden voorgelegd. Tweedehandse wapens moeten in elk geval worden voorgelegd. Wanneer de wapens niet fysiek moeten worden voorgelegd, bezorgt de fabrikant of invoerder aan de proefbank voor vuurwapens een gedetailleerde en op eer eenvormig verklaarde lijst waarop alle technische kenmerken van de wapens staan vermeld. De proefbank voor vuurwapens voert de gegevens in in het Centraal Wapenregister. "

Art.9. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1994 betreffende de Europese vuurwapenpassen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2006, wordt vervangen als volgt : " Art. 7. Diefstal, verlies of vernietiging van de pas moet worden gemeld aan de gouverneur die hem heeft afgegeven en aan de lokale politie van de verblijfplaats. "

Art.10. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " Art. 8. De houder van een Europese pas afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie die tijdelijk in België wil verblijven met vuurwapens, moet de reden van de tijdelijke aanwezigheid van zijn wapens op het Belgisch grondgebied kunnen verantwoorden. ".

Art.11. De artikelen 1, 2, 9 en 10 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 28 juli 2010. De overige bepalingen treden in werking op 1 oktober 2010.

Art. 12. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 10 oktober 2010.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  Mevr. A. TURTELBOOM