26 AUGUSTUS 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 6-7
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader
Artikel 1. In artikel 35, § 1, van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt :
" 1° voor de kandidaat van de normale werving :
a) vier vormingsjaren, indien hij in de Koninklijke School voor Onderofficieren aanvaard wordt met het oog op het behalen van het diploma van secundair onderwijs of van een andere titel die het slagen attesteert van het secundair onderwijs;
b) drie vormingsjaren, indien hij houder is van het diploma van secundair onderwijs of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift;".
Art.2. In de artikelen 38 en 40, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 mei 2006, worden de woorden "vier vormingsjaren" telkens vervangen door de woorden "drie vormingsjaren".
Art.3. In artikel 102, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het vierde lid worden de woorden "drie jaren" telkens vervangen door de woorden "twee jaren";
2° het vijfde lid wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen
Art.4. Voor de kandidaat-beroepsonderofficier van de normale werving die houder is van het diploma van secundair onderwijs of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, de kandidaat-aanvullingsonderofficier, de kandidaat-beroepsvrijwilliger of de kandidaat-aanvullingsvrijwilliger bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, die in dienst was de dag vóór de datum van inwerkingtreding van deze bepaling en die minstens drie vormingsjaren van zijn specifieke vormingscyclus, met inbegrip van een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie, met succes heeft beëindigd, wordt bij de inwerkingtreding van deze bepaling de cyclus basisvorming afgesloten door een beoordeling van zijn hoedanigheden volgens de regels die van toepassing zijn op de kandidaat-militairen van het actief kader op het einde van de evaluatieperiode.
De kandidaat bedoeld in het eerste lid, die bij de datum van inwerkingtreding van deze bepaling minder dan drie vormingsjaren of meer dan drie vormingsjaren, maar nog geen gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie van zijn specifieke vormingscyclus heeft volbracht, zet zijn vorming als kandidaat-militair verder volgens de bepalingen die op hem toepasselijk waren vóór die datum. Zijn cyclus basisvorming wordt afgesloten door een beoordeling van zijn hoedanigheden overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, hetzij na drie vormingsjaren voor zover hij tijdens die drie vormingsjaren een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie heeft beëindigd, hetzij later na het beëindigen van een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie.
Art.5. Evenwel, voor de kandidaat-beroepsvrijwilliger bedoeld in het vierde lid van artikel 102, § 2, van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader, die in dienst was de dag vóór de datum van inwerkingtreding van deze bepaling, wordt bij de inwerkingtreding van deze bepaling de cyclus basisvorming afgesloten door een beoordeling van zijn hoedanigheden volgens de regels die van toepassing zijn op de kandidaat-militairen van het actief kader op het einde van de evaluatieperiode :
1° na minstens twee vormingsjaren van zijn specifieke vormingscyclus met inbegrip van een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie volbracht te hebben, indien hij als militair korte termijn twee jaar werkelijke dienst telde in het actief kader bij zijn opname als kandidaat-beroepsvrijwilliger;
2° na minstens één vormingsjaar van zijn specifieke vormingscyclus met inbegrip van een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie volbracht te hebben, indien hij als militair korte termijn drie jaar werkelijke dienst telde in het actief kader bij zijn opname als kandidaat-beroepsvrijwilliger.
De kandidaat bedoeld in het eerste lid, 1°, die bij de datum van inwerkingtreding van deze bepaling minder dan twee vormingsjaren of meer dan twee vormingsjaren, maar nog geen gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie van zijn specifieke vormingscyclus heeft volbracht, zet zijn vorming als kandidaat-militair verder volgens de bepalingen die op hem toepasselijk waren vóór die datum. Zijn cyclus basisvorming wordt afgesloten door een beoordeling van zijn hoedanigheden overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, hetzij na twee vormingsjaren voor zover hij tijdens die twee vormingsjaren een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie heeft beëindigd, hetzij later na het beëindigen van een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie.
De kandidaat bedoeld in het eerste lid, 2°, die bij de datum van inwerkingtreding van deze bepaling minder dan één vormingsjaar of meer dan één vormingsjaar, maar nog geen gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie van zijn specifieke vormingscyclus heeft volbracht, zet zijn vorming als kandidaat-militair verder volgens de bepalingen die op hem toepasselijk waren vóór die datum. Zijn cyclus basisvorming wordt afgesloten door een beoordeling van zijn hoedanigheden overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, hetzij na één vormingsjaar voor zover hij tijdens dat vormingsjaar een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie heeft beëindigd, hetzij later na het beëindigen van een gezamenlijke periode van zes maanden stage en evaluatie.
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.6. De bepalingen van dit besluit treden in werking op :
1° 1 augustus 2011 voor de kandidaat-onderofficier;
2° 1 januari 2011 voor de kandidaat-vrijwilliger.
Art. 7. De Minister bevoegd voor de Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 augustus 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landsverdediging,
P. DE CREM