21 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit betreffende de invoering, opvolging en evaluatie van het project buurtbemiddeling
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor het sluiten van een overeenkomst
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - De vrijwilliger
Art. 6
HOOFDSTUK IV. - Financiën
Art. 7-11
HOOFDSTUK V. - Opleiding
Art. 12
HOOFDSTUK VI. - Opvolging en evaluatie
Art. 13-15
HOOFDSTUK VII. - Eindbepaling
Art. 16-17
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van onderhavig besluit moet worden verstaan onder :
1° buurtbemiddeling : methodiek waarbij een neutrale derde een gesprek faciliteert tussen meerdere conflicterende partijen, die tot eenzelfde buurt behoren, in een vertrouwelijke, vrijheidscreërende en niet oordelende sfeer;
2° vrijwilliger : elke natuurlijke persoon die vrijwilligerswerk verricht zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 3 juli 2005;
3° overeenkomst : eenjarige convenant buurtbemiddeling afgesloten tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en een gemeente.
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor het sluiten van een overeenkomst
Art.2. De Minister van Binnenlandse zaken richt door middel van een officieel schrijven een projectoproep aan alle gemeenten.
Art.3. Enkel de gemeenten die, via een schrijven, hun interesse kenbaar maken kunnen op het project buurtbemiddeling inschrijven.
Art.4. De Minister van Binnenlandse Zaken kent aan elke gemeente die, overeenkomstig artikel 3, haar interesse kenbaar heeft gemaakt een financiële impuls toe waarmee de betreffende gemeente één vrijwillige buurtbemiddelaar kan aanstellen. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft hierbij prioritair gevolg aan de aanvragen van de gemeenten die niet over een strategisch veiligheids- en preventieplan en/of een convenant gemeenschapswachten beschikken.
De eventuele saldi worden in functie van een klassement dat op evenredige wijze met de volgende kenmerken rekening houdt :
- het grootste bevolkingsaantal;
- de grootste bevolkingsdichtheid.
Art.5. In geval van supralokale samenwerkingsverbanden, maakt het buurtbemiddelingsaanbod geïmplementeerd door meerdere gemeenten, onderdeel uit van een samenwerkingsovereenkomst.
HOOFDSTUK III. - De vrijwilliger
Art.6. De vrijwilligers die door de gemeenten worden ingezet in het kader van de overeenkomst dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° niet veroordeeld geweest zijn tot een correctionele of een criminele straf behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer;
2° voldoen aan de voorwaarden inzake opleiding en vorming, zoals bedoeld in artikel 12.
De gemeente dient tevens bij het inzetten van de vrijwilliger te waken op de naleving van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
HOOFDSTUK IV. - Financiën
Art.7. Binnen de limieten van de beschikbare kredieten, wordt een eenmalige financiële toelage van 1.500 euro toegekend per vrijwilliger die in het kader van de overeenkomst door de gemeente wordt ingezet.
Art.8. De gehele financiële toelage wordt aan de gemeente overgemaakt bij aanvang van de overeenkomst.
Art.9. De financiële toelage kan aangewend worden voor de financiering van de volgende kosten :
1° de onkosten van de vrijwilliger;
2° de kosten die gepaard gaan met bijkomende theoretische en praktische opleidingen, anders dan deze beschreven in artikel 12;
3° de kosten voor het verzekeren van de vrijwilliger;
4° de kosten die gepaard gaan met het bekend maken van het bemiddelingsaanbod.
Art.10. De gemeente moet alle uitgaven gebonden aan de uitvoering van de overeenkomst bundelen in een financieel dossier dat ten allen tijde door de FOD Binnenlandse Zaken kan worden opgevraagd.
Dit dossier dient uiterlijk één maand na datum van afloop van de overeenkomst aan de FOD Binnenlandse Zaken te worden overgemaakt.
Art.11. Wanneer uit de controle van het financieel dossier zou blijken dat de uitgaven de in artikel 9. vastgestelde aanwendingsvoorwaarden niet naleven, kan de Minister het gehele of gedeeltelijk bedrag van de uitgave weigeren of terugvorderen.
HOOFDSTUK V. - Opleiding
Art.12. Elke vrijwilliger die in het kader van de overeenkomst wordt ingezet dient een opleiding te volgen die het door de FOD Binnenlandse Zaken vooropgesteld opleidingsprogramma respecteert.
HOOFDSTUK VI. - Opvolging en evaluatie
Art.13. De FOD Binnenlandse Zaken duidt een Franstalige en een Nederlandstalige federale coördinator buurtbemiddeling aan voor een periode van één jaar.
Art.14. De federale coördinator buurtbemiddeling kan op vraag van de gemeente of op eigen initiatief de projecten bezichtigen die uitvoering geven aan de afgesloten overeenkomsten.
Deze bezoeken hebben tot doel de begunstigde gemeente en de ingezette vrijwilligers maximaal te ondersteunen in het opstarten, uitvoeren en evalueren van hun project buurtbemiddeling.
Art.15. De gemeente moet de opvolging van elke bemiddelingaanvraag registreren aan de hand van het als bijlage 1 opgenomen registratieformulier.
Elk registratieformulier dient te worden toegevoegd aan het evaluatiedossier dat steeds door de FOD Binnenlandse Zaken kan worden opgevraagd.
HOOFDSTUK VII. - Eindbepaling
Art.16. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2010.
Art.17. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. A. TURTELBOOM
BIJLAGE.
Art. N. Registratieformulier.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 15-03-2010, p. 16295-16298)
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 21 februari 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. A. TURTELBOOM