11 JUNI 2009. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende invoering van een meesterschapsstage in de basisopleiding van de middenstand(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-10-2009 en tekstbijwerking tot 09-09-2024)
Art. 1-15
2011202582 2012206436 2015205528 2020202690 2020203694 2024202140
Artikel 1.Algemene bepalingen
§ 1. [1 De meesterschapsstage dient als voorbereiding van een meesterschapsstagiair op een zelfstandige activiteit, op een activiteit in een onderneming of op het verwerven van praktische kennis en competenties in het kader van een duale studie. De meesterschapsstage omvat zowel een vaktheoretisch als een bedrijfskundig gedeelte van een opleiding tot ondernemingshoofd of van een andere duale studie aan een erkende hogeschool of universiteit in het binnenland of het buitenland en bereidt de meesterschapsstagiair voor op het eindopleidingsexamen, bachelorexamen of masterexamen]1.
§ 2. De meesterschapsstage wordt door bemiddeling van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s (hierna Instituut genoemd) tussen een opleidingsonderneming, de stagiair als leerjongen en het Instituut aangegaan. De opleiding van de stagiair gebeurt in het kader van de [1 opleidingen tot ondernemingshoofd of duale studies]1, erkend in overeenstemming met [1 artikel 8 en artikel 9.1]1 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s.
§ 3. Aan de meesterschapsstage ligt een opleidingsprogramma ten grondslag dat door het Instituut vastgelegd en door de [1 Regering]1 goedgekeurd is.
[1 In het geval van een duale studie ligt aan de meesterschapsstage een opleidingsprogramma ten grondslag dat de duale studie aan de erkende hogeschool of universiteit regelt en dat op voorstel van het IAWM door de minister bevoegd voor opleiding goedgekeurd is.]1
§ 4. Dit besluit legt de voorwaarden vast voor de erkenning van een stageovereenkomst.
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(2) niet in nederlandseArt.2.Erkenningsvoorwaarden voor de opleidingsondernemingen
§ 1. De opleidingsonderneming moet voor de opleiding van stagiairs door het Instituut worden erkend. De erkenning wordt verleend na controle van de organisatorische, personele en technische vereisten van de onderneming qua overdracht van de in het opleidingsprogramma vermelde vaardigheden.
§ 2. [3 Om stageovereenkomsten in het kader van de meesterschapsstage te kunnen sluiten, moet het ondernemingshoofd van onberispelijk gedrag zijn. Daartoe legt hij een uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering voor, waarbij dat uittreksel niet ouder mag zijn dan zes maanden. Als er op het uittreksel uit het strafregister veroordelingen vermeld staan, controleert het IAWM of die relevant zijn voor de uit te voeren activiteit als opleider. Het ondernemingshoofd moet minstens 25 jaar oud zijn, moet het bewijs leveren van een erkende en op het beroep betrekking hebbende opleiding tot ondernemingshoofd, bacheloropleiding of masteropleiding en moet het bewijs leveren dat hij na die opleiding ten minste drie jaar beroepservaring in het betrokken vakgebied of in een soortgelijk vakgebied heeft opgedaan.]3.
Bestaat zo'n erkende opleiding niet, dan moet het bewijs van ten minste 9 jaar beroepservaring in het betrokken vakgebied worden geleverd.
§ 3. Indien het ondernemingshoofd niet persoonlijk voor de praktische opleiding van de stagiair kan instaan, moet het onder de personeelsleden van de onderneming een opleider aanduiden die aan de in § 2 vermelde voorwaarden voldoet [3 en die als verantwoordelijke instaat voor de praktische opleiding van de meesterschapsstagiair. Daartoe moet de opleider minstens een halftijdse arbeidsovereenkomst hebben of ingeschreven zijn als vennoot. Het ondernemingshoofd is verantwoordelijk voor de naleving van alle juridische bepalingen van dit besluit, ook als de opleidingsopdracht geheel of gedeeltelijk overgedragen wordt aan een personeelslid van de onderneming]3.
[1Een opleider kan niet tot verschillende beroepen tegelijk opleiden.
Indien de in de stageovereenkomst aangewezen opleider de opleidingsonderneming tijdens de duur van die overeenkomst verlaat, kan het IAWM voor het lopende opleidingsjaar een afwijking van die voorwaarden toestaan. ]1
[3 Het ondernemingshoofd brengt het IAWM onmiddellijk op de hoogte, als de opleider de opleidingsonderneming verlaat of tijdelijk niet meer kan instaan voor de opleiding en minstens vier maanden afwezig zal zijn.]3
§ 4. De ondernemingshoofden en opleiders die voor de eerste keer in het kader van een middenstandsopleiding een opleiding verstrekken, zijn verplicht aan een door het Instituut georganiseerde pedagogische bijscholing deel te nemen.
[1 Het ondernemingshoofd wordt van deelname aan de pedagogische bijscholing vrijgesteld, indien het ondernemingshoofd zijn bekwaamheid kan bewijzen met pedagogische bekwaamheidsattesten of met vergelijkbare attesten inzake beroepspedagogiek. [3 Een onderneming die voor de eerste keer meesterschapsstagiairs voor een bepaald beroep opleidt, wordt door het IAWM in eerste instantie voor een periode van drie jaar als opleidingsonderneming voor dat beroep erkend. Gedurende die periode is het aantal meesterschapsstagiairs beperkt tot één meesterschapsstagiair in dat beroep. Het IAWM kan ten vroegste na twee opleidingsjaren een afwijking van die regeling toestaan. Indien alle in dit artikel vermelde erkenningsvoorwaarden na die drie jaar nog altijd vervuld zijn, wordt de tijdelijke erkenning automatisch omgezet in een definitieve erkenning als opleidingsonderneming.]3 [2 Als vergelijkbaar attest gelden het "certificat d'aptitudes pédagogiques (CAP)", de "Ausbildereignung im Handwerk" naar Duits recht, de modulaire aanvullende opleiding ("MZA") van de Dienst voor zelfbeschikkend leven, de cursus "Landwirt - Praktikantenausbilder" van het Landwirtschaftliches Schulungszentrum der Grünen Kreise, Agra-Frauen und Ländlichen Gilden VoG, alsook pedagogische attesten uit anderstalige landsgebieden en uit het buitenland voor zover de inhoud ervan de inhoud van onderhavige bijscholing dekt. De inhoud en de duur van de bijscholing moeten duidelijk blijken uit het attest en worden door het IAWM gecontroleerd.]2
Het IAWM kan het ondernemingshoofd niet meer dan een opleidingsjaar uitstel toekennen om te bewijzen dat hij de pedagogische bijscholing met succes heeft gevolgd.
Het ondernemingshoofd is ertoe verplicht een arbeidsongevallenverzekering te sluiten die de ongevallen dekt waaraan de meesterschapsstagiair blootgesteld kan worden tijdens de opleiding in de onderneming, tijdens zijn deelname aan de algemene cursussen en beroepscursussen, cursussen aan de erkende hogeschool of universiteit, tests, examens en bedrijfsoverkoepelende opleidingen evenals onderweg van en naar die activiteiten.]1
§ 5. Een ondernemingshoofd of opleider kan niet meer dan twee stagiairs tegelijk opleiden. [1 Het IAWM bepaalt het maximale aantal leerjongeren per bedrijf en per beroep op basis van de bedrijfsomstandigheden, zoals de begeleiding door opleiders als vermeld in artikel 2, § 2, de beschikbare infrastructuur, het opdrachtvolume en het aantal klanten.]1
[1 § 6 - De onderneming die bepaalde, in het overeenkomstig artikel 1, § 3, goedgekeurde opleidingsprogramma vermelde vaardigheden voor het beroep waarop de praktische opleiding betrekking heeft, niet kan aanleren of op bepaalde punten niet aan het beroepsprofiel beantwoordt, kan toch als opleidingsonderneming worden erkend, op voorwaarde dat alle toekomstige meesterschapsstagiairs aan een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding deelnemen.
§ 7 - Het IAWM maakt voor elke opleidingsonderneming een dossier op dat de volgende documenten of inlichtingen bevat:
1° een kopie van het attest van erkende opleidingsonderneming;
2° de naam en de maatschappelijke zetel van de opleidingsonderneming;
3° haar ondernemingsnummer;
4° de plaats van de praktische opleiding;
5° het ondernemingsprofiel;
6° in voorkomend geval de bijzondere plichten van de opleidingsonderneming met betrekking tot een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding;
7° de volgende gegevens over het ondernemingshoofd:
a) naam, voornaam en geboortedatum;
b) beroepsloopbaan, kopieën van getuigschriften en diploma's, bewijs van zijn beroepservaring op basis van arbeidsattesten, getuigschriften van werkgevers of loonfiches;
c) bewijs dat hij gemachtigd is om te handelen, ofwel via een attest of via de statuten van de onderneming;
8° de volgende gegevens over de opleider of opleiders die niet het ondernemingshoofd zijn:
a) naam, voornaam en geboortedatum;
b) beroepsloopbaan, kopieën van getuigschriften en diploma's, bewijs van zijn beroepservaring op basis van arbeidsattesten, getuigschriften van werkgevers of loonfiches;
9° het arbeidsreglement van de opleidingsonderneming.
De zaakvoerders zijn verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens. Die gegevens worden bewaard tot de persoon waarop ze betrekking hebben honderd jaar oud is.]1
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(2)<BDG 2023-06-15/32, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
(3)<BDG 2023-12-21/46, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.3.[ 1 meesterschapsstagiairs ]1
§ 1. Om een stageovereenkomst te mogen sluiten, moet de stagiair een diploma van hoger secundair onderwijs kunnen voorleggen.
§ 2. [2 Overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk moet het ondernemingshoofd ervoor zorgen dat een verklaring over de lichamelijke geschiktheid van de meesterschapsstagiair wordt opgesteld.
Ten laatste bij het begin van de stageovereenkomst meldt het ondernemingshoofd de kandidaat aan voor een medisch onderzoek bij een erkende dienst voor arbeidsgeneeskunde en zorgt hij ervoor dat de meesterschapsstagiair binnen zijn proeftijd op kosten van het ondernemingshoofd medisch wordt onderzocht. Na dat onderzoek bewijst het ondernemingshoofd, zonder dat hij hierom hoeft te worden verzocht, in de vorm van een medisch attest dat de meesterschapsstagiair aan het medisch onderzoek heeft deelgenomen en zendt hij dat bewijsstuk toe aan de bevoegde leersecretaris. De bevoegde leersecretaris voegt het bewijsstuk toe aan het betrokken stagedossier]2.
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(2)<BDG 2023-12-21/46, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.4.Overeenkomst
§ 1. De Minister keurt de stageovereenkomst goed op grond van een model opgesteld op voorstel van het Instituut.
[4 De stageovereenkomst voor een meesterschapsstage in het kader van een cursus in de Duitstalige Gemeenschap wordt gesloten in de termijn tussen 1 juli tot en met 1 oktober. In geval van een andere duale studie aan een erkende hogeschool of universiteit in het binnenland of het buitenland gelden de daar gestelde termijnen.
Het tweede lid is niet van toepassing op overeenkomsten die wegens een verandering van opleidingsonderneming in de loop van het opleidingsjaar moeten worden gesloten.]4
[6 In geval van vervroegde beëindiging van een stageovereenkomst voor een meesterschapsstage kunnen de meesterschapsstagiairs gedurende zes weken aan de cursussen blijven deelnemen.]6
§ 2. [4 De stageovereenkomst in het kader van de meesterschapsstage wordt voor een maximale duur van drie jaar per studie gesloten. De duur van de opgetelde stageovereenkomsten in het kader van de meesterschapsstage kan opgetrokken worden tot maximaal 4,5 opleidingsjaren per studie, als het gaat om een studie aan een erkende hogeschool of universiteit buiten de Duitstalige Gemeenschap om zich aan de daar geldende bepalingen aan te passen.
[6 Indien de meesterschapsstagiair zijn opleidingsjaar door de duur van de overeenkomstig § 4, eerste lid, opgelegde schorsing van de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage niet succesvol kan afsluiten, kan de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage, ongeacht het eerste lid, na goedkeuring van het IAWM worden verlengd met de duur van de schorsing van de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage of zo nodig met een volledig opleidingsjaar.]6
Als betrokkene zijn studiejaar moet overdoen, kan de stageovereenkomst per studie één keer met één jaar verlengd worden. [6 Als het arbeidsreglement van de onderneming in een andere wekelijkse arbeidsduur voorziet, geldt die ook voor de meesterschapsstagiair.]6 De duur van de overeenkomst bedraagt minstens één jaar, behalve indien het om een overeenkomst gaat die als gevolg van de ontbinding van een vorige overeenkomst werd gesloten. Elke overeenkomst omvat een proeftijd van drie maanden.]4
[6 Uitsluitend in de gevallen vermeld in artikel 32, § 1, [6 vierde en vijfde lid"]6, van de Arbeidswet van 16 maart 1971 verrichten meesterschapsstagiairs overuren. De verrichte overuren worden maandelijks gecompenseerd, bij voorkeur door overeenstemmende inhaalrust. Als geen inhaalrust mogelijk is, krijgt de op te leiden persoon in het eerste jaar 15 euro, in het tweede jaar 20 euro en in het derde, vierde of aanvullende jaar 25 euro als minimumvergoeding per uur.]6
De wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld met inachtneming van de [4 geldende Belgische wetgeving en mag de, afhankelijk van het geval,]4 maximale duur, zoals vastgelegd in de collectieve overeenkomst van het bevoegde paritaire comité, niet overschrijden. [6 ]6 De stagiair moet gemiddeld minstens [4 20]4 uur per week in de onderneming werkzaam zijn. De onderneming moet aan de stagiair een maandelijkse [4minimale vergoeding ]4 betalen die voor
het eerste opleidingsjaar 480,00 EUR;
het tweede opleidingsjaar 684,00 EUR;
[4 en vanaf het derde opleidingsjaar]4 808,00 EUR bedraagt.
[1 Per 1 januari kan de Minister bevoegd voor de Middenstandsopleiding de bedragen vermeld in het tweede lid aanpassen aan de stijging van het [6 afgevlakte gezondheidsindexcijfe]6, berekend aan de hand van de maand [3 november]3 van de twee voorgaande jaren.]1
[2 Als het bedrag vermeld in het tweede lid voor het eerste opleidingsjaar lager is dan het bedrag vermeld in artikel 15, eerste lid, 16°, e), van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen, dan heeft de stagiair recht op laatstgenoemd bedrag]2.
§ 3.[4 ...]4
§ 4. De uitvoering van de stageovereenkomst wordt opgeschort in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Tijdens de opschorting van de uitvoering van de stageovereenkomst blijft de stagiair gedurende de eerste 30 dagen zijn toelage ontvangen.
[6 Gedurende de tijd dat de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage geschorst is, heeft de meesterschapsstagiair het recht aan de cursussen, tests en examens deel te nemen.]6
Het opleidingprogramma van de meesterschapsstage vormt een bestanddeel van de stageovereenkomst en wordt erbij gevoegd.
[5 § 5 - De ondernemingshoofden zijn ertoe verplicht de meesterschapsstagiairs tot het einde van elk opleidingsjaar - naast de feestdagen - indien nodig een bijkomende, onbetaalde vakantie toe te kennen, zodat de meesterschapsstagiairs vakantie kunnen nemen gedurende 20 werkdagen in het geval van een vijfdagenweek en gedurende 24 werkdagen in het geval van een zesdagenweek.
[6 Het ondernemingshoofd gunt]6 de meesterschapsstagiairs voorts tien dagen onbetaald verlof per opleidingsjaar om zich voor te bereiden op examens die in het kader van de opleiding plaatsvinden.
§ 6 - De opleidingsonderneming draagt bij in de reiskosten van de meesterschapsstagiair tussen zijn woonplaats en de onderneming [6 ]6. overeenkomstig de richtlijnen van het bevoegd paritair comité. Als de meesterschapsstagiairs geen uitdrukkelijke vermelding in de regelingen van het paritair comité vinden, gelden voor hen dezelfde bepalingen als voor de gewone personeelsleden van de onderneming]5.
----------
(1)<BDG 2011-05-04/08, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<BDG 2012-10-11/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<BDG 2015-10-29/21, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2015>
(4) niet
(5)<BDG 2020-04-16/20, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(6)<BDG 2023-12-21/46, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.5.Plichten van het ondernemingshoofd
Het ondernemingshoofd is verplicht :
1° er zorg voor te dragen dat aan de stagiair de vaardigheden van het beroep en de in het bijhorende opleidingsprogramma vastgelegde inhoud in de onderneming worden geleerd, om hem op de tests en examens evenals op de latere uitoefening van het beroep voor te bereiden;
2° de stagiair alle hulp, uitleg, technische middelen en documenten ter beschikking te stellen die noodzakelijk zijn om de onder 1° vermelde doelstellingen te bereiken;
3° de stagiair bij het verrichten van de werktaken en het opstellen van verslagen bij te staan;
4° overeenkomstig de richtlijnen van het Instituut een verslag over de duur, de omvang en de inhoud van het praktische gedeelte van de opleiding op te maken;
[1 4.1 - het verschuldigde inschrijvingsgeld voor de studie in kwestie te betalen aan het erkende centrum voor voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;]1
5° de kosten voor de deelname van de stagiair aan de door het Instituut vastgelegde verplichte cursussen, bedrijfsoverkoepelende opleidingen evenals aan de tests en [1 examens in eerste zittijd]1 te betalen;
6° de werkplanning voor de stagiair zo op te stellen dat deze ongehinderd aan alle theoretische cursussen van de opleiding evenals aan alle tests en examens kan deelnemen [1 en de meesterschapsstagiair de mogelijkheid te bieden vrijaf te nemen tijdens de in het lesrooster vastgelegde examenvoorbereidingstijd ]1;
7° het Instituut en de door het Instituut aangeduide leersecretarissen inzage in het praktische gedeelte van de opleiding in zijn onderneming te verlenen, hiervoor de nodige inlichtingen te verstrekken, documenten te overhandigen en het Instituut, zo vlug mogelijk en uit eigen beweging, over eventuele onregelmatigheden of bijzonderheden in de opleiding te informeren;
8° erop te letten dat de stagiair aan de krachtens het wetboek over het welzijn op het werk voorgeschreven arbeidsgeneeskundige onderzoeken deelneemt respectievelijk de stagiair aan die onderzoeken te laten deelnemen.
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.6.[1 Intrekking van de erkenning van opleidingsondernemingen voor de praktische beroepsopleiding ]1
§ 1. Indien de in de artikelen 2, 4 en 5 beschreven voorwaarden en plichten door de onderneming, het ondernemingshoofd of de opleider niet of niet meer nagekomen worden, trekt het Instituut de in artikel 2, § 1, bepaalde erkenning in die hen voor de praktische beroepsopleiding was verleend. Die intrekking geldt voor ten minste één jaar.
§ 2. Het Instituut mag de erkenning voor de praktische beroepsopleiding pas intrekken, als de leersecretaris de betrokkene of, bij de intrekking van de erkenning als opleidingsonderneming, het ondernemingshoofd er per aangetekende brief om verzocht heeft, binnen de veertien dagen zijn standpunt over de mogelijke intrekking van de erkenning schriftelijk mede te delen. In het verzoek legt de leersecretaris uit, welke redenen en/of tekortkomingen aanleiding geven tot de intrekking en vermeldt de wettelijke referentieteksten. Bovendien moet de brief de termijn vermelden, waarin het standpunt moet worden meegedeeld.
§ 3. Krijgt het Instituut geen standpunt binnen de in § 2 vermelde termijn, beslist het met kennis van zaken en van de onderzochte feiten, of het een met redenen omklede intrekking uitvoert, de duur van de erkenning beperkt of het herkrijgen van de toelating of erkenning aan bepaalde voorwaarden onderwerpt.
Het Instituut deelt zijn beslissing per aangetekende brief mee.
----------
(1)<BDG 2023-12-21/46, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.6.1.[1 Intrekking van de toelating van meesterschapsstagiairs tot de praktische beroepsopleiding
De aan een meesterschapsstagiair gegeven toestemming om een stageovereenkomst voor een meesterschapsstage te sluiten, wordt ingetrokken:
1° op basis van een beslissing van de klassenraad, voor zover de meesterschapsstagiair voor de tweede keer in het kader van een stageovereenkomst voor een meesterschapsstage zakt voor de overgangsexamens of examens aan het einde van een opleiding tot ondernemingshoofd of aan het einde van een andere duale studie aan een erkende hogeschool of universiteit in het binnenland of het buitenland;
2° wanneer de meesterschapsstagiair ook na een schriftelijke aanmaning door de leersecretaris of na een door de leersecretaris georganiseerde bemiddelingspoging zijn contractuele plichten verzuimt;
3° wanneer de meesterschapsstagiair in het kader van het onderzoek door de officiële gezondheidsdienst lichamelijk ongeschikt wordt verklaard om het beroep uit te oefenen dat het voorwerp van de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage uitmaakt.
Het IAWM kan de toestemming om nieuwe stageovereenkomsten voor meesterschapsstages te sluiten koppelen aan verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van dit besluit. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-21/46, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.7.
<Opgeheven bij BDG 2023-12-21/46, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.8.Plichten van de stagiair
De stagiair is verplicht :
1° zich tijdig bij de organisator van de theoretische cursussen voor deze laatste in te schrijven en het bijhorende inschrijvingsgeld volledig te storten;
[1 1.1 - zich tijdig bij de erkende hogeschool of universiteit in te schrijven en het verschuldigde inschrijvingsgeld te betalen;]1
2° zijn contractuele plichten tegenover de onderneming waarin zijn praktische opleiding plaatsvindt, na te komen;
3° de praktische opleiding in de onderneming regelmatig te volgen met als doel, daar de vaardigheden van het beroep en de in het bijhorende opleidingsprogramma vastgelegde inhoud te leren, om zich op de tests en examens evenals op de latere uitoefening van het beroep voor te bereiden;
4° regelmatig de theoretische cursussen bij de door het Instituut vastgelegde organisator te volgen en aan de bijhorende tests en examens deel te nemen;
5° elk opleidingsjaar overeenkomstig de richtlijnen inzake tijden en inhoud, zoals vastgelegd door de organisator van de cursussen, een uitvoerig schriftelijk verslag op te stellen over de praktische opleiding in de onderneming;
6° aan de door het Instituut vastgelegde cursussen en bedrijfsoverkoepelende opleidingen deel te nemen;
7° de door het Instituut vastgelegde verslagen en huiswerken in het kader van de bedrijfsopleiding op te stellen;
8° aan de door het Instituut aangeduide leersecretarissen inzage in het praktische gedeelte van de opleiding in de onderneming te verlenen, hiervoor de nodige inlichtingen te verstrekken, documenten te overhandigen en het Instituut, zo vlug mogelijk en uit eigen beweging, over eventuele onregelmatigheden of bijzonderheden in de opleiding te informeren.
[1 De inschrijvingsperiode aan het centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's en de inschrijvingsperiode aan de autonome hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap eindigen op 30 september.]1
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.9.Examens
§ 1. In algemene regel vinden de cursussen, tests en examens plaats in een krachtens artikel 27 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s erkend centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand, hierna "centrum" genoemd [1 of in een erkende hogeschool of universiteit die de duale studie aanbiedt waarvan het opleidingsprogramma overeenkomstig artikel 1, § 3, erkend werd]1.
§ 2. Indien cursussen, tests en examens die met het krachtens artikel 1, § 3, goedgekeurd opleidingsprogramma overeenstemmen, in een centrum niet worden georganiseerd, dan kan het Instituut een andere organisator van cursussen hiertoe bepalen, voor zover het Instituut heeft vastgesteld dat de inhoud van de cursussen, de tests en de examensvoorwaarden in overwegende mate met die overeenstemmen die in het opleidingsprogramma bepaald zijn.
§ 3, [1 - Indien cursussen, tests en examens in hiervoor door de Duitstalige Gemeenschap erkende instellingen plaatsvinden, dan gelden de voorwaarden van het besluit van de Regering van 27 juni 2013 betreffende de basisopleiding in het kader van de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's en de voorwaarden van het besluit van de Regering van 30 augustus 2018 betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding in de middenstand.]1.
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.10.Opzegging
§ 1. Bij het sluiten van de stageovereenkomst wordt er in een proeftijd van drie maanden voorzien. Tijdens de proeftijd kunnen beide partijen de dienstbetrekking zonder opgave van redenen schriftelijk en mits naleving van een opzeggingstermijn van een week opzeggen.
§ 2.[1 Na het einde van de proeftijd kunnen de opleidingsonderneming en de stagiair de stageovereenkomst opzeggen.
[2 De partij die een overeenkomst wenst te verbreken, deelt dit onmiddellijk mee aan de leersecretaris.
De leersecretaris legt het tijdstip voor een verplicht bemiddelingsgesprek vast en kan vragen dat de partijen hun standpunt schriftelijk meedelen.
Als de bemiddelingspoging van de leersecretaris mislukt of een van de betrokken partijen de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage na het bemiddelingsgesprek niet wil voortzetten, wordt de overeenkomst verbroken. De partijen leggen de reden voor de verbreking van de overeenkomst schriftelijk vast in het door het IAWM daartoe bestemde document en ondertekenen dat document.
Het document is geldig, ook als een partij de verbreking van de overeenkomst weigert te ondertekenen.
De verbreking van de overeenkomst wordt ter goedkeuring ingediend bij het IAWM.
Behoudens een andersluidende minnelijke schikking bedraagt de opzeggingstermijn vier weken, te rekenen vanaf de datum van de bemiddeling]2.]1.
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(2)<BDG 2023-12-21/46, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.11.<Opgeheven bij BDG 2020-04-16/20, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.12.Zware fout
In geval van zware fout kunnen de opleidingsonderneming en de stagiair de stageovereenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen.
Art.13.[2 Moeilijkheden bij de uitvoering van de overeenkomst"]2
§ 1. De opleidingsonderneming en de stagiair delen aan de door het Instituut aangewezen leersecretaris, zo vlug mogelijk en uit eigen beweging, schriftelijk mee, wanneer er moeilijkheden bij de uitvoering van de overeenkomst optreden.
§ 2. [2 ...]2
----------
(1)<BDG 2020-04-16/20, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(2)<BDG 2023-12-21/46, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.14. Inwerkingtreding
Voorliggend besluit treedt in werking op 1 juli 2009.
Art. 15. Uitvoering
De Minister bevoegde inzake Vorming wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit.