15 APRIL 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van Hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 [houdende ad-hocwaarborgen voor ondernemingen en waarborgen voor financieringsfondsen en kredietportefeuilles] (Opschrift gewijzigd door AGF2022-10-21/12, art. 24; Inwerkingtreding : 18-01-2023) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-05-2009 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De waarborgvenootschap
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Toekenning van de waarborg
Art. 3-6
HOOFDSTUK IV. - Waarborgpremie
Art. 7-8
HOOFDSTUK V. - Afroep van de waarborg
Art. 9-12
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 13-14
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° [3 decreet van 6 februari 2004: het decreet van 6 februari 2004 houdende ad-hocwaarborgen voor ondernemingen en waarborgen voor financieringsfondsen en kredietportefeuilles;]3
2° management : alle natuurlijke of rechtspersonen die het bestuur of het dagelijks bestuur van de [2 kredietnemer]2 bepalen, daarin begrepen de leden van de raad van bestuur, het directiecomité en alle andere organen of functies van dagelijks bestuur binnen de [2 kredietnemer]2;
3° Minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;
4° [2 ...]2;
5° waarborg : de ad-hoc waarborg voor [2 kredietnemers]2 [1 ...]1, vermeld in hoofdstuk III/1 van het [3 decreet van 6 februari 2004]3;
6° [4 waarborgovereenkomst: de overeenkomst die de kredietgever, de kredietnemer en de waarborgvennootschap tekenen vóór de inwerkingtreding van de waarborg waarin alle voorwaarden en modaliteiten van de waarborg worden uiteengezet]4;
7° [3 ...]3;
8° [2 ...]2;
9° [2 ...]2;
10° [4 waarborgvennootschap: de Waarborgvennootschap, vermeld in artikel 2, 25°, van het decreet van 6 februari 2004]4.
§ 2. De definities, vermeld in artikel 2 van het [3 decreet van 6 februari 2004]3, zijn eveneens van toepassing in dit besluit.
----------
(1)<BVR 2011-02-04/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
(2)<BVR 2013-09-13/02, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(3)<BVR 2022-10-21/12, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 28-01-2023>
(4)<BVR 2024-07-19/26, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
HOOFDSTUK II. - De waarborgvenootschap
Art.2. § 1. Het Vlaamse Gewest en Participatiemaatschappij Vlaanderen richten samen de waarborgvennootschap op in de vorm van een naamloze vennootschap. Het Vlaamse Gewest zal in de oprichtingsakte worden aangewezen als oprichter; Participatiemaatschappij Vlaanderen alleen als inschrijver als vermeld in van artikel 450, tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen.
§ 2. Het Vlaamse Gewest zal steeds alle aandelen van de Waarborgvennootschap in eigendom houden, met uitzondering van één aandeel dat Participatiemaatschappij Vlaanderen zal onderschrijven.
HOOFDSTUK III. - Toekenning van de waarborg
Art.3.§ 1. [2 De waarborgvennootschap kan waarborgen toekennen volgens de modaliteiten, vermeld in het [4 decreet van 6 februari 2004]4 en dit besluit.
[5 De financiële middelen die worden verstrekt door financieringsovereenkomsten waaraan de waarborg is gehecht, kunnen niet rechtstreeks of onrechtstreeks, in welke vorm ook, worden gebruikt om een vergoeding te betalen aan de aandeelhouders of het management van de kredietnemer, of van de ondernemingen die eraan verbonden zijn, vermeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.]5.]2
[5 Het verbod, vermeld in het tweede lid, geldt niet voor de vergoedingen die de kredietnemer op basis van bestaande of toekomstige overeenkomsten verschuldigd is tegen marktconforme voorwaarden. De waarborgovereenkomst kan de gevallen omschrijven waarin een vergoeding kan worden betaald.]5
§ 2. [2 Een waarborg wordt alleen verleend tot zekerheid van verbintenissen van kredietnemers die voortvloeien uit financieringsovereenkomsten in euro.
Een waarborg is beperkt tot de hoofdsom en de interesten van de financieringsovereenkomst, verschuldigd op de datum van de opeisbaarverklaring van de financieringsovereenkomst waaraan de waarborg is gehecht door de kredietgever.
De maximale duurtijd van de waarborg is beperkt tot [3 vijftien jaar]3.]2
[5 ...]5
§ 3. [5 ...]5
----------
(1)<BVR 2011-02-04/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
(2)<BVR 2013-09-13/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(3)<BVR 2021-10-29/21, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
(4)<BVR 2022-10-21/12, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 28-01-2023>
(5)<BVR 2024-07-19/26, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
Art.4.[1 . Als de kredietnemer of de kredietgever aan de waarborgvennootschap vraagt om een waarborgdossier op te stellen, stelt de waarborgvennootschap een waarborgdossier samen, dat al de volgende gegevens bevat:
1° de identificatie van de kredietnemer en de kredietgever;
2° het bedrag, het doel, de looptijd en het delgingsprogramma, het type financiering en de belangrijkste opschortende voorwaarden van de financieringsovereenkomst;
3° de marge van de kredietgever of de vork waarbinnen die marge zich zal bevinden;
4° een overzicht van de andere zekerheden tot garantie van de financieringsovereenkomst waaraan de waarborg wordt gehecht;
5° het businessplan, vermeld in artikel 22/2, 6°, van het decreet van 6 februari 2004;
6° de risicobeoordeling van de kredietnemer;
7° de duurtijd en het percentage van de waarborg;
8° een overzicht van de historische tewerkstelling en een indicatie van de gevraagde engagementsverklaring over de werkgelegenheid, die definitief zal worden verwerkt in de waarborgovereenkomst ]1.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/26, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
Art.5.Participatiemaatschappij Vlaanderen wordt belast met de dossierbehandeling, wat onder meer het onderzoek van de [2 waarborgdossiers, vermeld in artikel 4,"]2 en van de afroep van de waarborg inhoudt. Daarbij hebben de vertegenwoordigers van Participatiemaatschappij Vlaanderen het recht om alle aanvullende inlichtingen in te winnen bij de [1 kredietnemer]1, de [1 kredietgever]1 of elders, die zij nuttig achten voor hun onderzoek.
[2 Participatiemaatschappij Vlaanderen verstrekt een advies over het waarborgdossier, vermeld in artikel 4, aan de waarborgvennootschap op basis van de gegevens, vermeld in artikel 4, die de waarborgvennootschap haar bezorgt]2.
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(2)<BVR 2024-07-19/26, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
Art.6.§ 1. [1 De waarborgvennootschap is bevoegd om de waarborg voor de financieringsovereenkomst goed te keuren op voorwaarde dat de waarborg voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22/2 van het Waarborgdecreet en in dit besluit, en als de kredietnemer de levensvatbaarheid van zijn activiteiten kan aantonen op basis van het businessplan, vermeld in artikel 22/2, 6°, van het [2 decreet van 6 februari 2004]2.
De waarborgvennootschap heeft de bevoegdheid om bijkomende zekerheden te vragen voor ze de waarborg goedkeurt [3 en om een aanpassing te vragen van de voorwaarden van de financieringsovereenkomst]3.
[3 Waarborgen die hoger zijn dan 10.000.000 euro of waarvan het waarborgpercentage hoger is dan 75%, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse Regering]3.]1
§ 2. Na goedkeuring [3 van het waarborgdossier, vermeld in artikel 4, door de waarborgvennootschap, conform paragraaf 1" en worden de woorden "onderzoek van de waarborgaanvraag" vervangen door de zinsnede "onderzoek van het waarborgdossier, vermeld in artikel 4]3, ondertekenen de [1 kredietgever]1 en de waarborgvennootschap de waarborgovereenkomst. De individuele contractuele bepalingen van de waarborgovereenkomst kunnen dossier per dossier bepaald worden door de waarborgvennootschap op basis van de resultaten van het onderzoek van de waarborgaanvraag. De waarborgovereenkomst moet minstens de volgende contractuele bepalingen bevatten :
1° een omschrijving van de [1 financieringsovereenkomst]1 waaraan de waarborg wordt gehecht;
2° een overzicht van de andere zekerheden tot garantie van de [1 financieringsovereenkomst]1 waaraan de waarborg wordt gehecht;
3° de omvang, de duurtijd en de beperkingen van de waarborg;
4° het juridisch kader van de waarborg;
5° de wijze van berekening en betaling van de waarborgpremie;
6° verklaringen en waarborgen vanwege de [1 kredietgever]1;
7° de verplichtingen tot informatieverstrekking door de [1 kredietgever]1;
8° de procedure van afroep van de waarborg;
[1 9° de bepaling dat de waarborg na de toekenning ervan gedurende de looptijd ervan niet gewijzigd kan worden zonder het akkoord van beide partijen.]1.
§ 3. [1 De waarborg treedt op zijn vroegst in werking na de ondertekening van de waarborgovereenkomst door de kredietgever en de waarborgvennootschap, en na de ontvangst door de waarborgvennootschap van de betaling van de eerste waarborgpremie.[3 De waarborgovereenkomst kan een strengere regeling bevatten op het vlak van de inwerkingtreding.]3 De waarborgvennootschap kan de waarborg niet eenzijdig opzeggen gedurende de looptijd ervan [3 ", tenzij in de gevallen, vermeld in de waarborgovereenkomst]3.]1
§ 4. De waarborgvennootschap rapporteert op trimesteriële wijze aan de Vlaamse Regering over de werking van de waarborgregeling zoals bepaald in hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 [2 ...]2.
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(2)<BVR 2022-10-21/12, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 28-01-2023>
(3)<BVR 2024-07-19/26, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
HOOFDSTUK IV. - Waarborgpremie
Art.7.[3 § 1. In dit artikel wordt verstaan onder werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of Vlaamse of Federale wettelijke feestdag is.]3
[3 1/1.]3 [2 De waarborgpremie wordt op voorhand door de kredietnemer betaald. Voor de eerste waarborgpremie is dat binnen tien [3 werkdagen]3 na de ondertekening van de waarborgovereenkomst en voor de daaropvolgende premies is dat op het ogenblik, zoals bepaald in de waarborgovereenkomst.[4 De waarborgovereenkomst kan een afwijkende regeling bevatten op het vlak van de betaling van de waarborgpremie]4]2
§ 2. De waarborgpremie wordt berekend op het [1 maximaal beschikbare gewaarborgde bedrag]1 in kapitaal en interesten van de [2 financieringsovereenkoms]2 op de datum waarop de waarborgpremie betaalbaar is.
[4 § 2/1. Opdat de waarborgpremie marktconform zou zijn, worden bij de berekening ervan onder andere de volgende kenmerken in aanmerking genomen:
1° het bedrag en de looptijd van de gewaarborgde transactie;
2° de zekerheden die de kredietnemer stelt en andere ervaring van de kredietnemer die een impact heeft op de beoordeling van het terugvorderingspercentage;
3° de kans op wanbetaling door de kredietnemer als gevolg van zijn financiële positie;
4° de sector waarin de kredietnemer actief is en de vooruitzichten in die sector.]4
§ 3. De [2 kredietgever]2 bezorgt de waarborgvennootschap tijdig de nodige informatie om de waarborgpremie te berekenen. [3 De kredietgever heeft ook de volgende taken:
1° erop toezien dat de waarborgpremie betaald wordt;
2° de waarborgpremie innen bij de kredietnemer als dat nodig is en die doorstorten aan de waarborgvennootschap.]3.
§ 4. [2 Als de waarborgpremie niet betaald wordt door de kredietnemer als vermeld in [3 paragraaf 1/1]3, vervalt de waarborg van rechtswege, zonder aanmaning of kennisgeving, tenzij een van de twee volgende voorwaarden is vervuld :
1° de kredietgever voorziet binnen tien werkdagen na de datum waarop de waarborgpremie betaalbaar was, zelf in de betaling van de waarborgpremie voor rekening van de kredietnemer;
2° de financiering, vermeld in artikel 9, § 1, is al opeisbaar verklaard voor de waarborgpremie conform artikel 7, § 1, betaalbaar was.]2
----------
(1)<BVR 2011-02-04/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
(2)<BVR 2013-09-13/02, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(3)<BVR 2021-10-29/21, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
(4)<BVR 2024-07-19/26, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
Art.8.§ 1. De onderneming zendt [2 [3 tweehonderdentien]3 dagen na het afsluiten van haar boekjaar]2 een verklaring over de tewerkstelling aan de [1 kredietgever]1 met een afschrift aan de waarborgvennootschap. Die verklaring heeft tot doel aan te tonen of de [1 kredietnemer]1 voldoet aan het engagement op het vlak van tewerkstelling dat aan de [3 waarborg]3 werd gekoppeld, [3 ...]3. Die verklaring moet worden geattesteerd door de commissaris van de onderneming of een bedrijfsrevisor.
§ 2. Als uit die verklaring blijkt dat het tewerkstellingsengagement niet wordt gerespecteerd, wordt de waarborgpremie [2 gedurende een volgende periode van twaalf maanden verhoogd met 15%]2. Die verhoging wordt van rechtswege toegepast als de verklaring niet tijdig werd ingediend. De Waarborgvennootschap deelt een verhoging van de waarborgpremie per brief mee aan de [1 kredietgever]1 en de [1 kredietnemer]1.
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(2)<BVR 2021-10-29/21, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
(3)<BVR 2024-07-19/26, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
HOOFDSTUK V. - Afroep van de waarborg
Art.9.§ 1. [1 De kredietgever kan de waarborg afroepen als hij op grond van de contractuele bepalingen van de financieringsovereenkomst de kredietnemer formeel in gebreke heeft gesteld en de verschafte financiering opeisbaar heeft verklaard.
Binnen zestig [2 dagen]2 na de opeisbaarverklaring van de financiering deelt de kredietgever per aangetekende brief de afroep mee aan de waarborgvennootschap.[3 Die mededeling" de zinsnede ", tenzij de waarborgvennootschap afstand doet van de mededeling met een aangetekende brief]3 Die mededeling bevat een voorstel om de waarborg voorlopig betaalbaar te stellen, rekening houdend met het waarborgpercentage, in afwachting van de afsluiting van het dossier na de uitwinning van alle andere zekerheden die aan de financieringsovereenkomst waren gehecht. Die termijn is een vervaltermijn.]1
§ 2. [1 Het voorstel tot voorlopige betaling bevat :
1° een afschrift van de waarborgovereenkomst;
2° de motivering waarom de financiering opeisbaar is verklaard;
3° het uitstaande bedrag van de financieringsovereenkomst in kapitaal en de interesten op de datum van de opeisbaarverklaring van de financiering;
4° een waardering van de andere zakelijke zekerheden aan de hand van een waarderingsverslag, opgesteld door een onafhankelijke deskundige;
5° een waardering van de persoonlijke zekerheden;
6° een voorstel van afrekening waarin rekening wordt gehouden met de verwachte realisaties;
7° het rekeningnummer waarop het bedrag moet worden overgeschreven.]1
§ 3. De waarborgvennootschap onderzoekt het voorstel tot voorlopige betaling en voert de voorlopige betaling uit als de kredietinstelling de contractuele voorwaarden van de lening en de waarborgovereenkomst heeft gerespecteerd.
§ 4. De waarborgvennootschap kan aan de kredietinstelling opleggen om een voorstel tot tussentijdse afrekening op te stellen na de realisatie van één of meer zekerheden.
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(2)<BVR 2021-10-29/21, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
(3)<BVR 2024-07-19/26, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>
Art.10.[1 § 1. De kredietgever dient een aanvraag tot eindafrekening en afsluiting van het dossier in uiterlijk zestig dagen nadat alle zekerheden zijn uitgewonnen, of na sluiting van het faillissement, of onmiddellijk nadat een definitieve regeling met de waarborgvennootschap is overeengekomen over het al dan niet uitwinnen van de zakelijke en persoonlijke zekerheden. In geval van aanvraag tot eindafrekening en afsluiting van het dossier nadat alle zekerheden zijn uitgewonnen, of na sluiting van het faillissement bevat die aanvraag :
1° een verwijzing naar het voorstel tot voorlopige betaling;
2° het resultaat van de uitwinning van de zekerheden;
3° het saldo;
4° het rekeningnummer waarop het bedrag moet worden overgeschreven.
§ 2. Behalve als een definitieve regeling met de waarborgvennootschap is overeengekomen over het al dan niet uitwinnen van de zakelijke en persoonlijke zekerheden, kan de kredietgever geen afsluiting van het dossier voorstellen voor alle zekerheden zijn uitgewonnen.]1
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
Art.11.Als de voorlopige of tussentijdse betalingen het door de waarborgvennootschap te betalen bedrag op het ogenblik van de afsluiting van het dossier overschrijden, moet de [1 kredietgever]1 het verschil terugstorten aan de waarborgvennootschap. Indien de voorlopige en/of tussentijdse betaling(en) minder bedragen dan het door de waarborgvennootschap te betalen bedrag op het ogenblik van de afsluiting van het dossier, zal de waarborgvennootschap het saldo overmaken aan de [1 kredietgever]1. Noch de [1 kredietgever]1, noch de waarborgvennootschap is in voorkomend geval enige interest verschuldigd.
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
Art.12.§ 1. De betaalbaarstelling van de waarborg en elke betaling die daarop volgt, stellen de [1 kredietnemer]1 niet vrij van haar contractuele verplichtingen tegenover de [1 kredietgever]1 die voortvloeien uit de [1 financieringsovereenkomst]1.
§ 2. De [1 kredietgever]1 moet de betalingen die na de afroep nog worden ontvangen op grond van de contractuele bepalingen van de [1 financieringsovereenkomst]1 waaraan de waarborg is gehecht, meedelen aan de waarborgvennootschap binnen de dertig [2 dagen]2. De betalingen betreffen zowel de betalingen waartoe de [1 kredietnemer]1 of een derde op vrijwillige basis overgaat, als die welke in rechte worden afgedwongen.
De [1 kredietgever]1 moet, volgens nadere voorwaarden die vastgelegd worden in de waarborgovereenkomst, aan de waarborgvennootschap een evenredig deel van het bedrag van de betalingen, vermeld in het eerte lid, die hij van de [1 kredietnemer]1 of een derde persoon ontvangen heeft, binnen drie maanden doorstorten na aftrek van de redelijke en verantwoorde inningskosten.
Het evenredige deel van het bedrag van de door de [1 kredietgever]1 ontvangen betalingen en gemaakte kosten is gelijk aan het percentage van de waarborg.
----------
(1)<BVR 2013-09-13/02, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2013>
(2)<BVR 2021-10-29/21, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art.13. Artikel 22 van het decreet van 20 februari 2009 tot wijziging van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen en dit besluit treden in werking op de datum van dit besluit.
Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.