14 APRIL 2006. - Ministerieel besluit tot delegatie van aanvullende en specifieke bevoegdheden aan het hoofd van het Intern Verzelfstandigd Agentschap met rechtspersoonlijkheid "Vlaamse Milieumaatschappij" in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen
HOOFDSTUK I. - Algemene delegaties
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Specifieke delegaties
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 4
HOOFDSTUK I. - Algemene delegaties
Artikel 1. § 1. Het hoofd van het intern verzelfstandigde agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaamse Milieumaatschappij, hierna VMM genoemd, heeft delegatie om :
1°prijsherzieningen goed te keuren zonder beperking van het bedrag;
2° verrekeningen goed te keuren als daar geen bijkomende uitgaven van meer dag 25 % uit voortvloeien;
3° allerlei uitgaven die buiten de toepassing vallen van de wetgeving op de overheidsopdrachten, met uitsluiting van subsidies en die betrekking hebben op taken van VMM goed te keuren, tot een bedrag van 65.000 euro excl. BTW per beslissing.
§ 2. Het hoofd van VMM :
1° wordt gemachtigd zakelijke rechten te vestigen met inbegrip van de mogelijkheid tot het beëindigen ervan;
2° is bevoegd de verkoop van roerende goederen goed te keuren.
HOOFDSTUK II. - Specifieke delegaties
Art.2. Het hoofd van VMM heeft met betrekking tot de onbevaarbare waterlopen delegatie om :
1° de voorontwerpen en de ontwerpen van de werkzaamheden ter verbetering van de waterhuishouding in de valleien van de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie, evenals alle bijkomende studies zoals haalbaarheidsstudies, met het oog op planning, voorbereiding, ondersteuning of begeleiding van deze werken goed te keuren en te aanvaarden;
2° overeenkomstig artikel 22 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, die bij artikelen 20 en 23 van dezelfde wet bedoelde overtredingen op te sporen en vast te stellen en de bevoegde ambtenaren voor het Vlaamse Gewest aan te wijzen;
3° de termijnen en modaliteiten voor de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerkzaamheden bedoeld in artikel 7, § 1, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen vast te stellen;
4° het toezicht te houden op de buitengewone werken van verbetering bedoeld in artikel 11.2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
5° de machtigingen te verlenen waarvan sprake in artikel 12.1 en 14, § 1.1, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
6° het toezicht te houden waarvan sprake in artikel 14 in fine van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
7° te beslissen over de uitvoering van buitengewone werken van wijziging waarvan sprake in artikel 14, § 2, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen binnen de hem verleende delegaties en het toezicht te houden waarvan sprake in hetzelfde artikel 14, § 2;
8° de betekening te doen voor de wat de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie betreft, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
9° op te treden als de bevoegde overheid voor de waterlopen van de eerste categorie, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit houdende algemeen politiereglement van de onbevaarbare waterlopen.
Art.3. Het hoofd van VMM heeft met betrekking tot polders en wateringen delegatie om :
1° de reglementen van polders en wateringen goed te keuren overeenkomstig artikel 27 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en artikel 26 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
2° de termijnen te bepalen waarvan sprake in de artikelen 8 en 9 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
3° op te treden als ambtenaar met raadgevende stem die op de algemene vergadering van de polders en de wateringen moet uitgenodigd worden met toepassing van artikel 19 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en artikel 18 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
4° de toestemming te geven waarvan sprake in artikel 81 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
5° op te treden als de aangewezen bevoegde ambtenaar zoals bedoeld in de artikelen 82 (tweede lid), 83 (eerste lid), 88, 89, 90, 92 en 93 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
6° het verzoek te doen bedoeld in artikel 99, §§ 2 en 3, van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en in artikel 97, §§ 2 en 3, van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
7° administratief toezicht uit te voeren op de polders en de wateringen in toepassing van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van de VMM.
Brussel, 12 april 2006.
K. PEETERS