14 MEI 2009. - Besluit 2009/389 betreffende de oprichting van een referentiecomité betreffende de tussenkomst van een derde in het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Oprichting, structuur en opdrachten
Art. 2
Samenstelling
Art. 3
Opdrachten
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Werking
Art. 5
Aanstellingen en benoemingen
Art. 6-7
Organisatie van de vergaderingen en presentiegeld
Art. 8
Activiteitenverslag
Art. 9
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 10
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In de zin van dit besluit moet verstaan worden onder :
7. Adviesraad : de afdeling "Personen met een handicap" van de Adviesraad van de Franse Gemeenschapscommissie;
8. College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
9. Brusselse dienst (Phare) : de Brusselse Franstalige Dienst voor Personen met een handicap van de Franse Gemeenschapscommissie;
10. Referentiecomité : advies- en reflectiecomité betreffende de tussenkomst van een derde in het relationele, affectieve en seksuele leven van de persoon met een handicap;
11. Hulpcentrum : documentatie-, informatie- en uitwisselingsdienst betreffende het onderwerp van het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap;
12. Bevoegde minister : het lid van het College bevoegd voor het Beleid inzake bijstand aan personen met een handicap.
HOOFDSTUK II. - Oprichting, structuur en opdrachten
Art.2. Om tegemoet te komen aan de adviesaanvragen betreffende de tussenkomst van een derde in het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap, wordt een referentiecomité opgericht. De adviesaanvragen kunnen uitgaan van de bevoegde minister, de Adviesraad, de centra en de diensten voor de opvang of de begeleiding van personen met een handicap, hun werknemers, de vakbondsafgevaardigden, de betrokken algemene diensten zoals de centra voor gezinsplanning, de gebruikers en hun familieleden.
Samenstelling
Art.3. Het Referentiecomité is samengesteld uit twaalf personen. Het omvat ten minste een jurist, een dokter, een deskundige inzake ethische kwesties, een deskundige inzake handicap, een deskundige inzake interpersoonlijke relaties, een deskundige inzake affectiviteit en seksualiteit, een vertegenwoordiger van de verenigingen van personen met een handicap en een vertegenwoordiger van de bonden.
De bevoegde minister stelt de samenstelling van het Referentiecomité vast. De leden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. De voorzitter en de vicevoorzitter worden aangesteld door de bevoegde minister, eveneens voor een periode van vijf jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.
Opdrachten
Art.4. Het Referentiecomité heeft :
- een adviserende functie, op aanvraag of uit eigen initiatief, betreffende de aspecten inzake de tussenkomst van een derde in het kader van het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap (algemene adviezen). Het Referentiecomité zal de ontvankelijkheid van de aanvragen elke keer opnieuw beoordelen. De algemene adviezen moeten toegankelijk zijn voor het publiek;
- een adviserende en raadgevende functie voor aanvragen betreffende een individuele situatie. In dit geval hebben de adviezen en de raadgevingen betrekking op de tussenkomst van een derde. Ze zijn vertrouwelijk en niet-bindend, ze garanderen de anonimiteit van de aanvrager en van persoon met een handicap in kwestie en ze maken het voorwerp uit van een gemotiveerd verslag dat uitsluitend aan de aanvrager bezorgd wordt en waarin de verschillende standpunten van de leden weergegeven worden.
HOOFDSTUK III. - Werking
Art.5. Het Referentiecomité stelt een huishoudelijk reglement op.
Aanstellingen en benoemingen
Art.6. De volgende leden : een deskundige inzake handicap, een vertegenwoordiger van de verenigingen van personen met een handicap en een vertegenwoordiger van de bonden, worden aangesteld door de bevoegde minister op voorstel van de Adviesraad. Deze personen worden gekozen uit de Adviesraad.
Voor de overige posten gebeurt de aanstelling door de bevoegde minister na raadpleging van de Adviesraad.
Een lid van het Hulpcentrum wordt op permanente basis uitgenodigd door het Referentiecomité.
Art.7. Een hulpcentrum wordt ter beschikking gesteld van elke persoon die betrokken is bij de zorg voor het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap. Het Hulpcentrum heeft als opdracht onder meer het verzamelen, behandelen en verspreiden van bestaande (nationale en internationale) gegevens, instrumenten en opleidingen die betrekking hebben op de zorg voor het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap of die daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, het beantwoorden van gestelde vragen, het voorleggen van dossiers aan het Referentiecomité en het voorzien van reflectiemateriaal, het organiseren van praktische uitwisselingen tussen professionals en het jaarlijks of tweejaarlijks organiseren van een colloquium betreffende de gerealiseerde werken en de geboekte vooruitgang in de sector.
Organisatie van de vergaderingen en presentiegeld
Art.8. Het Referentiecomité vergadert op driemaandelijkse basis. De leden hebben recht op presentiegeld als zij de vergaderingen van het Referentiecomité gedurende ten minste twee uur bijwonen. Het presentiegeld bedraagt 50 euro per persoon. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen. Het presentiegeld en de verplaatsingsonkosten worden ingeschreven op begrotingsartikel 8.05.02 : "Erelonen, presentiegeld van de Adviesraad en studiekosten".
Activiteitenverslag
Art.9. Het Referentiecomité stelt jaarlijks een kwalitatief en kwantitatief activiteitenverslag op waarin het beleid inzake de tussenkomst van een derde in het relationele, affectieve en seksuele leven van personen met een handicap geëvalueerd wordt en waarin verbeteringsvoorstellen geformuleerd worden. Het verslag wordt ten laatste op 30 april aan het College bezorgd.
Bovendien kan het Referentiecomité, op eigen initiatief en op eender welk moment, om het even welk advies betreffende zijn eigen opdrachten en betreffende het beleid inzake het relationele, affectieve en seksuele leven aan de bevoegde overheid richten.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 10. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 14 mei 2009.
Namens het College :
Voorzitter van het College,
B. CEREXHE
Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake bijstand aan personen met een handicap,
E. HUYTEBROECK