Details





Titel:

30 APRIL 2009. - Decreet betreffende de omkadering en de subsidiëring van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening, van de Federaties die Centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen en van de centra voor expressie en creativiteit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-11-2009 en tekstbijwerking tot 23-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling I. - Strekking en toepassingsgebied
Art. 1-2
Afdeling II. - Definities
Art. 3
HOOFDSTUK II. - Erkenning
Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden die gemeen zijn aan de centra voor expressie en creativiteit, aan de federaties van de centra voor expressie en creativiteit, alsook aan de federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art. 4-6
Afdeling II. - Voorwaarden voor de erkenning van de centra voor expressie en creativiteit
Onderafdeling I. - Algemene voorwaarden voor de erkenning van de centra voor expressie en creativiteit
Art. 7
Onderafdeling II. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de centra voor expressie en creativiteit
Art. 8-13
Onderafdeling III. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor het nastreven van specifieke doelstellingen
Art. 14-15
Afdeling III. - Specifieke voorwaarden voor de erkenning van de federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen
Art. 16-18
Afdeling IV. - Specifieke voorwaarden voor de erkenning van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Onderafdeling I. - Algemene voorwaarden voor de erkenning van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art. 19-20
Onderafdeling II. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de gemeenschapsfederaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art. 21
Onderafdeling III. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de provinciale en gewestfederaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art. 22
Afdeling V. - Erkenningsprocedure
Art. 23-26
Afdeling VI. - Evaluatie
Art. 27-28
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de subsidiëring
Afdeling I. - Centra voor expressie en creativiteit
Art. 29-30
Afdeling II. - Federaties die de centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen
Art. 31
Afdeling III. - Federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art. 32
Afdeling IV. - Buitengewone subsidies
Art. 33-35
Afdeling V. - Verantwoording en uitbetaling van de subsidies
Art. 36-41
HOOFDSTUK IV. - Wijziging of intrekking van de erkenning
Art. 42-44
HOOFDSTUK V. - Adviescommissie creativiteit en amateuristische kunstbeoefening
Art. 45-47
HOOFDSTUK VI. - Evaluatie
Art. 48
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepalingen
Art. 49
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 50-51, 51/1, 51/2, 51/3, 51/4, 52



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014029224  2024002782 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling I. - Strekking en toepassingsgebied
Artikel 1. § 1. Dit decreet heeft tot doel de verenigingen te erkennen die acties voeren ter bevordering van de culturele ontwikkeling van individu's en groepen door expressie en/of creativiteit, door de invoering van kunstpraktijken zoals bepaald in artikel 3, met het oog op hun integratie in het sociaal en cultureel leven via hun uitvindingsvermogen en hun deelneming op dat gebied.
  § 2. De actie van de verenigingen bedoeld bij dit decreet beoogt sociale en culturele emancipatie en moedigt de expressie van de burger aan.

Art.2.Het decreet bepaalt de procedures voor de erkenning en de subsidiëring van de centra voor expressie en creativiteit, van de federaties van centra voor expressie en creativiteit, alsook van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening, waarvan de definities hierna volgen.
  [1 Onverminderd de samenwerkingsverbanden die de in dit decreet bedoelde verenigingen kunnen aangaan met scholen, inrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan of hogere kunstscholen, is dit decreet niet van toepassing op operatoren van wie de activiteiten en opleidingen hoofdzakelijk in scholen plaatsvinden of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een publiek van kunstprofessionals of kunststudenten.]1
  [1 Wanneer, in het kader van de doelstellingen van dit decreet, de acties worden uitgevoerd met scholen, worden deze ontwikkeld in overeenstemming met de doelstellingen bedoeld in artikel 1.4.5-2 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, alsook met de strategieën, de doelstellingen, het programma en het tijdschema bepaald in het actieplan bedoeld in artikel 1.4.5-13 van hetzelfde Wetboek.]1
  ----------
  (1)<DFG 2022-10-13/24, art. 34, 013; Inwerkingtreding : 29-12-2022>

Afdeling II. - Definities
Art.3.Voor de toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
  1° " Regering " : de Regering van de Franse Gemeenschap;
  2° " Minister " : de Minister van de Franse Gemeenschap, bevoegd voor cultuur;
  3° " vereniging " : de vereniging bedoeld in artikel 4, § 1, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
  4° [1 adviescommissie: de Commissie voor culturele en territoriale actie;]1
  [1 4/1° Overlegraad: de Overlegraad voor culturele en territoriale actie.]1
  5° " centrum voor expressie en creativiteit " : de vereniging die aan alle publieksgroepen regelmatige ateliers en projecten voorstelt in elke kunstdiscipline waarvoor de technische beheersing geen doel op zich is maar bijdraagt tot de ontwikkeling van de expressie en de creativiteit van de deelnemers;
  6° " Federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt " : de federatie die tot doel heeft de centra voor expressie en creativiteit te ontwikkelen en te ondersteunen alsook de creativiteit en de sociaal-artistieke projecten te bevorderen;
  7° " Federatie voor amateuristische kunstbeoefening " : de federatie die tot doel heeft lokale verenigingen te ondersteunen, te ontwikkelen en te vernetwerken, hun actie en de beoefening van een kunst in een bepaalde kunstdiscipline te bevorderen;
  8° " Kunstpraktijk " : " elke vorm van kunst of symbolische expressie die elkeen de mogelijkheid biedt om zich uit te drukken door middel van de beoefening en de ontdekking van kunstdisciplines, of zelfs zijn creativiteit te ontwikkelen met een niet-professioneel doeleinde;
  9° " Lokale verenigingen " : verenigingen opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, of een feitelijke vereniging bestaande uit ten minste vijftien personen, om een kunstdiscipline regelmatig sedert één jaar te beoefenen, en die aangesloten zijn bij een federatie die gespecialiseerd is in de ontwikkelde discipline en die werkzaam zijn binnen een gemeente of een wijk;
  10° " Atelier " : ruimte-tijd waarin de activiteiten worden gevoerd in verband met de voorgestelde creatieve acties en waarin sociaal-artistieke projecten, in welbepaalde gevallen, tot stand kunnen komen. De stages brengen dezelfde deelnemers in een geconcentreerde ruimte-tijd samen en worden als bijzondere ateliers beschouwd;
  11° " sociaal-artistiek project " : geheel van creatieve acties die over het algemeen in één of meer ateliers of in de vereniging worden bepaald en uitgevoerd, leidend tot een materiële of immateriële werkelijkheid die voor communicatie vatbaar is;
  12° " creativiteit " : vermogen om te scheppen. Creativiteit is een vaardigheid die ontwikkeld wordt door creatieve acties;
  13° " creatieve actie " : pedagogisch proces waarbij deelnemers betrokken zijn, dat door de artistieke animator wordt voorgesteld in het kader van ateliers, of zelfs projecten. Dat proces heeft tot doel een kader op te richten om, uitgaande van een thema, een concept, materialen, een techniek of een esthetische benadering te verkennen;
  14° " expressie " : vaardigheid van de mens om zich uit te drukken over de wereld waarin hij leeft of over zichzelf door het gebruik van kunstvormen of vormen van symbolische expressie. Die expressie kan individueel of collectief zijn. Ze steunt op het gebruik van pedagogische animatiemethoden;
  15° " artistiek animator " : elke persoon die artistieke en pedagogische bevoegdheden en/of vaardigheden heeft en die in staat is tot het overbrengen ervan, het stimuleren van onderzoek, het ontwerpen van creatieve acties en het uitvoeren van een bepaald sociaal-artistiek project;
  16° " kunstbemiddeling " : pedagogisch proces dat tot doel heeft de toe-eigening van kunstwerken door de deelnemers van het centrum voor expressie en creativiteit en door het publiek dat niet tot het centrum behoort, te stimuleren en verder te ondersteunen. Het gaat om activiteiten die buiten de atelieruren maar in samenwerking met de ateliers worden ontwikkeld;
  17° " verblijf van een beroepskunstenaar " : tijdelijke installatie van een beroepskunstenaar in een centrum voor expressie en creativiteit. Hij verbindt zich contractueel ertoe, gelijktijdig of in verband met zijn werk, sociaal-artistieke werkzaamheden met de deelnemers van het centrum voor expressie en creativiteit te voeren;
  18° " specifiek publiek " : personen die in een zeer precaire toestand leven of personen die een mentale handicap, een ernstige geestesziekte of een lichamelijke handicap vertonen die wetenschappelijk bewezen zijn;
  19° " personen die in een zeer precaire toestand leven " : de personen, gezinnen of groepen van personen waarvan de (materiële, culturele en sociale) middelen zo beperkt zijn dat ze uitgesloten worden van de minimale levensstandaard die als aanvaardbaar erkend wordt door de Staat waarin ze leven;
  20° " platteland " : vestiging van de hoofdzetel van de activiteiten van het centrum voor expressie en creativiteit in een gemeente waarvan de bevolkingsdichtheid ofwel niet 70 inwoners per vierkante kilometer overschrijdt ofwel niet 200 inwoners per vierkante kilometer overschrijdt, op voorwaarde dat ze gelegen is in een gemeente die vóór de fusie minder dan 4 000 inwoners telde;
  21° " provinciale federatie voor amateuristische kunstbeoefening " : federatie waarbij lokale verenigingen aangesloten zijn die op het grondgebied van een provincie, in de zin van artikel 3, 13°, gelegen zijn;
  22° " gewestfederatie voor amateuristische kunstbeoefening " : federatie waarbij lokale verenigingen aangesloten zijn die gelegen zijn op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of op een deel van het grondgebied van het Waalse Gewest, in minstens twee provincies, of in een provincie en in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
  23° " gemeenschapsfederatie voor amateuristische kunstbeoefening " : federatie waarbij verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening aangesloten zijn die hun actie voeren op het gehele grondgebied van de Franse Gemeenschap of die minstens 4 gewestfederaties en/of provinciale federaties overkoepelt, waaronder ten minste één in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
  24° " sociaal-artistiek steunpunt " : terbeschikkingstelling van culturele operatoren of verenigingen die niet tot het centrum voor expressie en creativiteit behoren, van materiële, technische en pedagogische middelen alsook van animatoren die in sommige kunstdisciplines gespecialiseerd zijn, om die steun en begeleiding te verlenen bij de verwezenlijking van hun sociaal-artistieke projecten.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

HOOFDSTUK II. - Erkenning
Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden die gemeen zijn aan de centra voor expressie en creativiteit, aan de federaties van de centra voor expressie en creativiteit, alsook aan de federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art.4. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Regering de verenigingen erkennen die erom verzoeken en die aan de hierna vermelde voorwaarden voldoen.
  § 2. De Regering erkent drie typen van verenigingen, te weten :
  1° de centra voor expressie en creativiteit
  2° de federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen
  3° de gemeenschaps-, provinciale en/of gewestfederaties voor amateuristische kunstbeoefening.
  § 3. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, duurt de erkenning 5 jaar, vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin ze werd toegekend. De erkenningen kunnen worden hernieuwd.
  § 4. Een vereniging kan alleen één van de drie erkenningstypen aanvragen.

Art.5. De erkende verenigingen hebben de volgende opdrachten :
  § 1. De centra voor expressie en creativiteit hebben als opdracht creativiteit te stimuleren door de organisatie van ateliers en/of sociaal-artistieke projecten, die de volgende doelstellingen hebben :
  1° de individuele en collectieve ontwikkeling, inzonderheid door :
  - de verwerving van know-how en vaardigheid tot creatie;
  - de overbrenging van kunstuitingen, de toegang tot de diversiteit van de cultuurcodes en de herwaardering van de culturele basis van de deelnemers;
  - de ontwikkeling van kunstgevoel en -verbeelding;
  2° de ontwikkeling van expressie bij de burger, inzonderheid door :
  - de bespreking van belangrijke thema's in de samenleving of op sociaal niveau;
  - creatieve interacties met de omgeving en de maatschappij;
  - in voorkomend geval optreden in 't openbaar;
  - een expressie van de groep via collectieve creaties;
  - partnertschapsverbanden met referentiepersonen en -plaatsen, met andere verenigingen of instellingen.
  § 2. De federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen, zijn overkoepelende voorzieningen die als opdracht hebben :
  - de ontwikkeling en de ondersteuning van de centra voor expressie en creativiteit
  - bevordering van creativiteit en van de sociaal-artistieke projecten.
  § 3. De federaties voor amateuristische kunstbeoefening hebben als opdracht :
  1° de ontwikkeling van amateuristische kunstbeoefening door steun te verlenen aan de lokale verenigingen, inzonderheid de aanmoediging van :
  - het ontdekken van erfgoedwerken en hedendaagse werken;
  - de verwerving van know-how door de beoefening van een kunstdiscipline die voornamelijk bestaat uit één van de volgende expressievormen, vooral in groepsverband :
  " dans " : de activiteiten in verband met de kunstvorm waarin de beweging van het menselijk lichaam het belangrijkst is;
  " toneelkunst " : de activiteiten in verband met de samenstelling en de opvoering van toneelstukken;
  " circus " : de activiteiten in verband met de circuskunsten;
  " visuele kunsten " : de activiteiten in verband met de sectoren film, foto, video en multimedia;
  " beeldende kunsten " : de activiteiten in verband met de sectoren schilderkunst, grafische kunsten, beeldhouwkunst, volume-kunsten, alsook de aanverwante beeldende activiteiten;
  " letteren " : de activiteiten in verband met de sector litteraire kunsten;
  " muziek " : de activiteiten in verband met de muziekkunsten;
  " multidisciplinaire praktijken " : de kunstactiviteiten die worden uitgeoefend door de federaties maar ook door de aangesloten lokale verenigingen die verschillende kunstvormen beschreven in de punten a) tot f) overkoepelen;
  - alsook elke andere kunstdiscipline waardoor de doelstellingen van dit decreet kunnen worden bereikt.
  2° de ontwikkeling van een verenigings-, cultureel en sociaal leven zowel op plaatselijk niveau als op het niveau van de provincie, het gewest en de gemeenschap, inzonderheid door :
  de organisatie van ontmoetingen, uitwisselingen en gemeenschappelijke projecten tussen de personen en verenigingen die dezelfde - of andere - kunstpraktijken ontwikkelen;
  - de medewerking met andere culturele verenigingen of instellingen.

Art.6.Op structureel en organisatorisch vlak moeten de verenigingen :
  1° als een vzw opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
  2° een maatschappelijk doel overeenkomstig artikel 5 voorstellen. De verenigingen die verschillende maatschappelijke doelstellingen hebben, voor zover ze van culturele aard zijn, moeten de specifieke middelen bepalen die bestemd zijn voor elk van hun activiteiten, en de wisselwerking tussen die activiteiten beschrijven. Na het advies van de [1 Overlegraad]1 te hebben ingewonnen, stelt de Regering de modeldocumenten vast die in dat kader over te leggen zijn;
  3° hun maatschappelijke zetel hebben en regelmatige activiteiten vooral in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad uitoefenen;
  4° de verzekeringscontracten overleggen die noodzakelijk zijn voor het dekken van de uitoefening van hun activiteiten;
  5° de inlichtingen die voor de deelnemers bestemd zijn, bekendmaken;
  6° de financiële toegankelijkheid van de activiteiten door een aangepast prijzenbeleid waarborgen;
  7° activiteiten ontwerpen die de regels en waarden van de democratie en de rechten van de mens in acht nemen, elke activiteit uitsluiten die racisme en xenofobie in de hand werken[3 en erop toezien dat kinderen die aan deze activiteiten deelnemen met respect voor hun persoon en individualiteit worden behandeld en niet worden blootgesteld aan enige vorm van fysiek of psychisch geweld]3;
  8° voor de eerste aanvraag om erkenning, moet de vereniging bewijzen :
  - dat ze sedert één jaar bestaat [2 op 1 januari van het jaar van indiening van de aanvraag]2,
  - dat ze [2 gedurende het jaar dat voorafgaat aan dat van de indiening van de aanvraag]2 activiteiten heeft uitgeoefend in verband met het kader waarin ze een erkenning aanvraagt.
  9° voor een aanvraag om hernieuwing van de erkenning, moet de vereniging :
  - een evaluatieverslag om de vijf jaar overleggen
  - als ze een aanvraag indient voor een categorie die verschillend is van die waarin ze reeds erkend was, bewijzen dat ze gedurende het jaar voorafgaande aan haar aanvraag activiteiten heeft uitgeoefend in verband met het kader waarin ze een erkenning aanvraagt.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>
  (2)<DFG 2021-07-14/23, art. 26, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<DFG 2023-10-05/23, art. 31, 015; Inwerkingtreding : 02-02-2024>

Afdeling II. - Voorwaarden voor de erkenning van de centra voor expressie en creativiteit
Onderafdeling I. - Algemene voorwaarden voor de erkenning van de centra voor expressie en creativiteit
Art.7. § 1. Om erkend te worden, moeten de centra voor expressie en creativiteit :
  - acties vooral op voor het publiek toegankelijke plaatsen voeren;
  - minstens gedurende 30 weken per burgerlijk jaar;
  - sociaal-culturele acties voeren in een aangepaste infrastructuur met een aangepaste uitrusting;
  - voorzien in een aangepaste begeleiding van hun activiteiten door kunstanimators;
  - de actieve deelneming van de deelnemers aanmoedigen en ze in contact brengen met werken en kunstenaars;
  - de ontmoeting van bevolkingsgroepen aanmoedigen, waarbij de gemengdheid wordt bereikt door een bijzondere aandacht te besteden aan de bevolkingsgroepen die sociaal, cultureel of economisch in een precaire toestand verkeren.
  § 2. Een vijfjarige actieplanning voorleggen volgens het volgende schema :
  1° Voor de verenigingen die een erkenning in de categorieën 1 en 2 aanvragen, een intentienota opmaken, met vermelding van minstens :
  - de typen ateliers en/of acties die de vereniging zich voorneemt te verwezenlijken;
  - het publiek dat ze wil bereiken en de wijze waarop ze bij haar activiteiten wil betrekken;
  - de bevoegdheden van de kunstanimators die deze activiteiten zullen uitoefenen, met bijvoeging van een curriculum vitae ;
  - de betrekkingen die de vereniging met haar omgeving wil ontwikkelen.
  2° Voor de verenigingen die een erkenning in de categorieën 3 en 4 aanvragen, een actieplan, met vermelding van minstens :
  - de typen ateliers en/of acties die de vereniging zich voorneemt te verwezenlijken;
  - zijn prioritaire doelstellingen en de middelen die aan te wenden zijn om die te ontwikkelen;
  - een bepaling van haar socioculturele en economische omgeving en van het publiek dat ze wil bereiken;
  - de algemene pedagogische oriëntaties van de creatieve acties die ze wil voeren;
  - de middelen waarmee ze mensen aan haar activiteiten wil laten deelnemen;
  - de acties die de contacten moeten bevorderen met haar publiek, de kunstwerken en de artistieke kringen, en, in voorkomend geval, de interdisciplinariteit die ze wil ontwikkelen;
  - de bevoegdheden van de kunstanimators die de activiteiten zullen uitoefenen, met bijvoeging van een curriculum vitae ;
  - de partnerschapsverbanden die ze wil invoeren om haar betrokkenheid bij de sociale of culturele omgeving in verband met haar toepassingsgebied aan te moedigen;
  - de methode en, in voorkomend geval, het communicatiemiddel dat ze wil invoeren om het publiek op de hoogte van haar actie te brengen.
  3° De vereniging legt overigens het jaarprogramma voor de ateliers voor dat vereist is voor de betrokken categorie.

Onderafdeling II. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de centra voor expressie en creativiteit
Art.8. De verenigingen die een erkenning aanvragen als centrum voor expressie en creativiteit moeten één van de vier hieronder bepaalde categorieën kiezen en bewijzen dat ze voldoen aan de erkenningsvoorwaarden in verband met één van die categorieën.

Art.9. Om erkend te worden in het kader van het niveau " centrum voor expressie en creativiteit 1 ", moet de vereniging :
  1° ten minste 300 uren atelier per jaar ontwikkelen;
  2° ten minste 3 ateliers van minstens 30 uren per jaar ontwikkelen;
  3° ten minste 24 afzonderlijke deelnemers tellen op de som van de ateliers bepaald in punt 2;
  4° minstens één activiteit per jaar organiseren waarbij de acties van het centrum voor expressie en creativiteit kunnen worden voorgesteld aan de deelnemers van de ateliers en de personen van hun naaste omgeving en een extern publiek bewust kan worden gemaakt voor de acties van het centrum voor expressie en creativiteit zoals die bepaald zijn in artikel 5, § 1, 2°;
  5° minstens 50 afzonderlijke deelnemers tellen die voor de ateliers ingeschreven zijn gedurende één jaar, voor alle ateliers.

Art.10. Om erkend te worden op het niveau " centrum voor expressie en creativiteit 2 ", moet de vereniging :
  1° minstens 600 uren atelier per jaar organiseren. Uren atelier, gepresteerd op aanvraag van andere instellingen, kunnen in aanmerking worden genomen tot beloop van 180 uren per jaar;
  2° ten minste 5 ateliers van minstens 30 uren per jaar organiseren;
  3° ten minste 40 afzonderlijke deelnemers tellen op het geheel van de in punt 2 bepaalde ateliers;
  4° minstens één activiteit per jaar organiseren waarbij de acties van het centrum voor expressie en creativiteit kunnen worden voorgesteld aan de deelnemers van de ateliers en aan de personen van hun naaste omgeving en een extern publiek bewust kan worden gemaakt voor de acties van het centrum zoals bepaald in artikel 5, § 1, 2°;
  5° minstens 80 afzonderlijke deelnemers tellen die voor de ateliers gedurende één jaar ingeschreven zijn, voor het geheel van de ateliers;
  6° minstens 2 activiteiten per jaar ontwikkelen waarbij de deelnemers van de ateliers, binnen en buiten deze, betrokken worden, en waarbij de ontwikkeling van de expressie van de burger, zoals bepaald in artikel 5, § 1, 2°, wordt aangemoedigd.

Art.11. Om erkend te worden op het niveau " centrum voor expressie en creativiteit 3 ", moet de vereniging :
  1° minstens 600 uren atelier per jaar organiseren. Uren atelier, gepresteerd op aanvraag van andere instellingen, kunnen in aanmerking worden genomen tot beloop van 180 uren per jaar;
  2° ten minste 5 ateliers van minstens 30 uren per jaar organiseren;
  3° ten minste 40 afzonderlijke deelnemers tellen op het geheel van de in punt 2 bepaalde ateliers;
  4° ten minste 1 sociaal-artistiek project per jaar ontwikkelen, zoals bepaald in artikel 3, overeenkomstig artikel 5, § 1;
  5° minstens 100 afzonderlijke deelnemers tellen die ingeschreven zijn voor de ateliers en de projecten gedurende één jaar, voor het geheel van de ateliers en projecten;
  6° minstens één activiteit per jaar organiseren waarbij de acties van het centrum voor expressie en creativiteit kunnen worden voorgesteld aan de deelnemers van de ateliers en aan de personen van hun naaste omgeving en een extern publiek bewust kan worden gemaakt voor de acties van het centrum en voor de kunstuitingen;
  7° ten minste één communicatie-instrument ontwikkelen waarbij het betrokken publiek en de betrokken culturele en sociale instellingen van haar acties op de hoogte worden gebracht;
  8° minstens 2 activiteiten per jaar ontwikkelen waarbij de deelnemers van de ateliers, binnen en buiten deze, betrokken worden, en waarbij de ontwikkeling van de expressie van de burger, zoals bepaald in artikel 5, § 1, 2°, wordt aangemoedigd;

Art.12. Om erkend te worden op het niveau " centrum voor expressie en creativiteit 4 ", moet de vereniging :
  1° minstens 600 uren atelier per jaar organiseren. Uren atelier, gepresteerd op aanvraag van andere instellingen, kunnen in aanmerking worden genomen tot beloop van 180 uren per jaar;
  2° ten minste 5 ateliers van minstens 30 uren per jaar organiseren;
  3° ten minste 40 afzonderlijke deelnemers tellen op het geheel van de in punt 2 bepaalde ateliers;
  4° ten minste 2 sociaal-artistieke projecten per jaar ontwikkelen, zoals bepaald in artikel 3, overeenkomstig artikel 5, § 1, waarvan één project specifiek tot doel heeft partnerschapsverbanden en de opening tot een ander publiek aan te moedigen;
  5° minstens 120 afzonderlijke deelnemers tellen die ingeschreven zijn voor de ateliers en de projecten gedurende één jaar, voor het geheel van de ateliers en projecten;
  6° minstens één activiteit per jaar organiseren waarbij de acties van het centrum voor expressie en creativiteit kunnen worden voorgesteld aan de deelnemers van de ateliers en aan de personen van hun naaste omgeving en een extern publiek bewust kan worden gemaakt voor de acties van het centrum en voor de kunstuitingen;
  7° ten minste één communicatie-instrument ontwikkelen waarbij het betrokken publiek en de betrokken culturele en sociale instellingen van haar acties op de hoogte worden gebracht;
  8° minstens 2 activiteiten per jaar ontwikkelen waarbij de deelnemers van de ateliers, binnen en buiten deze, betrokken worden, en waarbij de ontwikkeling van de expressie van de burger, zoals bepaald in artikel 5, § 1, 2°, wordt aangemoedigd;

Art.13. De verenigingen die aan de in de artikelen 14 en 15 bepaalde criteria voldoen, genieten respectief een vermindering van 50 % (voor de ontwikkeling van een activiteit zoals bepaald in artikel 14, 1°) en 25 % (voor de ontwikkeling van een activiteit zoals bepaald in artikel 14, 2°) van de kwantitatieve criteria bepaald in de artikelen 9 tot 12, met uitzondering van het aantal ateliers en projecten bedoeld in de artikelen 9, 2°; 9, 4°; 10, 2°; 10, 4°; 11, 2°; 11, 4°; 11, 6°; 11, 7°; 12, 2°; 12, 4°; 12, 6°; 12, 7°.

Onderafdeling III. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor het nastreven van specifieke doelstellingen
Art.14. De Regering erkent als centra die specifieke doelstellingen nastreven en voor de aanvullende subsidie bedoeld in artikel 30, 4° in aanmerking komen, de centra voor expressie en creativiteit die één van de volgende doelstellingen nastreven :
  1° Acties bestemd voor een specifiek publiek : De verenigingen die acties voeren om de toegang van een specifiek publiek tot creativiteit en kunstpraktijken te vergemakkelijken, komen in aanmerking voor de aanvullende subsidie, op voorwaarde dat :
  - die acties werkelijk bestemd zijn voor een specifiek publiek zoals bepaald in artikel 3;
  - minstens 60 % van de deelnemers aan die acties tot dat specifiek publiek behoort;
  - de vereniging ten minste één actie per jaar organiseert waarbij de ontmoeting tussen dat specifiek publiek en een ander publiek mogelijk maakt.
  2° Decentralisatie van acties naar het platteland : De verenigingen die hun acties decentraliseren naar minstens één vestigingsplaats die verschillend is van de plaats van hun activiteitszetel ofwel rechtsreeks ofwel in een partnerschapsverband, komen in aanmerking voor de aanvullende subsidie, op voorwaarde dat die decentralisatie :
  - geschiedt in het platteland, zoals bepaald in artikel 3,
  - betrekking heeft op minstens 3 ateliers van 30 uren per jaar;
  - minstens 24 afzonderlijke deelnemers op het geheel van de ateliers betreft;
  - in totaal 150 uren activiteiten in het kader van de decentralisatie telt.
  In haar intentienota of haar actieplan, bepaalt de vereniging de geografische actiezone waarin ze wil werken en stelt ze de middelen vast waarmee de toegang van de inwoners van die zone tot haar activiteiten kan worden vergemakkelijkt.
  3° Opleiding van animators en oprichting van pedagogische instrumenten : De verenigingen die pedagogische instrumenten betreffende de creativiteit en/of de kunstpraktijken ontwikkelen en zorgen voor de verspreiding ervan bij de externe groepen, alleen of in een partnerschapsverband, komen in aanmerking voor de aanvullende subsidie, op voorwaarde dat :
  - minstens één pedagogisch instrument per jaar wordt ontwikkeld;
  - de activiteit voor de verspreiding van dat instrument minstens 60 uren per jaar telt;
  - het instrument werkelijk ter beschikking van andere culturele verenigingen of operatoren wordt gesteld;
  - de vereniging minstens 6 dagen van minstens 6 uren per jaar opleiding organiseert over de kunstpraktijken en/of de creativiteit, bestemd voor een publiek van animators of voor het pedagogisch personeel;
  - de acties bedoeld in de voorafgaande punten in totaal minstens 150 uren per jaar bedragen;
  4° Sociaal-artistiek steunpunt (terbeschikkingstelling van animators en hulpmiddelen, raadgevingen, ontwikkeling van projecten en begeleiding).
  De verenigingen die sociaal-artistieke steunpunten ontwikkelen, komen in aanmerking voor de aanvullende subsidie, op voorwaarde dat :
  - ze een pedagogische steun verlenen en raadgevingen verstrekken en ze sociaal-artistieke projecten begeleiden die door andere culturele operatoren en verenigingen worden gevoerd;
  - externe culturele operatoren of verenigingsoperatoren, materiële, technische, pedagogische middelen alsook animatoren gespecialiseerd in sommige kunstpraktijken, met het oog op het verlenen van steun bij de uitvoering van hun sociaal-artistieke projecten;
  - de acties bedoeld bij de twee vorige punten in totaal minstens 150 uren per jaar bedragen;
  5° Kunstbemiddeling en verblijf van een beroepskunstenaar :
  Voor de aanvullende subsidie komen in aanmerking, de verenigingen die :
  - acties inzake kunstbemiddelling, zoals bepaald in artikel 3, invoeren, bestemd voor het interne en het externe publiek van het centrum voor expressiviteit en creativiteit;
  - minstens één verblijf van een kunstenaar, zoals bepaald in artikel 3, per jaar organiseren,
  op voorwaarde dat de acties bedoeld bij de twee vorige punten in totaal minstens 150 uren per jaar bedragen.

Art.15. De acties die één van de doelstellingen bedoeld in artikel 14 beogen, moeten permanent zijn en vervat zijn in het actieplan van de vereniging of in de intentienota ingevoerd op het ogenblik van de aanvraag om erkenning.
  Het ontwikkelde doel moet sedert ten minste één jaar in het werk zijn gesteld voordat het in aanmerking komt.

Afdeling III. - Specifieke voorwaarden voor de erkenning van de federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen
Art.16. § 1. De vereniging die de erkenning aanvraagt als federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt, moet de volgende doelstellingen beogen :
  1° acties voeren om de sector creativiteit te ontwikkelen en te vertegenwoordigen;
  2° diensten en informatie verlenen aan de aangesloten verenigingen;
  3° opleidingen organiseren voor de kunstanimators zoals bepaald in artikel 3 of van de verantwoordelijken voor het beheer van die verenigingen;
  4° die animators een pedagogische steun verlenen betreffende de creativiteit en de ontwikkeling van sociaal-artistieke acties;
  5° de verspreiding van de producties en de vernetwerking van de lidverenigingen;
  6° de creativiteit en de sociaal-artistieke praktijken bevorderen op het niveau van de Franse Gemeenschap, en, in voorkomend geval, in het kader van internationale uitwisselingen.
  Ze beogen die doelstellingen inzonderheid door de organisatie van opleidingen, evenementen, sociaal-artistieke projecten, partnerschapsverbanden, publicaties en diensten.
  § 2. De federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen, moeten hun acties over het hele grondgebied van de Franse Gemeenschap voeren.

Art.17. § 1. De vereniging moet overigens de volgende kwantitatieve criteria naleven :
  1° minstens 40 % van de krachtens dit decreet erkende verenigingen overkoepelen, die minstens drie provincies en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigen;
  2° minstens 60 uren opleiding van sociaal-culturele animators, beheerders van de verenigingen en animators-coördinatoren;
  3° een communicatie-instrument invoeren voor de leden en de culturele operatoren die de sociaal-culturele praktijken aangaan;
  4° informatie en raad verlenen inzake wettelijke verplichtingen, beheer van de verenigingen en pedagogische acties op het sociaal-artistieke vlak;
  5° één project of één actie per jaar verwezenlijken op het vlak van ontwikkeling en bevordering van de sector creativiteit, inzonderheid van haar producties;
  6° de uitvinding van nieuwe sociaal-artistieke praktijken bevorderen, in voorkomend geval, door middel van partnerschapsverbanden.
  § 2. Om erkend te worden als federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt, moet de vereniging eveneens een vierjarig actieplan vaststellen.
  Dat plan bepaalt de prioritaire doelstellingen en de middelen die aan te wenden zijn om die te bereiken.
  Daartoe omvat het actieplan minstens de volgende gegevens :
  1° een analyse van de toestand van de sector en van de inzet in verband met amateuristische kunstbeoefening en creativiteit;
  2° de middelen waarmee de vereniging de sectorale verenigingen aan haar acties wil laten deelnemen;
  3° de partnerschapsverbanden en de netwerken die ze van plan is op te richten om de ontwikkeling van de sector te versterken;
  4° de middelen waarmee ze de kunstbeoefening en de creativiteit wenst te bevorderen.

Art.18. Een zelfde erkend centrum voor expressie en creativiteit wordt alleen door één enkele federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt, opgenomen, niettegenstaande de mogelijkheid van de centra voor expressie en creativiteit om zich bij verschillende federaties aan te sluiten. In dat geval moet het centrum voor expressie en creativiteit aangeven welke federatie ertoe gemachtigd wordt het te vertegenwoordigen.

Afdeling IV. - Specifieke voorwaarden voor de erkenning van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Onderafdeling I. - Algemene voorwaarden voor de erkenning van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art.19. § 1. Op structureel vlak moeten de verenigingen die wensen erkend te worden als federatie voor amateuristische kunstbeoefening :
  1° ofwel provinciale en/of gewestfederaties waarbij plaatselijke federaties zelf aangesloten zijn, overkoepelen;
  2° ofwel lokale verenigingen overkoepelen die activiteiten uitoefenen in verband met amateuristische kunstbeoefening, waarvan de activiteiten aan de strekking van dit decreet beantwoorden.
  § 2. Die verenigingen moeten overigens de volgende doelstellingen hebben :
  1° acties voeren om de sector van de betrokken kunstpraktijk te ontwikkelen en te vertegenwoordigen;
  2° diensten en informatie verlenen aan de aangesloten plaatselijke verenigingen;
  3° opleidingen organiseren voor de kunst- en verenigingskaderleden en hun een pedagogische steun verlenen betreffende de betrokken praktijk;
  4° de uitvinding van hedendaagse kunstvormen in elk van de betrokken praktijken bevorderen;
  5° de verspreiding van de producties en de uitwisseling van praktijken onder de leden en, in voorkomend geval, met andere federaties, bevorderen;
  6° de plaatselijke vereniging voor amateuristische kunstbeoefening ondersteunen om hun deelneming aan het plaatselijke leven te versterken, een nieuw publiek te bereiken en nieuwe samenwerkingsverbanden met andere culturele operatoren te bevorderen;
  7° de kunstbeoefening op het niveau van de Franse Gemeenschap en, in voorkomend geval, via de internationale uitwisselingen in het kader van hun nationale instanties bevorderen.
  Om die doelstellingen te bereiken, worden inzonderheid stages, opleidingen, evenementen, ontmoetingen tussen verenigingen, partnerschapsverbanden, publicaties en diensten georganiseerd.
  § 3. Een zelfde plaatselijke vereniging wordt alleen door één enkele federatie voor amateuristische kunstbeoefening opgenomen, niettegenstaande de mogelijkheid van de plaatselijke verenigingen om zich bij verschillende federaties aan te sluiten. In dat geval moet de plaatselijke vereniging aangeven welke federatie ertoe gemachtigd wordt ze te vertegenwoordigen.

Art.20. Er zijn twee categorieën van erkenning van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening : ofwel de gemeenschapscategorie ofwel de provinciale en/of gewestcategorie.

Onderafdeling II. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de gemeenschapsfederaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art.21.§ 1. Om erkend te worden op het niveau van het geheel van het grondgebied van de Franse Gemeenschap, moet de federatie minstens de volgende criteria in acht nemen :
  1° zorgen voor de vertegenwoordiging van ten minste : ofwel 4 [1 ...]1 provinciale en/of gewestelijke federaties, waaronder ten minste één in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ofwel 100 lokale verenigingen of 60 % van de lokale verenigingen die de betrokken kunstpraktijk ontwikkelen in minstens twee provincies en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
  2° ten beloop van minstens 60 uren per jaar de opleiding organiseren van kunstkaderleden en/of verenigingskaderleden en/of van de leden van de lokale verenigingen al dan niet in medewerking met de provinciale of regionale lidfederaties en ze, in voorkomend geval, helpen bij het opvatten en coördineren van hun opleidingen;
  3° minstens één actie per jaar organiseren om de ontdekking van hedendaagse kunstvormen betreffende de betrokken kunstpraktijk te bevorderen;
  4° een communicatie-instrument oprichten voor de lidverenigingen, in voorkomend geval gecoördineerd met de communicatie-instrumenten van de provinciale en/of gewestelijke federaties;
  5° informatie, raad en hulp verlenen inzake wettelijke verplichtingen, beheer van de verenigingen, steun bij het opvatten van acties of evenementen, vernieuwing van het repertoire of van de kunstvormen;
  6° één project of één actie per jaar verwezenlijken voor de ontwikkeling en de bevordering van de betrokken amateuristische kunstbeoefening;
  7° de bevoegdheden hebben in verband met de ontwikkelde kunstdisciplines, en daartoe de curriculum vitae van de regelmatige deelnemers in de georganiseerde opleidingen bijvoegen.
  Ingeval een erkende gemeenschapsfederatie provinciale en/of gewestfederaties overkoepelt, heeft ze als opdracht te zorgen voor de coördinatie en de complementariteit van de opdrachten die aan het geheel van de erkende federaties toevertrouwd zijn.
  § 2. Om als gemeenschapsfederatie voor amateuristische kunstbeoefening te worden erkend, moet de vereniging ook een specifieke vijfjarige intentienota opmaken, die de doelstellingen en de acties vaststelt die de federatie wil voeren om haar opdrachten uit te voeren.
  De nota moet de nadere regels bepalen voor de coördinatie van de acties met ofwel de provinciale of gewestfederaties ofwel met de lokale verenigingen.
  De gemeenschapsfederatie dient jaarlijks het programma van haar acties in.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Onderafdeling III. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de provinciale en gewestfederaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art.22. § 1. Om als provinciale en gewestfederatie erkend te worden, moet de vereniging minstens de volgende criteria in acht nemen :
  1° In voorkomend geval, aangesloten zijn bij een erkende gemeenschapsfederatie voor amateuristische kunstbeoefening :
  2° zorgen voor de aansluiting van ten minste 40 verenigingen of 40 % van de lokale verenigingen die de betrokken praktijk in een provincie ontwikkelen voor de provinciale federaties. Voor de gewestfederaties moeten de verenigingen overigens hun kunstpraktijk uitoefenen op het grondgebeid van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of op het grondgebied van twee Waalse provincies of op het grondgebied van een Waalse provincie en van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
  3° ten beloop van minstens 20 uren per jaar de opleiding organiseren van kunstkaderleden en/of verenigingskaderleden en/of van de leden van de lokale verenigingen, bestemd voor alle lidverenigingen;
  4° een communicatie-instrument oprichten voor de lidverenigingen, in voorkomend geval gecoördineerd met de communicatie-instrumenten van de federatie die op gemeenschapsniveau erkend is;
  5° informatie, raad en hulp (menselijke en materiële middelen) verlenen bij de lidverenigingen alsook de vernieuwing van het repertoire en/of van de kunstpraktijk;
  6° één project of één actie per jaar verwezenlijken voor de ontwikkeling en de bevordering van de betrokken amateuristische kunstbeoefening.
  § 2. Om als gemeenschapsfederatie voor amateuristische kunstbeoefening te worden erkend op het provinciaal of gewestniveau, moet de vereniging ook een specifieke vijfjarige intentienota opmaken, die de doelstellingen en de acties vaststelt die de federatie wil voeren om haar opdrachten uit te voeren.
  De nota moet de nadere regels duidelijk bepalen voor de coördinatie van de acties met de lokale verenigingen.
  De gemeenschapsfederatie dient jaarlijks het programma van haar acties in.

Afdeling V. - Erkenningsprocedure
Art.23.§ 1. Elke vereniging die een erkenning aanvraagt in het kader van dit decreet stelt een uitdrukkelijke aanvraag om erkenning op waarbij het type van de aangevraagde erkenning wordt bepaald als volgt :
  a) als de aanvraag om erkenning betrekking heeft op een centrum voor expressie en creativiteit, bepaalt de vereniging de categorie die ze aanvraagt en, in voorkomend geval, het aanvullende doel dat ze wenst te bereiken;
  b) als de aanvraag om erkenning betrekking heeft op een federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt, bepaalt de vereniging, op de datum van de indiening van har kandidatuur, de verenigingen die ze overkoepelt, en bevestigt de toetreding van minstens 40 % van de verenigingen die erkend worden als centrum voor expressie en creativiteit overeenkomstig artikel 17.
  c) als de aanvraag om erkenning betrekking heeft op een federatie voor amateuristische kunstbeoefening, bepaalt de vereniging welke territoriale categorie ze aanvraagt, en vermeldt de lokale verenigingen die ze overkoepelt. Ze bevestigt de toetreding van haar leden overeenkomstig de criteria bepaald in de artikelen 21 en 22.
  § 2. De kandidaat-vereniging voegt bij haar nota de intentienota of het vijfjarige actieplan waarin haar project wordt voorgesteld. In dit verband verbindt de vereniging er zich uitdrukkelijk toe de kwaliteit en de kwantiteit van haar activiteiten gedurende de periode van de erkenning te behouden.
  § 3. De aanvraag wordt met de in de artikelen 6, 8° en 9° bedoelde verslagen aangevuld. Als de hernieuwing van de erkenning wordt aangevraagd, voegt de vereniging bovendien bij haar aanvraag de evaluatie van de vorige vijfjarige periode alsook een nieuw actieplan of een nieuwe intentienota;
  § 4. Na advies van de [1 Overlegraad]1, stelt de Regering de lijst vast van de documenten die over te leggen zijn en van de modelformulieren die in te vullen zijn om de aanvraag om erkenning in te dienen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.24.§ 1. Voor elke ingediende aanvraag om erkenning, brengen de [1 adviescommissie]1 en de diensten van de Regering die ze aanwijst, :
  1° een advies uit over de naleving van de voorwaarden voor de erkenning;
  2° een advies uit over de overeenstemming tussen het evaluatieverslag bedoeld in artikel 6, 8° en 9° en de intentienota of het actieplan op grond van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren;
  3° een met redenen omkleed opportuniteitsadvies uit om te weten of de intentienota of het actieplan van de vereniging geschikt zijn op territoriaal, sociaal-cultureel en sociaal-artistiek vlak;
  § 2. De Regering stelt de termijn vast waarbinnen die adviezen worden opgesteld, alsook de gevolgen van de niet-naleving van die termijn, of van het niet uitbrengen van die adviezen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.25.§ 1. De Regering stelt de termijn en de nadere regels vast volgens welke de beslissingen tot toekenning of weigering van de erkenning worden meegedeeld. De Regering kan een erkenning toekennen in een categorie die lager is dan deze die de vereniging aanvraagt, voor zover deze zich er niet tegen verzet.
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.26.De Regering zorgt, door toedoen van de diensten die ze aanwijst, voor de jaarlijkse publicatie van een verslag betreffende de aanvragen om erkenning, op de datum van indiening van deze, betreffende de adviezen die door de [1 Adviescommissie]1 worden uitgebracht, betreffende de genomen beslissingen en de toegekende bedragen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Afdeling VI. - Evaluatie
Art.27.§ 1. Iedere vereniging die voor een periode van vijf jaar wordt erkend, wordt in het vierde jaar geëvalueerd.
  De evaluatie waarmee de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de vereniging wordt onderzocht, wordt verplicht gevoegd bij elke aanvraag om hernieuwing van de erkenning, en komt in aanmerking om te bepalen of de hernieuwing van de erkenning :
  a) in één zelfde categorie moet plaatsvinden;
  b) in een verschillende categorie moet plaatsvinden;
  c) moet worden geweigerd.
  § 2. Na advies van de [1 Overlegraad]1 stelt de Regering de praktische nadere regels voor de procedure voor de hernieuwing van de erkenning vast, waaronder inzonderheid de lijst van de over te leggen documenten, van de in te vullen modelformulieren, alsook van de na te leven termijn.
  Daartoe stelt de Regering eveneens de roosters voor het opmaken en de indicatoren voor de evaluatie vast van de intentienota's, de actieplannen en de evaluatieverslagen op grond van de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die door dit decreet voor elk type erkenning worden bepaald.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.28.Jaarlijks deelt elke erkende vereniging aan de door de Regering aan te wijzen diensten alle dragers mee waarmee bevestigd kan worden dat haar acties werden verwezenlijkt en dat een relevante wijziging heeft plaatsgevonden bij de uitvoering van haar intentienota of van haar actieplan of bij de programmering van haar acties.
  Na advies van de [1 Overlegraad]1, stelt de Regering de vorm en de nadere regels vast voor het overleggen van die gegevens.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de subsidiëring
Afdeling I. - Centra voor expressie en creativiteit
Art.29. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering aan elke vereniging die als centrum voor expressie en creativiteit erkend wordt, één of meer subsidies toe op grond van de categorie waarin ze wordt erkend.

Art.30.De Regering kent de volgende subsidies toe :
  1° een jaarlijkse vaste subsidie voor de werking en activiteiten, waarvan het bedrag verschillend is naargelang van de categorie van het centrum voor expressie en creativiteit. Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld als volgt :
  - categorie 1 : 5.000 euro;
  - categorie 2 : 10.000 euro;
  - categorie 3 : 20.000 euro;
  - categorie 4 : 30.000 euro.
  2° een bijkomende subsidie voor tewerkstelling zoals bepaald in artikel 9, 3° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap wordt, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, toegekend voor de [1 ...]1 betrekkingen, [1 ...]1 vermeld in een geïnformatiseerde databank opgemaakt ter uitvoering van artikel 9, 3°, van het decreet van 24 oktober tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, op voorwaarde dat de vereniging die de aanvraag heeft ingediend, niet reeds een gelijkaardige subsidie geniet [1 voor elk voltijds equivalent dat al wordt vermeld voor een andere activiteit in de sectoren vermeld in]1 de artikelen 1 en 2 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
  3° een subsidie voor tewerkstelling, zoals bepaald in artikel 9, 1° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten. De centra voor expressie en creativiteit van de categorieën 3 en 4 kunnen een permanente subsidie voor een voltijdse " coördinerende animator " genieten. De " coördinerende animator " is deze die bepaald is in de rangschikking van de ambten bedoeld in artikel 1, 14°, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
  De subsidies voor tewerkstelling worden toegekend in de volgende prioriteitsvolgorde :
  - aan de verenigingen die geen betrekking genieten overeenkomstig de definities van de artikelen 9 en 10 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, ongeacht het statuut van de [2 loontrekkende]2 werknemer;
  - aan de verenigingen die het kleinste aantal [3 voltijds equivalenten bestemd voor de opdrachten van het CEC]3 tewerkstellen; dit aantal wordt berekend per schijf van voltijdse equivalenten, ongeacht hun statuut;
  - aan de verenigingen waarvan het aantal voltijds equivalente betrekkingen en dan halftijds equivalente betrekkingen, uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd [4 , zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap]4, het belangrijkst is;
  - voor de verenigingen die hetzelfde aantal betrekkingen hebben, aan deze die het kleinste aantal werknemers en het grootste aantal betrekkingen, uitsluitend [5 zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap]5, tellen, zijn prioritair.
  Bij gelijk aantal, na toepassing van de vorige criteria, wordt voorrang verleend aan de oudste erkenning.
  4° een specifieke vaste werkingssubsidie van 5.000 euro voor elke aanvullende doelstelling ontwikkeld door het centrum voor expressiviteit en creativiteit en bepaald in artikel 14 wordt toegekend met inachtneming van de volgende beginselen :
  - de Regering kan de verenigingen erkennen die voldoen aan de voorwaarden in verband met één van de specifieke doelstellingen bepaald in artikel 14;
  - de centra voor expressie en creativiteit van de categorieën 1 en 2 kunnen de aanvullende subsidie alleen voor de verwezenlijking van één van de doelstellingen bedoeld in artikel 14, 1° of 14, 2° aanvragen;
  - één zelfde vereniging kan de subsidie alleen voor de verwezenlijking van één enkele aanvullende doelstelling aanvragen.
  De Regering stelt, na advies van de [6 Overlegraad]6, de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van die subsidies vast.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<DFG 2018-07-11/21, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<DFG 2018-07-11/21, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (4)<DFG 2018-07-11/21, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<DFG 2018-07-11/21, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (6)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Afdeling II. - Federaties die de centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen
Art.31.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering aan elke vereniging die erkend is als een federatie die door de Franse Gemeenschap erkende centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt de volgende subsidies toe :
  1° een jaarlijkse vaste subsidie voor de werking en de activiteiten :
  - voor de federaties die de centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen die minder dan 50 % van de erkende verenigingen overkoepelen : 35.000 euro;
  - voor de federaties die de centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen die 50 % van de erkende verenigingen overkoepelen : 45.000 euro.
  2° een bijkomende subsidie voor tewerkstelling zoals bepaald in artikel 9, 3° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap wordt, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, toegekend voor de [1 ...]1 betrekkingen, [1 ...]1 vermeld in een geïnformatiseerde databank opgemaakt ter uitvoering van artikel 9, 3°, van het decreet van 24 oktober tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, op voorwaarde dat de vereniging die de aanvraag indient, niet reeds een gelijkaardige subsidie geniet [1 voor elk voltijds equivalent dat al wordt vermeld voor een andere activiteit in de sectoren vermeld in]1 de artikelen 1 en 2 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
  3° een subsidie voor tewerkstelling, zoals bepaald in artikel 9, 1° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten. De federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen, kunnen een permanente subsidie voor een voltijdse " coördinerende animator " genieten. De " coördinerende animator " is deze die bepaald is in de rangschikking van de ambten bedoeld in artikel 1, 14°, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
  De subsidies voor tewerkstelling worden toegekend in de volgende prioriteitsvolgorde :
  - aan de verenigingen die geen betrekking genieten overeenkomstig de definities van de artikelen 9 en 10 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, ongeacht het statuut van de [2 loontrekkende]2 werknemer;
  - aan de verenigingen die het kleinste aantal [3 voltijds equivalenten bestemd voor de opdrachten van de vertegenwoordigende federatie]3 tewerkstellen; dit aantal wordt berekend per schijf van halfijdse equivalenten, ongeacht hun statuut;
  - aan de verenigingen waarvan het aantal voltijds equivalente betrekkingen en dan halftijds equivalente betrekkingen, uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd [4 zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap]4, het belangrijst is;
  - voor de verenigingen die hetzelfde aantal betrekkingen hebben, aan deze die het kleinste aantal werknemers en het grootste aantal betrekkingen, uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd [5 zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap]5, tellen, zijn prioritair.
  Bij gelijk aantal, na toepassing van de vorige criteria, wordt voorrang verleend aan de oudste erkenning.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<DFG 2018-07-11/21, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<DFG 2018-07-11/21, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (4)<DFG 2018-07-11/21, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<DFG 2018-07-11/21, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling III. - Federaties voor amateuristische kunstbeoefening
Art.32.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering elke vereniging die als federatie voor amateuristische kunstbeoefening erkend is de volgende subsidies toe :
  1° een jaarlijkse vaste subsidie voor de werking en activiteiten, bepaald als volgt :
  Voor de gemeenschapsfederaties die :
  - minder dan 50 lokale verenigingen tellen : 20.000 euro;
  - tussen 51 en 100 lokale verenigingen tellen : 25.000 euro;
  - tussen 101 en 150 lokale verenigingen tellen : 30.000 euro;
  - meer dan 150 lokale verenigingen tellen : 45.000 euro.
  Voor de gemeenschapsfederaties die minstens 4 [1 ...]1 provinciale en/of gewestfederaties overkoepelen, waarvan één in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, die in totaal meer dan 150 lokale verenigingen tellen : 45.000 euro.
  Voor de provinciale/gewestfederaties die :
  - minder dan 25 lokale verenigingen tellen : 5.000 euro;
  - tussen 26 en 50 lokale verenigingen tellen : 10.000 euro;
  - tussen 51 en 100 lokale verenigingen tellen : 15.000 euro;
  - meer dan 100 lokale verenigingen tellen : 20.000 euro.
  2° een bijkomende subsidie voor tewerkstelling zoals bepaald in artikel 9, 3° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap wordt, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, toegekend voor de [2 ...]2 betrekkingen, [2 ...]2 vermeld in een geïnformatiseerde databank opgemaakt ter uitvoering van artikel 9, 3°, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, op voorwaarde dat de vereniging die de aanvraag indient, niet reeds een gelijkaardige subsidie geniet [2 voor elk voltijds equivalent dat al wordt vermeld voor een andere activiteit in de sectoren vermeld in]2 de artikelen 1 en 2 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
  3° een subsidie voor tewerkstelling, zoals bepaald in artikel 9, 1° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten. [4 De gemeenschapsfederaties voor amateuristische kunstbeoefening kunnen van een permanente subsidie voor een voltijdse `coördinerende animator' genieten.
   De gewest- of provinciale federaties voor amateuristische kunstbeoefening kunnen een permanente subsidie voor een voltijdse `coördinerende animator' genieten op voorwaarde dat ze meer dan 101 lokale verenigingen overkoepelen.
   De gewest- of provinciale federaties voor amateuristische kunstbeoefening kunnen een permanente subsidie voor een halftijdse `coördinerende animator' genieten op voorwaarde dat ze meer dan 21 lokale verenigingen overkoepelen.
   Om een permanente subsidie voor een `coördinerende animator' te genieten, kunnen ten minste twee gewest- of provinciale federaties zich groeperen om in totaal meer dan 101 aangesloten lokale verenigingen te tellen. Daartoe moeten de betrokken federaties een samenwerkingsovereenkomst opstellen.]4.
  [5 De subsidies voor tewerkstelling worden toegekend in de volgende prioriteitsvolgorde:
   - aan de gemeenschapsfederaties voor amateuristische kunstbeoefening:
   - die geen betrekking genieten overeenkomstig de definities van artikelen 9 en 10 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, ongeacht het statuut van de werknemer;
   - die het kleinste aantal VTE's tewerkstellen; dit aantal wordt berekend per schijf van voltijdse equivalenten, ongeacht hun statuut;
   - die het grootste aandeel voltijds equivalente betrekkingen en halftijds equivalente betrekkingen uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap tellen;
   - als ze hetzelfde aantal betrekkingen hebben, de federaties die het kleinste aantal werknemers en het grootste aantal betrekkingen, uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, tellen, zijn prioritair.
   - aan de gewest- of provinciale federaties voor amateuristische kunstbeoefening:
   - die geen betrekking genieten overeenkomstig de definities van artikelen 9 en 10 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, ongeacht het statuut van de werknemer;
   - die het kleinste aantal voltijds equivalenten bestemd voor de opdrachten van de Federatie voor amateuristische kunstbeoefening tewerkstellen; dit aantal wordt berekend per schijf van voltijdse equivalenten, ongeacht hun statuut;
   - die het grootste aandeel voltijds equivalente betrekkingen bestemd voor de opdrachten van de Federatie voor amateuristische kunstbeoefening en halftijds equivalente betrekkingen uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap tellen;
   - als ze hetzelfde aantal voltijds equivalenten bestemd voor de opdrachten van de Federatie voor amateuristische kunstbeoefening hebben, de federaties die het kleinste aantal werknemers en het grootste aantal betrekkingen, uitsluitend op eigen fondsen gefinancierd zoals bepaald in artikel 10, 2° van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, tellen.]5
  Bij gelijk aantal, na toepassing van de vorige criteria, wordt voorrang verleend aan de oudste erkenning.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<DFG 2018-07-11/21, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<DFG 2018-07-11/21, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (4)<DFG 2018-07-11/21, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<DFG 2018-07-11/21, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling IV. - Buitengewone subsidies
Art.33.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan een subsidie voor de projecten inzake ontwikkeling en bevordering van de creativiteit en de amateuristische kunstbeoefening worden toegekend aan de krachtens dit decreet erkende of niet erkende verenigingen.
  § 2. Die subsidie kan worden toegekend voor :
  1° de ontwikkeling van buitengewone projecten of projecten in verband met evenementen;
  2° de bevordering en de verspreiding in de Franse Gemeenschap van producties die eigen zijn aan de vereniging, waarvan het artistieke of pedagogische belang buiten het kader van de vereniging treedt en de creativiteit en de amateuristische kunstbeoefening bevordert, door een breder publiek te bereiken;
  3° de organisatie van opleidingen en/of animaties betreffende creatieve acties of acties inzake amateuristische kunstbeoefening, bestemd voor culturele kaderleden;
  4° de ontwikkeling van projecten die bepaald worden in het kader van oproepen tot projecten in verband met actualiteitsproblemen of prioriteiten inzake cultuurbeleid. Die oproepen tot projecten zullen voor advies aan de [1 Overlegraad]1 worden voorgelegd.
  § 3. De toegekende subsidie kan niet hoger zijn dan 60 % van de lasten in verband met het project.
  § 4. De Regering stelt, na advies van de [2 Overlegraad]2, de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van die buitengewone subsidies vast.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>
  (2)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.34.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kunnen bepaalde buitengewone subsidies worden toegekend om projecten te ondersteunen die worden ontwikkeld door de lokale verenigingen die aangesloten zijn bij een erkende federatie voor amateuristische kunstbeoefening.
  § 2. Die subsidie kan aan de lokale verenigingen worden toegekend voor de ontwikkeling van projecten die steunen op een vernieuwend repertoire, die voldoen aan minstens twee van de vijf volgende voorwaarden :
  1° partnerschap met verschillende lokale verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening en/of verenigingen die op het sociaal-artistiek gebied werkzaam zijn;
  2° verwezenlijking van een artistieke productie;
  3° verspreiding verder dan de lokale omgeving;
  4° partnerschap met minstens één lokale of gewestelijke culturele vereniging, tot versterking van de integratie van de lokale vereniging voor amateuristische kunstbeoefening in het cultureel veld;
  5° deelneming aan een professioneel of semiprofessioneel artistiek project.
  § 3. De toegekende subsidie kan niet hoger zijn dan 60 % van de lasten in verband met het project.
  § 4. Onverminderd artikel 33, kan één zelfde lokale vereniging hoogstens één enkele buitengewone subsidie genieten om de twee jaar, behalve als het project betrekking heeft op de verspreiding van een productie die in het vorige jaar werd ondersteund. Als het project door verschillende verenigingen van één zelfde federatie wordt ondersteund, wordt één enkele aanvraag ingediend door de lokale vereniging die aangeduid wordt om het project te dragen.
  § 5. Na advies van de [1 Overlegraad]1, stelt de Regering de voorwaarden en de procedure vast voor de toekenning van die buitengewone subsidies.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.35. De Regering zorgt, door toedoen van de door haar aan te wijzen diensten, voor de jaarlijkse bekendmaking van een verslag betreffende de bedragen die worden toegekend op grond van de artikelen 33 en 34, aan de personen die deze bedragen ontvangen, alsook aan de projecten die dank zij die buitengewone subsidies worden verwezenlijkt.

Afdeling V. - Verantwoording en uitbetaling van de subsidies
Art.36. § 1. Vanaf 1 januari van elk jaar, en voor zover de algemene uitgavenbegroting vooraf werd aangenomen, betaalt de Regering de subsidies bedoeld in de artikelen 30, 1° en 4°, 31, 1°, en 32, 1°, uit in twee schijven :
  1° de eerste schijf tot beloop van 85 % wordt uitbetaald voor uiterlijk 31 maart van hetzelfde jaar.
  2° nadat het verantwoordingsdossier van het vorige jaar is nagezien, wordt de tweede schijf, dit is 15 %, uitbetaald aan de verenigingen die erkend zijn voor 15 december van hetzelfde jaar.
  § 2. De Regering bezorgt de vereniging een afrekening van de subsidies die worden toegekend bij de uitbetaling van elke schijf.

Art.37.De vaste subsidies voor de werking en de activiteiten bedoeld in de artikelen 30, 1° en 4°, 31, 1°, en in artikel 32, 1°, worden jaarlijks geïndexeerd binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, volgens de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap (gezondheidsindex), voor de eerste keer vanaf 1 januari 2010.
  [1 In afwijking van het eerste lid, worden de bedragen van de subsidies bedoeld bij de artikelen 30, 1° en 4°, 31, 1°, en 32, 1° niet geïndexeerd gedurende de burgerlijke jaren 2015 en 2016.]1
  ----------
  (1)<DFG 2014-12-18/21, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.38. De vaste subsidies voor de werking en de activiteiten bedoeld in de artikelen 30, 1° en 4°, 31, 1° en in artikel 32, 1°, worden voor een burgerlijk jaar toegekend en door de uitgaven in verband met hetzelfde jaar verantwoord.

Art.39. De vereniging is ertoe gehouden, voor uiterlijk 30 mei, de Regering haar door haar algemene vergadering goedgekeurde jaarrekeningen betreffende het vorige begrotingsjaar en, eveneens, de begroting van het lopende jaar, mee te delen. Die rekeningen verantwoorden de vaste subsidies voor de werking en de activiteiten bedoeld in de artikelen 30, 1° en 4°, 31, 1° en 32, 1°.

Art.40. De vereniging is ertoe gehouden gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de subsidies worden toegekend, alle boekhoudkundige stukken te bewaren ter verantwoording van de toegekende subsidies en die ter beschikking te houden om nazicht mogelijk te maken, overeenkomstig de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en de comptabiliteit van de Gemeenschappen en Gewesten alsook de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Art.41. De Regering stelt de lijst van de verantwoordingsstukken vast, met inbegrip van de modelformulieren, de nadere regels voor de indiening van die documenten en de nadere regels voor de uitbetaling van de bij dit decreet bedoelde subsidies.

HOOFDSTUK IV. - Wijziging of intrekking van de erkenning
Art.42. Als een erkende vereniging in vereffening wordt gesteld of haar activiteiten stopzet, worden de subsidies die haar worden uitbetaald onmiddellijk ingetrokken, in voorkomend geval, met uitzondering van deze die bedoeld zijn in artikel 15 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.

Art.43. Als een erkende vereniging de erkenningsvoorwaarden niet in acht neemt of blijkbaar niet meer in staat is die vóór het einde van de erkenningsduur te vervullen, trekt de Regering de erkenning in of zorgt ze voor een verandering van categorie van deze volgens de in artikel 44 nader bepaalde regels.

Art.44.De procedure voor de wijziging of de intrekking van de erkenning verloopt als volgt :
  De Regering kan beslissen de erkenning en de subsidies die eruit voortvloeien, in te trekken, zodra ze door de diensten die ze daartoe heeft aangewezen op de hoogte wordt gebracht van de niet naleving van de erkenningsvoorwaarden, ingevolge de kennisgeving, door de vereniging zelf, van een tekortkoming, of ingevolge de ontvangst van een negatief verslag dat door deze diensten op eigen initiatief of op aanvraag van deze wordt overgelegd.
  De door de Regering aangewezen diensten brengen de vereniging bij een aangetekend schrijven op de hoogte van de aanvraag om intrekking of van het voorstel tot wijziging van de erkenning in het kader van een verandering van categorie.
  De vereniging moet worden geïnformeerd over de mogelijkheid om haar opmerkingen over die aanvraag schriftelijk te laten kennen binnen een termijn van 30 dagen; ze kan ook vragen door de diensten te worden gehoord.
  Als de vereniging niet reageert, zenden de door de Regering aangewezen diensten het volledige dossier en een met redenen omklede voorstel van beslissing aan de Regering over binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf het einde van de in het vierde lid bepaalde termijn.
  Als de vereniging reageert, worden het dossier en het met redenen omklede voorstel van de diensten overgezonden binnen een termijn van één maand volgend op de ontvangst van de reactie van de vereniging in de [1 adviescommissie]1, die over een termijn van 60 dagen beschikt om een advies uit te brengen.
  Bij het verstrijken van die termijn zenden de aangewezen diensten het volledige dossier en een voorstel van beslissing aan de Regering over.
  De Regering beslist de erkenning in te trekken, te behouden of te wijzigen binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de overzending van het voorstel van de diensten die door de Regering worden aangewezen.
  De wijziging of de intrekking van de erkenning heeft uitwerking met ingang van 1 januari, volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

HOOFDSTUK V. - Adviescommissie creativiteit en amateuristische kunstbeoefening
Art.45.
  <Opgeheven bij DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.46.
  <Opgeheven bij DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.47.
  <Opgeheven bij DFG 2019-03-28/16, art. 111, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

HOOFDSTUK VI. - Evaluatie
Art.48. De Regering zal een evaluatie van dit decreet uitvoeren binnen de zes jaar te rekenen vanaf zijn inwerkingtreding, vervolgens om de vijf jaar.
  De nadere regels voor die evaluatie worden door de Regering vastgesteld.
  Die evaluatie wordt door de Regering aan het Parlement van de Franse Gemeenschap meegedeeld binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de termijn bedoeld in het eerste lid verstrijkt.
  De Regering zorgt, via de diensten die hij aanwijst, voor de bekendmaking van die evaluatie. Deze worden door haar ermee belast die evaluatie online te plaatsen op de officiële website van de Franse Gemeenschap met inachtneming van de bepalingen van het decreet van 22 december 1994 betreffende de openbaarheid van het bestuur.

HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepalingen
Art.49.[1 De centra voor expressie en creativiteit, de federaties van centra voor expressie en creativiteit en de federaties voor amateuristische kunstbeoefening die voor de eerste keer in 2009 de bijkomende subsidie voor tewerkstelling bedoeld in de artikelen 30, 2; 31, 2 en 32, 2 genieten, beschikken over een overgangsperiode [3 [5 [7 van 10 jaar]7]5]3, te rekenen vanaf 1 januari 2009, om artikel 13, tweede lid, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socio-culturele sectoren van de Franse Gemeenschap toe te passen.
   In het kader van de overgangsperiode bedoeld in het eerste lid en bij gebrek aan een collectieve overeenkomst binnen de paritaire subcommissie nr. 329.02, voor de betrekkingen gesubsidieerd met toepassing van de artikelen 30, 2, 31, 2 en 32, 2, zijn de verenigingen ertoe gehouden [6 [7 van 2012 tot 2018]7]6 een minimum van 87 % van de barema's aan 100 % toe te passen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de collectieve overeenkomst van 16 september 2002, gesloten binnen de Paritaire commissie voor de socio-culturele sector waarbij de rangschikking van de ambten en de bezoldigingsvoorwaarden bepaald worden voor de sectoren van de Paritaire commissie voor de socio-culturele sector afhankelijk van het Waals Gewest : Leerwerkbedrijven, Instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces, Gewestelijke centra voor de integratie van personen van buitenlandse herkomst, Gewestelijke opdrachten voor arbeidsbemiddeling en de centra voor beroepsopleiding en/of -readaptatie erkend door het Waals Agentschap voor de integratie van gehandicapte personen.
   Die afwijking is alleen van toepassing als het bedrag van de bovenvermelde subsidie, opgeteld bij de bezoldiging van het betrokken personeel, onvoldoende zou zijn om de barema's bedoeld in artikel 13, tweede lid van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socio-culturele sectoren van de Franse Gemeenschap te bereiken.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-12-18/18, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<DFG 2015-12-10/18, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (5)<DFG 2016-12-14/17, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<DFG 2016-12-14/17, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (7)<DFG 2017-12-20/17, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art.50. De artikelen 30, 2°; 31, 2°; 32, 2° en 45 treden in werking op 1 januari 2009, binnen de perken van de beschikbare kredieten.

Art.51.[3 In afwachting van de beslissingen over de aanvragen om erkenning, blijven de verenigingen die reeds gesubsidieerd worden als centra voor expressie en creativiteit vóór de inwerkingtreding van dit decreet het bedrag van de werkings- en animatiesubsidie genieten die werd ontvangen gedurende het burgerlijk dienstjaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van dit decreet, [4 voor een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2014]4, [5 voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden :
   1° als een vzw opgericht zijn op 1 januari 2017;
   2° hun activiteitenverslag voor 31 maart en hun rekeningen voor uiterlijk 30 juni van elk jaar van de overgangsperiode hebben ingediend;
   3° geen vermindering van het activiteitsvolume met meer dan 33 % ondergaan, berekend op grond van het gemiddelde van de laatste drie activiteitsjaren, met verwijzing naar het totale aantal werkplaatsuren en het totale aantal afzonderlijke deelnemers per jaar.]5.]3
  [5 Als één van de eerste twee criteria niet wordt vervuld, beslist de Regering de subsidiëring van de vereniging te stoppen op voorstel van de daartoe aangewezen diensten, nadat het advies van de [6 Adviescommissie]6 werd ingewonnen en de betrokken verenging werd gehoord.
   Indien het activiteitsvolume van de vereniging met meer dan 33 % daalt, beslist de Regering haar subsidie te verminderen in verhouding tot het gemiddelde van beide in 3° van het eerste lid bepaalde parameters op voorstel van de daartoe aangewezen diensten, nadat het advies van de [6 Adviescommissie]6 werd ingewonnen en nadat de betroken vereniging werd gehoord.]5
  [2 De centra voor expressie en creativiteit die niet zullen worden erkend krachtens dit decreet, zullen hun subsidies vanaf 1 januari [4 2019]4 niet meer genieten.]2
  ----------
  (1)<DFG 2011-12-20/13, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DFG 2013-07-17/33, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<DFG 2013-12-18/18, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<DFG 2014-12-18/21, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<DFG 2016-07-13/07, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 19-09-2016>
  (6)<DFG 2019-03-28/16, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2019>

Art.51/1. [1 In afwijking van artikel 4, § 3, heeft de erkenning van de verenigingen die ten laatste tegen 9 juni 2014 een aanvraag hebben ingediend, uitwerking met ingang van 1 januari 2015.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2015-12-10/18, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>


Art.51/2. [1 § 1. De in 2015 en 2016 erkende verenigingen, mits de voortzetting van de uitbetaling van die subsidies alleen die vóór die erkenning werden toegekend met toepassing van artikel 13, § 2, van het programmadecreet van 14 juli 2015 houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, Cultuur, de ARES (Académie de recherche et d'enseignement supérieur - Academie voor onderzoek en hoger onderwijs), de financiering van het universitair en niet-universitair hoger onderwijs en de waarborg van de Franse Gemeenschap, genieten een aanpassing van de bijzondere erkenningsvoorwaarden, indien het bedrag van de subsidie die in het betrokken jaar werd ontvangen lager is dan 85 % van de jaarlijkse vaste werkingssubsidie bedoeld in de artikelen 30, 1°, en 32, 1°.
   De in het eerste lid bedoelde verenigingen moeten voldoen aan :
   1° de in hoofdstuk II vermelde gemeenschappelijke erkenningsvoorwaarden;
   2° de in hoofdstuk II vermelde algemene erkenningsvoorwaarden;
   3° de bijzondere erkenningsvoorwaarden van de categorie waarvan het bedrag van de subsidie bepaald in artikel 30, 1°, en in artikel 32, 1°, overeenstemt met het bedrag van de subsidie waarover ze gedurende het bedoelde jaar werkelijk beschikten met toepassing van artikel 13, § 2, van het programmadecreet van 14 juli 2015.
   § 2. Indien de subsidie die wordt toegekend met toepassing van het in § 1 bedoelde programmadecreet van 14 juli 2015 gelijk is aan of hoger is dan 85 % van de jaarlijkse vaste werkingssubsidie bedoeld in artikel 30, 1°, en 32, 1°, of indien de subsidie wordt toegekend aan een vereniging die werd erkend in het kader van het niveau " centrum voor expressie en creativiteit 1 ", bepaald in artikel 9, of als provinciale federatie of gewestfederatie met toepassing van artikel 22, voldoet de vereniging aan alle bij dit decreet vastgestelde voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-07-13/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 19-09-2016>


Art.51/3.[1 Vanaf 1 januari 2017, genieten de erkende verenigingen, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, minimum 80% van de jaarlijkse forfaitaire werkings- en activiteitensubsidie bedoeld bij de artikelen 30, eerste lid, 1°, 31, eerste lid, 1° en 32, eerste lid, 1°, naargelang het om een centrum voor expressie en creativiteit, een federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt of een federatie voor amateuristische kunstbeoefening.
   Nochtans, indien bij toepassing van artikel 51 en artikel 13, § 3, van het programmadecreet van 14 juli 2015 houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, Cultuur, de ARES (Académie de recherche et d'enseignement supérieur - Academie voor onderzoek en hoger onderwijs), de financiering van het universitair en niet-universitair hoger onderwijs en de waarborg van de Franse Gemeenschap, de bij het eerste lid bedoelde verenigingen meer dan 80% van de jaarlijkse forfaitaire werkings- en activiteitensubsidie bedoeld bij de artikelen 30, eerste lid, 1°, 31, eerste lid, 1° en 32, eerste lid, 1°, genieten, blijven ze dit bedrag genieten als werkings- en activiteitensubsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-12-14/17, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.51/4. [1 In afwijking van de rangorde bepaald in artikel 30, 3°, tweede lid, kunnen de verenigingen bedoeld in artikel 30/1/1, derde lid, 2° en 3°, van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 3 december 2003 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van het decreet van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van kinderen tijdens hun vrije tijd en de ondersteuning van de buitenschoolse opvang in aanmerking komen, vanaf 1 januari 2023 en mits ze erkend zijn als categorie 3 of 4, voor een subsidie voor de tewerkstelling van een vaste coördinator.
   In het begrotingsjaar 2023 wordt het bedrag van deze werkgelegenheidssubsidie in mindering gebracht op het bedrag van de facultatieve subsidie die bij overeenkomst aan de vereniging wordt toegekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2022-12-14/15, art. 34, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art. 52. Met uitzondering van de artikelen 30, 2°; 31, 2° en 45, treden de bepalingen van dit decreet op 1 januari 2010 in werking.