27 MEI 2009. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende bepaling van de voorwaarden waaronder het onderwijs voor sociale promotie buiten de pedagogische inrichtingen verstrekt kan worden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-08-2009 en tekstbijwerking tot 05-02-2018)
Art. 1-8
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° inrichting : een onderwijsinrichting voor sociale promotie;
2° vestiging : elke plaats waar een inrichting ertoe gemachtigd is afdelingen te organiseren overeenkomstig de reglementsbepalingen ter zake;
3° arrondissement : het bestuursarrondissement waar de inrichting of de vestiging gevestigd is;
4° afdeling : een degelijk goedgekeurde afdeling of opleidingseenheid van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1;
5° Minister : de Minister van de Regering van de Franse Gemeenschap die met het onderwijs voor sociale promotie belast is;
6° Hoge raad : de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie;
7° Secretariaat : het vast secretariaat van de Overlegcommissie en de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie;
8° inrichtingshoofd : het inrichtingshoofd in het onderwijs voor sociale promotie ingericht door de Franse Gemeenschap, de inrichtende macht of haar afgevaardigde in het onderwijs voor sociale promotie gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art.2. Alle voor een inrichting behoorlijk goedgekeurde afdelingen mogen ingericht worden in elke vestiging ervan.
Art.3. Om te voldoen aan opleidingsaanvragen uitgaande van bedrijven, besturen, het onderwijs en, meer algemeen, de sociaaleconomische en culturele kringen, mag elke inrichting in lokalen die de aanvrager ter beschikking stelt, alle afdelingen organiseren die voor de inrichting behoorlijk goedgekeurd zijn, mits die lokalen in het arrondissement van de administratieve zetel gelegen zijn of in een gemeente waar ze over een vestiging beschikt.
Om de opleiding bedoeld bij het vorige lid te verwezenlijken wordt een geschreven overeenkomst gesloten tussen de aanvrager, enerzijds, en het inrichtingshoofd, anderzijds.
Art.4. Een inrichting van onderwijs voor sociale promotie kan ook een afdeling inrichten buiten het arrondissement van de administratieve zetel van de inrichting in drie gevallen :
1° als medewerkende inrichting van een centrum voor alternerende opvoeding en opleiding op voorwaarde dat de inrichtingen die in dat kader georganiseerd worden meer dan 80 % tellen van leerlingen van het betrokken centrum voor alternerende opvoeding en opleiding;
2° in het kader van de opleiding tijdens de loopbaan bepaald in het decreet van 30 juni 1998 met betrekking tot de bijscholing van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie;
3° voor de inrichting van de opleidingen bedoeld in het luik eigen aan ieder net van de initiële opleiding van de directeurs, bedoeld bij artikel 18 van het decreet van 2 februari 2007 houdende het statuut van de directeurs.
Art.5.Met uitzondering van de gevallen bedoeld bij de artikelen 3 en 4, wordt, voor de organisatie van één of meer afdelingen in lokalen buiten de inrichting, via het Secretariaat, een met redenen omklede aanvraag bij de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie [1 verstuurd]1, uiterlijk twee maanden voor de aanvang van de voorgestelde organisatie, op straffe van nietigheid. De aanvraag moet de duur van de afwijking vermelden.
In afwijking van het eerste lid, moet elke organisatie van één of meer afdelingen in lokalen buiten de inrichting die gedurende de maand september of oktober begint, het voorwerp uitmaken van een behoorlijk met redenen omklede aanvraag [1 verstuurd]1 bij de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie, via het Secretariaat, ten laatste tegen 31 mei van het betrokken jaar. De duur van de afwijking wordt in de aanvraag bepaald.
Via het Secretariaat, licht er de Hoge raad onmiddellijk iedere inrichting over in, wat het net ervan ook is, die een vestiging in het arrondissement heeft waar de afdeling ingericht zal worden. De inrichtingen die wensen mee te werken in het kader van de overeenkomst melden dit aan [1 verstuurd]1 aan het Secretariaat binnen de tien dagen die volgen op de datum van ontvangst van de aanvraag.
Indien minstens één inrichting gevolg geeft aan de aanvraag, organiseert het Secretariaat, gemandateerd door de Hoge raad, een overleg tussen de betrokken inrichtingen. Dit overleg moet beëindigd worden binnen de dertig kalenderdagen die volgen op de datum van verzending van de informatie door het Secretariaat.
Na dit overleg of als geen inrichting aan het verzoek van het Secretariaat gevolg gegeven heeft, zendt de Voorzitter van de Hoge raad de Minister een voorstel tot beslissing over die de aanvragende inrichting niet uitsluit. Dit voorstel is zoveel mogelijk het gevolg van een consensus. Wordt deze niet bereikt, dan wordt het voorstel bij de volstrekte meerderheid van de stemmen van de aanwezige inrichtingshoofden of hun gemachtigden gedaan. Een minoriteitsnota kan bij het voorstel gevoegd worden.
Het komt dan de Minister toe zich over het bovenvermelde voorstel uit te spreken. Hij deelt deze zijn beslissing mede aan de betrokken inrichtingen via het Secretariaat binnen een termijn van tien dagen na de ontvangst van het voorstel. Ingeval het voorstel geweigerd is, wordt deze weigering behoorlijk met redenen omkleed.
----------
(1)<BFG 2017-10-25/10, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 15-02-2018>
Art.6. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 6 september 1993 tot bepaling van de voorwaarden waaronder het onderwijs voor sociale promotie buiten de pedagogische inrichtingen kan worden verstrekt, wordt opgeheven.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.
Art. 8. De Minister tot wiens bevoegdheid het Onderwijs voor Sociale Promotie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.