Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 MEI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006014299 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur wordt vervangen als volgt :
  " Art. 2. Deze wet voorziet in de omzetting van :
  - Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, gewijzigd bij Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 februari 2001, bij Richtlijn 2004/51/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 en bij Richtlijn 2007/58/EG van het Europese Parlement en de Raad van 23 oktober 2007;
  - Richtlijn 95/18 van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, gewijzigd bij Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 februari 2001 en bij Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004; en
  - Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 februari 2001, inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, gewijzigd bij Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 en bij Richtlijn 2007/58/EG van het Europese Parlement en de Raad van 23 oktober 2007. "

Art.2. In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepaling onder 4° wordt opgeheven;
  2° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :
  " 5° " kandidaat " : elke spoorwegonderneming die houder is van een vergunning en die het gebruik van spoorweginfrastructuurcapaciteit aanvraagt; ";
  3° in de bepaling onder 19° worden de woorden " internationale vervoerdiensten " vervangen door de woorden " internationale goederenvervoerdiensten ", het woord " spoorvervoerdiensten " door de woorden " spoorvervoerdiensten van goederen " en de woorden " rijtuigen/wagons " door het woord " wagons ";
  4° de bepaling onder 19°/1 wordt ingevoegd, luidende :
  " 19°/1 " internationale passagiersvervoerdienst " : een passagiersvervoerdienst in het kader waarvan de trein ten minste eenmaal de grens van een lidstaat oversteekt en die in hoofdzaak bedoeld is om passagiers tussen stations in verschillende lidstaten te vervoeren; de trein kan worden gesplitst of samengesteld en gesplitst en de samenstellende delen kunnen een verschillende herkomst en bestemming hebben, op voorwaarde dat alle rijtuigen ten minste één grens oversteken; "

Art.3. In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepaling onder 2° wordt opgeheven;
  2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende :
  " 5° Elke spoorwegonderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie, voor de exploitatie van internationale passagiersvervoerdiensten. ".

Art.4. Artikel 7 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art.5. In dezelfde wet wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 7/1. Bij een internationale passagiersvervoerdienst hebben de spoorwegondernemingen het recht op het internationale traject passagiers te laten opstappen in elk station en ze te laten uitstappen in een ander station, ook voor het vervoer van reizigers op gedeelten van dat traject die tussen twee Belgische stations liggen. "

Art.6. In artikel 25 van dezelfde wet wordt het zevende lid vervangen als volgt :
  " Kaderovereenkomsten hebben in beginsel een looptijd van vijf jaar, en kunnen worden verlengd met periodes die gelijk zijn aan hun oorspronkelijke looptijd. De spoorweginfrastructuurbeheerder kan in specifieke gevallen met een kortere of langere looptijd instemmen. Een looptijd van meer dan vijf jaar wordt gerechtvaardigd door het bestaan van commerciële overeenkomsten, specifieke investeringen of risico's. "

Art.7. In dezelfde wet wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 25/1. In afwijking van artikel 25, zevende lid, kan voor diensten waarbij gebruik wordt gemaakt van infrastructuur die overeenkomstig artikel 38, tweede lid, is aangewezen en die een door de aanvrager naar behoren gemotiveerde aanzienlijke en langdurige investering vereist, de looptijd van de kaderovereenkomst vijftien jaar bedragen. Een looptijd van meer dan vijftien jaar is alleen in uitzonderingsgevallen mogelijk, en met name bij aanzienlijke en langdurige investeringen, vooral in combinatie met contractuele verplichtingen waaronder een meerjarenplan voor de afschrijving van deze investeringen.
  In dit geval kan de aanvrager verzoeken dat de capaciteitskenmerken - waaronder de frequentie, het volume en de kwaliteit van spoorwegtrajecten - die aan de aanvrager voor de looptijd van de kaderovereenkomst ter beschikking worden gesteld, gedetailleerd worden omschreven. De spoorweginfrastructuurbeheerder kan de gereserveerde capaciteit verlagen indien deze voor een periode van ten minste één maand minder is gebruikt dan de drempelwaarde bedoeld in artikel 41, § 4.
  Vanaf 1 januari 2010 kan een eerste kaderovereenkomst voor een periode van vijf jaar worden opgesteld, die eenmaal met vijf jaar verlengd kan worden, op basis van de capaciteitskenmerken die worden gebruikt door aanvragers die vóór 1 januari 2010 diensten exploiteren, ten einde rekening te houden met specifieke investeringen of met het bestaan van commerciële overeenkomsten. Het toezichthoudende orgaan is bevoegd voor het verlenen van toestemming voor de inwerkingtreding van zo een overeenkomst. "

Art.8. In hoofdstuk IV, afdeling 3, onderafdeling I van dezelfde wet wordt een artikel 31/1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 31/1. Wanneer een aanvrager voornemens is infrastructuurcapaciteit aan te vragen met het oog op het exploiteren van een internationale passagiersvervoersdienst met halten die vervoerdiensten tussen twee in België gelegen stations mogelijk maken, stelt hij de spoorweginfrastructuurbeheerder en het toezichthoudende orgaan daarvan in kennis.
  Om de beoordeling mogelijk te maken van het doel van een internationale passagiersvervoerdienst, zorgt het toezichthoudende orgaan ervoor dat de minister, alsook de minister die een in een openbaredienstcontract omschreven passagiersvervoerdienst per spoor heeft gegund en elke spoorwegonderneming die het openbaredienstcontract uitvoert op het traject van deze internationale passagiersvervoerdienst, op de hoogte worden gebracht. "

Art.9. In artikel 61 van dezelfde wet worden de woorden " in de schoot van het bestuur " opgeheven.

Art.10. Artikel 62, § 3 van dezelfde wet wordt aangevuld met een streepje, luidende :
  " - het bepaalt, naar aanleiding van een verzoek van de minister, de minister die een in een openbaredienstcontract omschreven passagiersvervoerdienst per spoor heeft gegund of de belanghebbende spoorwegondernemingen, of een passagiersvervoerdienst in hoofdzaak bedoeld is om passagiers tussen stations in verschillende lidstaten te vervoeren. "

Art.11. Dit besluit treedt in werking op 4 juni 2009, met uitzondering van artikel 2, 1° en 2°, artikel 3 en artikel 4, die in werking treden op 1 januari 2010.

Art. 12. De Minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 19 mei 2009
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  H. VAN ROMPUY
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE