14 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, eerste en tweede streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels
Art. 1-11
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
1° " het koninklijk besluit van 18 november 1996 " : het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;
2° " sociale-verzekeringskas " : de sociale-verzekeringskassen voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
3° " wet betreffende de collectieve schuldenregeling " : de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;
4° " wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen " : de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;
5° " koninklijk besluit van 2 juli 2009 " : het koninklijk besluit van 2 juli 2009 tot uitvoering van artikel 2bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Art.2. De zelfstandigen in moeilijkheden die bedoeld zijn in artikel 2bis, tweede lid, eerste twee streepjes, van het koninklijk besluit van 18 november 1996, kunnen, op hun aanvraag, onder de in artikel 3 opgenomen voorwaarden, aanspraak maken op de in genoemd besluit bedoelde uitkeringen gedurende maximum zes maanden.
Art.3. Om de in artikel 2 bedoelde uitkering te genieten, moeten zelfstandigen bedoeld in artikel 2 op het moment van de aanvraag :
- ofwel in het kader van een collectieve schuldenregeling van de rechter, in de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010, de homologatie van een minnelijke aanzuiveringsregeling verkregen hebben, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opgelegd geweest zijn of een aanpassing of herziening van de regeling verkregen hebben, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling;
- ofwel in het kader van een gerechtelijke reorganisatie van de rechter, in de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010, een vonnis tot openverklaring van de procedure van gerechtelijke organisatie verkregen hebben, tenzij toepassing van artikel 40 of artikel 41 van de wet van 31 januari 2009.
De zelfstandigen kunnen de in artikel 2 bedoelde uitkeringen enkel verkrijgen wanneer ze :
1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin de aanvraag wordt gedaan;
2° gedurende de onder 1° bedoelde periode de in artikel 12, § 1, en 13bis, § 2, 1°, van voormeld koninklijk besluit nr. 38 beoogde bijdragen verschuldigd zijn geweest;
3° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot de regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
4° geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden;
5° onderworpen blijven aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen en de bijdragen beoogd in 2e gedurende de periode van toekenning van de uitkeringen van onderhavig besluit verschuldigd blijven.
Art.4. De bepalingen van de artikelen 7bis, 8bis, en 10bis van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing.
De begunstigde van de uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing van voormelde uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.
Bij gebreke hieraan zal de uitkering waarvan sprake in artikel 2 integraal dienen te worden terugbetaald.
Elke wijziging in de in artikel 3, tweede lid, 1° tot 3°, en 5° bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de uitkering, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging. Bovendien wordt deze uitkering opgeschort gedurende de hele maand waarin er aanspraak kan worden gemaakt op een vervangingsinkomen.
Art.5. Op straffe van verval moet de in artikel 2 bedoelde aanvraag worden ingediend vóór de 1ste juli 2010.
De zelfstandige die reeds de uitkering bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juli 2009 geniet, of heeft genoten, kan geen nieuwe aanvraag doen krachtens huidig besluit.
Art.6. De uitkering ten gunste van de in artikel 2 bedoelde personen is deze bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996.
De betaling van de in het eerste lid bedoelde maandelijkse uitkering vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de zelfstandige zijn aanvraag heeft ingediend. Wanneer de betrokkenen in de loop van deze periode een persoon ten laste krijgen of ophouden een persoon ten laste te hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 wordt de wijziging in het maandelijks bedrag uitgevoerd vanaf de maand die op die gebeurtenis volgt.
Art.7. De bepalingen van artikel 2 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dat artikel, teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben.
De bepalingen van artikel 2 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet veroordeeld is op grond van de artikelen 72 of 73 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dit artikel 2 teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben.
Art.8. De bepalingen van de artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 14 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing op de in dit besluit bedoelde personen.
De sociale-verzekeringskas gaat na of aan de in de artikelen 3, 5 en 7 van dit besluit bedoelde voorwaarden is voldaan.
Art.9. In het koninklijk besluit van 2 juli 2009 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° artikel 3, tweede lid, wordt aangevuld als volgt :
" 5° onderworpen blijven aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen en de bijdragen beoogd in 2° gedurende de periode van toekenning van de uitkeringen van onderhavig besluit verschuldigd blijven. "
2° In artikel 4, vierde lid worden de woorden " 1° tot 3° " vervangen door de woorden " 1° tot 3° en 5° ";
3° artikel 6, eerste lid wordt vervangen als volgt :
" De uitkering ten gunste van de in artikel 2 bedoelde personen is deze bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996. ";
4° in artikel 6, tweede lid wordt het woord " voormeld " vervangen door het woord " het " en de woorden " tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 " toegevoegd tussen de woorden " 1996 " en " wordt ".
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010 en heeft dezelfde geldingsduur als artikel 32 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, behalve artikel 9 dat uitwerking heeft vanaf 24 juli 2009.
Art. 11. Onze Minister van Zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 december 2009.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Zelfstandigen,
Mevr. S. LARUELLE