17 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken
Art. 1-8
Artikel 1. In artikel 1, enig lid, van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken, wordt de bepaling onder 6° opgeheven.
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
" Art. 2. § 1. De vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik die van toepassing is op apparaten waarmee geluidswerken en audiovisuele werken kunnen gereproduceerd worden, wordt bepaald per eenheid als volgt :
1° voor de volgende apparaten, zonder geïntegreerde drager, die niet integreerbaar zijn in een computer en autonoom functioneren : een Hi-Fi-keten met radio-cassette-CD, een gecombineerde DVD-lezer en videorecorder, een gecombineerde DVD-brander en videorecorder; een draagbare radio-cassette recorder, een gecombineerde draagbare radio-cassette-CD, een televisie en gecombineerde DVD-brander, een DVD-recorder, een cassettedeck, een videorecorder, een CD-brander, een MiniDisc-brander, een brander van CD Audio naar MiniDisc, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 2,00 euro;
2° voor de volgende geïntegreerde apparaten met geïntegreerde drager : een televisie, een Hi-Fi-keten, een gecombineerde DVD-brander en een videorecorder, een multifunctionele keten DVD Home cinema, een Set top Box, een multimediacenter, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op :
a) 3,30 euro wanneer de opslagcapaciteit minder of gelijk is aan 256 GB;
b) 10,75 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 256 GB en minder of gelijk is aan 1 TB;
c) 13,00 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 1 TB;
3° voor de volgende niet geïntegreerde apparaten met geïntegreerde drager : een DVD-recorder, een DVD-lezer, een CD-brander, een videorecorder, een keten DVD home cinema, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op :
a) 3,30 euro wanneer de opslagcapaciteit minder of gelijk is aan 256 GB;
b) 10,75 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 256 GB en minder of gelijk is aan 1 TB;
c) 13,00 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 1 TB;
4° voor de volgende apparaten met geïntegreerde drager : een MP3-speler, een MP4-speler, een draagbare telefoon met een MP3 en/of MP4 functie, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op :
a) 1,00 euro wanneer de opslagcapaciteit minder of gelijk is aan 2 GB;
b) 2,50 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 2 GB en minder of gelijk is aan 16 GB;
c) 3,00 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 16 GB.
§ 2. De vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik die van toepassing is op de computer die kan worden aangewend voor de reproductie van geluidswerken en audiovisuele werken wordt vastgesteld op 0 euro.
§ 3. De vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik, die van toepassing is op dragers waarmee de geluidswerken en/of audiovisuele werken kunnen gereproduceerd worden, wordt bepaald per eenheid als volgt :
1° voor de volgende digitale dragers : een CD-R/RW Data, een CD-R/RW Audio, een MiniCD-R/RW, een MiniDVD-R/RW, een MiniDisc, een audiocasette DAT, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 0,12 euro;
2° voor de volgende digitale drager : een DVD+/-R/RW, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 0,40 euro;
3° voor de volgende digitale dragers : een USB sleutel, een geheugenkaart, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op :
a) 0,15 euro wanneer de opslagcapaciteit minder of gelijk is aan 2 GB;
b) 0,50 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 2 GB en minder of gelijk is aan 16 GB;
c) 1,35 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 16 GB;
4° voor de volgende digitale drager : een externe harde schijf, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op :
a) 1,30 euro wanneer de opslagcapaciteit minder of gelijk is aan 256 GB;
b) 6,75 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 256 GB en minder of gelijk is aan 1 TB;
c) 9,00 euro wanneer de opslagcapaciteit hoger is dan 1 TB;
5° voor de volgende analoge dragers : een audiocassette, een audiotape, een videocassette 8mm, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 0,12 euro;
6° voor de volgende analoge drager : een videocassette, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 0,40 euro.
Art.3. In artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.4. In artikel 5, § 2, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de bepaling onder 1° worden de woorden " opnameduur " vervangen door de woorden " opslagcapaciteit wanneer dit laatste een parameter is voor de vaststelling van het bedrag van de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik, ";
b) in de bepaling onder 2° worden de woorden " en de door de bijdrageplichtige aangerekende verkoopprijs " vervangen door de woorden " en de opslagcapaciteit wanneer dit laatste een parameter is voor de vaststelling van het bedrag van de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik, ".
Art.5. In artikel 6 van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
" De facturen uitgereikt door de bijdrageplichtigen, alsook door de verdelers van dragers en apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, moeten het mogelijk maken om de opslagcapaciteit vast te stellen van de verschillende types dragers en apparaten waarop die facturen betrekking hebben voor zover dat deze opslagcapaciteit een parameter is voor de vaststelling van het bedrag van de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik. ".
Art.6. In artikel 8 van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.7. Op 1 februari 2010 treden in werking :
1° artikel 4 van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft;
2° dit besluit.
Art. 8. De Minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 december 2009.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister voor Ondernemen,
V. VAN QUICKENBORNE