Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 APRIL 2009. - Ministerieel besluit tot bepaling van de nadere technische regels voor de unieke identificatie van springstoffen voor civiel gebruik(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2009 en tekstbijwerking tot 19-10-2012)



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1958110350 



Uitvoeringsbesluit(en):

2012011398 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2008/43/EG van de Commissie van 4 april 2008 tot instelling van een systeem voor de identificatie en de traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik, overeenkomstig richtlijn 93/15/EEG van de Raad

Art.2.Dit besluit is niet van toepassing op :
  1° springstoffen die onverpakt of in pompwagens worden vervoerd en geleverd om rechtstreeks in het schietgat te worden gelost;
  2° springstoffen die worden vervaardigd op de plaats waar zij tot ontploffing worden gebracht en die nadat zij geproduceerd zijn, onmiddellijk worden geladen (" productie ter plaatse ");
  3° munitie;
  [1 4° lonten, dat wil zeggen niet-exploderende ontstekingsvoorzieningen in de vorm van een snoer;
   5° veiligheidslonten, die bestaan uit een kern van fijngemalen zwart kruit, omhuld door een flexibel weefsel met een of meer beschermende buitenlagen en die, bij ontsteking, branden in een vooraf bepaald tempo zonder extern explosie-effect;
   6° slaghoedjes, die bestaan uit een metalen of kunststof dop met een kleine hoeveelheid van een primair explosief mengsel dat gemakkelijk ontbrandt door wrijving en die dienen als ontstekingselement in kleine wapenpatronen of in ontstekingsmechanismen voor voortdrijvende ladingen.]1
  ----------
  (1)<MB 2012-10-12/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2012>

Art.3. Wat springstoffen in de vorm van patronen en springstoffen in zakken betreft, wordt de unieke identificatie in de vorm van een zelfklevend etiket op elk patroon of elke verpakking aangebracht of rechtstreeks op elk patroon of elke verpakking gedrukt. Op elke kist patronen wordt een corresponderend etiket aangebracht.
  Daarnaast mogen ondernemingen ook op elk patroon of elke verpakking een passief, inert elektronisch merk aanbrengen en op elke kist patronen een corresponderend elektronisch merk aanbrengen.

Art.4. Wat betreft de verpakte springstoffen die uit twee componenten bestaan, wordt de unieke identificatie hetzij in de vorm van een zelfklevend etiket aangebracht, hetzij rechtstreeks gedrukt op elke kleinste verpakkingseenheid die de twee componenten bevat.

Art.5.[1 Wat gewone ontstekers betreft, wordt de unieke identificatie in de vorm van een zelfklevend etiket op de behuizing van de ontsteker aangebracht of rechtstreeks op de behuizing gedrukt. Op elke doos ontstekers wordt een corresponderend etiket aangebracht.
   Daarnaast mogen ondernemingen ook op elke ontsteker een passief, inert elektronisch merk aanbrengen en op elke doos ontstekers een corresponderend elektronisch merk aanbrengen.]1
  ----------
  (1)<MB 2012-10-12/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2012>

Art.6. Wat elektrische, niet-elektrische en elektronische ontstekers betreft, wordt de unieke identificatie hetzij in de vorm van een zelfklevend etiket op de bedrading of de buizen aangebracht, hetzij in de vorm van een zelfklevend etiket op het omhulsel van de ontsteker aangebracht of rechtstreeks op het omhulsel gedrukt. Op elke kist ontstekers wordt een corresponderend etiket aangebracht.
  Daarnaast mogen ondernemingen ook op elke ontsteker een passief, inert elektronisch merk aanbrengen en op elke kist ontstekers een corresponderend elektronisch merk aanbrengen.

Art.7.[1 Wat primers - andere dan die bedoeld in artikel 2 - en boosters betreft, wordt de unieke identificatie in de vorm van een zelfklevend etiket aangebracht, of rechtstreeks op deze primers en boosters gedrukt. Op elke doos van dergelijke primers of boosters wordt een corresponderend etiket aangebracht.
   Daarnaast mogen ondernemingen ook op elke primer of booster een passief, inert elektronisch merk aanbrengen en op elke doos primers of boosters een corresponderend elektronisch merk aanbrengen.]1
  ----------
  (1)<MB 2012-10-12/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2012>

Art.8.[1 Wat slagsnoeren betreft, wordt de unieke identificatie in de vorm van een zelfklevend etiket op de haspel aangebracht of rechtstreeks op de haspel gedrukt. De unieke identificatie wordt om de vijf meter aangebracht op het buitenste omhulsel van het snoer of op het geëxtrudeerde plastic binnenste omhulsel net onder de buitenlaag van het snoer. Op elke doos slagsnoeren wordt een corresponderend etiket aangebracht.
   Daarnaast mogen ondernemingen ook in het snoer een passief, inert elektronisch merk inbrengen en op elke doos snoeren een corresponderend elektronisch merk aanbrengen.]1
  ----------
  (1)<MB 2012-10-12/05, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2012>

Art.9. Betreffende kisten en vaten die springstoffen bevatten, wordt de unieke identificatie in de vorm van een zelfklevend etiket op de kist of het vat aangebracht of rechtstreeks op de kist of het vat gedrukt.
  Daarnaast mogen de ondernemingen ook op elke kist of elk vat een passief, inert elektronisch merk aanbrengen.

Art.10. De ondernemingen mogen ten behoeve van hun klanten afneembare zelfklevende kopieën van het originele etiket op de springstoffen aanbrengen. Om misbruik te voorkomen, wordt op deze kopieën duidelijk zichtbaar vermeld dat het slechts kopieën van het originele etiket zijn.

Art.11. Het punt 5 van het randnummer A2-2 van de bijlage " Klasse A. Ontplofbare stoffen " bij het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling der springstoffen wordt vervangen als volgt :
  " 5. Dynamiet moet in de vorm van patronen worden gebruikt.
  Naast de unieke identificatie moet op het omhulsel van het patroon volgende vermelding staan : " dynamiet, ontplofbare stof ". "

Art.12. Het punt 5 van het randnummer A4-1 van de bijlage " Klasse A. Ontplofbare stoffen " bij hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " 5. Naast de unieke identificatie moet op het omhulsel van deze springstoffen de vermelding " moeilijk ontvlambare springstof, ontplofbare stof. " staan. "

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op [1 5 april 2013]1.
  Brussel, 27 april 2009.
  V. VAN QUICKENBORNE
  ----------
  (1)<MB 2012-10-12/05, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2012>