31 JULI 2009. - Wet tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen en van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-09-2009 en tekstbijwerking tot 30-04-2014)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen
Art. 2-7
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten
Art. 8-12
HOOFDSTUK 4.
Art. 13
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen
Art.2. In artikel 10 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, gewijzigd bij de wet van 11 april 1999, het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 22 februari 2006 en de wet van 1 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 2° wordt opgeheven;
b) in de bepaling onder 6°bis, eerste lid, wordt de zin " Hij dient bij te dragen tot de financiering van bedoelde klachtenregeling. " vervangen door de volgende zin : " Hij dient bij te dragen tot de financiering van bedoelde klachtenregeling en in te gaan op elk verzoek om informatie dat hij in het kader van die regeling ontvangt. ";
c) in de bepaling onder 6°bis, derde lid, wordt,tussen het tweede en het derde streepje, een streepje ingevoegd, luidende :
" - de toetredingsmodaliteiten tot de buitengerechtelijke klachtenregeling; Hij kan de CBFA ook gelasten om de aanvragen om toetreding en uittreding te verzamelen en het systeem daarvan in kennis te stellen; ";
d) in de bepaling onder 6°bis, derde lid, wordt het derde streepje, waarvan de bestaande tekst het vierde streepje zal vormen, aangevuld met de volgende woorden :
" Hij kan ook de modaliteiten voor de betaling van de bijdragen regelen en de CBFA met de inning van die bijdragen belasten; ";
e) er wordt een bepaling onder 8° ingevoegd,luidende :
" 8° Voldoen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en aan de besluiten ter uitvoering daarvan, voor zover deze wetgeving van toepassing is op de betrokken tussenpersoon. "
Art.3.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 april 1999, het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 22 februari 2006 en de wet van 1 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) [1 ...]1
b) [2 ...]2
c) er wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidende :
" § 3bis. In afwijking van paragraaf 3 :
1° blijft, voor de personen die in het register van de verzekeringstussenpersonen ingeschreven zijn geweest krachtens de bij artikel 18 vastgestelde overgangsmaatregelen in verband met de beroepskennis, zoals dat was opgesteld vóór het werd gewijzigd bij de wet van 22 februari 2006, en daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, de vrijstelling verworven van de verplichting om het bewijs te leveren dat zij over de vereiste beroepskennis beschikken, wanneer zij binnen de vijf jaar verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven, ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft.
Bovendien hoeven voornoemde personen, wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die verstreken is sinds hun weglating uit dat register, het in paragraaf 3, eerste lid, 2°, bedoelde getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs niet voor te leggen;
2° hoeven de andere dan de in de bepaling onder 1° bedoelde personen die al in het register van de verzekeringstussenpersonen ingeschreven zijn geweest, maar daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, wanneer zij binnen de vijf jaar verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft, niet te bewijzen dat zij voldoen aan de vereisten inzake beroepskennis waaraan zij bij hun vorige inschrijving al geacht werden te voldoen.
Bovendien hoeven voornoemde personen, wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die verstreken is sinds hun weglating uit dat register, het in paragraaf 3, eerste lid, 2°, bedoelde getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs niet voor te leggen.
De in het vorige lid bepaalde afwijkingen zijn niet van toepassing als de weglating uit het register voortvloeit uit een schrappingsmaatregel die is genomen op grond van een inbreuk op de vereisten inzake beroepskennis.
De bepalingen van de vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op de personen die als verantwoordelijken voor de distributie zijn aangewezen. ";
d) [2 ...]2
e) [2 ...]2
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2011>
(2)<W 2014-04-04/23, art. 338, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
Art.4. In artikel 13bis, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 februari 2006 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, worden de woorden " in artikel 10, eerste lid, 2°, 4°, 6°bis en 7° " vervangen door de woorden " in artikel 10, eerste lid, 4°, 6°bis en 7° ".
Art.5. In artikel 16 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 februari 2006, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art.6. In artikel 17, § 1, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 februari 2006 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, worden de woorden " in artikel 10, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 6°bis, 7°, en 10bis " vervangen door de woorden " in de artikelen 10, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6°, 6°bis, 7°, en 10bis ".
Art.7.
<Opgeheven bij W 2014-04-04/23, art. 339, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten
Art.8. Artikel 8, eerste lid, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, wordt aangevuld met een bepaling onder 11°, luidende :
" 11° voldoen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en aan de besluiten ter uitvoering daarvan, voor zover deze wetgeving van toepassing is op de betrokken tussenpersoon. ".
Art.9. In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Een agent in bank- en beleggingsdiensten mag geen mandaat of volmacht hebben op een rekening van zijn cliënten, tenzij van inwonende gezinsleden en van handelsvennootschappen waarvan hij effectief leider is, noch zelf financiële instrumenten of rekeningboekjes van cliënten bijhouden of in open bewaargeving houden. "
2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende :
" § 5. Wanneer de bevoegde autoriteit vaststelt dat de samenwerking tussen een agent in bank- en beleggingsdiensten en zijn principaal wordt beëindigd, schrapt zij de betrokken agent uit het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, na hem daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld. ".
Art.10. In artikel 11 § 1, van dezelfde wet, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
" 3° hij mag op geen enkel ogenblik in contanten of op rekening gelden en financiële instrumenten ontvangen en bijhouden, of in een debetpositie staan ten aanzien van de spaarder of belegger; hij mag geen mandaat of volmacht hebben op een rekening van zijn cliënten, tenzij van inwonende gezinsleden en van handelsvennootschappen waarvan hij effectief leider is, noch zelf financiële instrumenten of rekeningboekjes van cliënten bijhouden of in open bewaargeving houden. ".
Art.11. Artikel 18 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
" § 3. In geval van faillietverklaring van een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten schrapt de CBFA de betrokken tussenpersoon uit het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en stelt zij de betrokkene daarvan in kennis. ".
Art.12. In artikel 23 van dezelfde wet wordt paragraaf 2 opgeheven.
HOOFDSTUK 4.
Art. 13.
<Opgeheven bij W 2014-04-04/23, art. 340, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2014>