7 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het opzetten van een experiment voor de toekenning van een persoonsgebonden budget aan bepaalde personen met een handicap(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-01-2009 en tekstbijwerking tot 10-12-2013)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Doelgroep.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Het voortraject.
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Vergoeding van de ondersteuning.
Art. 6-7
HOOFDSTUK V. - De zorgaanbieder.
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - Bescherming van de budgethouder.
Art. 9-11
HOOFDSTUK VII. - De verhouding tussen de persoon met een handicap en de zorgaanbieder.
Art. 12
HOOFDSTUK VIII. - Cumulatie met andere vormen van bijstand.
Art. 13-14
HOOFDSTUK IX. - Uitbetaling van het PGB.
Art. 15
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 16-17
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Binnen de perken van de daarvoor op de begroting vastgelegde kredieten kan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, hierna het agentschap te noemen, aan maximaal tweehonderd door het agentschap bepaalde personen met een handicap een persoongebonden budget, hierna PGB te noemen, toekennen, voor maximaal twee jaar en bij wijze van experiment.
[1 Na afloop van de periode van twee jaar, vermeld in het eerste lid, [2 kunnen]2 de personen met een handicap, vermeld in het eerste lid, hun PGB continueren tot op 31 december [3 2014]3.]1
----------
(1)<BVR 2010-12-17/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2010>
(2)<BVR 2011-12-16/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-12-2011>
(3)<BVR 2013-11-08/14, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.2. Het PGB heeft tot doel de sturing van het zorgaanbod door personen met een handicap te verhogen door de gehele of gedeeltelijke tenlasteneming van de ondersteuning die de persoon met een handicap vrij kan kiezen. Die ondersteuning is elke immateriële hulp en elke vorm van hulp- en dienstverlening die met het oog op hun maatschappelijke integratie aan personen met een handicap wordt verstrekt.
HOOFDSTUK II. - Doelgroep.
Art.3. § 1. Alleen meerderjarige personen die voldoen aan al de volgende voorwaarden, komen voor een PGB in aanmerking :
1° gedomicilieerd zijn in ofwel de regio Groot-Antwerpen ofwel de regio Halle-Vilvoorde;
2° erkend zijn als persoon met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
3° al tenminste drie jaar wachten op een urgente oplossing. Dat kan blijken uit ofwel :
a) de registratie met minstens urgentiecode 3 in de Centrale Zorgvraag Registratie, vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap;
b) een nog niet ingewilligde aanvraag voor een persoonlijke-assistentiebudget, vermeld in artikel 2, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, die werd ingediend voor 2005.
In afwijking van het eerste lid kan het agentschap beslissen om bepaalde personen met een handicap die al in een residentiële voorziening verblijven of die al gebruik maken van een persoonlijke-assistentiebudget, toch te laten deelnemen aan dit experiment.
§ 2. Het agentschap bepaalt het model van de aanvraag om een PGB te verkrijgen en stelt de wijze van indiening vast.
Art.4. De personen met een handicap en de zorgaanbieders die aan het experiment deelnemen, leveren alle relevante informatie aan de onderzoeksequipe die zorgt voor de wetenschappelijke begeleiding van het experiment. De deelnemers verbinden er zich verder toe om alle medewerking te verlenen aan het wetenschappelijk onderzoek.
HOOFDSTUK III. - Het voortraject.
Art.5. § 1. De personen met een handicap aan wie een PGB wordt toegekend, doorlopen een voortraject, georganiseerd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap bijzondere subsidies aan voorzieningen kan toekennen, om hun persoonlijke levensdoelstellingen, keuzes en visie op de organisatie van hun ondersteuning duidelijker te maken.
§ 2. Het voortraject bestaat uit de volgende fasen :
1° vraagverduidelijking;
2° opmaak van een ondersteuningsplan;
3° inschaling;
4° toets van het ondersteuningsplan;
5° toewijzing van het budget;
6° trajectbegeleiding.
Het agentschap bepaalt de nadere regels, vorm en inhoud van de fasen, vermeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK IV. - Vergoeding van de ondersteuning.
Art.6.Het agentschap bepaalt de hoogte van het PGB op basis van de resultaten van het voortraject.
[1 Het door het agentschap bepaalde PGB, vermeld in het eerste lid, wordt vanaf 1 januari 2012 jaarlijks aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1999 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule :
bedrag van het jaar x = (bedrag van het jaar x-1 x G-index december jaar x-1)/G-index december jaar x-2
Als het overeenkomstig het tweede lid berekende bedrag van het jaar x lager is dan het bedrag van het jaar x-1, wordt de aanpassing van de bedragen, vermeld in het tweede lid, niet toegepast, maar verrekend met de volgende indexaanpassing. In dat geval worden de bedragen, vermeld in het tweede lid, van dat volgende jaar aangepast, rekening houdend met het feit dat de noemer van de breuk gevormd wordt door de noemer die gebruikt wordt voor de berekening van de bedragen van het voorgaande jaar.]1
----------
(1)<BVR 2011-12-16/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-12-2011>
Art.7. Het agentschap bepaalt de bijstandsvormen waarvoor het PGB gebruikt mag worden en welke bijstand met het PGB vergoed kan worden.
HOOFDSTUK V. - De zorgaanbieder.
Art.8. § 1. Zorgaanbieders die al door het agentschap erkend zijn, kunnen deelnemen aan het experiment. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap is niet van toepassing op overeenkomstig dit experiment ingevulde plaatsen.
§ 2. Zorgaanbieders die niet door het agentschap erkend zijn en voldoen aan de door het agentschap vastgestelde voorwaarden kunnen deelnemen aan het experiment nadat ze een licentieovereenkomst hebben gesloten met het agentschap. Door die licentieovereenkomst te sluiten wordt de zorgaanbieder erkend door het agentschap voor de duur van het experiment. Het agentschap bepaalt de vorm en verdere inhoud van die overeenkomst.
Het eerste lid is ook van toepassing op zorgaanbieders die wel door het agentschap erkend zijn, maar in het kader van het experiment zorgvormen aanbieden die buiten hun erkenning vallen.
§ 3. De kwaliteitseisen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, zijn van toepassing op overeenkomstig dit experiment verleende ondersteuning.
HOOFDSTUK VI. - Bescherming van de budgethouder.
Art.9. De personen met een handicap die deelnemen aan het experiment, kunnen zich, zowel tijdens het voortraject als in de loop van het experiment, laten bijstaan door diensten voor onafhankelijke vraagverduidelijking, de multidisciplinaire teams, vermeld in artikelen 22 tot en met 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, gebruikersverenigingen, door gebruikersverenigingen, door diensten voor ambulante begeleiding die door het agentschap erkend zijn of door onafhankelijke budgethoudersverenigingen.
Het agentschap bepaalt de nadere voorwaarden waaronder de diensten, vermeld in het eerste lid, kunnen intekenen om deel te nemen aan het experiment, en stelt de nadere regels, taken en de wijze van financiering voor die ondersteuning vast.
Art.10. De personen met een handicap die aan het experiment deelnemen, behouden hun zorgvraagregistratie en de urgentiecode, vermeld in artikelen 13 en 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap, of in voorkomend geval hun prioriteit voor het verkrijgen van een persoonlijke-assistentiebudget.
Art.11. De zorgvragen van de personen met een handicap die deelnemen aan het experiment, worden na afloop van het experiment bij voorrang behandeld.
HOOFDSTUK VII. - De verhouding tussen de persoon met een handicap en de zorgaanbieder.
Art.12. De personen met een handicap kiezen in alle vrijheid de zorgaanbieder waarvan zij gebruik willen maken. Tussen de persoon met een handicap en de zorgaanbieder wordt een contract gesloten. Het agentschap bepaalt de vorm en de bepalingen die dat contract minstens moet bevatten.
Elk contract dat gesloten is tussen de persoon met een handicap en een zorgaanbieder in het kader van het PGB, wordt, op straffe van absolute nietigheid, aan het agentschap voorgelegd, overeenkomstig de door het agentschap vastgestelde regels.
HOOFDSTUK VIII. - Cumulatie met andere vormen van bijstand.
Art.13. Het PGB kan niet worden gebruikt ter subsidiëring van kosten waarvan de tenlasteneming krachtens andere wetten, decreten, met uitzondering van het decreet houdende de organisatie van de zorgverzekering, ordonnanties of reglementaire bepalingen tot de bevoegdheid van een andere overheidsdienst dan het agentschap behoort.
Het eerste lid is ook van toepassing op eventuele remgelden die boven op de door een andere overheidsdienst dan het agentschap verleende subsidies gevraagd worden, behalve als het agentschap er anders over beslist.
Art.14. De overeenkomstig het experiment verleende ondersteuning wordt alleen op basis van dit besluit gesubsidieerd.
De zorgaanbieders die deelnemen aan het experiment, kunnen geen andere subsidies krijgen voor bijstand die verleend werd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, dan de subsidies, vermeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK IX. - Uitbetaling van het PGB.
Art.15. Het PGB kan uitbetaald worden in geld, door middel van een voucher of een combinatie van beide. Het agentschap regelt de wijze waarop het PGB uitbetaald wordt.
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.16.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2008 [1 ...]1.
----------
(1)<BVR 2010-12-17/15, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2010>
Art. 17. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.