18 SEPTEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-10-2008 en tekstbijwerking tot 18-07-2024)
Titel I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1-2
Titel II. [1 - Erkenning van de onderzoekscentra]1
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de toekenning van de erkenning
Afdeling 1. - Beginsel
Art. 3, 3/1
Afdeling 2. [1 Hoedanigheid van onderzoeksinstelling ]1
Art. 4
Afdeling 3. [1 Criterium met betrekking tot juridische aspecten ]1
Onderafdeling 1. [1 Rechtspersoonlijkheid ]1
Art. 5
Onderafdeling 2. [1 Voorhandenzijn van een vestigingseenheid in het Waalse Gewest ]1
Art. 6
Afdeling 4. [1 Criterium van interactie, samenwerking en ondersteuning van de industriële sector ]1
Onderafdeling 1. [1 Uitvoering van industriële onderzoeksactiviteiten die voldoen aan de drievoudige economische, maatschappelijke en milieudoelstelling ]1
Art. 6
Afdeling 5. - [1 Samenstelling van een raad van bestuur of een vast comité]1
Onderafdeling 1. [1 Opvolging van de wetenschappelijke en technische vooruitgang ]1
Art. 7
Afdeling 5. [1 - Criterium van wetenschappelijke excellentie en kwaliteit van het onderzoek ]1
Art. 7/1
Afdeling 6. - [1 Het voeren van een algemene en analytische boekhouding]1
Afdeling 4. [1 Criterium van interactie, samenwerking en ondersteuning van de industriële sector ]1
Onderafdeling 1. [1 Uitvoering van industriële onderzoeksactiviteiten die voldoen aan de drievoudige economische, maatschappelijke en milieudoelstelling ]1
Art. 8
Afdeling 7. - [1 Voorhandenzijn van een vestigingseenheid in het Waalse Gewest ]1
Onderafdeling 2. [1 Samenstelling van een raad van bestuur of een vast comité ]1
Art. 9
Afdeling 8. - [1 Opstelling van een strategisch actieplan]1
Onderafdeling 3. [1 Organisatie van de activiteiten in functie van de behoeften en de typologie van de ondernemingen ]1
Art. 10
Afdeling 9. - [1 Publicatie van een jaarverslag]1
Art. 11
Afdeling 10. - [1 Naleving van de normen voor het kwaliteits- en leefmilieumanagement]1
Afdeling 5. [1 Criterium van wetenschappelijke excellentie en kwaliteit van het onderzoek ]1
nderafdeling 1. [1 Opvolging van de wetenschappelijke en technische vooruitgang ]1
Art. 12
Onderafdeling 2. [1 - Naleving van de kwaliteits- en milieubeheersystemen, aangetoond aan de hand van een certificering die uiterlijk bij de eerste audit bedoeld in artikel 31 is verkregen ]1
Afdeling 11. - [1 Organisatie van zijn activiteiten in functie van de behoeften en de typologie van de ondernemingen
Art. 13
Afdeling 12. - [1 Activiteiten inzake technologische voorlichting, transfers en audits ]1
Art. 14
Afdeling 13. - [1 Verspreiding van de resultaten]1
Sectie 6 [1 Strategische visie criterium ]1
Onderafdeling 1. [1 - Opstellen van een strategisch plan ]1
Art. 15
Onderafdeling 2. [1 Publicatie van een jaarverslag ]1
HOOFDSTUK II. [1 - Voorwaarde voor het behoud van de erkenning]1
Afdeling 1. - [1 Beginsel]1
Art. 16
Afdeling 2. - [1 Financiële draagkracht]1
Onderafdeling 3. [1 Informatie die jaarlijks aan de Administratie moet worden meegedeeld]1
Art. 17
HOOFDSTUK III. - Erkenningscommissie
Art. 18
Sectie 7 [1 Sleutelindicator gekoppeld aan de steunmaatregelen voor bedrijven]1
Art. 19-20
[-1 Sectie 8 ]-1 [1 Europese dimensie ]1
Art. 21-22
[-1 Sectie 9 ]-1 [1 Sleutelindicator gekoppeld aan de verspreiding van de resultaten ]1
Art. 23-24
HOOFDSTUK IV. - Erkenningsprocedure
Art. 25-34
HOOFDSTUK V. - Bijkomende opdrachten van de Erkenningscommissie
Art. 35-36, 36/1, 36/2
Titel III. - Strategische doelstellingen en hoofdlijnen
Art. 37
Titel IV. - Tegemoetkomingsaanvragen bedoeld bij het decreet
HOOFDSTUK I. - Evaluatiecriteria voor alle promotoren
Afdeling 1. - Innoverend karakter van het project
Art. 38
Afdeling 2. - [1 Kwaliteit, haalbaarheid en relevantie van het project]1
Art. 39
Afdeling 3. - Valorisering van de innovatie
Art. 40
Afdeling 4. - [1 Bijdrage tot de duurzame ontwikkeling]1
Art. 41
HOOFDSTUK II. - Bijkomende evaluatiecriteria, specifiek aan de ondernemingen
Art. 42-43, 43/1, 44
HOOFDSTUK III. - [1 Specifieke bijkomende evaluatiecriteria voor de onderzoeksinstellingen, de universitaire afdelingen en de afdelingen van een hogeschool]1
Art. 45
HOOFDSTUK IV. [1 - Bijkomende specifieke evaluatiecriteria voor de erkende onderzoekscentra]1
Art. 46, 46/1
HOOFDSTUK V. - Procedures voor de indiening van de tegemoetkomingen
Afdeling 1. - Tegemoetkomingsaanvragen ingediend in het kader van oproepen tot indiening van projecten
Art. 47-54
Afdeling 2. - [1 Tegemoetkomingsaanvragen onderworpen aan de wetenschappelijke, technische, economische, werkgelegenheids-, financiële en duurzame ontwikkelingsbeoordeling buiten de oproepen tot het indienen van projecten]1
Art. 55-60
Afdeling 3. - [1 Tegemoetkomingsaanvragen ingediend in het kader van de subsidies met betrekking tot de procédé-innovaties en de organisatie-innovaties ]1
Art. 61-66
Afdeling 4. - [1 Maximumbedrag van de toelagen voor activiteiten inzake experimentele ontwikkeling ]1
Art. 66/1
Afdeling 5. - [1 Berekening van de termijnen voor de subsidies voor adviesdiensten inzake innovatie en steunverleningsdiensten voor innovatie]1
Art. 66/2
HOOFDSTUK VI. - Popularisering van de wetenschap, het onderzoek en de innovatie
Afdeling 1. - Toelaatbaarheidscriteria
Art. 67
Afdeling 2. - Evaluatiecriteria
Art. 68-69
Titel IV/1. - [1 Tegemoetkomingsaanvragen bedoeld in artikel 109 van het decreet]1
Art. 69/1. [1 De Hoofdstukken I tot V van Titel IV en Titel V zijn van toepassing op de tegemoetkomingsaanvragen.
Titel V. - Subsidie en terugvorderbaar voorschot
HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de subsidies en de terugvorderbare voorschotten
Art. 70-73
HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen voor de terugvorderbare voorschotten
Art. 74-75
HOOFDSTUK III. - Terugbetaling van de subsidie of het terugvorderbare voorschot
Art. 76-78
HOOFDSTUK IV. - Opschorting en intrekking van de subsidie of het terugbetaalbaar voorschot
Art. 79-81
HOOFDSTUK V. - Afzien van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot
Art. 82
Titel VI. - Interdepartementaal opvolgingscomité
Art. 83-84
Titel VII. - Slotbepalingen
Art. 85-89
Bijlage
Art. N
Titel I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "het decreet" : het decreet van 3 juli 2008 betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië;
2° "de Minister" : de Minister bevoegd voor nieuwe technologieën en onderzoek;
3° "de promotor" : één of meerdere rechtspersonen die krachtens het decreet een tegemoetkoming mogen vragen;
4° "het bestuur" : de bestuurlijke diensten van de Regering die de acties van het Waalse Gewest voeren op het vlak van nieuwe technologieën en onderzoek;
5° [1 ...]1;
6° "het project" : de gezamenlijke documenten die van één promotor afkomstig zijn en waarin de nagestreefde doelstellingen en de zowel menselijke als materiële middelen voor de verwezenlijking ervan in termen van product, procédé of dienstverlening omschreven worden;
7° [2 de beleidsgroep "Wetenschappelijk Beleid": de beleidsgroep "Wetenschappelijk Beleid" bedoeld in artikel 2/2 van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie]2
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2017-06-29/20, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Art.2.[1 In de zin van dit besluit worden de woorden "Regering", "industrieel onderzoek", "toegepast onderzoek", "experimentele ontwikkeling", "procédé-innovatie", "organisatie-innovatie", "verantwoordelijke innovatie", "technologische voorlichting", "technologische bewaking", "duurzame ontwikkeling", "buitengewone uitrusting", "principieel bewijs", "kleine onderneming", "middelgrote onderneming", "grote onderneming", "niet-autonome onderneming van beperkte omvang", "onderneming", "onderzoeksinstelling", "universitaire afdeling", "afdeling van een hogeschool", "innoverende starter", "onderzoekscentrum", "erkend onderzoeksinstituut" en "samenwerkingsverband" verstaan zoals ze in het decreet worden omschreven.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Titel II. [1 - Erkenning van de onderzoekscentra]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de toekenning van de erkenning
Afdeling 1. - Beginsel
Art.3.[1 Om erkend te worden in de zin van dit decreet voldoet een onderzoekscentrum op de dag van de erkenningsaanvraag aan de verkrijgingsvoorwaarden waarvan sprake in de artikelen 4 tot 17 ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 3/1.
<Opgeheven bij BWG 2016-02-18/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. [1 Hoedanigheid van onderzoeksinstelling ]1
----------
(1)
Art.4.[1 . Het onderzoekscentrum voldoet aan de definitie van een onderzoeksorganisatie ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. [1 Criterium met betrekking tot juridische aspecten ]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 Rechtspersoonlijkheid ]1
----------
(1)
Art.5.[1 Het onderzoekscentrum beschikt over een rechtspersoonlijkheid ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2. [1 Voorhandenzijn van een vestigingseenheid in het Waalse Gewest ]1
----------
(1)
Art.6.[1 Het onderzoekscentrum beschikt over minstens één vestigingseenheid op het grondgebied van het Waalse Gewest, behalve indien het valt onder de besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de centra belast met de bevordering en de coordinatie van de technische vooruitgang van de verschillende ta0kken van 's lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek ]1.
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-04/44, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4. [1 Criterium van interactie, samenwerking en ondersteuning van de industriële sector ]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 Uitvoering van industriële onderzoeksactiviteiten die voldoen aan de drievoudige economische, maatschappelijke en milieudoelstelling ]1
----------
(1)
Art.6.[1 Het onderzoekscentrum houdt zich permanent op de hoogte van de wetenschappelijke en technische vooruitgang die in België en in het buitenland wordt geboekt op gebieden waarvoor ze de vaardigheden bezit en die gekenmerkt zijn door een hoog potentieel aan industriële innovaties.
Het neemt regelmatig contact op met de ondernemingen om hen haar diensten terzake aan te bieden.]1
----------
(1)<BWG 2016-02-18/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. - [1 Samenstelling van een raad van bestuur of een vast comité]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 Opvolging van de wetenschappelijke en technische vooruitgang ]1
----------
(1)
Art.7.[1 De raad van bestuur of het vast comité van het onderzoekscentrum omvat minstens 50 percent vertegenwoordigers van de ondernemingen met een evenwichtige verspreiding, afhankelijk van de sector, tussen kleine en middelgrote ondernemingen enerzijds en grote ondernemingen anderzijds. Deze vertegenwoordigers van de ondernemingen zijn personen die onderzoeks- of leidinggevende functies uitoefenen in ondernemingen van een sector of een domein beoogd door het onderzoekscentrum.
Het voorzitterschap van de raad van bestuur of van het vast comité komt een vertegenwoordiger van de ondernemingen toe.
De raad van bestuur of het vast comité kan in eigen kring een technisch comité oprichten dat belast is met de bekrachtiging en de mededeling van de te verwezenlijken activiteiten inzake onderzoek, technologische bewaking en technologische voorlichting. Bij die mededeling wordt, inzake vertrouwelijkheid, het belang geëerbiedigd van het onderzoekscentrum of van de onderneming die zijn partners of klanten zijn.
De raad van bestuur verwelkomt ook een waarnemer van de Administratie. ]1
----------
(1)<BWG 2016-02-18/07, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. [1 - Criterium van wetenschappelijke excellentie en kwaliteit van het onderzoek ]1
----------
(1)
Art. 7/1.
<Opgeheven bij BWG 2016-02-18/07, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 6. - [1 Het voeren van een algemene en analytische boekhouding]1
----------
(1)
Afdeling 4. [1 Criterium van interactie, samenwerking en ondersteuning van de industriële sector ]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 Uitvoering van industriële onderzoeksactiviteiten die voldoen aan de drievoudige economische, maatschappelijke en milieudoelstelling ]1
----------
(1)
Art.8.[1 Het onderzoekscentrum heeft ook als opdracht het uitvoeren van onderzoeksactiviteiten, activiteiten voor de innovatiebevordering en diensten met een industrieel doel die:
1° hoofdzakelijk onder het industrieel onderzoek of de experimentele ontwikkeling vallen;
2° de belangstelling zouden kunnen wekken van ondernemingen die geconfronteerd worden met de behoeften van een sector of een vakgebied;
3° de ontwikkeling of de instandhouding van haar know-how of haar vaardigheden als gevolg hebben;
4° deel uitmaken van een regionale en internationale context, rekening houdend met de economische, ecologische en sociale doelstellingen waaraan Wallonië moet beantwoorden]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 7. - [1 Voorhandenzijn van een vestigingseenheid in het Waalse Gewest ]1
----------
(1)
Onderafdeling 2. [1 Samenstelling van een raad van bestuur of een vast comité ]1
----------
(1)
Art.9.[1 De raad van bestuur of het vast comité van het onderzoekscentrum omvat minstens 50 percent vertegenwoordigers van de ondernemingen met een evenwichtige verspreiding, afhankelijk van de sector, tussen kleine en middelgrote ondernemingen enerzijds en grote ondernemingen anderzijds. Deze vertegenwoordigers van de ondernemingen zijn personen die onderzoeks- of leidinggevende functies uitoefenen in ondernemingen van een sector of een domein beoogd door het onderzoekscentrum.
Het voorzitterschap van de Raad van Bestuur of het vast comité wordt toevertrouwd aan een persoon die door de bedrijven wordt aangesteld of aan een academisch en industrieel co-voorzitterschap.
De Raad van Bestuur of het vast comité kan een technisch comité en/of een adviescomité oprichten, met name samengesteld uit actoren uit het bedrijfs-, het sociaal en het milieu leven, dat belast is met de bekrachtiging en de mededeling per schrijven van de te verwezenlijken onderzoeksactiviteiten.
De Raad van Bestuur of het vast comité verwelkomt een waarnemer van de Administratie of zijn plaatsvervanger ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 8. - [1 Opstelling van een strategisch actieplan]1
----------
(1)
Onderafdeling 3. [1 Organisatie van de activiteiten in functie van de behoeften en de typologie van de ondernemingen ]1
----------
(1)
Art.10.[1. Het erkende onderzoekscentrum organiseert, in samenwerking met universiteiten en onderzoekscentra, eventueel via massificatie, zijn activiteiten in functie van de behoeften en typologie van de bedrijven, en controleert de gevolgen, voornamelijk op het weefsel van kleine en middelgrote ondernemingen.
Daartoe ontwikkelt het de geschikte instrumenten, meer bepaald in overleg met "Wallonie Entreprendre" en met het Bestuur ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 9. - [1 Publicatie van een jaarverslag]1
----------
(1)
Art.11.[1 Het erkende onderzoekscentrum brengt een jaarverslag uit waarin het verloop en de resultaten van zijn verschillende activiteitensoorten uiteengezet worden. Dat verslag omvat minstens de volgende rubrieken :
1° de samenstelling van de raad van bestuur of van het vast comité;
2° de samenstelling van het technisch comité;
3° de samenvatting van de financiële resultaten van het jaar en de evolutie van het personeel;
4° de lopende onderzoeksprogramma's;
5° de voornaamste resultaten van de voleindigde onderzoeksdaden en de industriële impact van de activiteiten inzake technologische bewaking;
6° de gestructureerde samenwerkingsverrichtingen;
7° de verworven kwaliteitsnormen;
8° de voor de ondernemingen beschikbare diensten;
9° de waardevolle uitrustingen;
10° de instrumenten voor de verspreiding van de resultaten.]1
----------
(1)<BWG 2016-02-18/07, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 10. - [1 Naleving van de normen voor het kwaliteits- en leefmilieumanagement]1
----------
(1)
Afdeling 5. [1 Criterium van wetenschappelijke excellentie en kwaliteit van het onderzoek ]1
----------
(1)
nderafdeling 1. [1 Opvolging van de wetenschappelijke en technische vooruitgang ]1
----------
(1)
Art.12.[1 Het onderzoekscentrum houdt zich permanent op de hoogte van de wetenschappelijke en technische vooruitgang die in België en in het buitenland wordt geboekt op gebieden waarvoor ze de vaardigheden bezit en die gekenmerkt zijn door een hoog potentieel aan industriële innovaties.
In het kader van deze bewaking neemt hij contact op met de ondernemingen om hen zijn diensten terzake aan te bieden ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2. [1 - Naleving van de kwaliteits- en milieubeheersystemen, aangetoond aan de hand van een certificering die uiterlijk bij de eerste audit bedoeld in artikel 31 is verkregen ]1
----------
(1)
Afdeling 11. - [1 Organisatie van zijn activiteiten in functie van de behoeften en de typologie van de ondernemingen
----------
(1)
Art.13.[1 m zijn bekendheid in de wetenschappelijke en industriële gemeenschap en de reputatie van zijn dienstverlening en zijn producten te vestigen, voldoet het erkend onderzoekscentrum aan de normen voor het kwaliteitsmanagement en aan de normen voor het leefmilieumanagement die essentieel zijn in de gebieden waaronder zijn activiteiten vallen ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 12. - [1 Activiteiten inzake technologische voorlichting, transfers en audits ]1
----------
(1)
Art.14.[1 Het erkende onderzoekscentrum verwezenlijkt voor de ondernemingen die om zijn wetenschappelijke of technische expertise vragen in de gebieden waarvoor het de vaardigheden bezit, met zijn eigen menselijke en materiële middelen, activiteiten inzake technologische voorlichting of transfers in de vorm van dienstverlenende prestaties die bestaan uit technologische audits verbonden aan procédés of producten of in de vorm van adviezen voor de oriëntering van de ondernemingen naar technologische vaardigheden, met inbegrip van die welke de andere onderzoekscentra, de universitaire of de hogeschoolafdelingen aanbieden.
In voorkomend geval kan het erkend onderzoekscentrum in overleg werken met de universitaire afdelingen en de afdelingen van hogescholen om de technologische transfer naar het industriële weefsel te bevorderen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-02-18/07, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 13. - [1 Verspreiding van de resultaten]1
----------
(1)
Sectie 6 [1 Strategische visie criterium ]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Opstellen van een strategisch plan ]1
----------
(1)
Art.15.[1 Ter staving van de erkenningsaanvraag maakt het onderzoekscentrum een plan over waarin de acties die hij voornemens is te ondernemen in de zestig komende maanden, omschreven worden. Dit betreft de manier waarop het past in (i) de Waalse en Europese strategische richtlijnen, (ii) het onderzoeks- en innovatielandschap, (iii) het Waalse industriële weefsel, (iv) de doelstelling van duurzame ontwikkeling en (v) de verwachte bijdrage aan de ontwikkeling van het Waals Gewest door middel van gekwantificeerde en meetbare indicatoren.
Het door de Raad van bestuur of het Vast comité goedgekeurde plan wordt jaarlijks bijgewerkt en per post aan de Administratie overgemaakt ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2. [1 Publicatie van een jaarverslag ]1
----------
(1)
HOOFDSTUK II. [1 - Voorwaarde voor het behoud van de erkenning]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Beginsel]1
----------
(1)
Art.16.[1 Het erkende onderzoekscentrum brengt een jaarverslag uit waarin het verloop en de resultaten van zijn verschillende activiteitensoorten uiteengezet worden. Dat verslag omvat minstens de volgende rubrieken:
1° de samenstelling van de raad van bestuur of van het vast comité;
2° de samenstelling van het technisch comité of van het adviescomité;
3° de samenvatting van de financiële resultaten van het jaar en de evolutie van het personeel;
4° de lopende onderzoeksprogramma's;
5° de voornaamste resultaten van de voleindigde onderzoeksdaden en hun economische, milieu- en sociale impact;
6° de gestructureerde samenwerkingsverrichtingen;
7° de verworven kwaliteitsnormen;
8° de voor de ondernemingen beschikbare diensten;
9° uitrusting waarvan de aankoopprijs meer dan 20.000 euro bedraagt;
10° de instrumenten voor de verspreiding van de resultaten ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - [1 Financiële draagkracht]1
----------
(1)
Onderafdeling 3. [1 Informatie die jaarlijks aan de Administratie moet worden meegedeeld]1
----------
(1)
Art.17.[1 Jaarlijks deelt het onderzoekscentrum per post aan de Administratie het volgende mee:
1° een gedetailleerde toestand van de algemene boekhouding (balans en interne resultatenrekening) zoals goedgekeurd door de jaarlijkse algemene vergadering of de algemene raad;
2° een overzicht van de verdeling van de hulpbronnen volgens hun oorsprong overeenkomstig de bijlage;
3° het bestand van het onderzoekscentrum, in voltijds equivalenten verdeeld tussen de onderzoekers, de technici en het administratief personeel.
Het onderzoekscentrum houdt ter beschikking van de Administratie:
1° de bestemming van de hulpbronnen per project;
2° de verdeling van de kosten volgens hun bestemming;
3° de financiering van de verschillende kosten ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK III. - Erkenningscommissie
Art.18.De Erkenningscommissie waarvan sprake in artikel 76 van het decreet bestaat uit :
1° één vertegenwoordiger van de Minister-President;
2° één vertegenwoordiger van de Minister van Economie;
3° één vertegenwoordiger van de Minister;
4° twee leden van het Bestuur;
6° één expert met een wetenschappelijke oriëntatie;
7° één expert met een economische en financiële oriëntatie;
8° één expert inzake certificering;
9° vier vertegenwoordigers van de [1 beleidsgroep "Wetenschappelijk Beleid"]1 aangewezen door de de "Conseil économique et social de la Région Wallonne".
----------
(1)<BWG 2017-06-29/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Sectie 7 [1 Sleutelindicator gekoppeld aan de steunmaatregelen voor bedrijven]1
----------
(1)
Art.19.[1. De verhouding die jaarlijks wordt berekend volgens de formule in de bijlage bedraagt gemiddeld minimaal 30, berekend over drie kalenderjaren.
Het percentage bedoeld in het vorige lid bedraagt echter 25 voor de kalenderjaren 2024 tot en met 2026 ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.20. Het mandaat van een lid van de Erkenningscommissie verstrijkt op het einde van het zesde kalenderjaar volgend op het jaar waarin de Regering hem benoemt heeft. Het is hernieuwbaar.
[-1 Sectie 8 ]-1 [1 Europese dimensie ]1
----------
(1)
Art.21.[1 Het onderzoekscentrum dient, in het kader van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie "Horizon Europe" of enig daaropvolgend programma en over een periode van drie kalenderjaren, minimaal 6 aanvragen in die de door de Europese Commissie vastgestelde financieringsdrempel bereiken.
Het aantal dossiers bedoeld in het vorige lid bedraagt echter 3 voor de kalenderjaren 2024 tot en met 2026 ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.22.De Erkenningscommissie vergadert minstens [1 een]1 keer per jaar. Zij beraadslaagt op rechtsgeldige wijze als minstens acht leden aanwezig zijn. Zij treft elke beslissing bij absolute [2 meerderheid der aanwezige of vertegenwoordigde leden]2.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2024-04-04/44, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
[-1 Sectie 9 ]-1 [1 Sleutelindicator gekoppeld aan de verspreiding van de resultaten ]1
----------
(1)
Art.23.[1 Het onderzoekscentrum kan aantonen dat het over een periode van drie kalenderjaren ten minste 75 activiteiten heeft ontplooid voor de brede verspreiding van resultaten via publicaties in wetenschappelijke tijdschriften met leescomité, wetenschappelijke conferenties en verspreidingsseminars als spreker, het opstellen van nieuwe normen voor de sector, patenteren en het opstellen van technische informatienota's.
Het aantal activiteiten voor de verspreiding van de resultaten bedoeld in het vorige lid bedraagt echter 50 voor de kalenderjaren 2024 tot en met 2026 ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art.9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.24. De Erkenningscommissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ze ter goedkeuring aan de Minister voorlegt.
HOOFDSTUK IV. - Erkenningsprocedure
Art.25.[1 Het Onderzoeks[2 centrum]2]1 dat erkend wenst te worden dient zijn erkenningsaanvraag in door het formulier waarvan het model door de Minister bepaald wordt op voorstel van de Erkenningscommissie behoorlijk ingevuld naar het Bestuur te zenden.
Het Bestuur bericht ontvangst van de aanvraag binnen de vijf [1 werkdagen]1 na ontvangst ervan en gaat na of de aanvraag volledig is.
Als het Bestuur vaststelt dat de aanvraag onvolledig is, vraagt het de aanvullende gegevens op [1 bij het Onderzoeks[2 centrum]2]1 [1 binnen de maand na]1 de ontvangst van de aanvraag. Als [1 het Onderzoek[2 centrum]2]1 geen gevolg geeft aan dat verzoek [1 binnen de maand na]1 ontvangst ervan, wordt het geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.26.[1 Binnen twee maanden na de ontvangst van de volledige erkenningsaanvraag richt het Bestuur een verslag aan de Erkenningscommissie waarin een afschrift van de erkenningsaanvraag en een samenvatting begrepen zijn.
Bij haar eerste of tweede vergadering na de ontvangst van het verslag van het Bestuur, werkt de Erkenningscommissie het voorstel uit waarvan sprake in artikel 76 van het decreet.
Binnen de vijf werkdagen na de vergadering waarin zij haar voorstel heeft uitgewerkt, richt de Erkenningscommissie dat voorstel aan het Onderzoeks[2 centrum]2. Binnen de maand na de ontvangst van het voorstel kan het Onderzoeks[2 centrum]2 een schriftelijke uiteenzetting aan de Erkenningscommissie richten met de redenen waarom het meent niet te kunnen instemmen met de inhoud ervan.
Binnen de vijf werkdagen na ofwel de ontvangst van de uiteenzetting waarvan sprake in lid 3, ofwel het verstrijken van de termijn van één maand waarvan sprake in hetzelfde lid richt de Erkenningscommissie haar voorstel aan de Minister samen met de eventuele uiteenzetting van het Onderzoeks[2 centrum]2t. Die termijn van vijf werkdagen wordt op één maand gebracht als de Erkenningscommissie een in functie van die uiteenzetting significant gewijzigd voorstel aan de Minister richt.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.27.[1 Op de voordracht van de Minister beslist de Regering over de erkenningsaanvraag.
Wanneer de Regering de erkenningsaanvraag inwilligt, neemt de Minister een erkenningsbesluit aan.
Wanneer de Regering de erkenningsaanvraag niet inwilligt, brengt de Minister of het Bestuur het Onderzoeks[2 centrum]2 daar bij ter post aangetekend schrijven of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend, van op de hoogte.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.28.De erkenning [1 van het Onderzoek[2 centrum]2]1 heeft een onbepaalde duur, tenzij die erkenning ingetrokken wordt overeenkomstig artikelen 32, 33 en 34.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.29.In geval van fusie tussen [1 meerdere onderzoekscentra, erkend krachtens het decreet van 5 juli 1990 betreffende de bijstand en de tussenkomsten van het Waalse Gewest voor het onderzoek en de technologieën]1 geeft de nieuw opgerichte eenheid kennis van de fusie aan de Minister, die van ambtswege een nieuw erkenningsbesluit aanneemt. Binnen de twaalf maanden wordt er een audit uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 30 en 31, lid 1.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.30.[2 Het onderzoekscentrum]2 wordt periodiek aan audits onderworpen om na te gaan of het blijft beantwoorden aan elke erkenningsvoorwaarde waarvan sprake in de [2 artikelen 4 [3 tot 17.]3-2. [1 ...]1.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BWG 2024-04-04/44, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.31.De audits waarvan sprake in de artikelen 29 en 30 worden uitgevoerd op initiatief van de erkenningscommissie of op initiatief van het Bestuur. [2 De Minister bepaalt de te volgen procedure en de draagwijdte van de audits.]2 De kosten van de audits worden door het Waalse Gewest overgenomen. Het auditverslag wordt aan het Bestuur gericht.
De eerste audit [2 van het onderzoekscentrum]2 vangt aan [3 drie]3 jaar na de]2 aanneming van het desbetreffende erkenningsbesluit.
Elke latere audit [2 van het onderzoekscentrum]2 vangt uiterlijk [ [4 drie]4 jaar]2 na het einde van de vorige audit aan.
----------
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BWG 2024-04-04/44, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(4)<BWG 2024-04-04/44, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.32.[1 De erkenningscommissie doet aan de minister een voorstel tot permanente of tijdelijke intrekking:
1° als uit een audit waarvan sprake in de artikelen 29, 30 en 31 blijkt dat het onderzoekscentrum niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de verkrijging van de erkenning waarvan sprake in de artikelen 5 tot 17;
2° indien het erkende onderzoekscentrum niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden 2bedoeld in artikel 4]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.33.In de [1 twee maanden]1 na de ontvangst van het auditverslag richt het Bestuur een afschrift van het verslag en een synthesenota aan de Erkenningscommissie.
[2 Binnen twee maanden na]2 de ontvangst van het verslag van het Bestuur werkt de Erkenningscommissie het voorstel uit waarvan sprake in artikel 76 van het decreet.
[1 Binnen de vijf werkdagen na de vergadering waarin zij haar voorstel heeft uitgewerkt, richt de Erkenningscommissie dat voorstel [2 aan het erkende onderzoekscentrum]2. Binnen de maand na de ontvangst van het voorstel kan [2 het erkende onderzoekscentrum]2 een schriftelijke uiteenzetting aan de Erkenningscommissie richten met de redenen waarom het meent niet te kunnen instemmen met de inhoud ervan.
Binnen de vijf werkdagen na ofwel de ontvangst van de uiteenzetting waarvan sprake in lid 3, ofwel het verstrijken van de termijn van één maand waarvan sprake in hetzelfde lid richt de Erkenningscommissie haar voorstel aan de Minister samen met de eventuele uiteenzetting [2 van het erkende onderzoekscentrum]2. Die termijn van vijf werkdagen wordt op één maand gebracht als de Erkenningscommissie een in functie van die uiteenzetting significant gewijzigd voorstel aan de Minister richt.]1.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.34.[1 De erkenningscommissie doet aan de minister een voorstel tot permanente of tijdelijke intrekking:
1° als uit een audit waarvan sprake in de artikelen 29, 30 en 31 blijkt dat het onderzoekscentrum niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de verkrijging van de erkenning waarvan sprake in de artikelen 5 tot 17;
2° indien het erkende onderzoekscentrum niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden 2bedoeld in artikel 4 ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK V. - Bijkomende opdrachten van de Erkenningscommissie
Art.35.De Commissie analyseert op verzoek van de Regering of de Minister de activiteiten van elk erkend [2 centrum]2 en stelt oplossingen voor die de samenwerking kunnen aanhalen tussen de [1 erkende [2 onderzoekscentra]2]1 in Wallonië door zich met name te baseren op de strategische doelstellingen en de hoofdlijnen bepaald krachtens artikel 37. De analyse wordt aan de Minister medegedeeld.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.36.[1. Jaarlijks en uiterlijk op 31 maart van elk jaar, verifieert de Commissie of aan de in artikel 4 bedoelde voorwaarde voor het verkrijgen van de erkenning is voldaan, aan de hand van een per post door het erkende onderzoekscentrum toegezonden certificaat dat is afgegeven door een onafhankelijke deskundige die gespecialiseerd is in regelgeving op het gebied van staatssteun.
Elk jaar doet de Commissie het erkende onderzoekscentrum aanbevelingen met betrekking tot de naleving van de in de artikelen 15 tot en met 17 bedoelde erkenningsvoorwaarden, op basis van de door het centrum verstrekte informatie.
Analyses en aanbevelingen worden elk jaar uiterlijk 30 juni per post aan de minister overgemaakt ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-04/44, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 36/1.
<Opgeheven bij BWG 2016-02-18/07, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 36/2.[1 De eerste keer dat een onderzoeksinstelling in aanmerking wil komen voor een toelage, dient ze een formele aanvraag bij de Minister in.
Om voor de in het decreet bedoelde steun in aanmerking te komen, moet de onderzoeksinstelling de drie volgende criteria vervullen :
1° minstens 3 wetenschappelijke publicaties gepubliceerd hebben in een wetenschappelijk tijdschrift met een leescomité tijdens de laatste 5 jaar;
2° zich op de hoogte houden van de wetenschappelijke vooruitgang die in België en in het buitenland wordt geboekt op gebieden waarvoor het de vaardigheden bezit:
3° een maatschappelijk doel hebben dat ertoe strekt onderzoeksactiviteiten te verwezenlijken.
De overeenstemming met de criteria wordt door het Bestuur, dat een advies uitbrengt aan de Minister, gecontroleerd.
De Minister verzoekt om het eensluidend advies van de [3 beleidsgroep "Wetenschappelijk Beleid"]3. Hij stelt die adviezen voor aan de Waalse Regering die beslist of de onderzoeksinstelling in aanmerking komt voor de toelagen m.b.t. haar activiteiten van [2 ...]2 industrieel onderzoek.]1
[2 Als de onderzoeksinstelling als in aanmerking komend wordt verklaard, geldt dat voor een periode van 36 maanden]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-05-15/51, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BWG 2017-06-29/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Titel III. - Strategische doelstellingen en hoofdlijnen
Art.37.Minstens elke vijf jaar en voor de eerste keer binnen de achttien maanden na de inwerkingtreding van het decreet stelt de Minister in samenwerking met de Minister van Economie aan de Regering voor om de strategische doelstellingen en de hoofdlijnen waarvan sprake in artikel 117 van het decreet te bepalen.
Het voorstel van de Minister heeft meer bepaald betrekking op :
1° de [1 ...]1 vakgebieden die een prioriteit op korte termijn zijn rekening houdend met het Waalse potentieel inzake onderzoek, [1 ...]1 innovatie en [1 economische, sociale en leefmilieuontwikkeling]1;
2° de onderzoeksthema en de [1 ...]1 vakgebieden die een prioriteit op middellange termijn vormen, rekening houdend met de prospectieve onderzoeken en beoordelingen terzake;
3° de nadere organisatie- en werkregels van de samenwerkingsverbanden voor [1 ...]1 innovatie en de andere soorten samenwerkingsverbanden die het decreet vernoemt;
4° de nadere organisatie- en werkregels van de samenwerkingsverbanden voor [1 ...]1 innovatie die opgenomen zijn in de beleidslijnen van de Waalse Regering voor de economische ontwikkeling van het Gewest;
5° de te treffen maatregelen voor de versterking van de ontwikkeling van Wallonië op het vlak van onderzoek en [1 ...]1 innovatie met navolging van de aanbevelingen opgenomen in de Waalse, Belgische, Europese en internationale onderzoeken en studies;
6° de informatie-uitwisselingen, de uitwisselingen van ervaringen en de samenwerkingsverbanden die opgezet moeten worden met de andere Belgische deelgebieden en, in voorkomend geval, met de Europese en internationale instellingen;
7° de eventuele aanpassingen aan de indicatoren bepaald krachtens artikel 123, 1°, van het decreet en de nadere regels voor de inzameling, de analyse en de verspreiding bepaald krachtens artikel 123, 2°, van het decreet.
De Minister verzoekt om de adviezen van de [2 beleidsgroep "Wetenschappelijk Beleid"]2 en van het interdepartementale opvolgingscomité voor de doelstellingen en hoofdlijnen door de Regering aangenomen worden.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2017-06-29/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Titel IV. - Tegemoetkomingsaanvragen bedoeld bij het decreet
HOOFDSTUK I. - Evaluatiecriteria voor alle promotoren
Afdeling 1. - Innoverend karakter van het project
Art.38.Het innoverend karakter van het project wordt beoordeeld en meer bepaald de bijdrage ervan aan de wetenschappelijke vooruitgang in termen van nieuw vergaarde kennis.
[1 ...]1
----------
(1)<BWG 2016-02-18/07, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [1 Kwaliteit, haalbaarheid en relevantie van het project]1
----------
(1)
Art.39.[1 De kwaliteit, de haalbaarheid en de relevantie van het project worden beoordeeld ten opzichte van de technisch-economische noden van het Waalse Gewest.]1.
[2 ...]2
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 44, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - Valorisering van de innovatie
Art.40.Wanneer het project betrekking heeft op activiteiten van [2 ...]2industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, wordt de bekwaamheid van de promotor om de vrucht van zijn activiteiten economisch en op het vlak van de werkgelegenheid te valoriseren, beoordeeld. Die beoordeling heeft met name betrekking op de economische [1 en sociale]1 effecten, de capaciteit van de promotor om een markt te penetreren, het bestaan van een winstgevende markt [1 of van een in te vullen maatschappijbehoefte]1, de perspectieven van de exploitatie door de promotor of een derde en de impact van de intellectuele rechten van concurrerende projecten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 4. - [1 Bijdrage tot de duurzame ontwikkeling]1
----------
(1)
Art.41.[1 De bijdrage van elk project tot de duurzame ontwikkeling, zoals bepaald in het decreet van 27 juni 2013 betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling, wordt beoordeeld. De beoordeling heeft betrekking op de geïntegreerde overweging van de sociale, leefmilieu- en economische impacten van het project op korte en lange termijn.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
HOOFDSTUK II. - Bijkomende evaluatiecriteria, specifiek aan de ondernemingen
Art.42.De financiële degelijkheid van de onderneming wordt beoordeeld door haar te vragen een financieel plan voor te leggen waarin de financiering van het project door de onderneming uiteengezet wordt.
Wanneer het project betrekking heeft op activiteiten inzake [2 ...]2 industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, bevat dat plan de gegevens die het mogelijk maken de financiële draagkracht van de onderneming te beoordelen om enerzijds de activiteiten zorgvuldig uit te voeren en anderzijds de verwachte resultaten te benutten.
Desnoods kunnen de boekhoudkundige en bankbewijzen ter bevestiging van de gegevens van het financiële plan opgevraagd worden.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 48, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.43. De duidelijke risicograad van het project wordt in detail beoordeeld. Die graad kan meer bepaald vastgelegd worden wat betreft de kosten van het project ten opzichte van de omzet van de onderneming, de tijd voor het afstellen van het nieuwe procédé of product, de verwachte voordelen tegenover de kosten van het project of de waarschijnlijkheid van een mislukking.
Art. 43/1.[1 Wanneer het project betrekking heeft op activiteiten inzake [2 ...]2 industrieel onderzoek of inzake experimentele ontwikkeling, wordt de impact van het onderzoeksproject op werkgelegenheid beoordeeld. De beoordeling van de impact heeft betrekking op de dankzij het onderzoeksproject gecreëerde of gehandhaafde werkgelegenheid en houdt rekening van de aan het onderzoek inherente risico's.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-05-15/51, art. 49, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.44.[1 § 1. Als het project waarvoor een tegemoetkoming gevraagd wordt niet aangevat is voor de indiening van de aanvraag, is het aanmoedigende effect automatisch aanwezig indien de tegemoetkomingsaanvraag de volgende informatie omvat :
1° de naam en de omvang van de onderneming;
2° een beschrijving van het project, met inbegrip van de aanvang- en eindedata ervan :
3° de ligging van het project;
4°een lijst van de kosten van het project;
5° de soort steun (toelage, lening, waarborg, terugvorderbaar voorschot, inbreng van eigen vermogen of andere) en het bedrag van de openbare financieringvoor het project.
[2 De volgende tegemoetkomingen maken het voorwerp uit van een kennisgeving aan de Commissie en van een analyse van het aanmoedigende effect volgens de modaliteiten voorzien in de kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie:
1° iedere steun van meer dan 35.000.000 euro waarvan sprake in de artikelen 15 tot 20 van het decreet;
2° iedere steun van meer dan 25.000.000 euro waarvan sprake in de artikelen 21 tot 31 van het decreet;
3° iedere steun van meer dan 8.250.000 euro waarvan sprake in de artikelen 32 tot 34 van het decreet;
4° iedere steun van meer dan 2.200.000 euro waarvan sprake in de artikelen 35 tot 39 van het decreet;
5° iedere steun van meer dan 12.500.000 euro waarvan sprake in de artikelen 46 tot 53 van het decreet;
6° iedere steun van meer dan 2.200.000 euro waarvan sprake in de artikelen 54 tot 57 van het decreet;
7° iedere steun van meer dan 35.000.000 euro waarvan sprake in de artikelen 58 tot 60/5, 73/1 tot 73/4/3 en 93/1 tot 93/7 van het decreet. ". ]2
Indien de tegemoetkoming uit een Eureka-project of een project uitgevoerd door een gemeenschappelijke onderneming opgericht op grond van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bestaat, worden de in de punten 1°en 2°bedoelde bedragen verdubbeld.
Indien de tegemoetkoming in de vorm van een terugvorderbaar voorschot wordt toegekend, worden de in het eerste lid, 1° en 2°, of in het tweede lid bedoelde bedragen met 50 % verhoogd]1.
----------
(1)<BWG 2016-02-18/07, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BWG 2024-04-04/44, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK III. - [1 Specifieke bijkomende evaluatiecriteria voor de onderzoeksinstellingen, de universitaire afdelingen en de afdelingen van een hogeschool]1
----------
(1)
Art.45. De evaluatie heeft betrekking op de uitnemendheid en de ervaring van de onderzoekers of de onderzoeksafdeling in het gebied (de gebieden) waarop het project slaat, met name in termen van publicaties, beschikbaar personeel, activiteiten in het kader van gewestelijke, federale en Europese programma's, internationale samenwerkingsverbanden, industriële samenwerkingsverbanden en valorisering van de onderzoeksresultaten en overeenstemming met de potentiële behoeften van de ondernemingen.
De kwaliteit van de presentatie van het project in functie van met name de duidelijkheid en de relevantie van de antwoorden op zijn vragen wordt eveneens beoordeeld.
HOOFDSTUK IV. [1 - Bijkomende specifieke evaluatiecriteria voor de erkende onderzoekscentra]1
----------
(1)
Art.46.De evaluatie heeft betrekking op de uitnemendheid en de ervaring [2 centrum]2 in het gebied (de gebieden) waarop het project slaat, met name in termen van beschikbaar personeel en apparatuur, activiteiten in het kader van gewestelijke, federale en Europese programma's, internationale samenwerkingsverbanden, industriële samenwerkingsverbanden en valorisering van de onderzoeksresultaten, beheersing van de aankomende technologieën en overeenstemming met de behoeften van de ondernemingen.
De kwaliteit van de presentatie van het project in functie van met name de duidelijkheid en de relevantie van de antwoorden op zijn vragen en de waarde van de wetenschappelijke, technische en functionele begeleiding [1 worden eveneens beoordeeld]1.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.46/1. [1 De financiële degelijkheid van het onderzoekscentrum wordt beoordeeld door haar te vragen een financieel plan voor te leggen waarin de financiering van het project door het centrum uiteengezet wordt.
Wanneer het project betrekking heeft op activiteiten inzake industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, bevat dat plan de gegevens die het mogelijk maken de financiële draagkracht van het onderzoekscentrum te beoordelen om enerzijds de activiteiten zorgvuldig uit te voeren en anderzijds de verwachte resultaten te benutten.
Desnoods kunnen de boekhoudkundige en bankbewijzen ter bevestiging van de gegevens van het financiële plan opgevraagd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-02-18/07, art. 43, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK V. - Procedures voor de indiening van de tegemoetkomingen
Afdeling 1. - Tegemoetkomingsaanvragen ingediend in het kader van oproepen tot indiening van projecten
Art.47. Een document met als opschrift "oproep tot het indienen van projecten" legt de specifieke nadere regels vast voor de verschillende oproepen. De werktaal is het Frans of, in voorkomend geval, het Duits.
Als de strategische doelstellingen en de hoofdlijnen eenmaal door de Regering zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 37, worden de oproepen tot het indienen van projecten uitgevoerd in overeenstemming ermee.
Art.48.De oproep tot het indienen van projecten wordt minstens op de website bekendgemaakt en uiterlijk [1 twee maanden]1 voor de uiterste dag voor de indiening van de projecten. Die oproep bevat minstens :
1° het soort of de soorten afdelingen die een project kunnen indienen;
2° de specificiteiten van de projecten beoogd bij de oproep in wetenschappelijke, technologische, [1 niet-technologische, sociale,]1 industriële of andere termen;
3° de evaluatiecriteria bedoeld in de artikelen 38 tot 46;
4° de beoordelingscriteria eigen aan de oproep;
5° de samenstelling van de jury met minstens één vertegenwoordiger van de Minister, één vertegenwoordiger van de Minister van Economie, vier vertegenwoordigers van de [3 beleidsgroep "Wetenschappelijk Beleid"]3 en één vertegenwoordiger van het Bestuur.
In afwijking daarvan bestaat de jury, wanneer de oproep tot het indienen van projecten een regeringsinitiatief is en betrekking heeft op samenwerkingsverbanden voor [1 ...]1 innovatie, uit industriëlen, vertegenwoordigers van de academische wereld, gespecialiseerd in regionale economieën en [2 ...]2 uit internationale deskundigen;
6° de wijze waarop de jury de projecten rangschikt in functie van de beoordelingscriteria;
7° het globale previsionele tegemoetkomingsbudget dat voor de oproep wordt voorbehouden;
8° de intensiteit(en) van de tegemoetkomingen in de zin van het decreet;
9° de uiterste datum voor de indiening van projecten;
10° de termijn waarin de jury samenkomt, waarbij die termijn niet langer mag duren dan zes maanden na de uiterste datum voor de indiening van de projecten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 54, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 44, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<BWG 2017-06-29/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Art.49.Voor elk project wordt een ontvangstbericht verstuurd aan de promotor [1 binnen de [2 vijf]2 kalenderdagen]1, met vermelding van de datum van ontvangst en de coördinaten van een contactpersoon.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 55, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 45, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.50. Na de uiterste datum voor de indiening van de projecten worden enkel de gegevens in overweging genomen die medegedeeld zijn als antwoord op een verzoek van het Bestuur in het kader van de beoordelingsarbeid. Het verzoek van het Bestuur mag enkel betrekking hebben op bijkomende inlichtingen die niet er niet toe leiden dat onregelmatigheden van het project, zoals aanvankelijk ingediend, verholpen worden.
Art.51.Het Bestuur neemt deel aan het beoordelingsproces door advies uit te brengen op de projecten die zijn ingediend in het kader van de oproepen tot het indienen van projecten.
[1 Het Bestuur beoordeelt de projecten volgens de criteria bepaald in de oproep tot het indienen van projecten met de eventuele hulp van andere departementen van de Waalse Overheidsdienst. Alleen het advies van het Bestuur wordt aan de jury overgemaakt.]1
Het Bestuur kan een beroep doen op onafhankelijke, eventueel internationale deskundigen, om het bij diens taak te helpen.
Het Bestuur deelt zijn mening aan de jury mee in verband met de vraag of een project in aanmerking komt, alsook alle gegevens in verband met de beoordeling van de projecten in hun geheel.
Wanneer de jury de mening van het Bestuur kent over de in aanmerking komende projecten, vergadert hij voor de beoordeling en de rangschikking van de projecten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 56, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.52.[1 Binnen drie weken na]1 ontvangst van het voorstel van de jury over de rangschikking van de projecten neemt de Minister de beslissing betreffende de financiering van de projecten.
Ter afwijking wordt de beslissing door de Regering [1 binnen de maand na ontvangst van het voorstel van de jury]1 getroffen wanneer het een oproep tot het indienen van projecten betreft die door de Regering is verricht, met betrekking tot tegemoetkomingen voor samenwerkingsverbanden inzake [1 ...]1 innovatie. In dat geval wordt het cijfer van de tegemoetkomingen gebracht op het maximum dat het decreet mogelijk maakt.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 57, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.53.Wanneer de Minister of, in het geval waarvan sprake in artikel 52, lid 2, de Regering zijn beslissing genomen heeft, geeft het Bestuur daar kennis van aan elke promotor binnen een termijn van [1 twee weken]1.
De betrokken promotoren kunnen bij het Bestuur inzicht krijgen in de informatie over de motieven voor de weigering van de niet in aanmerking genomen projecten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 58, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.54.Voor de projecten waarvoor een gunstige beslissing is genomen, stelt het Bestuur een ontwerp-overeenkomst op die de betrekkingen regelt tussen het Gewest en de promotor overeenkomstig de beslissing getroffen door de Minister of, in het geval bedoeld in artikel 52, lid 2, door de Regering op grond van het advies van de jury. Die overeenkomst moet ondertekend worden door de promotoren binnen het door de Minister of, in het geval bedoeld in artikel 52, lid 2, door de Regering vastgestelde tijdsbestek. [2 ...]2
De overeenkomst heeft met name betrekking op volgende gegevens :
1° de nadere regels voor de terugbetaling van de terugvorderbare voorschotten;
2° de omschrijving van het project ingediend door de promotor;
3° het werkschema en het tijdschema voor de uitvoering van het project;
4° het budget toegewezen aan het project;
5° de toelaatbare uitgaven;
6° de verplichtingen in verband met de geheimhouding en de vertrouwelijkheid;
7° de nadere regels voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen, meer bepaald de periodiciteit ervan;
8° de gegevens in verband met de intellectuele eigendom en de benutting van de resultaten van het project;
9° de nadere regels voor de bekendmaking van de tegemoetkoming;
10° de nadere regels voor de controle van de clausules van de overeenkomst en van de wetgeving over de overheidsopdrachten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 59, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 46, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [1 Tegemoetkomingsaanvragen onderworpen aan de wetenschappelijke, technische, economische, werkgelegenheids-, financiële en duurzame ontwikkelingsbeoordeling buiten de oproepen tot het indienen van projecten]1
----------
(1)
Art.55.De promotor die een subsidie of een terugvorderbaar voorschot wenst te krijgen dient een project in bij het Bestuur. Voor de aanvraag die wordt ingediend wordt er een ontvangstbericht aan de promotor gericht [1 binnen de [2 vijf]2 kalenderdagen]1, waarbij melding wordt gemaakt van de ontvangstdatum alsmede van de naam van het personeelslid van het Bestuur dat het project behandelt. De werktaal is het Frans of, in voorkomend geval, het Duits.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 61, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 45, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.56.Wanneer het Bestuur niet over alle gegevens beschikt die nodig zijn voor de beoordeling van het project, worden de bijkomende gegevens bij de promotor opgevraagd [1 binnen de maand na]1 indiening van het project.
Als de promotor geen gevolg geeft aan dat verzoek [1 binnen de maand na]1 de ontvangst ervan, wordt hij geacht het project te hebben ingetrokken. In dat geval deelt het Bestuur de promotor mee dat het dossier gesloten is. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van [1 twee weken]1 om een beroep in te dienen bij de Minister en te vragen dat het dossier heropend wordt.
[1 Elk verzoek om bijkomende inlichtingen leidt een nieuwe termijn in van dertig kalenderdagen. In elk geval mag de totale termijn tussen de datum van het bericht van ontvangst van het project en de datum waarop het Bestuur over alle elementen nodig voor de beoordeling van het project beschikt, twee maanden niet overschrijden.]1
[1 Hij mag het Bestuur berichten dat hij om een verlenging voor de indiening van het dossier verzoekt. Het verzoek mag de in het derde lid bedoelde termijn niet met meer dan vier maanden verlengen.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 62, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.57.[1 Binnen een termijn van twee maanden vanaf het moment waarop het de voor de beoordeling van het project nodige elementen beschikt, maakt het Bestuur een gemotiveerd voorstel over de toekenning of de weigering van de aangevraagde steun op, met vermelding met name van de beoordeling van het project volgens de algemene en specifieke criteria.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 63, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.58.[1 Voor elk project waarvoor een tegemoetkoming met een bedrag kleiner dan 150.000 euro wordt verleend, richt het Bestuur het gemotiveerde voorstel aan de Minister.
Voor elk project waarvoor een tegemoetkoming met een bedrag gelijk aan of hoger dan 150.000 euro, wordt het gemotiveerde voorstel door een college onderzocht alvorens het aan de Minister wordt overgemaakt. Het college bestaat uit minstens twee leden van het Bestuur en uit een vertegenwoordiger van de Minister. Het college past indien nodig het gemotiveerde voorstel van beslissing aan en richt het aan de Minister.
Binnen drie weken na ontvangst van het voorstel richt de Minister een principiële beslissing aan het Bestuur dat er de promotor over inlicht. Binnen twee weken na de ontvangst van de principiële beslissing van de Minister kan de promotor een uiteenzetting aan het Bestuur richten met de redenen waarom hij om een nieuwe opening van het dossier verzoekt.
Het Bestuur maakt een bijkomende nota op en maakt bedoelde nota en de uiteenzetting van de promotor aan de Minister over, die kan beslissen om zijn beslissing naar gelang van de nieuwe elementen van het dossier te herzien.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 63, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.59.[1 Als de Minister beslist een tegemoetkoming te verlenen, stelt het Bestuur een ontwerp-overeenkomst op waarbij de betrekkingen tussen het Bestuur en de promotor geregeld worden met inachtneming van het decreet en dit besluit.[2 ...]2]1
De overeenkomst heeft met name betrekking op volgende gegevens :
1° de nadere regels voor de terugbetaling van de terugvorderbare voorschotten;
2° de omschrijving van het project ingediend door de promotor;
3° het werkschema en het tijdschema voor de uitvoering van het project;
4° het budget toegewezen aan het project;
5° de toelaatbare uitgaven;
6° de verplichtingen in verband met de geheimhouding en de vertrouwelijkheid;
7° de nadere regels voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen, meer bepaald de periodiciteit ervan;
8° de gegevens in verband met de intellectuele eigendom en de benutting van de resultaten van het project;
9° de nadere regels voor de bekendmaking van de tegemoetkoming;
10° de nadere regels voor de controle van de clausules van de overeenkomst en van de wetgeving over de overheidsopdrachten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 64, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.60.[1 Binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de beslissing van de Minister tot toekenning van een tegemoetkoming, richt het Bestuur de gemotiveerde beslissing en, in voorkomend geval, de overeenkomst waarvan sprake in artikel 59 aan de promotor.]1.
De betrokken promotoren kunnen bij het Bestuur inzicht krijgen in de informatie over de motieven voor de weigering van de niet in aanmerking genomen projecten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 65, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Afdeling 3. - [1 Tegemoetkomingsaanvragen ingediend in het kader van de subsidies met betrekking tot de procédé-innovaties en de organisatie-innovaties ]1
----------
(1)
Art.61.De promotor die een subsidie wenst te krijgen dient een project in bij het Bestuur [1 ...]1. Voor de aanvraag die wordt ingediend wordt er een ontvangstbericht aan de promotor gericht [1 binnen de [2 vijf]2 kalenderdagen]1, waarbij melding wordt gemaakt van de ontvangstdatum alsmede van de naam van het personeelslid van het Bestuur dat het project behandelt. De werktaal is het Frans of, in voorkomend geval, het Duits.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 66, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 45, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.62.Indien het [1 Bestuur]1 niet over alle noodzakelijke gegevens beschikt voor de beoordeling van het project, vraagt het bijkomende gegevens op bij de promotor [1 binnen [2 drie weken]2 na]1 ontvangst van het project.
Als de promotor geen gevolg geeft aan dat verzoek [1 binnen [2 drie weken]2 na]1 de ontvangst ervan, wordt hij geacht het project te hebben ingetrokken. In dat geval deelt het [1 Bestuur]1 de promotor mee dat het dossier gesloten is. Laatstgenoemde beschikt over een termijn van [1 twee weken]1 om een beroep in te dienen bij de Minister van Economie en te vragen dat het dossier heropend wordt.
[1 Elk verzoek om bijkomende inlichtingen leidt een nieuwe termijn in van dertig kalenderdagen. In elk geval mag de totale termijn tussen de datum van het bericht van ontvangst van het project en de datum waarop het Bestuur over alle elementen nodig voor de beoordeling van het project beschikt, twee maanden niet overschrijden.]1.
[1 Hij mag het Bestuur berichten dat hij om een verlenging voor de indiening van het dossier verzoekt. Het verzoek mag de in het derde lid bedoelde termijn niet met meer dan vier maanden verlengen.]1.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.63.[1 Binnen een termijn van [2 zes weken]2 vanaf het moment waarop het de voor de beoordeling van het project nodige elementen beschikt, maakt het Bestuur een gemotiveerd voorstel over de toekenning of de weigering van de aangevraagde steun op, met vermelding met name van de beoordeling van het project volgens de algemene en specifieke criteria.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 68, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2016-02-18/07, art. 50, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.64.[1 Voor elk project waarvoor een tegemoetkoming met een bedrag kleiner dan 150.000 euro wordt verleend, richt de Minister van Economie het gemotiveerde voorstel aan de Minister.
Voor elk project waarvoor een tegemoetkoming met een bedrag gelijk aan of hoger dan 150.000 euro, wordt het gemotiveerde voorstel door een college onderzocht alvorens het aan de Minister van Economie wordt overgemaakt. Het college bestaat uit minstens twee leden van het Bestuur en uit een vertegenwoordiger van de Minister van Economie. Het college past indien nodig het gemotiveerde voorstel van beslissing aan en richt het aan de Minister van Economie.
Binnen drie weken na ontvangst van het voorstel richt de Minister van Economie een principiële beslissing aan het Bestuur dat er de promotor over inlicht. Binnen twee weken na de ontvangst van de principiële beslissing van de Minister van Economie kan de promotor een uiteenzetting aan het Bestuur richten met de redenen waarom hij om een nieuwe opening van het dossier verzoekt. Het Bestuur maakt een bijkomende nota op en maakt bedoelde nota en de uiteenzetting van de promotor aan de Minister van Economie over, die kan beslissen om zijn beslissing naar gelang van de nieuwe elementen van het dossier te herzien.]1
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 68, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.65.[1 Indien de Minister van Economie beslist een tegemoetkoming te verlenen,]1 stelt [1 het Bestuur]1 een ontwerp-overeenkomst op waarbij de betrekkingen tussen het Gewest en de promotor geregeld worden met inachtneming van het decreet en dit besluit.
De overeenkomst heeft met name betrekking op volgende gegevens :
1° de omschrijving van het project ingediend door de promotor;
2° het werkschema en het tijdschema voor de uitvoering van het project;
3° het budget toegewezen aan het project;
4° de toelaatbare uitgaven;
5° de verplichtingen in verband met de geheimhouding en de vertrouwelijkheid;
6° de nadere regels voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen, meer bepaald de periodiciteit ervan;
7° de gegevens in verband met de intellectuele eigendom en de benutting van de resultaten van het project;
8° de nadere regels voor de bekendmaking van de tegemoetkoming;
9° de nadere regels voor de controle van de clausules van de overeenkomst en van de wetgeving over de overheidsopdrachten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.66.[1 Binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de beslissing van de Minister van Economie tot toekenning van een tegemoetkoming, richt het Bestuur de gemotiveerde beslissing en, in voorkomend geval, de overeenkomst waarvan sprake in artikel 65 aan de promotor.]1
De betrokken promotoren kunnen bij [1 het Bestuur]1 inzicht krijgen in de informatie over de motieven voor de weigering van de niet in aanmerking genomen projecten.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Afdeling 4. - [1 Maximumbedrag van de toelagen voor activiteiten inzake experimentele ontwikkeling ]1
----------
(1)
Art.66/1. [1 Het bedrag van de in artikel 25/1 van het decreet bedoelde tegemoetkoming is 150.000 euro. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-02-18/07, art. 51, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. - [1 Berekening van de termijnen voor de subsidies voor adviesdiensten inzake innovatie en steunverleningsdiensten voor innovatie]1
----------
(1)
Art.66/2. [1 Voor de berekening van het totale bedrag van 200.000 euro bedoeld in artikel 57 van het decreet stemt de in aanmerking te nemen periode van zesendertig maanden overeen met drie kalenderjaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-02-18/07, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK VI. - Popularisering van de wetenschap, het onderzoek en de innovatie
Afdeling 1. - Toelaatbaarheidscriteria
Art.67. Toelaatbaar is het project dat voldoet aan alle volgende voorwaarden :
1° het wordt ingediend door een rechtspersoon met minstens één vestiging in Wallonië;
2° voornaamste doelstelling is de verspreiding van wetenschappelijke of technische kennis;
3° het project is niet bedoeld voor specialisten;
4° het omvat een omschrijving van de inhoud van de activiteit en de gekozen aanpak;
5° het omvat een uiteenzetting van de profielen van de personen die ingezet worden voor de verwezenlijking van het project;
6° het omvat een werkschema met het tijdschema en een omschrijving van de verschillende uit te voeren taken;
7° het omvat een financieel plan;
8° het omvat een communicatieplan.
Afdeling 2. - Evaluatiecriteria
Art.68. De evaluatie van het project heeft meer bepaald betrekking op :
1° de kwaliteit van de presentatie en de bewoordingen van de subsidie-aanvraag;
2° de kwaliteit van het personeel, meer bepaald in termen van diploma en beroepservaring, evenals de kwaliteit van de wetenschappelijke, technische en functionele begeleiding van het project;
3° de voorgeschiedenis van de promotor in het betrokken vakgebied;
4° de balans tussen de geldmiddelen en het project;
5° de verwachte impact bij het doelpubliek;
6° het potentieel van de valorisering en de omzetting van het project in een andere context;
7° de kwaliteit van een eventueel samenwerkingsverband met een instantie die wetenschappelijke en technische kennis verspreidt;
8° de originaliteit, zowel wat de gekozen thematiek als de gekozen aanpak betreft;
9° de logica van het project (interactief en pluridisciplinair karakter, bestrijding van de ongelijke behandelingen, respect voor het leefmilieu, enz.);
10° de financieringsmodus, bij meervoudige geldbronnen.
Art.69. De intensiteit van de subsidie, uitgedrukt in percentages van de toelaatbare uitgaven voor belastingen of heffingen, mag 80 bereiken. Het deel dat niet onder de subsidie valt wordt meer bepaald gefinancierd door de eventuele opbrengsten van het project, door andere overheids- of privé-interventies of door inbreng in natura waarvan de waarde in de marktprijs wordt uitgedrukt.
Titel IV/1. - [1 Tegemoetkomingsaanvragen bedoeld in artikel 109 van het decreet]1
----------
(1)
Art. 69/1. [1 De Hoofdstukken I tot V van Titel IV en Titel V zijn van toepassing op de tegemoetkomingsaanvragen.
Voor wat betreft de toegelaten mechanismen en de minimale tegemoetkomingspercentages, gaat het om degene vastgelegd bij[2 Verordening (EG) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard.]2]1
----------
(1)
Titel V. - Subsidie en terugvorderbaar voorschot
HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de subsidies en de terugvorderbare voorschotten
Art.70. Bij besluit van de Minister of, in voorkomend geval, de Regering, worden meer bepaald het doel, het bedrag en de begunstigde van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot bepaald.
Art.71. De promotor overhandigt het Bestuur :
1° tijdens de uitvoering van de activiteit die onder de tegemoetkoming valt :
a) activiteitenverslagen, samen met het overzicht van de uitgaven met betrekking tot de periode waarop ze slaan;
b) wetenschappelijke en technische verslagen;
2° verslagen over de benutting van de activiteit die onder de tegemoetkoming valt;
3° verslagen over het gebruik van de resultaten van de activiteit die onder de tegemoetkoming valt;
4° verslagen over de indicatoren zoals bepaald in artikel 123 van het decreet;
5° evaluatieverslagen op de overeengekomen vervaldata.
Art.72.De vorm, de inhoud en de frequentie van de verslagen waarvan sprake in artikel 71 worden vastgelegd in het besluit bedoeld in artikel 70.
Elk van die verslagen moet het Bestuur bereiken [1 binnen de dertig kalenderdagen]1 na de periode waarop ze betrekking hebben.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 72, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.73.De promotor licht het Bestuur schriftelijk en binnen een termijn van minder dan dertig [1 kalenderdagen]1 in over iedere :
1° wijziging in zijn statuten;
2° wijziging van zijn aandeelhoudersstructuur waarbij meer dan één vijfde van zijn kapitaal betrokken is;
3° verrichting die een significante impact heeft ofwel op zijn kapitaal, ofwel op de aard van zijn activiteiten, ofwel op de plaats waar deze uitgevoerd worden.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 73, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen voor de terugvorderbare voorschotten
Art.74. Elke overeenkomst bevat een omstandig scenario voor een succesvolle afloop die overeenstemt met het commercieel welslagen van het project, meer bepaald inzake omzet, verkoopsvolume, marktaandelen en, in voorkomend geval, inschakeling in de netwerken.
Wordt de verwachte succesvolle afronding van het project overtroffen, dan mag de terugbetaling van het terugvorderbaar voorschot, intresten meegerekend, tweemaal het nominale bedrag niet overstijgen.
Art.75.De rentevoet die toegepast wordt voor de terugbetalingen is de Euribor op één jaar, [1 of de IBOR-rente op één jaar die in België toepasselijk is en die bedoeld is in de Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld indien bedoelde rente hoger is]1verhoogd met 100 basispunten. Het betreft het cijfer dat geldt de eerste dag van de maand van het toekenningsbesluit.
----------
(1)<BWG 2016-02-18/07, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK III. - Terugbetaling van de subsidie of het terugvorderbare voorschot
Art.76. De promotor betaalt het Waalse Gewest op verzoek van het Bestuur het verschil terug tussen de uitbetaalde bedragen en de bedragen die door het Bestuur zijn aanvaard na controle van de verantwoording van de uitgaven :
1° bij opschorting of intrekking van de subsidie of het terugbetaalbaar voorschot;
2° bij afzien van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot;
3° wanneer de activiteiten die onder de tegemoetkoming vallen, beëindigd worden.
Art.77. Op verzoek van het bestuur betaalt de promotor het Waalse Gewest het verschil geheel of gedeeltelijk terug tussen de uitbetaalde bedragen en de bedragen die door het Bestuur zijn aanvaard na controle van de verantwoording van de uitgaven wanneer dat verschil het deel van de subsidie of het terugbetaalbaar voorschot te boven gaat in de toelaatbare uitgaven bepaald voor de drie eerstvolgende maanden.
Art.78. Bij opschorting van de subsidie of het terugvorderbare voorschot krachtens artikel 79, 3° en 4°, of bij intrekking van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot worden enkel de uitgaven in overweging genomen die betrekking hebben op de periode die voorafgaat aan de ontvangst, door de promotor, van de kennisgeving van de opschorting of van de intrekking die niet voorafgegaan wordt door een opschorting.
Als de promotor afziet van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot, worden enkel de uitgaven in overweging genomen die betrekking hebben op de periode die voorafgaat aan het tijdstip waarop de promotor meedeelt dat hij ervan afziet.
HOOFDSTUK IV. - Opschorting en intrekking van de subsidie of het terugbetaalbaar voorschot
Art.79. De Minister kan de uitbetaling van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot opschorten :
1° bij niet-inachtneming van artikel 72, lid 2;
2° bij niet-inachtneming van artikel 73;
3° wanneer de promotor in een faillissements- of concordaatsprocedure verwikkeld is, al dan niet vrijwillig in vereffening wordt gesteld dan wel ontbonden wordt;
4° wanneer de slechte geldtoestand van de promotor de zorgvuldige uitvoering van het project of de perspectieven voor de benutting van de resultaten van het project door de promotor in gevaar brengt;
5° bij een negatieve evaluatie ten gevolge van de verslagen ingediend krachtens artikel 71, 5°.
Art.80. De Minister kan de promotor het voordeel van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot ontzeggen :
1° in de gevallen bedoeld in artikel 79, 3°, 4° en 5°;
2° als redelijkerwijs blijkt dat de doelstellingen, zoals beoordeeld op het tijdstip van de behandeling van het project, wegens aanzienlijke wijzigingen in de economische en technische context niet meer in het bereik van de promotor liggen.
In alle gevallen van intrekking bedoeld in lid 1 beëindigt het Waalse Gewest de uitbetaling van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot.
Art.81. Het bestuur kan de promotor het voordeel van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot ontzeggen wanneer de promotor meer dan vijfenveertig werkdagen lang geen gevolg gegeven heeft aan een ingebrekestelling om één van zijn verplichtingen uit te voeren waarvan het Bestuur hem bij ter post aangetekend schrijven kennis heeft gegeven. In dat geval :
1° beëindigt het Waalse Gewest de uitbetaling van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot;
2° wordt de promotor die een subsidie geniet ertoe gehouden het Waalse Gewest de gezamenlijke als subsidie betaalde bedragen terug te betalen na aftrek van de reeds terugbetaalde sommen;
3° wordt de promotor die een terugvorderbaar voorschot geniet ertoe gehouden het Waalse Gewest de gezamenlijke als subsidie betaalde bedragen terug te betalen na aftrek van de reeds terugbetaalde sommen.
HOOFDSTUK V. - Afzien van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot
Art.82. De promotor mag van de subsidie of het terugvorderbaar voorschot afzien tijdens de activiteiten die onder de tegemoetkoming vallen voorzover de clausules in verband met de subsidie of het terugvorderbaar voorschot die hem aan het Waalse Gewest binden, dat toelaten.
Titel VI. - Interdepartementaal opvolgingscomité
Art.83.Er wordt een interdepartementaal opvolgingscomité opgericht dat meer bepaald bestaat uit personeelsleden van de bestuursdiensten van de Regering, bevoegd voor onderzoek, [1 ...]1 innovatie en economie. Het Comité komt minstens vier keer per jaar samen.
De Minister en de Minister van Economie leggen er samen de samenstelling en de nadere werkingsregels van vast.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.84.Het interdepartementaal opvolgingscomité heeft als hoofdtaken :
1° de strategische doelstellingen en de hoofdlijnen, bepaald krachtens artikel 117 van het decreet, in voorstellen voor operationele maatregelen om te zetten, door onder meer de balans te bepalen tussen die doelstellingen en hoofdlijnen, enerzijds, en de bestaande tegemoetkomingen en de wijze van toekenning ervan, anderzijds;
2° bijgevolg de eventuele wijzigingen, meer bepaald van wettelijke of regelgevende aard, in die voorstellen in te passen als ze van toepassing zijn wat de bestaande tegemoetkomingen en de wijze van toekenning ervan betreft;
3° erover waken dat de aangenomen operationele maatregelen toegepast worden overeenkomstig de strategische doelstellingen en de hoofdlijnen bepaald krachtens artikel 117 van het decreet;
4° toe te zien op de uitvoering van de indicatoren bepaald krachtens artikel 123, 1°, van het decreet;
5° toe te zien op de uitvoering van de nadere regels voor de inzameling, de analyse en de verspreiding bepaald in artikel 123, 2°, van het decreet;
6° een voorstel uit te werken voor de nadere regels voor de steun met onderdelen bedoeld in artikel 121 van het decreet, door er meer bepaald op toe te zien dat hij aansluit op de andere tegemoetkomingen en incentives van de overheid dan die bedoeld in het decreet, inzake benutting en commercialisering van innoverende producten, procédés of diensten;
7° [1 voorstellen uit te werken voor maatregelen die de onderlinge aansluiting van de tegemoetkomingen bedoeld in het decreet, de andere tegemoetkomingen vallend onder het onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatiebeleid van het Waalse Gewest en de tegemoetkomingen vallend onder het economisch ontwikkelingsbeleid van het Waalse Gewest bevorderen;]1
8° voorstellen uit te werken voor maatregelen die de projecten kunnen aansturen op één van beide tegemoetkomingscategorieën;
9° voorstellen uit te werken voor maatregelen die de overeenkomsten en de administratieve documenten betreffende beide tegemoetkomingscategorieën zo goed mogelijk één kunnen maken;
10° voorstellen uit te werken voor maatregelen die ervoor zorgen dat de methodologische instrumenten die voor de beoordeling van alle ingediende projecten kunnen dienen en de opvolging van de ondersteunde projecten;
11° de Regering inlichten en voorstellen voor acties uitwerken wanneer een door een andere overheid overwogen of getroffen maatregel een significante impact zou kunnen hebben op het beleid van het Waalse Gewest inzake onderzoek, [1 ...]1 innovatie en economische ontwikkeling.
----------
(1)<BWG 2014-05-15/51, art. 75, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Titel VII. - Slotbepalingen
Art.85. De termijnen bedoeld bij dit besluit worden jaarlijks opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en 21 december en 31 december.
Wanneer een termijn bedoeld in dit besluit verstrijkt op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is.
Art.86. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 oktober 1988 betreffende de uitvoering van handelingen en programma's van technologische bevordering;
2° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 3 december 1992 betreffende de samenstelling en de werking van het Oriëntatiecomite ter bevordering van het onderzoek en van de technologieën in het Waalse Gewest;
3° het besluit van de Waalse Regering van 29 september 1994 betreffende de steun aan en de tussenkomsten voor het onderzoek en de technologieën;
4° het besluit van de Waalse Regering van 3 april 2003 betreffende de erkenning van de collectieve onderzoekscentra;
5° het besluit van de Waalse Regering van 7 juli 2005 tot wijziging van de begripsomschrijving "kleine of middelgrote onderneming" in de zin van het decreet van 2005 juli 1990 betreffende de bijstand en de tussenkomsten van het Waalse Gewest voor het onderzoek en de technologieën.
Art.87.Het decreet treedt in werking op [1 26 november 2008]1.
----------
(1)<BWG 2008-11-06/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
Art.88.Dit besluit treedt in werking op op [1 26 november 2008]1.
----------
(1)<BWG 2008-11-06/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
Art.89. De Minister van Onderzoek en de Minister van Economie zijn, elk wat hem betreft, bevoegd voor de uitvoering van dit besluit.
Bijlage
Art. N. BIJLAGE.
[1 ...]1
De analyse van de geldmiddelen van de onderzoekscentra berust op de twaalf ijkpunten die in onderstaande tabel zijn vermeld :
[<font color="red">1</font> Referentie | Opschrift | Inhoud van de financiering | Soort |
Ref. 1 | Schuldvorderingen DGO6 (FEDER en FSE uitgesloten) betreffende de gewestelijke programma's | Concurrentiepolen, CWALity, guidance,... | Subsidies |
Ref. 2 | Schuldvorderingen DGO6 (FEDER en FSE uitgesloten) betreffende de internationale programma's | Eranet, Cornet, Bel-SME,... | Subsidies |
Ref. 3 | Schuldvorderingen ingediend bij het DGO6 betreffende de FEDER-FSE-tegemoetkomingen met uitzondering van de steun voor infrastructuren (gebouwen/uitrustingen) | Structurele programma's en tegenprestatie Gewest voor onderzoek (uitgesloten uitrusting en gebouw) | Subsidies |
Ref. 4 | Schuldvorderingen DGO6 en en FEDER uitsluitend uitrusting | Structurele programma's en tegenprestatie Gewest voor wetenschappelijke en technologische uitrusting | Subsidies |
Ref. 5 | Schuldvorderingen DGO6 FEDER uitsluitend gebouw | Structurele programma's en tegenprestatie Gewest voor de gebouwen | Subsidies |
Ref. 6 | Schuldvorderingen FSE | Structurele programma's en tegenprestatie Gewest voor de vorming en de promotie | Subsidies |
Ref. 7 | Andere overheden | Internationale (buiten Europese programma's), federale of provinciale bronnen | Opbrengsten |
Ref. 8 | Schuldvorderingen CE | Onderzoeksprojecten PC met een bonus Gew* mogelijk | Opbrengsten |
Ref. 9 | Verplichte bijdragen | Vastgesteld bij wet of regelgeving | Opbrengsten |
Ref. 10 | Vrijwillige bijdragen | Bepaald door het centrum | Opbrengsten |
Ref. 11 | Facturaties derden | Opbrengsten van dienstverleningen | Opbrengsten |
Ref. 12 | Opbrengsten licenties | Afstand licencies en retributies | Opbrengsten |
Ref. 13 | Andere | ACTIVA, AR 258, FOREm, ONEm, AWEX..., financiële opbrengsten | Subsidies |
Ref. 14 | Totaal van referenties 0a tot 11 | -]<font color="red">1</font> | |