24 OKTOBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs.
Art. 8-14
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 15-16
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Artikel 1. Aan artikel 3, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs wordt de volgende zin toegevoegd :
" Voor de gevallen waarin toepassing wordt gemaakt van artikel 5bis kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring. "
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 5bis. § 1. Voor de leraar in kunstvakken of kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd in het kunstsecundair onderwijs kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring, erkend zoals vermeld in dit artikel.
§ 2. Voor de erkenning van de artistieke ervaring wordt de volgende procedure gevolgd :
1° de directeur van de instelling waar kunstsecundair onderwijs ingericht wordt, die de kandidaat wil aanstellen, stelt een dossier samen dat ten minste de volgende documenten bevat :
a) het curriculum vitae van de kandidaat, met vermelding van de identiteitsgegevens, opleiding en werkervaring;
b) een beschrijving van de activiteiten en de ervaring die voor de erkenning van de artistieke ervaring nuttig kunnen zijn, eventueel aangevuld met relevante documentatie en referenties;
c) de erkende artistieke ervaring in het deeltijds kunstonderwijs als die er is;
d) een nauwkeurige beschrijving van het vak in het kunstsecundair onderwijs waarvoor de erkenning als bekwaamheidsbewijs gevraagd wordt :
1) het ambt;
2) de onderwijsvorm;
3) de graad;
4) de vakbenaming en -rubricering, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs en in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs fungeren, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs;
2° de inrichtende macht of haar gemandateerde roept een adviesverlenende commissie samen, die minstens bestaat uit vier leden, waarvan :
a) ofwel twee directeurs van instellingen waar kunstsecundair onderwijs ingericht wordt, ofwel één directeur van een instelling waar kunstsecundair onderwijs ingericht wordt en één directeur van een instelling voor deeltijds kunstonderwijs.
Indien de instelling deel uitmaakt van een scholengemeenschap, moet het gaan om directeurs van instellingen die tot andere scholengemeenschappen en andere inrichtende machten en, voor wat het gemeenschapsonderwijs betreft, tot andere scholengroepen behoren. Indien de instelling geen deel uitmaakt van een scholengemeenschap, moet het gaan om directeurs van instellingen die tot andere inrichtende machten en, voor wat het gemeenschapsonderwijs betreft, tot andere scholengroepen behoren;
b) twee docenten, verbonden aan verschillende hogescholen. Voor de vakken klassieke dans en hedendaagse dans mogen de twee docenten tot dezelfde hogeschool behoren. Voor een kandidaat die verbonden is aan een hogeschool waar hoger kunstonderwijs georganiseerd wordt of aan een hoger instituut of instelling voor hoger kunstonderwijs die de Vlaamse Regering mee financiert of subsidieert en waarmee ze een beheersovereenkomst heeft gesloten, hoeven geen docenten van hogescholen deel uit te maken van de commissie.
Elk van de leden moet beschikken over de nodige deskundigheid om te adviseren, rekening houdend met, wat de directeurs betreft, het opleidingsaanbod van de instellingen en met, wat de docenten betreft, hun vakgebied.
Als datum van de samenroeping geldt de postdatum van de schriftelijke uitnodiging aan de commissieleden;
3° de commissie beoordeelt of de kandidaat op basis van artistieke ervaring beschikt over de nodige vakbekwaamheid voor het conform 1°, d), omschreven vak in het kunstsecundair onderwijs. Daarbij houdt de commissie er rekening mee dat de kandidaat minstens zes jaar artistieke ervaring moet kunnen voorleggen. De commissie verstrekt binnen negentig dagen een advies waarin ze zich duidelijk uitspreekt over de erkenning van de artistieke ervaring. Het advies is bindend;
4° de inrichtende macht beslist op een gemotiveerde wijze. Daarbij geeft ze de uitzonderlijke toestand weer die ertoe geleid heeft om tot een aanstelling op basis van artistieke ervaring over te gaan en toont ze aan dat de kandidaat een autoriteit is in het kunstvak in kwestie;
5° de beslissing van de inrichtende macht houdt de erkenning in van de artistieke ervaring van de kandidaat als voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor een conform 1°, d), omschreven vak in het kunstsecundair onderwijs;
6° de inrichtende macht of haar gemandateerde deelt de beslissing mee aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en voegt een kopie van het advies toe dat tot de beslissing aanleiding gegeven heeft.
§ 3. Voor een personeelslid dat via de procedure, vermeld in § 2, een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs verworven heeft, kan een salaris(toelage) uitbetaald worden :
1° in de salarisschaal 301 voor opdrachten in de eerste graad en in de tweede graad KSO;
2° in de salarisschaal 302 voor opdrachten in de derde graad KSO. "
Art.3. In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 8 wordt vervangen door wat volgt :
" 8. een bekwaamheidsbewijs van het niveau PBA : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 12 tot en met 42, met uitzondering van het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en vanaf 1 september 2000 het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie, en vanaf 1 september 2002 het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs; ";
2° er wordt een punt 8bis en een punt 8ter ingevoegd, die luiden als volgt :
" 8bis. een bekwaamheidsbewijs van het niveau master : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en met 11;
8ter. een bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs :
- een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punten 47 tot en met 56;
- de studiebewijzen die hieronder vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO; ".
Art.4. In hetzelfde besluit worden in artikel 16, § 3, 3°, artikel 16bis § 3, 2°, artikel 16ter, § 4, 3°, artikel 16sexies, § 5, 3°, artikel 16septies, § 4, 2°, artikel 16octies, § 4, 2°, artikel 16nonies, § 3, 2°, artikel 16decies, § 3, 2°, artikel 16undecies, § 3, 2°, artikel 16duodecies, § 3, 2° en artikel 16quater decies, § 3, 2° de woorden "de vakantieperioden, " tot en met " twee kalenderjaren. " vervangen door de woorden
" 1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° de borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren. "
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16quinquies decies ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 16quinquiesdecies. § 1. Een personeelslid dat in juni 2008 als contractueel personeelslid of als tijdelijk personeelslid ten laste van de inrichtende macht in dienst was in een functie van studiemeester-opvoeder in een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd internaat, zoals vermeld in artikel 84quater decies van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, en dat :
1° ofwel niet in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO);
2° ofwel in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (tenminste HSO) dat voor dat ambt geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is volgens dit besluit,
wordt met ingang van 31 augustus 2008 bij overgangsmaatregel geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, met salarisschaal 125, voor het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat.
§ 2. Een personeelslid dat in juni 2008 als tijdelijk personeelslid in dienst was als studiemeester-opvoeder in een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd internaat en dat in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (tenminste HSO) dat voor dat ambt geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is volgens dit besluit, wordt met ingang van 31 augustus 2008 bij overgangsmaatregel geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, met salarisschaal 125, voor het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat.
§ 3. De personeelsleden behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in § 1 en § 2, zolang zij ononderbroken in dienst blijven in een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd internaat.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° de borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren. "
Art.6. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 21bis. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen, vermeld in de bijlage I die bij dit besluit is gevoegd, treden in werking op 1 september 2008. "
Art.7. Bijlage I bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007, wordt vervangen door bijlage I bij dit besluit.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs.
Art.8. In artikel 8, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 8° wordt vervangen door wat volgt :
" 8. een bekwaamheidsbewijs van het niveau PBA : één van de basisdiploma's, vermeld in artikel 7, punt 12 tot en met 42, met uitzondering van het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en vanaf 1 september 2000 het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie, en vanaf 1 september 2002 het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs; ";
2° er worden een punt 8°bis en een punt 8°ter ingevoegd, die luiden als volgt :
" 8°bis. een bekwaamheidsbewijs van het niveau master : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 7, punt 1 tot en met 11;
8°ter. een bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs :
- een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 7, punt 47 tot en met 56;
- de studiebewijzen die hieronder vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO; ".
Art.9. In hetzelfde besluit worden in artikel 14bis, § 2, artikel 14ter, § 2, artikel 14quater, § 2, artikel 14quinquies, § 3, artikel 14octies, § 4, 2°, artikel 14nonies, § 3, 2°, de woorden "de vakantieperioden," tot en met " twee kalenderjaren. " vervangen door de woorden
" 1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° de borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren. "
Art.10. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14decies ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 14decies. § 1. Overgangsmaatregelen worden toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2008 vast benoemd waren in het ambt van kinderverzorger in respectievelijk het buitengewoon basisonderwijs, een medisch-pedagogisch instituut, een semi-internaat, een opvangcentrum of het buitengewoon secundair onderwijs;
2° tijdens de schooljaren 2005-2006, 2006-2007 of 2007-2008 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast waren met een opdracht in het ambt van kinderverzorger in respectievelijk het buitengewoon basisonderwijs, een medisch-pedagogisch instituut, een semi-internaat, een opvangcentrum of het buitengewoon secundair onderwijs.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2008, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van kinderverzorger in respectievelijk het buitengewoon basisonderwijs, een medisch-pedagogisch instituut, een semi-internaat, een opvangcentrum of het buitengewoon secundair onderwijs, en die vanaf 1 september 2008 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs.
§ 3. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2008, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van kinderverzorger in respectievelijk het buitengewoon basisonderwijs, een medisch-pedagogisch instituut, een semi-internaat, een opvangcentrum of het buitengewoon secundair onderwijs, en die vanaf 1 september 2008 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs meer hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
§ 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend op 1 september 2008, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° de borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren. "
Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14undecies ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 14undecies. § 1. Een personeelslid dat in juni 2008 als contractueel personeelslid of als tijdelijk personeelslid ten laste van de inrichtende macht in dienst was in een functie van studiemeester-opvoeder in een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd internaat, zoals vermeld in artikel 84quater decies van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, en dat :
1° ofwel niet in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO);
2° ofwel in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (tenminste HSO) dat voor dat ambt geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is volgens dit besluit, wordt met ingang van 31 augustus 2008 geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, met salarisschaal 125, voor het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat.
§ 2. Een personeelslid dat in juni 2008 als tijdelijk personeelslid in dienst was als studiemeester-opvoeder in een internaat en dat in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO) dat voor dat ambt geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is volgens dit besluit, wordt met ingang van 31 augustus 2008 geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, met salarisschaal 125, voor het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat.
§ 3. De personeelsleden behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in § 1 en § 2, zolang zij ononderbroken in dienst blijven in een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd internaat.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° de borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder " internaat " :
1° internaat, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
2° medisch-pedagogisch instituut;
3° opvangcentrum;
4° instituut voor buitengewoon secundair onderwijs van het Gemeenschapsonderwijs. "
Art.12. In hetzelfde besluit wordt een artikel 15quater ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 15quater. De personeelsleden, vermeld in artikel 14decies, blijven de salarisschaal genieten die hun op grond van de voor 1 september 2008 geldende reglementering mocht verleend worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover de personeelsleden beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal. "
Art.13. Artikel 19bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007, wordt vervangen door wat volgt :
" Art.19bis. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen, vermeld in de bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd, treden in werking op 1 september 2008, met uitzondering van de bekwaamheidsbewijzen, voorafgegaan door de code 1, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2006, met de beperking evenwel dat daaruit tijdens de periode van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2008 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. "
Art.14. In hetzelfde besluit wordt bijlage I vervangen door bijlage II die bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.15. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2008, met uitzondering van de bekwaamheidsbewijzen, vermeld in de bijlage II bij dit besluit, die voorafgegaan worden door de code 1 en die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2006, met de beperking evenwel dat daaruit tijdens de periode van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2008 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.
Art.16. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 oktober 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
F. VANDENBROUCKE
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het secondair onderwijs.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 15-01-2009, p. 1629-2317.)
Art. N2. Bijlage 2. - Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen voor het buitengewoon onderwijs.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 15-01-2009, p. 2318-2479).