Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

19 JANUARI 2006. - Ministerieel besluit houdende bepaling van de periodes die met een periode van inactiviteit worden gelijkgesteld, in uitvoering van artikel 1, 3°, laatste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 betreffende de erkenning en financiering van de invoegbedrijven.



Inhoudstafel:


Art. 1-2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. In uitvoering van artikel 1, 3°, laatste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 betreffende de erkenning en financiering van de invoegbedrijven wordt voor alle personen met een periode van inactiviteit gelijkgesteld :
  - de periode van tewerkstelling van een doelgroepwerknemer in een sociale werkplaats, zoals bepaald in het decreet van 14 juli 1998 inzake de sociale werkplaatsen;
  - de periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats;
  - de periode van tewerkstelling als gesubsidieerde contractueel op grond van de artikelen 6bis, 7 en 7bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  - de periode van tewerkstelling als gesubsidieerde contractueel op grond van de artikelen 6bis, 7 en 7bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
  - de periode van tewerkstelling op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten;
  - de periode van tewerkstelling krachtens artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;
  - de periode van tewerkstelling als invoegwerknemer in zoverre deze periode in totaal niet meer dan 12 maanden bedraagt;
  - de onderbrekende gebeurtenissen, inzonderheid die tijdens dewelke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.
  § 2. Voor personen die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt wordt met een periode van inactiviteit gelijkgesteld :
  - de periode van maximaal 6 maanden IBO bij het toekomstige of erkende invoegbedrijf;
  - de periode van maximaal 6 maanden tewerkstelling als uitzendkracht bij het toekomstige of erkende invoegbedrijf.
  § 3. Onder IBO wordt begrepen : de individuele beroepsleiding in een onderneming krachtens de artikelen 120 - 129 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988.
  Onder een tewerkstelling als uitzendkracht wordt begrepen : de tewerkstelling krachtens de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van het inlenend bedrijf.

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2005, met uitzondering van de bepalingen vermeld in artikel 1, §§ 2 en 3, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2006.
  Brussel, 19 januari 2006.
  De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke kansen,
  Mevr. K. VAN BREMPT.