24 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004
Art. 1-6
Artikel 1.§ 1. De ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45 en 2710 11 49 en gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 bedoeld bij respectievelijk artikel 419, b) en c) en artikel 419, e) i) en f) i) van de programmawet van 27 december 2004 die op de dag van de vermindering van de vastgestelde maximumprijs bedoeld bij artikel 420, § 3, b) van dezelfde programmawet te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden zijn in de depots van handelaars [, van de depothouders] en van houders van een pompstation of onderweg zijn met bestemming naar genoemde depots, onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde verhoging van de bijzondere accijns. <Erratum, B.St. 14-07-2009, p. 48869>
§ 2. Voor de toepassing van § 1 wordt verstaan onder :
1° handelaar : iedere persoon die gehouden is over een vergunning energieproducten en elektriciteit te beschikken overeenkomstig artikel 11, § 1, d), van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit;
2° depothouders, alle personen met uitsluiting van particulieren, die, in welke hoedanigheid ook, de bij § 1 bedoelde energieproducten voorhanden hebben en deze niet uitsluitend voor eigen gebruik aanwenden;
3° houder van een pompstation : zoals bedoeld bij artikel 11, § 1, e), van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit.
Art.2. § 1. De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, § 1, is verschuldigd door de in artikel 1, § 2, bedoelde personen die de energieproducten die aan deze aanvullende bijzondere accijns onderworpen zijn, op de dag van de betrokken verhoogde accijnsheffing voorhanden hebben.
Voor de onderweg zijnde energieproducten is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde indien deze de hoedanigheid heeft van een in artikel 1, § 2, bedoelde persoon.
§ 2. De verschuldigde aanvullende bijzondere accijns moet worden voldaan op het door de Minister van Financiën aangewezen kantoor der accijnzen of der douane en accijnzen, uiterlijk de donderdag van de week die volgt op de week van de tariefverhoging van de bijzondere accijns.
Art.3. De bij artikel 1, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid 1 000 liter overtreft en dit per soort van energieproduct waarvoor een afzonderlijk tarief van de accijnzen van toepassing is.
Art.4. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën regelt de uitvoeringsmaatregelen in verband met de bij artikel 1, § 1, bedoelde heffing van de aanvullende bijzondere accijns. Hij kan hierbij voorschrijven dat de bezitters en de geadresseerden van belastbare energieproducten aangifte moeten doen van hun voorraden en, in voorkomend geval, alle nodige inlichtingen en bewijsstukken verstrekken om aan te tonen dat de bedoelde motorbrandstoffen uitsluitend voor hun eigen gebruik worden aangewend.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag (van zijn bekendmaking) in het Belgisch Staatsblad. <Erratum, B.S. 12-01-2009, p. 686>
Art. 6. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 december 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
D. REYNDERS.