Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

8 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit houdende de uitvoering van artikelen 160 en 162, § 2, van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I) betreffende de invoering van een stelsel van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen voor de autonome overheidsbedrijven.



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van onderhavig artikel wordt verstaan onder :
  1° " de wet " : de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I);
  2° " niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen " : voordelen beoogd in artikel 159 van de wet;
  3° " toekenningsplan " : het document waarin de toekenningmodaliteiten voor de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen vermeld staan;
  4° " collectieve doelstellingen " : de doelstellingen op niveau van de onderneming, van een groep van ondernemingen of van een welomschreven groep van werknemers;
  5° " werknemers " : de vastbenoemde en contractuele tewerkgestelde personeelsleden;
  6° " geassocieerd autonoom overheidsbedrijf " : elk autonoom overheidsbedrijf waarvan het personeel, dat nodig is voor de verwezenlijking van zijn opdrachten, wordt ter beschikking gesteld door een ander autonoom overheidsbedrijf zoals bedoeld in de artikelen 214 en 232 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Art.2. Het toekenningsplan is vervat in een reglement dat wordt goedgekeurd conform artikel 161 van de wet.

Art.3. Op straffe van nietigheid, bevat het toekenningsplan de volgende vermeldingen :
  1° de identificatie van het autonoom overheidsbedrijf en de eventuele geassocieerde autonome overheidsbedrijven of de welomschreven groep van werknemers waarvoor de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen worden ingevoerd op basis van objectieve criteria;
  2° de collectieve doelstellingen verbonden aan de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen overeenkomstig de voorwaarden gesteld in artikel 4;
  3° de referteperiode waarop de collectieve doelstellingen betrekking hebben overeenkomstig met de voorwaarden gesteld in artikel 5;
  4° een methode van follow-up en controle om na te gaan of deze doelstellingen bereikt zijn;
  5° een procedure die van toepassing is in geval van betwisting betreffende de evaluatie van de doelstellingen;
  6° de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen die in het kader van het toekenningsplan kunnen worden toegekend;
  7° de wijze van berekening van die niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen die in overeenstemming moet zijn met de voorwaarden voorzien in artikel 6;
  8° het ogenblik en de wijze van betaling van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen;
  9° de geldigheidsduur van het toekenningsplan.

Art.4. Als het toekenningsplan stelt dat aparte doelstellingen worden vastgelegd binnen één bedrijf of één geassocieerd autonoom overheidsbedrijf, voor één of meerdere welomschreven groepen van werknemers, dan worden de doelstellingen gemoduleerd op basis van objectieve criteria.
  De doelstellingen gekoppeld aan de koers van de aandelen van het betrokken autonoom overheidsbedrijf zijn uitgesloten.
  De doelstellingen met betrekking tot de vermindering van het aantal arbeidsongevallen, het aantal verloren dagen als gevolg van een arbeidsongeval of het aantal afwezigheidsdagen mogen in het toekenningsplan gebruikt worden wanneer het autonoom overheidsbedrijf voor de referteperiode voldoet aan de bepalingen van de artikelen 10 tot 12 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Art.5. De referteperiode waarop de collectieve doelstellingen betrekking hebben bedraagt minimum 3 maanden en kan op zijn vroegst aanvangen op 1 september 2008. De effectieve uitvoering van het toekenningsplan mag maximaal terugwerken tot een derde van de in het toekenningsplan bepaalde referteperiode. Dat derde van de referteperiode wordt berekend vanaf de datum van kennisgeving bedoeld in artikel 7.

Art.6. Het toekenningsplan bevat ook alle berekeningselementen die het mogelijk maken het aandeel van elke werknemer in de collectieve voordelen te bepalen. Dat aandeel is berekend los van de individuele beoordelingen, prestaties en resultaten.
  Voor de werknemers die tijdens de hele referteperiode in dienst zijn van het betrokken autonoom overheidsbedrijf of van het geassocieerd autonoom overheidsbedrijf, gebeurt de berekening ten minste pro rata temporis van de effectieve arbeidsprestaties tijdens die periode, ten opzichte van de gemiddelde arbeidsprestaties van de werknemers in het betrokken autonoom overheidsbedrijf in zijn geheel, die van de werknemers in het betrokken geassocieerd autonoom overheidsbedrijf of die van de betrokken welomschreven groep van werknemers. De afwezigheden gedurende de periodes van moederschapsbescherming bedoeld in artikel 39 tot 43 bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden gelijkgesteld met effectieve arbeidsprestaties.
  Met betrekking tot de werknemers die niet tijdens de hele referteperiode in dienst zijn geweest van het betrokken autonoom overheidsbedrijf of van het geassocieerd autonoom overheidsbedrijf, gebeurt de berekening evenredig met de door hen geleverde effectieve arbeidsprestaties ten opzichte van de gehele referteperiode.
  Het toekenningsplan kan afwijken van de bepalingen van de leden 2 en 3 voor :
  - de werknemers die niet in dienst zijn geweest van het autonoom overheidsbedrijf gedurende een periode die overeenstemt met ten minste de helft van de referteperiode;
  - de werknemers die, wanneer het gaat om contractuele werknemers, het betrokken autonome overheidsbedrijf of het geassocieerd autonoom overheidsbedrijf hebben verlaten na een ontslag dat geen ontslag is om dringende reden in hoofde van de werkgever of die werden ontslagen om een dringende reden in hoofde van de werknemer, of die, wanneer het gaat om vastbenoemde werknemers, het betrokken autonoom overheidsbedrijf of het geassocieerd autonoom overheidsbedrijf hebben verlaten ten gevolge van een afzetting of een vrijwillig ontslag.

Art.7. Aan de voorzitter van het Directiecomité van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg wordt bij ter post aangetekende brief het volgende verstuurd :
  - een eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de raad van bestuur houdende het reglement bedoeld in artikel 2;
  - een kopie van de notulen van de beraadslaging van het paritair comité van dit autonoom overheidsbedrijf houdende dit reglement.

Art.8. De door het toekenningsplan vastgestelde te bereiken doelstellingen of niveaus kunnen worden gewijzigd volgens een bijzondere procedure voor zover deze procedure voorzien is in dit plan en in de mate dat het betrokken autonoom overheidsbedrijf het paritair comité van dit autonoom overheidsbedrijf inlicht over de aangebrachte wijzigingen.
  Een eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de raad van bestuur houdende deze wijzigingen van de doelstellingen of de te bereiken niveaus, wordt bij ter post aangetekende brief toegezonden aan de voorzitter van het Directiecomité van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg.

Art.9. De niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen mogen in de plaats komen van een bestaand stelsel van resultaatsgebonden voordelen die aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° het gaat om voordelen die gebonden zijn aan de collectieve resultaten van het betrokken autonoom overheidsbedrijf, van het betrokken geassocieerde autonoom overheidsbedrijf of van een welomschreven groep van werknemers binnen dit autonoom overheidsbedrijf of binnen een geassocieerd autonoom overheidsbedrijf;
  2° deze voordelen zijn afhankelijk van het bereiken van collectieve doelstellingen, al dan niet samengaand met individuele doelstellingen.
  Voor de toepassing van lid 1 vermeldt het reglement bedoeld in artikel 2 uitdrukkelijk dat het toekenningsplan in de plaats komt van een bestaand stelsel en dat de details van het stelsel er als bijlage worden bijgevoegd.

Art.10. De werkgever overhandigt aan iedere betrokken werknemer individueel een informatieblad bij de betaling van een niet-recurrent resultaatsgebonden voordeel.
  Wanneer tijdens een referteperiode geen enkel voordeel wordt betaald, wordt aan de betrokken werknemers niettemin een informatieblad overhandigd na afloop van die periode.

Art.11. Het in artikel 10 van dit besluit vermelde informatieblad, vermeldt ten minste :
  1° de identiteit van de werknemer voor wie het voordeel is bestemd;
  2° de duidelijke identificatie van de plaats waar het betrokken toekenningsplan kan worden geraadpleegd;
  3° de identificatie van de betrokken referteperiode;
  4° voor elke doelstelling, de verwachte resultaten, het niveau van hun verwezenlijking en de gebruikte methode om de verwezenlijking van de doelstellingen na te gaan;
  5° de wijze van berekening en weging van het voordeel en het aan de betrokken werknemer toegekende bedrag of de vermelding van het feit dat er geen voordeel wordt toegekend;
  6° de datum van betaling van het voordeel wanneer het verschuldigd is;
  7° de vermelding dat het voordeel is vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen voor de werknemer en niet onderworpen is aan de personenbelasting ten belope van het plafond bepaald in artikel 38, § 3novies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.

Art.12. Zowel voor werknemers van 21 jaar en ouder als voor de werknemers onder de 21 jaar kunnen de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen niet in aanmerking komen voor het bepalen van de inhoud van de gewaarborgde bezoldiging.

Art. 13. De Minister van Overheidsbedrijven en de Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, op 8 december 2008.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen,
  Mevr. J. MILQUET
  De Minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven,
  Mevr. I. VERVOTTE.