9 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 november 2006 betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
Art. 1-7
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 november 2006 betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, wordt aangevuld met een punt 12°, luidend als volgt :
" 12° uitvoeringsplaats van de opdracht : het gebouw of het terrein waar de bewakingsagent de activiteiten bedoeld in artikel 1 van de wet, uitoefent ".
Art.2. In artikel 12, 7°, van hetzelfde besluit worden de woorden " of uitgeoefend hebben de afgelopen 12 maanden " ingevoegd tussen de woorden " uitoefenen " en ",bedoeld ".
Art.3. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 10°, luidend als volgt :
" 10° in de afgelopen drie jaar niet het voorwerp zijn geweest van een beslissing tot weigering, intrekking of schorsing van de wapendrachtvergunning, genomen op basis van artikel 13, lid 2, 3°. "
Art.4. In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt een artikel 30bis ingevoegd, luidende :
" In de infrastructuur van de onderneming, dienst of instelling, mogen enkel wapens aanwezig zijn waarvoor een bezitsvergunning bekomen is, zoals bedoeld in artikel 6. "
Art.5. In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt een artikel 30ter ingevoegd, luidende :
" Art. 30ter. De bewakingsagent en, naargelang het geval, de gebruiker van de diensten van een bewakingsonderneming of het leidinggevend personeel van de interne bewakingsdienst, zijn er verantwoordelijk voor :
1° dat wanneer de bewakingsagent activiteiten uitoefent waarbij het dragen van wapens door of krachtens de wet verboden is, er geen wapens beschikbaar zijn op de uitvoeringsplaats van de opdracht of in het voertuig waarmee de bewakingsagent zich naar deze plaats begeeft.
2° dat wanneer de bewakingsagent activiteiten uitoefent waarbij het dragen van wapens niet verboden is door of krachtens de wet, enkel de wapens waarvoor hij een wapendrachtvergunning heeft bekomen, zoals bedoeld in artikel 11, beschikbaar zijn op de uitvoeringsplaats van de opdracht of in het voertuig waarmee de bewakingsagent zich naar deze plaats begeeft.
In afwijking van het verbod, bedoeld in het eerste lid, kan een wapen dat, ingevolge de toepassing van artikel 8, § 6bis, derde lid, van de wet, door de bezitter ervan bij de toegang tot de plaats aan de bewakingsagent werd afgegeven, op de uitvoeringsplaats van de opdracht aanwezig zijn op voorwaarde dat de politie onmiddellijk nadat de bezitter het wapen heeft afgegeven, van de afgifte door de bewakingsagent werd in kennis gesteld. "
Art.6. In artikel 58 van hetzelfde besluit worden de woorden " eerste lid, " ingevoegd tussen de woorden " of 13, " en " van toepassing is ".
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 oktober 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.