22 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-2008 en tekstbijwerking tot 13-03-2017)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Minimumbedrag van de bestaansmiddelen die vereist zijn voor het bekomen van de status van langdurig ingezetene.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden waaronder en gevallen waarin de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet en gedurende twaalf opeenvolgende maanden afwezig was van de grondgebieden van de Lid-Staten van de Europese Unie zijn recht van terugkeer naar het Rijk niet verliest.
Art. 5-7
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden waaronder en gevallen waarin de vreemdeling die zijn recht van terugkeer verloren heeft de status van langdurig ingezetene kan herkrijgen.
Art. 8-16
HOOFDSTUK V. - Wijziging- en slotbepalingen.
Art. 17-19
2013000340 2014000047 2015000155 2017011138 2018010058 2019010107 2020010005 2021020124
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit zet onder meer de bepalingen inzake de binnenkomst, het verblijf en de verwijdering van de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, om.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de minister: de minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
2° het koninklijk besluit van 8 oktober 1981: koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
HOOFDSTUK II. - Minimumbedrag van de bestaansmiddelen die vereist zijn voor het bekomen van de status van langdurig ingezetene.
Art.3.De vreemdeling die een aanvraag voor de toekenning van de status van langdurig ingezetene indient, moet het bewijs leveren dat hij beschikt over een maandelijks inkomen dat minimaal met de volgende bedragen overeenstemt:
- voor zichzelf : 684 euro;
- voor elke persoon die te zijnen laste is : 228 euro.
(NOTA : de bedragen van 684 en 228 euro worden geïndexeerd (artikel 4). Deze bedragen zijn vastgesteld op : - 778 en 260 euro voor het jaar 2013; zie VARIA 2013-05-06/03, art. M, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013; - 786 en 262 euro voor het jaar 2014; zie VARIA 2014-01-15/01, art. M, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014; < Erratum, B.St. 07-02-2014, p. 11067>; - 789 en 263 euro voor het jaar 2015; zie VARIA 2015-03-16/06, art. M, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015 - 793 en 264 euro voor het jaar 2016; zie VARIA 2016-02-01/02, art. M2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016 - 809 en 270 euro voor het jaar 2017; zie VARIA 2017-03-03/02, art. M2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017) - 826 en 276 euro voor het jaar 2018; zie VARIA 2018-01-09/08, art. M; Inwerkingtreding : 01-01-2018) - 843 en 281 euro voor het jaar 2019; zie VARIA 2019-01-04/01, art. M; Inwerkingtreding : 01-01-2019)
Art.4. De bedragen die in artikel 3 zijn vastgelegd worden aan de index van de consumptieprijzen van het Rijk, 106,53 (basis 2004 = 100) gekoppeld.
Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast, in functie van het gemiddelde indexcijfer van het voorafgaande jaar. Het bekomen resultaat wordt naar boven op de euro afgerond.
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden waaronder en gevallen waarin de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet en gedurende twaalf opeenvolgende maanden afwezig was van de grondgebieden van de Lid-Staten van de Europese Unie zijn recht van terugkeer naar het Rijk niet verliest.
Art.5. De vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet, kan een recht van terugkeer uitoefenen na een afwezigheid van de grondgebieden van de Lid-Staten van de Europese Unie gedurende twaalf opeenvolgende maanden, op voorwaarde :
1° dat hij, vóór zijn vertrek, aan het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats bewezen heeft dat hij zijn hoofdbelangen in België behoudt en het gemeentebestuur kennis heeft gegeven van zijn voornemen om het land te verlaten en er terug te keren;
2° dat hij bij zijn terugkeer in het bezit is van een EG-verblijfsvergunning van langdurig ingezetene waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is;
3° dat hij zich binnen vijftien dagen na zijn terugkeer aanmeldt bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
De vreemdeling die wenst in het land terug te keren na de datum waarop zijn EG-verblijfsvergunning van langdurig ingezetene verstrijkt, moet vóór zijn vertrek de vernieuwing van tevoren aanvragen, overeenkomstig artikel 41 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
Art.6. De vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning van langdurig ingezetene waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is, die in zijn land zijn wettelijke militaire verplichtingen gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden moet vervullen, moet alleen het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kennis geven van zijn afwezigheid. Bij zijn terugkeer wordt hij van rechtswege opnieuw in de toestand geplaatst waarin hij zich bevond, op voorwaarde dat hij teruggekeerd is binnen zestig dagen na het vervullen van zijn militaire verplichtingen.
Art.7. De vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning van langdurig ingezetene waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is, die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden naar zijn land terugkeert om er van gezondheidszorgen te genieten of om er te studeren, moet alleen het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kennis geven van zijn afwezigheid. Bij zijn terugkeer wordt hij van rechtswege opnieuw in de toestand geplaatst waarin hij zich bevond, op voorwaarde dat hij binnen zestig dagen na het einde van de gezondheidszorgen of de studies teruggekeerd is.
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden waaronder en gevallen waarin de vreemdeling die zijn recht van terugkeer verloren heeft de status van langdurig ingezetene kan herkrijgen.
Art.8. De vreemdeling die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5, 6 en 7 het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats op de hoogte heeft gebracht van zijn voornemen het land te verlaten en er terug te keren en die, wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, niet in staat is geweest binnen de voorziene termijnen naar het land terug te keren, kan opnieuw in zijn vroegere toestand geplaatst worden bij de beslissing van de minister of van zijn gemachtigde.
In afwachting van die beslissing geeft het gemeentebestuur, na de controle van de reële verblijfplaats die de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten uitvoeren en na inzage van de documenten die vereist zijn voor zijn terugkeer in het Rijk, aan de vreemdeling een document af overeenkomstig het model van bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
Dit document bewijst dat de vreemdeling zich bij het gemeentebestuur heeft aangemeld en dekt voorlopig zijn verblijf gedurende drie maanden.
Is de beslissing gunstig of wordt, binnen die termijn, geen beslissing ter kennis van het gemeentebestuur gebracht, dan wordt de vreemdeling opnieuw in zijn vroegere toestand geplaatst.
Indien de minister of zijn gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet meer tot een verblijf in het Rijk wordt toegelaten brengt het gemeentebestuur hem deze beslissing ter kennis door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 14 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
Art.9. De vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet, die gedurende twaalf opeenvolgende maanden afwezig was van de grondgebieden van de Lid-Staten van de Europese Unie en die zijn recht van terugkeer verloren heeft, kan zijn status herkrijgen, op voorwaarde dat hij houder is van een geldig paspoort of een reistitel die dit paspoort vervangt, dat hij bewijst dat hij op het moment van zijn aanvraag niet meer dan vijf jaar afwezig is geweest uit het Rijk en dat hij voldoet aan de voorwaarden die voorzien worden in de artikelen 10, 11 of 12.
Art.10. De vreemdeling kan zijn status van langdurig ingezetene herkrijgen indien hij bewijst dat hij gedurende een periode van vijftien jaar op regelmatige en ononderbroken wijze in het Rijk voor zijn vertrek verbleven heeft.
Art.11. De vreemdeling die minder dan eenentwintig jaar oud is, kan zijn status van langdurig ingezetene herkrijgen indien hij om redenen onafhankelijk van zijn wil van het Rijk verwijderd werd gehouden.
Art.12. De vreemdeling die in België geboren is, kan zijn status van langdurig ingezetene herkrijgen indien hij bewijst dat hij gedurende een periode van tien jaar op regelmatige en ononderbroken wijze in het Rijk voor zijn vertrek verbleven heeft.
Art.13. De vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet en die zijn recht van terugkeer verloren heeft, kan zijn status herkrijgen, op voorwaarde dat hij houder is van een geldig paspoort of een reistitel die dit paspoort vervangt en dat hij voldoet aan de voorwaarden die voorzien worden in de artikelen 14 of 15.
Art.14. De vreemdeling kan zijn status van langdurig ingezetene herkrijgen indien hij bewijst dat hij gedurende een periode van vijftien jaar op regelmatige en ononderbroken wijze in het Rijk verbleven heeft en indien hij bewijst dat zijn afwezigheid gerechtvaardigd werd door studies die voortgezet werden in een andere Lid-Staat van de Europese Unie of dat hij om redenen onafhankelijk van zijn wil van het Rijk verwijderd werd gehouden.
Art.15. De vreemdeling die minder dan eenentwintig jaar oud is of die in België geboren is, kan zijn status van langdurig ingezetene herkrijgen indien hij bewijst dat hij gedurende een periode van tien jaar op regelmatige en ononderbroken wijze in het Rijk verbleven heeft en indien hij bewijst dat zijn afwezigheid gerechtvaardigd werd door studies die voortgezet werden in een andere Lid-Staat van de Europese Unie of dat hij om redenen onafhankelijk van zijn wil van het Rijk verwijderd werd gehouden.
Art.16. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt de opsluiting van de vreemdeling die het gevolg is van de uitvoering van een strafvonnis voor een strafbaar feit dat hij heeft gepleegd en dat eveneens strafbaar is in Belgisch recht niet als een omstandigheid onafhankelijk van zijn wil beschouwd.
HOOFDSTUK V. - Wijziging- en slotbepalingen.
Art.17. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 houdende vaststelling van de gevallen waarin en van de voorwaarden waaronder een vreemdeling, wiens afwezigheid uit het Rijk langer dan één jaar duurt, kan gemachtigd worden er terug te keren, wordt aangevuld met het volgende lid:
" De opsluiting van de vreemdeling die het gevolg is van de uitvoering van een strafvonnis voor een strafbaar feit dat hij heeft gepleegd en dat eveneens strafbaar is in Belgisch recht, wordt niet als een omstandigheid onafhankelijk van zijn wil beschouwd. ".
Art.18. Artikel 11 van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aangevuld met het volgende lid:
" Het stabiel karakter van de relatie wordt ook aangetoond indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben. ".
Art. 19. Onze minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met het uitvoeren van dit besluit.