19 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 114, 115, 124, 125 en 127 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 114 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) § 2, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Het basisdagbedrag van de werkloosheidsuitkering wordt tijdens de eerste twaalf maanden van werkloosheid verhoogd met een aanpassingstoeslag, vastgesteld op :
- 15 pct. van het gemiddeld dagloon voor de werknemer met gezinslast en voor de alleenwonende werknemer;
- 18 pct. van het gemiddeld dagloon voor de samenwonende werknemer. ";
B) in § 3 wordt het cijfer " 10 pct. " vervangen door het cijfer " 13 pct. ";
C) in § 4, eerste lid, wordt het bedrag van " 13,56 EUR " vervangen door het bedrag van " 13,83 EUR ";
D) in § 4, derde lid, worden de bedragen van " 13,56 EUR " en " 4,23 EUR " respectievelijk vervangen door de bedragen van " 13,83 EUR " en " 4,32 EUR ";
E) in § 5 worden de bedragen van " 10,02 EUR " en " 8,14 EUR " respectievelijk vervangen door de bedragen van " 10,22 EUR " en " 8,30 EUR " ".
Art.2. Artikel 115, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 januari 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 115. Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op :
1° 31,17 EUR voor de werknemer met gezinslast;
2° 26,19 EUR voor de alleenwonende werknemer;
3° 19,63 EUR voor de samenwonende werknemer vóór het verstrijken van de eventueel verlengde periode van vijftien maanden bedoeld in artikel 114, § 4. ".
Art.3. In artikel 124 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art.124. Het dagbedrag van de overbruggingsuitkering en van de wachtuitkering wordt vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast op 30,37 EUR;
2° voor de alleenwonende werknemer op :
a) 8,63 EUR, indien hij minder dan 18 jaar is;
b) 13,56 EUR, indien hij 18 tot minder dan 21 jaar is;
c) 22,46 EUR, indien hij 21 jaar is of ouder.
3° voor de samenwonende werknemer :
a) 7,40 EUR indien hij minder dan 18 jaar is;
b) 11,80 EUR indien hij 18 jaar is of meer. ";
B) in het tweede lid worden de bedragen van " 7,68 EUR " en " 12,34 EUR " respectievelijk vervangen door de bedragen van " 7,83 EUR " en " 12,58 EUR ".
Art.4. In artikel 125, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2002, worden de bedragen van " 10,02 EUR " en " 8,14 EUR " respectievelijk vervangen door de bedragen van " 10,22 EUR " en " 8,30 EUR ".
Art.5. Artikel 127 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 december 1996 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999, 13 juli 2001 en 24 januari 2002, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 127. § 1. Het bedrag van de anciënniteitstoeslag wordt vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast, op 3,54 EUR;
2° voor de alleenwonende werknemer die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft, op 7 pct. van het gemiddeld dagloon;
3° voor de alleenwonende werknemer niet bedoeld in 2°, op 1,5 pct. van het gemiddeld dagloon;
4° voor de samenwonende werknemer waarvoor het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering werd bepaald op 13,83 EUR, op 2,84 EUR;
5° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° die de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft, op 15 pct. van het gemiddeld dagloon;
6° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° of 5° die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft, op 10 pct. van het gemiddeld dagloon;
7° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° tot 6°, op 5 pct. van het gemiddeld dagloon.
§ 2. Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering verhoogd met de anciënniteitstoeslag wordt vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast, op 33,32 EUR;
2° voor de alleenwonende werknemer bedoeld in § 1, 2°, op 30,64 EUR;
3° voor de alleenwonende werknemer bedoeld in § 1, 3°, op 27,88 EUR;
4° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, 5°, op 27,74 EUR;
5° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, 6°, op 25,24 EUR;
6° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, 7°, op 22,65 EUR. ".
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Art. 7. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juni 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
P. VANVELTHOVEN.