26 OKTOBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-11-2007 en tekstbijwerking tot 01-08-2012)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Opsporings- en reddingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Werking.
Art. 3-10, 10/1, 11-13
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 14
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum [1 , en latere wijzigingen]1;
2° OPPLAN-SAR : operationeel opsporings- en reddingsplan;
3° identiteit van het vaartuig : naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer;
4° IMO-resolutie A 851 (20) : resolutie A 851 (20) van de Internationale Maritieme Organisatie betreffende de algemene principes voor scheepsrapportagesystemen en scheepsrapportagevereisten, met inbegrip van richtlijnen voor rapportage over incidenten met gevaarlijke goederen, schadelijke substanties of mariene verontreinigende stoffen [1 , en latere wijzigingen]1.
----------
(1)<BVR 2012-07-13/16, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 11-08-2012>
HOOFDSTUK II. - Opsporings- en reddingsgebied.
Art.2. Het opsporings- en reddingsgebied van het MRCC omvat :
1° de territoriale zee;
2° de exclusieve economische zone, afgekort EEZ;
3° het zeegebied gelegen tussen de laagwaterlijn vanaf de kust of van bij eb droogvallende bodemverheffingen als die zich binnen twaalf zeemijl vanaf die laagwaterlijn bevinden, hetzij vanaf de uiteinden van de permanente havenwerken die buiten de laagwaterlijn uitsteken, en de hoogwaterlijn.
HOOFDSTUK III. - Werking.
Art.3. Om zijn taken uit te voeren werkt het MRCC procedures uit die worden opgenomen in een OPPLAN-SAR.
Art.4. In artikel 43, § 1, van het decreet wordt verstaan onder punt 2° :
iedere aanvaring of stranding van zijn vaartuig, averij, defect of storing aan zijn vaartuig, binnenstromend water of schuivende lading, alle gebreken aan de romp of verzwakking van de constructie, verlies van lading, verlies van reddingsmateriaal.
Art.5. In artikel 43, § 1, van het decreet wordt verstaan onder punt 3° :
ieder incident zoals gebreken die de manoeuvreerbaarheid of zeewaardigheid van het vaartuig kunnen aantasten, gebreken aan het voortstuwingssysteem of de stuurinrichting, de krachtbronnen, de navigatie- of communicatieapparatuur.
Art.6. In artikel 43, § 1, van het decreet wordt verstaan onder punt 4° :
iedere lozing of kans op lozing van gevaarlijke of verontreinigende stoffen in zee, iedere vlek van gevaarlijke of verontreinigende stoffen, in zee drijvende containers of stukgoederen die worden waargenomen.
Art.7. Bij een melding als vermeld in artikel 43 van het decreet, moeten ten minste de volgende gegevens worden verstrekt :
1° de identiteit van het vaartuig;
2° de positie;
3° de haven van afvaart;
4° de haven van bestemming;
5° het adres waar informatie kan worden verkregen over de gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord;
6° het aantal opvarenden;
7° bijzonderheden over het incident;
8° alle relevante informatie, vermeld in IMO-resolutie A. 851(20);
9° de nationaliteit van het vaartuig;
10° de lengte en diepgang van het vaartuig;
11° de geplande vaarroute.
Art.8.§ 1. Informatie over risicovaartuigen wordt door het MRCC gemeld aan de diensten, vermeld in het OPPLAN-SAR, en volgens de procedures, vermeld in het OPPLAN-SAR.
§ 2. De volgende vaartuigen worden beschouwd als risicovaartuig :
1° vaartuigen die in de loop van hun reis :
a) betrokken zijn geweest bij incidenten of ongevallen op zee;
b) in gebreke zijn gebleven de door of krachtens het decreet voorgeschreven verplichte meldingen te verrichten;
c) de toepasselijke regels van de scheepsrouteringssystemen of het verkeersbegeleidingssysteem hebben overschreden;
d) de melding hebben gekregen van loodsen of havenautoriteiten dat zij tekortkomingen vertonen die de veiligheid van de scheepvaart in gevaar kunnen brengen of die een risico voor het milieu kunnen vormen;
2° vaartuigen waartegen bewijzen of vermoedens bestaan van lozing van gevaarlijke of verontreinigende stoffen in wateren die onder de jurisdictie vallen van een lidstaat van de Europese Unie;
3° vaartuigen waaraan de toegang tot havens van de lidstaten van de [1 Europese Unie]1 is geweigerd of waarover een rapport is uitgebracht of een melding van een lidstaat is verricht overeenkomstig de regelgeving inzake havenstaatcontrole;
[1 3° /1 vaartuigen die geen kennisgeving hebben gedaan of niet beschikken over veiligheidscertificaten of financiële zekerheden als voorgeschreven bij de geldende communautaire regelgeving of internationale voorschriften;
3° /2 vaartuigen ten aanzien waarvan door de loodsen van het Vlaamse Gewest, de diepzeeloodsen, de havenloodsen, bootmannen of havenkapiteinsdiensten is gemeld dat ze klaarblijkelijke gebreken vertonen die de veiligheid van hun navigatie in gevaar kunnen brengen of een risico voor het milieu kunnen vormen;]1
4° andere vaartuigen die de minister als dusdanig heeft gedefinieerd.
----------
(1)<BVR 2012-07-13/16, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 11-08-2012>
Art.9.§ 1. Bij uitzonderlijk slecht weer of ruwe zee kunnen de volgende maatregelen worden genomen door de hiervoor door de minister aangewezen categorieën van personeelsleden :
1° de gezagvoerder van een vaartuig dat zich in het opsporings- en reddingsgebied bevindt of zich erin wil begeven en een haven wil binnen- of uitvaren, zo mogelijk alle informatie over de zeegang en de weersomstandigheden geven en, als dat relevant en mogelijk is, over het gevaar dat die kunnen opleveren voor zijn schip, de lading, de bemanning en de passagiers;
2° onverminderd de plicht tot bijstandsverleningen aan schepen in nood en overeenkomstig de bepalingen betreffende toevluchtsoorden, uitgewerkt in het kader van het samenwerkingsakkoord van 8 juli 2005 tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest betreffende de oprichting van en de samenwerking in een structuur kustwacht, andere passende maatregelen treffen, waaronder een aanbeveling of een verbod voor een bepaald schip of voor schepen in het algemeen om de haven in de gebieden in kwestie binnen of uit te varen, totdat is vastgesteld dat er geen gevaar meer bestaat voor mensenlevens of het milieu;
3° indien nodig, passende maatregelen nemen om het bunkeren van schepen in de territoriale wateren zo veel mogelijk te beperken of te verbieden, met het oog op het gebruik en de bescherming van de vaarweg of om het scheepvaartverkeer op de meest doeltreffende manier te begeleiden.
[1 § 1/1. Bij ijsgang die door het MRCC als een ernstige bedreiging wordt beschouwd voor de veiligheid van mensenlevens op zee of voor de bescherming van hun zee- of kustgebieden of de zee- of kustgebieden van andere staten :
1° verstrekt het MRCC aan de gezagvoerder die zich in het toepassingsgebied, vermeld in artikel 2, bevindt, of die een van zijn havens wil binnen- of uitvaren, alle nodige informatie over de ijsgang, de aanbevolen routes en ijsbreekdiensten die zich in het toepassingsgebied, vermeld in artikel 2, bevinden;
2° kan het MRCC, onverminderd zijn plicht tot bijstandsverlening aan schepen die bijstand behoeven, en onverminderd andere verplichtingen die voortvloeien uit internationale voorschriften, aan de gezagvoerder die zich in het toepassingsgebied, vermeld in artikel 2, bevindt, en die een haven of terminal wil binnen- of uitvaren of een ankerplaats wil verlaten, vragen dat hij met documenten aantoont dat het schip aan de sterkte- en vermogenseisen voldoet die op de ijsgang van het toepassingsgebied, vermeld in artikel 2, zijn afgestemd.]1
§ 2. De gezagvoerder van het vaartuig brengt het MRCC op de hoogte van de redenen van zijn beslissing, als die niet in overeenstemming is met de maatregelen, vermeld in § 1 [1 en § 1/1]1.
§ 3. Voor de passende maatregelen, vermeld in § 1 [1 en § 1/1]1, wordt uitgegaan van een voorspelling van de omstandigheden op zee en van de weersgesteldheid van het Oceanografisch Meteorologisch Station, afgekort OMS, van de afdeling Kust of een gelijkwaardige gekwalificeerde meteorologische informatiedienst.
----------
(1)<BVR 2012-07-13/16, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 11-08-2012>
Art.10.§ 1. Naar aanleiding van ongevallen of risico-omstandigheden kan het MRCC [1 of bij activering van het plan of plannen, vermeld in artikel 26 van het Samenwerkingsakkoord Kustwacht, door de bevoegde instantie, vermeld in artikel 26, § 1, van voormeld Samenwerkingsakkoord,]1 onder meer de volgende maatregelen nemen :
1° de bewegingen van het vaartuig beperken of het vaartuig gelasten een bepaalde koers te volgen;
2° het vaartuig gelasten een einde te maken aan de bedreiging van het milieu of van de maritieme veiligheid;
3° een evaluatieteam aan boord brengen om de omvang van het risico vast te stellen, het vaartuig bij te staan bij het zoeken naar een oplossing en het MRCC van een en ander op de hoogte te houden;
4° het vaartuig gelasten zich naar het aangewezen toevluchtsoord te begeven in geval van direct gevaar, dan wel bewerkstelligen dat het vaartuig wordt geloodst of gesleept.
[1 Indien een schip wordt gesleept onder een sleep- of bergingsovereenkomst, kunnen de door het MRCC of de bevoegde instantie, vermeld in artikel 26 van het Samenwerkingsakkoord Kustwacht, genomen maatregelen, vermeld in punt 1° en punt 4°, ook worden toegepast op de betrokken bijstands-, bergings- en sleepvaartondernemingen.]1
§ 2. De minister wijst de categorieën van personeelsleden aan die bevoegd zijn om de maatregelen, vermeld in § 1, te nemen.
----------
(1)<BVR 2012-07-13/16, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 11-08-2012>
Art.10/1. [1 In geval van een incident of ongeval dient de volgende informatie aan het MRCC te worden verstrekt door de exploitant, de gezagvoerder van een vaartuig of de eigenaar van gevaarlijke en verontreinigende stoffen aan boord :
1° de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, VN-nummers waar deze bestaan, IMO-risicoklassen overeenkomstig IMDG-, IBC- en IGC-code en in voorkomend geval de klasse van het schip die voor INF-ladingen als bedoeld in voorschrift VII/14.2 vereist is, de hoeveelheden van dergelijke stoffen en, indien zij worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan;
2° de alarmnummers van de verlader of een andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de in geval van nood te nemen maatregelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2012-07-13/16, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 11-08-2012>
Art.11. § 1. Om zo snel mogelijk een ongeval of risico-omstandigheid, waarbij mensenlevens in het geding zijn of zouden kunnen zijn, als niet tijdig wordt opgetreden, te verhelpen, kan de leidinggevende van het MRCC of zijn gemachtigde de volgende vaartuigen opvorderen :
1° de SAR-eenheden van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, alsook de door het agentschap erkende SAR-eenheden;
2° elk vaartuig dat zich in de nabijheid bevindt van het vaartuig dat in problemen verkeert;
3° elk vaartuig, zelfs als het zich nog in de haven bevindt, dat, rekening houdend met de aard van de problemen van het vaartuig dat zich in moeilijkheden bevindt, met het aantal personen dat moet worden gered of met het aantal personen dat van het vaartuig moet worden afgehaald, geschikt is om voor de evacuatie in te staan.
§ 2. De opvordering, vermeld in § 1, kan gebeuren door eenvoudige oproeping.
§ 3. De leidinggevende van het MRCC of zijn gemachtigde kan op het opgeroepen vaartuig een beroep doen gedurende de tijd die nodig is om de hulp daadwerkelijk te realiseren en de te redden of te evacueren personen aan wal te brengen.
Art.12. § 1. De minister wijst de categorieën van personeelsleden aan die bevoegd zijn om verkeersaanwijzingen aan vaartuigen te richten.
§ 2. De minister wijst de categorieën van personeelsleden aan die bevoegd zijn om de volgende soorten berichten aan de vaartuigen te richten :
1° een informatie;
2° een waarschuwing;
3° een navigatieassistentie.
Art.13. Het MRCC treedt op als Maritieme Assistentiedienst.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor de havens, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 oktober 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid,
K. PEETERS.