Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 SEPTEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het centraal beheersysteem in het kader van het Scheepvaartbegeleidingsdecreet (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-10-2007 en tekstbijwerking tot 27-03-2017)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De beheerder van het centraal beheersysteem.
Art. 2-4
HOOFDSTUK II/1. [1 - Syntax en procedures voor de interface tussen de NCA en de LCA.]1
Art. 4/1, 4/2, 4/3, 4/4, 4/5, 4/6, 4/7
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 5-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011203817  2012035891  2017011288 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° decreet : het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum;
  2° centraal beheersysteem : het centraal beheersysteem, vermeld in artikel 13 en 14 van het decreet;
  3° SafeSeaNet : het communautaire systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie, dat door de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten is ontwikkeld ter uitvoering van de [1 Europeesrechtelijke regelgeving]1;
  4° nationaal bevoegde autoriteit, afgekort NCA : de autoriteit die belast is met de gegevensuitwisseling met SafeSeaNet;
  [2 5° RIS : de dienstverlening, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de River information Services op de binnenwateren;
   6° lokaal bevoegde autoriteit, afgekort LCA :
   a) de havenkapiteinsdienst van een haven of de vergelijkbare dienst die de bevoegdheden van de havenkapiteinsdienst uitoefent en die de gegevens voor SafeSeaNet aanlevert aan de NCA;
   b) de bevoegde instanties die belast zijn met het leveren van RIS, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de River information Services op de binnenwateren;
   c) de andere diensten die zijn aangewezen om in het kader van SafeSeaNet informatie te ontvangen en door te sturen;
   7° IFCD : Interface and Functionalities Control Document dat wordt ontwikkeld en goedgekeurd overeenkomstig punt 2.2, vijfde streepje, en punt 2.3 van bijlage III bij richtlijn 2002/59/EG van 27 juni 2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad;
   8° Common Operational Procedures : de procedures ontwikkeld door de Europese Commissie in uitvoering van richtlijn 2002/59/EG van 17 juni 2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart;
   9° syntax en procedures : de volledige architectuur van het systeem voor het elektronisch berichtenverkeer, met inbegrip van de beschreven verantwoordelijkheden en het beheer, de exploitatie, de ontwikkeling en het onderhoud, overeenkomstig de capaciteitsvereisten en de procedures, vermeld in het IFCD, alsook de regels voor het uitwisselen en delen van gegevens en de beveiligings- en toegangsrechten.]2
  ----------
  (1)<BVR 2012-07-13/16, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 11-08-2012>
  (2)<BVR 2017-02-10/19, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

HOOFDSTUK II. - De beheerder van het centraal beheersysteem.
Art.2. De door de minister aangewezen dienst, bevoegd voor de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen buiten de haven, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet, treedt op als beheerder van het centraal beheersysteem.
  De beheerder van het centraal beheersysteem treedt op als NCA en zorgt als dusdanig voor de elektronische koppeling van het centraal beheersysteem aan het Europese systeem SafeSeaNet voor de meldingen, opgenomen in het centraal beheersysteem, die moeten worden gedaan aan dit Europese systeem.

Art.3. In de in artikel 14, § 6, van het decreet bedoelde uitzonderingsgevallen kan de beheerder van het centraal beheersysteem, rekening houdend met de artikelen 13, 14 en 15 van het decreet :
  1° een beveiligde elektronische koppeling toestaan met de informaticasystemen van de havenkapiteinsdiensten, vermeld in artikel 4, § 2, van het decreet, en met het informaticasysteem van de Loodsdienst, vermeld in artikel 16, 4°, van het decreet, onder de voorwaarden die bepaald zijn in de overeenkomst vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet, met betrekking tot de voor een goede uitoefening van de eigen opdracht relevante gegevens. In voorkomend geval kunnen gegevens aan deze diensten op een andere wijze ter beschikking worden gesteld;
  2° gegevens ter beschikking stellen die relevant zijn voor de goede uitoefening van de eigen opdracht aan een openbare dienst, al dan niet via een beveiligde koppeling, onder de voorwaarden die bepaald zijn in de overeenkomst vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet.
  Deze gegevens kunnen ter beschikking worden gesteld aan de hiërarchische meerderen en instructeurs van de betrokken personeelsleden van de openbare dienst, met het oog op de lering van de personeelsleden, de verbetering van het systeem en de kwalificatie van het personeel, onder de voorwaarden die bepaald zijn in de overeenkomst vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet;
  3° gegevens ter beschikking stellen met het oog op wetenschappelijk onderzoek, onder de voorwaarden die bepaald zijn in de overeenkomst vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet;
  4° gegevens ter beschikking stellen die relevant zijn voor de goede eigen werking van private ondernemingen, voor niet-commerciële doeleinden van die ondernemingen, al dan niet via een beveiligde koppeling, onder de voorwaarden die bepaald zijn in de overeenkomst vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet;
  5° gegevens ter beschikking stellen die relevant zijn voor de goede eigen werking van private ondernemingen, met het oog op commerciële doeleinden van die private ondernemingen, in het kader van de ketenbenadering, al dan niet via een beveiligde koppeling, onder de voorwaarden die bepaald zijn in de overeenkomst vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet. Deze gegevens kunnen enkel betrekking hebben op de werking van de eigen onderneming;
  6° nuttige gegevens vrijgeven van hierbij betrokken vaartuigen, naar aanleiding van incidenten, ongevallen en risico-omstandigheden die een onmiddellijke bedreiging voor de gezondheid van de mens of het milieu betekenen of zouden kunnen betekenen. Onder nuttige gegevens worden gegevens verstaan die de bevoegde overheden in staat kunnen stellen maatregelen te nemen om, voor het publiek dat waarschijnlijk zal worden getroffen, de uit de bedreiging voortvloeiende schade te voorkomen of te beperken. Die informatie kan, in overleg tussen het hoofd van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust en de bevoegde overheden, op een afgesproken tijdstip, door de hiertoe in het overleg aangewezen persoon, worden doorgegeven aan de media.

Art.4. § 1. Op verzoek, ingediend bij de beheerder van het centraal beheersysteem per brief, per fax of per mail, binnen zes weken nadat het incident waarop de informatie betrekking heeft, heeft plaatsgevonden, kan informatie, met uitzondering van camerabeelden, met betrekking tot incidentregistratie in bewaring worden genomen.
  § 2. Op verzoek, ingediend bij de beheerder van het centraal beheersysteem per brief, per fax of per mail, binnen een week nadat het incident waarop de camerabeelden betrekking hebben, heeft plaatsgevonden, kunnen de camerabeelden met betrekking tot incidentregistratie in bewaring worden genomen.
  § 3. De bewaartijd van de informatie en de camerabeelden bedraagt zes maanden en kan op verzoek, ingediend ten minste twee weken voor het verstrijken van die termijn, worden verlengd, voor telkens zes maanden.
  Als het verzoek niet uitgaat van een politiedienst, het parket of een gerechtelijke dienst, moet hiervoor door de betrokken overheid of de betrokken persoon toestemming worden gevraagd aan de bevoegde rechtbank.
  § 4. Een verzoek tot het verstrekken van informatie of camerabeelden met betrekking tot incidentregistratie, moet worden ingediend op dezelfde manier als een verzoek tot bewaring.
  Als het verzoek niet uitgaat van het parket of een gerechtelijke dienst, moet hiervoor door de betrokken overheid of de betrokken persoon toestemming worden gevraagd aan de bevoegde rechtbank.
  Als het verzoek tot het verstrekken van informatie of camerabeelden niet is voorafgegaan door een verzoek tot bewaring als vermeld in § 1, dan kan het verzoek om informatie of camerabeelden over incidenten niet meer worden ingewilligd, als meer dan zes weken zijn of respectievelijk een week is verstreken na de dag waarop het incident heeft plaatsgevonden.
  § 5. De informatie of de camerabeelden over een incident wordt verstrekt tijdens een instructiebijeenkomst, georganiseerd door de beheerder van het centraal beheersysteem.
  Na afloop van die bijeenkomst kunnen, als daarom is verzocht en de toestemming werd verkregen, de informatie of de camerabeelden op een elektronische drager worden meegenomen, tegen ontvangstbewijs.

HOOFDSTUK II/1. [1 - Syntax en procedures voor de interface tussen de NCA en de LCA.]1   ----------   (1)
Art. 4/1. [1 In het kader van de architectuur van het Belgische SafeSeaNet-systeem zijn de NCA en de LCA's samen belast met de ontvangst, opslag, opvraging en uitwisseling van informatie voor de maritieme veiligheid, de veiligheid in de haven en op zee, de bescherming van het mariene milieu en de efficiëntie van de scheepvaart en het vervoer op zee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

Art. 4/2. [1 § 1.De maritieme informatie wordt binnen de architectuur, vermeld in artikel 4/1, uitgewisseld tussen gemachtigde gebruikers, onder de verantwoordelijkheid van de NCA.
   Het nationale SafeSeaNet-systeem moet voldoen aan de vereisten van vertrouwelijkheid van de informatie en de beginselen en specificaties voor beveiliging van het systeem, met inbegrip van de toegangsrechten, zoals omschreven in het IFCD en zoals verder uitgewerkt door de NCA in het kader van de architectuur van het Belgische SafeSeaNet-systeem.
   § 2.De NCA zorgt voor :
   1° het beheer van het nationale SafeSeaNet-systeem;
   2° de nationale coördinatie van de gebruikers van de gegevens;
   3° de nationale coördinatie van de verstrekkers van de gegevens;
   4° het aanwijzen van de UN-locodes. Dit zijn de codes van de Verenigde Naties voor handel- en transportplaatsen;
   5° het opzetten en onderhouden van de nodige IT-infrastructuur, vermeld in artikel 34 van het decreet, zoals beschreven in de IFCD;
   6° het opzetten en onderhouden van de procedures, vermeld in artikel 4/5, tweede lid;
   7° het verzamelen en verspreiden van de informatie betreffende de aangewezen bevoegde autoriteiten die in het kader van het monitoring systeem voor de zeescheepvaart van de Europese Unie binnen de architectuur van het nationale SafeSeaNet-systeem relevante taken moeten uitvoeren;
   8° het leggen van contact met andere relevante werkfora;
   9° deelname aan de stuurgroep op hoog niveau, opgericht door de Europese Commissie.
   De NCA kan machtiging verlenen :
   1° tot deelname aan SafeSeaNet door geïdentificeerde gebruikers aan wie een rol en toegangsrechten kunnen worden toegewezen conform de functioneringsvereisten en de procedures vermeld in artikel 4/5 van dit besluit;
   2° aan geïdentificeerde scheepvaartactoren tot elektronische indiening van verslagen overeenkomstig het recht van de Unie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

Art. 4/3. [1 § 1. De LCA zorgt voor :
   1° de tijdige, volledige en correcte aanlevering aan de NCA, op elektronische wijze en door middel van het centraal beheersysteem, van de informatie, vermeld in de artikelen 8/1, 10, 10/1, 10/2, 11, 13, 14, 15/1, 15/2 en 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de begeleiding van de scheepvaartonmiddellijk nadat hij ze heeft ontvangen, alsook :
   a) de reisvooraanmeldingen aan de havens van alle scheepsreizen naar en vanuit de haven;
   b) de meldingen over gevaarlijke of verontreinigende stoffen en de details over de gevaarlijke of verontreinigende stoffen;
   c) de meldingen over scheepsafval en ladingresiduen conform de bepalingen inzake afval van de zeevaart, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA);
   d) de meldingen voor verontreinigingsdelicten conform de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging door schepen;
   e) de meldingen over de werkelijke aankomsttijd en de werkelijke vertrektijd van elk schip dat zijn haven of ankerplaats aandoet, en een identificatiecode van de haven conform de artikelen 10/1 en 10/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de begeleiding van de scheepvaart;
   f) de meldingsverplichting, voorgeschreven op basis van het recht van de Europese Unie, conform artikel 6 van richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van richtlijn 2002/6/EG;
   g) de veiligheidsinlichtingen vóór het aandoen van de haven conform verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten;
   2° de coördinatie van de verstrekkers van de gegevens, die gegevens moeten melden aan de eigen havenkapiteinsdienst of aan de eigen vergelijkbare dienst, aan het eigen RIS-centrum of aan de eigen andere dienst die in het kader van SafeSeaNet is aangewezen om informatie te ontvangen en door te sturen;
   3° het voldoen aan de functioneringsvereisten en het volgen van de toepasselijke procedures, vermeld in artikel 4/5;
   4° het toezicht op de naleving van de meldingsverplichtingen door de verstrekkers die aan de LCA moeten melden, waarbij onder meer wordt nagegaan of de meldingen tijdig, volledig en correct zijn.
   § 2. Als de informatie die aan de LCA moet worden verstrekt, verandert, zorgt de LCA onmiddellijk na ontvangst, voor de tijdige, volledige en correcte aanlevering van de wijziging aan de NCA. Ze doet dat op elektronische wijze door middel van het centraal beheersysteem.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

Art. 4/4. [1 Het elektronisch berichtenverkeer maakt gebruik van de volgende syntax en procedures :
   1° de gegevens worden verzonden, ontvangen en geconverteerd tussen systemen via het centraal beheersysteem, overeenkomstig de syntax en de procedures die de NCA heeft beschreven. Op die manier kan de NCA die gegevens aan SafeSeaNet bezorgen in het elektronische formaat, overeenkomstig de normen voor het formaat voor gegevensuitwisseling, zoals ontwikkeld door het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid en verder uitgewerkt door de NCA in het kader van de architectuur van het Belgische SafeSeaNet-systeem;
   2° het systeem gebruikt de normen uit de industrie en is compatibel met openbare en particuliere systemen die voor het genereren, verschaffen of ontvangen van informatie binnen SafeSeaNet worden gebruikt;
   3° alle elektronische berichten en gegevens die worden uitgewisseld of gedeeld overeenkomstig dit besluit of het desbetreffende recht van de Unie worden via SafeSeaNet verstuurd door middel van de nodige interfaces voor het automatisch doorgeven van data via elektronische weg naar SafeSeaNet;
   4° de NCA en de LCA handelen binnen de SafeSeaNet-systemen conform de functioneringsvereisten en de procedures vermeld in artikel 4/5 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

Art. 4/5. [1 De functioneringsvereisten en de procedures die gelden voor de onderdelen van SafeSeaNet die berusten bij de NCA, worden uitgewerkt overeenkomstig het IFCD en op de wijze die in voorkomend geval verder wordt gepreciseerd in de Common Operational Procedures van de Europese Commissie.
   Conform het IFCD wordt het volgende geregeld :
   1° de gebruikerstoegang en de richtsnoeren voor kwaliteitsbeheer voor de gegevens;
   2° de gegevensintegratie, vermeld in artikel 4/6 van dit besluit, en de verspreiding ervan via het SafeSeaNet-systeem;
   3° de operationele procedures waarin de controlemechanismen voor de gegevenskwaliteit van SafeSeaNet worden bepaald;
   4° de veiligheidsvoorschriften voor het doorgeven en uitwisselen van data;
   5° de archivering van informatie bij de NCA en bij de LCA;
   6° de middelen voor de opslag en de beschikbaarheid van informatie over gevaarlijke of verontreinigende stoffen met betrekking tot geregelde diensten waarvoor een vrijstelling is toegestaan;
   7° de vereisten voor de vertrouwelijkheid van informatie, beperkingen en andere specificaties voor de toegangsrechten;
   8° de identiteit van alle gebruikers, met hun specifieke rol en bijzondere toegangsrechten;
   9° de technische implementatie van en de documentatie over SafeSeaNet. Daaronder vallen onder meer normen voor het formaat voor gegevensuitwisseling, interoperabiliteit met andere systemen en applicaties, gebruikshandleidingen, voorschriften voor beveiliging van het netwerk en referentiedatabanken ter ondersteuning van rapporteringsverplichtingen;
   10° de ontwikkeling, bediening en integratie van de elektronische berichten en gegevens;
   11° de ontwikkeling en het onderhoud van de nodige interfaces voor het automatisch doorgeven van data langs elektronische weg naar SafeSeaNet;
   12° de verspreiding van elektronische berichten en gegevens die worden uitgewisseld of gedeeld via het centrale SafeSeaNet in overeenstemming met het decreet, dit besluit en :
   a) de bepalingen inzake afval van de zeevaart in het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA);
   b) de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging door schepen;
   c) de artikelen 10/1 en 10/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de begeleiding van de scheepvaart;
   d) richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van richtlijn 2002/6/EG.
   De IFCD en de Common Operational Procedures worden verder uitgewerkt door de NCA in het kader van de architectuur van het Belgische Safeseanet systeem.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

Art. 4/6. [1 De in SafeSeaNet ingevoerde informatie is beschikbaar voor gebruik in alle rapportage-, meldings-, informatie-uitwisselings- en Vessel Traffic Management Information Systems (VTMIS)-systemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

Art. 4/7. [1 Voor de vrijstellingen die uitgewisseld moeten worden in het kader van SafeSeaNet, zorgen de diensten die zijn aangewezen om vrijstellingen te verlenen, voor de tijdige, volledige en correcte aanlevering aan de NCA van de informatie over de vrijstelling die ze hebben verleend conform de functioneringsvereisten en de procedures vermeld in artikel 4/5 van dit besluit . Ze doen dat bij voorkeur op elektronische wijze door middel van het centraal beheersysteem.
   De NCA zorgt voor de ontvangst, op elektronische wijze via het centraal beheersysteem, van informatie over vrijstellingen die afkomstig is van de diensten die zijn aangewezen om vrijstellingen te verlenen en die informatie door te sturen overeenkomstig het decreet, dit besluit en :
   1° de bepalingen inzake afval van de zeevaart in het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA);
   2° de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging door schepen;
   3° de artikelen 10/1 en 10/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de begeleiding van de scheepvaart;
   4° richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van richtlijn 2002/6/EG.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-10/19, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2017>

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.5. De ontvangst van gegevens van de door de minister aangewezen dienst, bevoegd voor de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen buiten de haven, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet, die zonder overeenkomst werden verkregen, kan zonder overeenkomst verder lopen, gedurende een termijn van zes maanden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Havens, is belast met de uitvoering van dit besluit.