26 JULI 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden inzake subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang, van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden voor het organiseren van en de bepalingen over de toestemming voor en de subsidiëring van buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, van het ministerieel besluit van 22 september 2006 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het aanbod van buurt- en nabijheidsdiensten die vastgelegd zijn door de raad van bestuur van Kind en Gezin op basis van het experimentele kader dat goedgekeurd is door de raad van bestuur van Kind en Gezin op 26 mei 2004, van het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende de voorwaarden tot toestemming en een bijbehorende financiële ondersteuning voor het realiseren van een verruimd aanbod in de vorm van flexibele en/of occasionele opvang in kinderdagverblijven en initiatieven voor buitenschoolse opvang die door Kind en Gezin worden erkend en van het ministerieel besluit van 16 mei 2007 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders.
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 3 van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden inzake subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang, vervangen bij het ministerieel besluit van 14 januari 2006 en gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 22 september 2006, wordt §5 vervangen door wat volgt :
" § 5. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals voorzien in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;
2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;
3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden.
Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1 VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering voorzien. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het voorziene subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de voorziene werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE.
Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. "
Art.2. In artikel 17van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden voor het organiseren van en de bepalingen over de toestemming voor en de subsidiëring van buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 22 september 2006, wordt § 6 vervangen door wat volgt :
" § 6. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals voorzien in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;
2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;
3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden.
Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1 VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering voorzien. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het voorziene subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de voorziene werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE.
Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. "
Art.3. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 september 2006 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het aanbod van buurt en nabijheidsdiensten die vastgelegd zijn door de raad van bestuur van Kind en Gezin op basis van het experimentele kader dat goedgekeurd is door de raad van bestuur van Kind en Gezin op 26 mei 2004 wordt § 5 vervangen door wat volgt :
" § 5. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals voorzien in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;
2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;
3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden.
Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1 VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering uitgetrokken. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het voorziene subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de voorziene werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE.
Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. ".
Art.4. Artikel 22 van het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende de voorwaarden tot toestemming en een bijbehorende financiële ondersteuning voor het realiseren van een verruimd aanbod in de vorm van flexibele en/of occasionele opvang in kinderdagverblijven en initiatieven voor buitenschoolse opvang die door Kind en Gezin worden erkend wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 22. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals voorzien in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;
2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;
3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden.
Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1 VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering voorzien. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het voorziene subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de voorziene werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE. Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. ".
Art.5. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 16 mei 2007 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan § 6 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Naar gelang van haar positie binnen de schijf, verkrijgt de crèche een bepaald percentage van het forfaitaire bedrag. Elke schijf wordt onderverdeeld in twaalf categorieën. De eerste categorie krijgt 150 % van het forfaitaire bedrag. De volgende categorieën krijgen respectievelijk 140 %, 130 %, 120 %, 100 %, 80 %, 65 %, 50 %, 35 %, 25 %, 20 % en 16 %. De eerste schijf wordt evenwel onderverdeeld in dertien categorieën, waarbij ook voor de dertiende categorie 16 % wordt genomen van het forfaitaire bedrag. ".
2° § 7 wordt vervangen door wat volgt :
" § 7. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals voorzien in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;
2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;
3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden.
Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1 VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering voorzien. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het voorziene subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de voorziene werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE. Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. ".
Art. 6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.
Brussel, 26 juli 2007.
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
St. VANACKERE.