Details





Titel:

19 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de bepalingen en voorwaarden van erkenning en subsidiëring van organisaties inzake vrijetijdszorg voor personen met een handicap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-08-2007 en tekstbijwerking tot 02-02-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure.
Art. 5-8
HOOFDSTUK IV. - Programmatie.
Art. 9
HOOFDSTUK V. - Subsidiëring.
Art. 10-14
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 15-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002035864 



Uitvoeringsbesluit(en):

2007036723  2008202753  2012206498  2019030176 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.§ 1. Binnen de kredieten die het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, hierna agentschap te noemen, hiervoor op zijn begroting heeft ingeschreven kan het agentschap, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, organisaties erkennen en subsidiëren die de vrijetijdszorg voor personen met een handicap ontwikkelen, begeleiden en bevorderen.
  § 2. [2 In dit besluit wordt verstaan onder:
   1° persoon met een handicap: de personen met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of personen met een vermoeden van zo een handicap;
   2° vrijetijdszorg: de persoonlijke begeleiding die op het domein van vrije tijd wordt geboden aan individuele personen met een handicap of aan kleine groepen van personen met een handicap door zelf activiteiten te organiseren of die personen te begeleiden naar en in de reguliere vrijetijdssector.]2
  ----------
  (1)<BVR 2012-10-12/13, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (2)<BVR 2019-02-08/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden.
Art.2.Om erkend te worden en erkend te blijven moeten de organisaties, vermeld in artikel 1, § 1, aan de onderstaande voorwaarden voldoen :
  1° zich richten tot personen met een handicap [2 ...]2;
  2° [2 zich bij voorrang richten tot de personen die nog niet beschikken over een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 37 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget;]2
  3° beschikken over voldoende deskundigheid en ervaring in de vrijetijdszorg voor personen met een handicap [2 ...]2;
  4° [2 de volgende activiteiten met betrekking tot vrijetijdszorg voor personen met een handicap uitvoeren:
   a) uitbouw van een eigen uniek vrijetijdsaanbod voor personen met een handicap voor wie het beschikbare vrijetijdsaanbod binnen de reguliere vrijetijdssector niet bereikbaar of toegankelijk is;
   b) vrijetijdstrajectbemiddeling op maat voor personen met een handicap;
   c) sensibilisering;
   d) belangenbehartiging;]2
  5° deelnemen aan het regionaal platform vrijetijdszorg dat per Vlaamse provincie moet worden opgericht en dat bestaat uit de erkende vrijetijdszorgorganisaties voor die provincie. Het regionaal platform vrijetijdszorg neemt de volgende taken op zich :
  a) het vrijetijdsaanbod ten aanzien van de doelgroep personen met een handicap, en de lacunes ter zake, in de provincie in kwestie in kaart brengen;
  b) het vrijetijdsaanbod van de erkende vrijetijdszorgorganisaties in een bepaalde provincie op structurele wijze afstemmen op het niet-erkende specifieke vrijetijdsaanbod voor de doelgroep personen met een handicap, via netwerking;
  c) beleidsadviezen formuleren over de verdere uitbouw van vrijetijdszorg binnen de provincie in kwestie;
  d) de opgebouwde expertise, kennis en doelgroepspecifieke deskundigheid inzake vrijetijdszorg ter beschikking stellen van het niet-erkende specifieke vrijetijdsaanbod en van de reguliere vrijetijdssector in die provincie;
  e) het vrijetijdsaanbod van de erkende vrijetijdszorgorganisaties in een bepaalde provincie op structurele wijze afstemmen op het beschikbare reguliere vrijetijdsaanbod met het oog op optimale inclusie;
  [2 ...]2
  6° in hoofdzaak werken met vrijwilligers die belast zijn met de vrijetijdszorg voor de personen met een handicap;
  7° beschikken over een beroepskracht die een ondersteunende en voorwaardenscheppende rol vervult ten opzichte van de bovengenoemde vrijwilligers;
  [2 8° handicapspecifieke kennis en deskundigheid op het domein van de vrijetijdszorg voor personen met een handicap verder uitbouwen en die kennis en deskundigheid ter beschikking stellen binnen zowel het reguliere als het vrijetijdsaanbod voor personen met een handicap;
   9° een samenwerking uitbouwen met de reguliere vrijetijdssector bij het systematisch nastreven van een zo ruim mogelijk vrijetijdsaanbod voor de doelgroep in kwestie binnen de reguliere vrijetijdssector;
   10° jaarlijks rapporteren aan het regionaal platform vrijetijdszorg, vermeld in punt 5°, over de verdeling van de geleverde prestaties over de verschillende soorten activiteiten, vermeld in punt 4°.]2
  [2 In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder
   1° belangenbehartiging: de individuele en collectieve belangen met betrekking tot het vrijetijdsaanbod voor personen met een handicap behartigen met als doel dat er bij de organisatie van het vrijetijdsaanbod door reguliere aanbieders en overheden rekening wordt gehouden met de individuele en collectieve belangen van personen met een handicap;
   2° sensibilisering: sensibiliseren voor en organiseren van vorming voor de reguliere vrijetijdssector op het vlak van de vrijetijdszorg voor personen met een handicap;
   3° vrijetijdstrajectbemiddeling op maat: de methodiek bij het verhelderen van de eigen behoeften en mogelijkheden van de individuele persoon met een handicap op het domein van vrije tijd, om die te leiden naar het reguliere of het doelgroepspecifieke vrijetijdsaanbod, op basis van de eigen mogelijkheden en wensen. De methodiek bestaat uit de volgende fasen die vervuld moeten zijn:
   a) een aanmeldingsfase waarin de persoon zijn vrijetijdsvraag kenbaar maakt;
   b) een vraagverduidelijkingsfase waarin de vraag onderzocht en geanalyseerd wordt;
   c) een zoekfase waarin het geschikte en beschikbare vrijetijdsaanbod wordt opgesomd, teruggekoppeld en overlopen;
   d) een bemiddelingsfase met als opzet de persoon te begeleiden naar vrijetijdsinitiatieven in het kader van een toeleiding.]2
  ----------
  (1)<BVR 2012-10-12/13, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (2)<BVR 2019-02-08/05, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.3.Een erkenning kan alleen toegekend worden aan instanties die opgericht zijn [1 als een privaatrechtelijke vereniging met rechtspersoonlijkheid waarvoor het bij wet verboden is de leden een vermogensvoordeel te bezorgen]1, aan geledingen van die instanties of aan samenwerkingsverbanden tussen die actoren.
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.4. Als een of meerdere erkenningsvoorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, niet worden nageleefd kan de leidend ambtenaar van het agentschap beslissen tot de intrekking van de erkenning, tot inhouding van het saldo van de subsidies,vermeld in artikel 12, alsook tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van al verleende subsidies. Tegen een beslissing tot intrekking van de erkenning kan beroep worden aangetekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure.
Art.5.§ 1. In het aanvraagdossier moet :
  1° aangetoond worden dat aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 2, wordt voldaan;
  2° gespecificeerd worden krachtens welke wettelijke, decretale, ordonnantiële of reglementaire bepalingen de aanvrager subsidies ontvangt van andere overheidsdiensten dan het agentschap;
  3° vermeld worden voor welke Vlaamse provincie een aanvraag tot erkenning wordt ingediend.
  § 2. [1 ...]1
  § 3. Elke aanvraag tot erkenning houdt in dat de aanvrager de verbintenis aangaat om op eenvoudig verzoek van het agentschap, alle aanvullende gegevens te verstrekken die het nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag.
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.6. De aanvragen om erkenning worden ingediend bij het agentschap overeenkomstig de door het agentschap vastgestelde wijze en voorwaarden.

Art.7.§ 1. [1 Het agentschap onderzoekt de aanvraag en kan, als dat nodig is, bijkomende inlichtingen vragen of inwinnen.
   De beslissing tot erkenning of weigering van de erkenning wordt genomen binnen zes maanden na de dag waarop een geldige aanvraag is ingediend.
   De beslissing tot erkenning of weigering van erkenning wordt meegedeeld aan de aanvrager vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de beslissing tot erkenning of weigering is genomen.
   Aan organisaties die op 1 januari 2019 nog niet erkend zijn, wordt een tijdelijke erkenning van minimaal een jaar en maximaal vijf jaar verleend.]1
  § 2. De beslissing vermeldt de aanvangsdatum van de erkenning en de duur ervan.
  Bij gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning wordt de beslissing met redenen omkleed. De beslissing houdende erkenning of weigering wordt via een aangetekende brief betekend aan de aanvrager voor het einde van de maand die volgt op de maand van de beslissing.
  [1 Tegen een beslissing tot weigering van de erkenning kan beroep worden aangetekend conform artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.8.Een aanvraag tot [1 omzetting]1 van [1 de tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 7, § 1, vierde lid, in een erkenning van onbepaalde duur,]1 moet samen met een aanvraagdossier, samengesteld overeenkomstig artikel 5, § 1 [1 ...]1, uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de lopende erkenningsperiode worden ingediend.
  [1 Een erkenning van onbepaalde duur wordt toegekend als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 1.]1 Artikel 7, § 2, is van overeenkomstige toepassing.
  [1 De organisaties die op 31 december 2018 erkend zijn als organisaties die de vrijetijdszorg voor personen met een handicap ontwikkelen, begeleiden en bevorderen, krijgen van rechtswege een erkenning van onbepaalde duur.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Programmatie.
Art.9.
  <Opgeheven bij BVR 2019-02-08/05, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK V. - Subsidiëring.
Art.10.§ 1. Aan de erkende organisaties worden subsidies verleend die op jaarbasis [4 79.415,48 euro]4 bedragen.
  [1 Het subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd met de volgende bedragen :
   1° voor het jaar 2008 met 505 euro;
   2° voor het jaar 2009 met 681 euro;
   3° voor het jaar 2010 met 859 euro.]1
  [3 Voor het bedrag, vermeld in het eerste lid, moet elke erkende organisatie op jaarbasis ten minste 400 prestaties in kader van de activiteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, a) tot en met c), bewijzen, waarvan minimaal 150 prestaties geleverd zijn voor 30 activiteiten als vermeld in artikel 2, 4°, b).
   De activiteit, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, a), waarmee een persoon met een handicap eenmalig bereikt wordt, komt in aanmerking voor één prestatie.
   De activiteit, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, a), waarmee dezelfde persoon met een handicap meermaals bereikt wordt, komt in aanmerking voor twee prestaties.
   De volgende prestaties komen in aanmerking voor vijf prestaties:
   1° de activiteit, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, b), waarvan de vier fasen aangetoond worden;
   2° de activiteit, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, c). Er kunnen maximaal tien vormingen op jaarbasis bewezen worden.
   Als de erkende organisatie op jaarbasis minder dan 380 prestaties kan bewijzen, wordt de verhouding van de niet-geleverde prestaties tot de te bewijzen prestaties, toegepast op de subsidie, vermeld in het eerste lid, in mindering gebracht van het saldo, vermeld in artikel 11, tweede lid, of, als dat saldo niet volstaat, in mindering gebracht van de voorschotten, vermeld in artikel 11, eerste lid, van het volgende werkingsjaar.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan, binnen de kredieten die hiervoor op de begroting van het agentschap zijn ingeschreven, het subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, jaarlijks herzien naar aanleiding van begrotingsmaatregelen.]3
  [2 § 1/1. [3 ...]3
   § 1/2. [3 ...]3]2
  § 2. Minimaal 70 % van het subsidiebedrag, vermeld in § 1, wordt besteed aan de personeelskosten voor het personeel, vermeld in artikel 2, 7°.
  Maximaal 30 % van het subsidiebedrag, vermeld in § 1, wordt besteed aan werkingskosten of kan eventueel worden aangewend om occasionele externe medewerkers aan te trekken voor het opzetten of begeleiden van activiteiten.
  § 3. [2 [3 Het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is]3 gekoppeld aan]2 het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De basisindex is de spilindex van toepassing op 1 januari 2002, conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
  [3 Het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1 eerste lid,]3 worden telkens op 1 januari van het jaar aangepast volgens de formule :
  Subsidiebedrag x spilindex 1/01/jaar
  basisindex 1/01/2002
  [3 Het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, is gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen. De basisindex is de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2006, conform de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
   Het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, wordt telkens op 1 januari van het jaar aangepast met de volgende formule: (subsidiebedrag x spilindex januari 20..)/basisindex 1/01/2006.]3
  ----------
  (1)<BVR 2008-07-04/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<BVR 2012-10-12/13, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (3)<BVR 2019-02-08/05, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2022-11-25/15, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2021>

Art.11.[1 De voorschotten op de subsidies, vermeld in artikel 10, § 1, eerste en tweede lid, voor de organisaties, vermeld in artikel 1, § 1, worden per maand betaald voor een bedrag van 8 % van de totale subsidie op jaarbasis.
   Het saldo van de subsidies wordt verrekend in het jaar dat volgt op het werkingsjaar, na de goedkeuring van het inhoudelijk en financieel jaarverslag, vermeld in artikel 12.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.12.[1 Het inhoudelijk en financieel jaarverslag wordt uiterlijk ingediend op 30 juni van het jaar dat volgt op het werkingsjaar. Het agentschap bepaalt de inhoud en de vorm van het financieel verslag.
   De erkende organisatie legt in het financieel verslag, vermeld in het eerste lid, een verklaring op erewoord voor waarin ze bevestigt dat de kosten die ter verantwoording van de besteding van de verleende subsidies worden aangetoond, niet ook aangewend worden ter staving van een eventuele aanspraak op subsidies bij een andere overheidsdienst dan het agentschap.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.13. Als zou blijken dat de personeels- en werkingskosten in het financieel verslag, vermeld in artikel 12, 1°, geheel of gedeeltelijk door een andere overheidsdienst dan het agentschap worden gesubsidieerd, dan zal het agentschap het te veel betaalde bedrag ofwel in mindering brengen van het voor het volgende jaar te betalen voorschot, ofwel dat bedrag terugvorderen.

Art.14.[1 Een erkende organisatie als vermeld in artikel 1, § 1, van dit besluit, kan reserves aanleggen conform artikel 5, § 3 en § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring, en die besteden conform artikel 7 en 8 van het voormelde besluit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-02-08/05, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.15. Het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002 tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten van erkenning en subsidiëring van organisaties inzake aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap wordt opgeheven.

Art.16. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.

Art. 17. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.