Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 MEI 2007. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 20 november 2006 over het statuut van de sportschutters. (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-09-2007 en tekstbijwerking tot 05-07-2016)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Definitie.
Art. 1
Wapencategorieën.
Art. 2
HOOFDSTUK 2. - Proeven.
Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 3
Theoretische proef.
Art. 4
Technische proef.
Art. 5
Samenstelling van de jury.
Art. 6
HOOFDSTUK 3. - Sportschutterslicentie.
Model.
Art. 7
Datum waarop de licentie wordt uitgereikt.
Art. 8
Intrekking van de licentie of van de tijdelijke licentie.
Art. 9
Schorsing van de licentie.
Art. 10
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling.
Inwerkingtreding
Art. 11
BIJLAGE.
Art. N.Bijlage



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011204886  2016203063 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Definitie.
Artikel 1. Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men onder " decreet " het decreet van 20 november 2006 over het statuut van de sportschutters.

Wapencategorieën.
Art.2.[1 Specifiek voor het sportschieten ontworpen wapens waarvoor een ad-hoc licentie wordt vereist om ze te bezitten en te gebruiken, worden in één van de volgende categorieën ingedeeld :
   1° de specifiek voor het sportschieten ontworpen pistolen met maximum vijf schoten van kaliber.22;
   2° de enkelschotvuurwapens met getrokken loop waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan 30 cm;
   3° vuurwapens met twee naast of boven elkaar geplaatste lopen waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm;
   4° repeteervuurwapens waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan 30 cm, die de schutter manueel dient te herbewapenen en die uitgerust zijn met een magazijn of lader van ten hoogste vijf schoten van het kaliber.22 long rifles;
   5° pistolen van kaliber 6.35 mm (.25 ACP) en 7,62 mm tot 9,65 mm (.32-.38);
   6° pistolen van kaliber 9 mm (.357/.40/.41/.44/.45/.10 auto);
   7° revolvers van kaliber.22;
   8° revolvers van kaliber 6,35 mm (.25 ACP) en kaliber 7,62 mm tot 9,65 mm (.32-.38);
   9° revolvers van kaliber 9 mm (.357/.40/.44/.45/.10 auto).]1
  ----------
  (1)<BDG 2016-05-26/40, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2016>

HOOFDSTUK 2. - Proeven.
Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.3. § 1. De kandidaten voor de in artikel 6, § 1, 5°, van het decreet vermelde proeven moeten zich laten inschrijven. De inschrijving geschiedt ten laatste op de proevendag.
  Deze proeven kunnen op verschillende tijdstippen plaatsvinden.
  De technische proef mag slechts na het slagen voor de theoretische proef worden afgelegd. Een afwijking wordt echter toegestaan voor de in artikel 14, lid 1, van het decreet vermelde sportschutters. In principe geven de opzichters geen inlichtingen over de inhoud van de proef.
  § 2. Wordt met het slagen voor de voormelde proeven gelijkgesteld het slagen voor proeven die klaarblijkelijk
  1° onder de directe of indirecte verantwoordelijkheid van een openbare overheid georganiseerd werden en die
  2° aan de in dit besluit vermelde voorwaarden qua inhoud en evaluatie voldoen.

Theoretische proef.
Art.4. Degene die klaarblijkelijk aan de in artikel 7, 1° tot 5° en 7°, of in artikel 14, lid 1, van het decreet voldoet, wordt tot de theoretische proef toegelaten.
  De theoretische proef kan gemeenschappelijk voor alle in artikel 2 bedoelde wapencategorieën worden georganiseerd. Slaagt ervoor degene die twee derden van de vragen van de theoretische proef correct beantwoordt.
  Bij de theoretische proef wordt de kennis van de kandidaat getoetst m.b.t.
  1° de wapenwet;
  2° het decreet;
  3° de artikelen 416 en 417 van het strafwetboek.
  De theoretische proef is schriftelijk en bestaat uit vragen die onder verschillende vormen en met behulp van verscheidene media kunnen worden gesteld. Ze worden beoordeeld op grond van hun inhoud en van de betekenis ervan, waarbij de vragen over de artikelen 416 en 417 van het strafwetboek schiftingsvragen zijn. De afweging van elke vraag staat in de vragencatalogus vermeld.
  Het gebruik van hulpmiddelen wordt niet toegelaten. Bij pogingen tot bedrog wordt de theoretische proef als mislukt beschouwd. De opzichters zorgen voor een goed verloop van de proef en voor stilte en orde in de examenzaal.

Technische proef.
Art.5. Bij de technische proef wordt de vaardigheid van de kandidaat getoetst om met een vuurwapen veilig/in alle veiligheid om te gaan. Daarbij gaat het om
  1° algemene veiligheidsregels;
  2° ballistiek;
  3° schiettest;
  4° defecte wapens.
  Niettegenstaande andere goede prestaties moet de proef als mislukt worden beschouwd en moet er een einde aan gemaakt worden bij ernstig wangedrag alsmede bij herhaling of cumulatie van de volgende fouten :
  1° gebrekkige beoordeling van de schietsituatie;
  2° niet correct afstandhouden;
  3° niet-naleving van de aanwijzingen en veiligheidregels.
  De jury moet een proces-verbaal opmaken dat o.a. over de door de kandidaat begane fouten of over zijn gedrag opheldering verschaft.
  De jury beslist bij consensus over het al dan niet slagen voor de technische proef. Elke beslissing moet met redenen omkleed worden.
  Om veiligheidsredenen of om stilte en orde te handhaven, kan de jury de aanwezigheid van derden verbieden.

Samenstelling van de jury.
Art.6.[1 § 1. De jury belast met de beoordeling van de proeven voor de wapens vermeld in artikel 2, 1°, van voorliggend besluit wordt als volgt samengesteld :
   1° een vertegenwoordiger van de politiezone Weser-Göhl of van de politiezone Eifel;
   2° een vertegenwoordiger van de ARegionaler Sportverband der Flachbahnschützen Ostbelgiens (R.S.F.O.)@ (Gewestelijke Federatie der wipschutters van Oostbelgië);
   3° een vertegenwoordiger van de AOstbelgischer Stangenschützenverband@ (Federatie der doelschutters van Oostbelgië);
   4° één of meerdere vertegenwoordigers van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
   § 2. De jury belast met de beoordeling van de proeven voor de wapens vermeld in artikel 2, 2°, van voorliggend besluit wordt als volgt samengesteld :
   1° een vertegenwoordiger van de politiezone Weser-Göhl of van de politiezone Eifel;
   2° een vertegenwoordiger van de schietsportfederatie bevoegd inzake pistoolschieten die houder is van een getuigschrift als schietmonitor- of leider;
   3° één of meerdere vertegenwoordigers van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
   § 3. De jury belast met de beoordeling van de proeven voor de wapens vermeld in artikel 2, 3°, van voorliggend besluit wordt als volgt samengesteld :
   1° een vertegenwoordiger van de politiezone Weser-Göhl of van de politiezone Eifel;
   2° een vertegenwoordiger van de schietsportfederatie bevoegd inzake kleiduivenschieten die houder is van een getuigschrift als schietmonitor- of leider;
   3° één of meerdere vertegenwoordigers van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
   § 4. Bij de proeven mag geen jurylid met de kandidaat getrouwd zijn of zijn geweest, noch een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of door adoptie zijn, noch een bloedverwant tot de derde graad in de zijlijn of een aanverwant tot de tweede graad in de zijlijn zijn, zelfs als het huwelijk op grond waarvan het aanverwantschap is ontstaan, niet meer bestaat.]1
  ----------
  (1)<BDG 2007-09-20/38, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 23-05-2007>

HOOFDSTUK 3. - Sportschutterslicentie.
Model.
Art.7. De door een schietsportfederatie namens de Duitstalige Gemeenschap opgemaakte licenties en tijdelijke licenties stemmen overeen met de als bijlage bij dit besluit gevoegde modellen. Het model kan elk jaar van kleur veranderen.

Datum waarop de licentie wordt uitgereikt.
Art.8. De datum waarop de licentie wordt uitgereikt, stemt overeen met die van de laatste geslaagde proef.

Intrekking van de licentie of van de tijdelijke licentie.
Art.9. De Regering leidt een procedure tot intrekking van de licentie resp. de tijdelijke licentie in, ofwel op verzoek van de schietsportfederatie overeenkomstig artikel 11, § 2, lid 1, van het decreet ofwel uit eigen beweging, op grond van haar eigen vaststellingen overeenkomstig artikel 11, § 2, lid 2, van het decreet. De Regering kan de inleiding van een procedure weigeren als zij, na geschikt onderzoek van de feitelijke en juridische toestand geen aanleiding ziet tot verdere opheldering van de feiten. Ze kan ook aanvragen als onontvankelijk terugwijzen, als deze kennelijk onrechtmatig zijn.
  De Regering kan een verhoor van de betrokkene bevelen. Dit verhoor geschiedt met gesloten deuren. De Regering kan getuigen of deskundigen horen. De betrokkenen kunnen zich laten vertegenwoordigen. Minderjarigen worden door hun wettelijke vertegenwoordigers vertegenwoordigd.
  Voordat beslissingen worden genomen, heeft de betrokkene recht op een wettelijk verhoor, waar de hem ten laste gelegde feiten op een geschikte manier zullen worden geformuleerd en waar hij ervan geïnformeerd zal worden dat een intrekking van de licentie of van de tijdelijke licentie wordt overwogen. Hij moet het recht hebben om inzage te nemen van de documenten die de procedure wettigen. Op verzoek van één der partijen of op eigen initiatief kan de Regering de betrokkene erom verzoeken schriftelijke stukken voor te leggen om de feiten te verduidelijken.
  Spreekt de betrokkene zich niet uit over de hem ten laste gelegde feiten of verschijnt hij of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor, dan wordt ervan uitgegaan dat hij geen verder uitleg heeft te verstrekken. Een redelijke termijn dient te worden verleend voor een schriftelijke uiting of voor de oproeping tot het verhoor. Om haar beslissing te nemen, mag de Regering zich niet baseren op feiten waarover de betrokkene zich niet heeft kunnen uitlaten.

Schorsing van de licentie.
Art.10. Wordt de licentie of de tijdelijke licentie geschorst overeenkomstig artikel 11, § 2, lid 1, van het decreet, dan wordt de duur van de schorsing tot maximaal één jaar beperkt. In de beslissing tot schorsing kan de Regering verplichtingen opleggen. De geldigheidsduur van de licentie resp. tijdelijke licentie wordt door de schorsing geblokkeerd. De overblijvende geldigheidsduur van de licentie gaat in de dag waar de schorsing eindigt.
  Voor het overige is artikel 9 van dit besluit mutatis mutandis van toepassing.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling.
Inwerkingtreding
Art.11. Voorliggend besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.

BIJLAGE.
Art. N.Bijlage. - Beelden van licenties.
  (Beelden niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 11-09-2007, p. 48183-48184.)

  GEWIJZIGD BIJ :
  <BDG 2007-09-20/38, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-05-2007>
  <BDG 2016-05-26/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2016>