25 OKTOBER 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-2007 en tekstbijwerking tot 15-05-2017)
Doelstellingen.
Art. 1
Definities.
Art. 2
Streefwaarden.
Art. 3
Beoordeling van concentraties in de buitenlucht en van deposities.
Art. 4
Indiening van informatie en verslagen.
Art. 5
Voorlichting van het publiek.
Art. 6-7
BIJLAGEN
Art. N
Doelstellingen.
Artikel 1. Dit besluit houdt de omzetting in van richtlijn 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004. betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht.
Het heeft de volgende doelstellingen :
a) Vaststellen van een streefwaarde voor de concentratie van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht, teneinde schadelijke gevolgen van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu in zijn geheel te vermijden, te voorkomen of te verminderen;
b) Waarborgen dat, wat arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen betreft, de luchtkwaliteit, waar deze goed is, behouden blijft en elders wordt verbeterd;
c) Vaststellen van gemeenschappelijke methoden en criteria voor de beoordeling van de concentratie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht en van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen;
d) Waarborgen dat adequate informatie inzake de concentratie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht en inzake de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt verkregen en voor de bevolking beschikbaar wordt gesteld.
Definities.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " Minister " : de Minister van Leefmilieu;
2° " ordonnantie " : de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit;
3° " de Commissie " : de Europese Commissie;
4° Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989;
5° " streefwaarde " : een concentratie in de lucht die is vastgesteld in bijlage I met als doel de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu in zijn geheel te vermijden, te verhinderen of te verminderen, en die zoveel mogelijk binnen een gegeven periode dient te worden bereikt;
6° " totale of bulkdepositie " : de totale massa aan verontreinigende stoffen die binnen een gegeven gebied en gegeven tijdspanne van de atmosfeer wordt overgebracht naar oppervlakten (bijvoorbeeld bodem, vegetatie, water, gebouwen, enz.);
7° " bovenste beoordelingdrempel " : een in bijlage II vermelde niveau beneden hetwelk een combinatie van metingen en modellen kan worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit;
8° " onderste beoordelingdrempel " : het in bijlage II vermelde niveau beneden hetwelk uitsluitend technieken op basis van modellen of objectieve ramingen mogen worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit;
9° " vaste metingen " : metingen verricht op vaste meetpunten, hetzij continu, hetzij door middel van aselecte bemonstering;
10° " arseen ", " cadmium ", " nikkel " en " benzo(a)pyreen " : het totale gehalte aan deze elementen en verbindingen in de PM10-fractie;
11° " PM10 " : de deeltjes die een op grootte selecterende instroomopneming, zoals gedefinieerd in de norm EN 12341, passeren, met een efficiencygrens van 50 % bij een aërodynamische diameter van 10 'mu'm;
12° " polycyclische aromatische koolwaterstoffen " : de organische verbindingen die bestaan uit ten minste twee versmolten aromatische ringen die volledig uit koolstof en waterstof bestaan;
13° " totaal gasvormig kwik " : elementaire kwikdamp (Hg0) en reactief gasvormig kwik, d.w.z. in water oplosbare kwikverbindingen met een voldoende hoge dampdruk om in de gasfase te bestaan.
Streefwaarden.
Art.3. § 1. Het Instituut neemt alle nodige maatregelen die geen onevenredige kosten meebrengen om ervoor te zorgen dat, vanaf 31 december 2012, concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen, gebruikt als marker voor het carcinogene risico van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, beoordeeld overeenkomstig artikel 4, de streefwaarden van bijlage I niet overschrijden.
Deze maatregelen zijn meer bepaald die van het " Plan voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit en de strijd tegen de opwarming van het klimaat " zoals verplaatsingen van bedrijven, beleid schone voertuigen, energetische prestatie van gebouwen en bewustmakingsmaatregelen.
§ 2. Het Instituut stelt een lijst op van de zones waar de niveaus van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen onder de respectieve streefwaarden liggen. In die zones houdt het Instituut de niveaus van deze verontreinigende stoffen beneden de respectieve streefwaarden en streeft het ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te handhaven.
§ 3. Het Instituut stelt een lijst op van de zones waar de in bijlage vastgestelde streefwaarden worden overschreden. Voor deze zones specificeert het Instituut de overschrijdingsgebieden en de bronnen die aan deze overschrijding bijdragen. Het moet aantonen dat in de betrokken gebieden alle noodzakelijke maatregelen die geen onevenredige kosten meebrengen, met name gericht op de grootste emissiebronnen, worden toegepast om de streefwaarden te bereiken. In het geval van industriële installaties die onder de ordonnantie betreffende de milieuvergunningen van 5 juni 1997 vallen, is dit de toepassing van de BBT zoals gedefinieerd in artikel 55, 1°, van deze ordonnantie.
Beoordeling van concentraties in de buitenlucht en van deposities.
Art.4. § 1. De luchtkwaliteit van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen wordt op het gehele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beoordeeld.
§ 2. Overeenkomstig de criteria in § 7 is meting verplicht in de volgende zones :
a) zones waar de niveaus tussen de bovenste en de onderste beoordelingsdrempel liggen,
en
b) andere zones waar de niveaus de bovenste beoordelingsdrempel overschrijden.
De voorziene metingen kunnen worden aangevuld met modellen die een adequaat niveau van informatie over de luchtkwaliteit bieden.
§ 3. Er kan een combinatie van metingen, inclusief indicatieve metingen overeenkomstig bijlage IV, deel I, en modellen worden gebruikt om de luchtkwaliteit te beoordelen in zones en agglomeraties waar de niveaus gedurende een representatieve periode tussen de bovenste en onderste beoordelingsdrempel liggen, een en ander vast te stellen volgens de bepalingen bedoeld in bijlage II, deel II.
§ 4. In zones waar de niveaus onder de onderste beoordelingsdrempel liggen, vast te stellen volgens de bepalingen bedoeld in bijlage II, deel II, mag voor het beoordelen van de niveaus uitsluitend gebruik worden gemaakt van modellen of technieken op basis van objectieve ramingen.
§ 5. Wanneer verontreinigende stoffen moeten worden gemeten, worden de metingen op vaste meetpunten verricht, hetzij continu, hetzij door middel van aselecte bemonstering.
Het aantal metingen is groot genoeg om de niveaus te kunnen vaststellen.
§ 6. Voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht gelden de in bijlage II, deel I vastgestelde bovenste en onderste beoordelingsdrempels. De indeling van elke zone voor de toepassing van dit artikel wordt ten minste om de vijf jaar volgens de in bijlage II, deel II, vastgestelde procedure geëvalueerd.
De indeling wordt eerder geëvalueerd wanneer significante wijzigingen optreden in activiteiten die relevant zijn voor de concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht.
§ 7. De criteria voor de bepaling van de plaats van de monsternemingspunten waar de concentraties arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht worden gemeten teneinde te beoordelen of de streefwaarden worden nageleefd, zijn vermeld in bijlage III, delen I en II. Het minimumaantal monsternemingspunten voor vaste metingen van de concentraties van elke verontreinigende stof is vastgesteld in bijlage III, deel IV. De monsternemingspunten worden geïnstalleerd in elke zone waar metingen moeten worden uitgevoerd indien vaste metingen de enige bron van gegevens zijn over de concentraties binnen die zone of agglomeratie.
§ 8. Teneinde de bijdrage van benzo(a)pyreen in de lucht te beoordelen, zorgt het Instituut voor de monitoring van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen op een beperkt aantal meetpunten. Deze verbindingen omvatten ten minste benzo(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(j)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3cd)pyreen en dibenzo(a,h)antraceen.
Meetpunten voor deze polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden op dezelfde locatie geplaatst als de monsternemingspunten voor benzo(a)pyreen en moeten zodanig worden geselecteerd dat geografische variatie en langetermijntendensen kunnen worden vastgesteld. Bijlage III, delen I, II en III zijn van toepassing
§ 9. Het Instituut creëert het minimumaantal meetstations overeenkomstig bijlage III, deel IV. De meting van tweewaardige kwik in deeltjes en als gas wordt eveneens aanbevolen In voorkomend geval, zou de monitoring dienen te worden gecoördineerd met de monitoringstrategie en het Europese meetprogramma voor de bewaking en de evaluatie van luchtverontreinigende stoffen (EMEP).
De monsternemingspunten voor deze verontreinigende stoffen moeten zodanig worden geselecteerd dat geografische variatie en langetermijntendensen kunnen worden vastgesteld. Bijlage III, delen I, II en III zijn van toepassing.
§ 10. Waar regionale patronen van de invloed op ecosystemen worden beoordeeld, kan het gebruik van bioindicatoren worden overwogen.
§ 11. In zones waarin de informatie uit vaste meetstations wordt aangevuld met informatie uit andere bronnen, zoals emissie-inventarissen, indicatieve meetmethoden of luchtkwaliteitsmodellen, dient het aantal geïnstalleerde vaste meetstations en de ruimtelijke resolutie van andere technieken toereikend te zijn om de concentraties van verontreinigende stoffen in de lucht overeenkomstig bijlage III, deel I, en bijlage IV, deel I, te kunnen bepalen.
§ 12. De kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens zijn vastgelegd in bijlage IV, deel I. Indien voor de beoordeling gebruik wordt gemaakt van luchtkwaliteitsmodellen, is bijlage IV, deel II van toepassing.
§ 13. De referentiemethoden voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht staan vermeld in bijlage V, delen I, II en III.
De referentietechnieken voor het meten van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en de polycyclische aromatische koolwaterstoffen staan vermeld in bijlage V, deel IV en de referentietechnieken voor modellen voor de luchtkwaliteit worden in bijlage V, deel V vastgesteld wanneer die technieken beschikbaar zijn.
Indiening van informatie en verslagen.
Art.5. § 1. Met betrekking tot de zones waar één van de streefwaarden van bijlage I wordt overschreden, verstrekt het Instituut de volgende informatie aan de Commissie :
a) de lijsten van de desbetreffende zones;
b) de overschrijdingsgebieden;
c) de vastgestelde concentratiewaarden;
d) de redenen voor de overschrijding en in het bijzonder de bronnen die ertoe bijdragen;
e) de bevolking die wordt blootgesteld aan de overschrijding.
Het Instituut verstrekt verder alle gegevens die beoordeeld zijn overeenkomstig artikel 4, tenzij dit al is gebeurd uit hoofde van Beschikking 97/101/EG van de Raad van 27. januari 1997 tot invoering van een regeling voor de onderlinge uitwisseling van informatie over en gegevens van meetnetten en individuele meetstations voor luchtverontreiniging in de lidstaten.
De informatie wordt voor elk kalenderjaar doorgegeven uiterlijk op 30 september van het volgende jaar en de eerste keer voor het kalenderjaar volgend op 15 februari 2007.
§ 2. Naast de in § 1 vermelde eisen rapporteer het Instituut ook alle maatregelen die genomen zijn ingevolge artikel 3.
Voorlichting van het publiek.
Art.6. § 1. Het Instituut zorgt ervoor dat voor het publiek en de in aanmerking komende organisaties zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van kwetsbare bevolkingsgroepen behartigen en andere relevante instanties voor de gezondheidszorg, duidelijke en begrijpelijke informatie toegankelijk is en regelmatig ter beschikking wordt gesteld over de concentraties van arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen en de overige in artikel 4, § 8, bedoelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, evenals over de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen en de overige in artikel 4, § 8, bedoelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen.
§ 2. In deze informatie worden ook de jaarlijkse overschrijdingen vermeld van de streefwaarden voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen, overeenkomstig bijlage I. De informatie vermeldt tevens de redenen voor de overschrijding en het gebied waarop deze van toepassing is.
Voorts omvat de informatie een korte beoordeling in verband met de streefwaarde en passende gegevens over de gevolgen voor de gezondheid en over de milieueffecten.
Gegevens over eventuele maatregelen die genomen zijn krachtens artikel 3, worden beschikbaar gesteld aan de in § 1 van dit artikel bedoelde organisaties.
§ 3. De informatie wordt beschikbaar gesteld minstens via het Internet, de pers en andere gemakkelijk toegankelijke media.
Art.7. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN
Art. N.
(Bijlagen niet vertaald. Zie origineel Frans).