1° [4 met de Franse Gemeenschap gebonden zijn bij een programmaovereenkomst, een overeenkomst, een erkenning of elke machtiging in een van de volgende sectoren: sportfederaties, jeugdhuizen en -centra, jeugdorganisaties, hulpverlening aan justitiabelen, culturele centra, lokale televisiezenders, podiumkunsten, letteren, het boek, de plastische kunsten, de musea en museale instellingen, private archiefcentra, privaatrechtelijke bibliotheken en de bronnencentra voor de overdracht van de herinnering;]4
2° geen subsidie van de Franse Gemeenschap genieten die bij wijze van enig waarborg aan een derde wordt gegeven;
3° geen partij zijn bij een geschilprocedure die kan leiden tot de storting van de door de Franse Gemeenschap toegekende subsidie of tot de toekenning van het bedrag ervan aan een derde;
4° niet getroffen zijn door een procedure inzake schorsing of door een werkelijke beslissing tot schorsing van zijn overeenkomst of zijn programmaovereenkomst noch door een bewarende maatregel tot onderbreking van de storting van het geheel of een deel van zijn subsidie zoals bepaald in de artikelen 2 tot 5 en 6 van het besluit van 16 maart 2007 tot vaststelling van de nadere regels voor de schorsing, de wijziging of de opzegging van een overeenkomst of een programmaovereenkomst genomen ter uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten;
5° op zijn erewoord verklaren dat hij aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° voldoet bij de indiening van de aanvraag;
6° het bij dit besluit gevoegde formulier, uiterlijk voor één november van het jaar dat aan de storting van het voorschot voorafgaat, behoorlijk hebben ingevuld en ingediend bij het ministerie van de Franse Gemeenschap.
[1 7° de attesten van de sociale en fiscale administraties hebben overgelegd waarbij vermeld wordt dat de operator in orde is met de betaling van de RSZ-bijdragen, van alle schulden ten opzichte van het bestuur van de fiscaliteit van de ondernemingen en inkomsten, alsook, in voorkomend geval, van de BTW.]1
[1 Voor de toepassing van § 1, wordt onder werkdag verstaan, de dag die geen zaterdag, zondag of feestdag is.]1
§ 2. [2 De Ministers bevoegd voor sport, jeugd, [3 [4 hulpverlening aan justitiabelen]4, Media]3 en cultuur delen, uiterlijk op één december die aan de storting voorafgaat, op basis van een gedetailleerde lijst, de namen van de rechthebbenden op het voorschot en het bedrag ervan voor elk van hen aan het Fonds mee.]2
Hij legt deze lijst voorafgaandelijk voor advies aan de Inspectie van Financiën voor en onderwerpt die aan de toestemming van de Minister van Begroting.
§ 3. De aanvrager die niet meer voldoet aan de voorwaarden opgesomd in het paragraaf 1, 1°, 2°, 3° en 4° na indiening van het voormelde formulier kan het voordeel van het voorschot niet meer genieten.
[2 De Ministers bevoegd voor sport, jeugd, [3 [4 hulpverlening aan justitiabelen]4, Media]3 en cultuur delen het Fonds, vóór de storting van het voorschot, de naam van iedere op voormelde lijst ingeschreven persoon mee die niet meer voldoet aan de voorwaarden opgesomd in paragraaf 1, 1°, 2°, 3° en 4°.]2
Die personen komen niet in aanmerking voor het bij dit besluit bepaalde voorschottensysteem gedurende de twee jaren die volgen op het jaar waarin het aanvraagformulier werd ingediend.
[6 § 4. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op aanvragers en gevallen bedoeld [8 in de artikelen [10 5/1, 5/5 en 5/8]10]8.]6