Details





Titel:

25 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens welke het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een financiële tegemoetkoming toekent voor de werking van de representatieve beroepsorganisaties van de geneesheren. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-03-2007 en tekstbijwerking tot 25-06-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Dit besluit bepaalt de voorwaarden en modaliteiten volgens welke het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een financiële tegemoetkoming toekent voor de werking van de representatieve beroepsorganisaties van de geneesheren.

Art.2. De tegemoetkoming wordt toegekend aan de beroepsorganisaties van geneesheren die voldoen aan representativiteitsvoorwaarden bepaald in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de regels voor de medische verkiezingen zoals bedoeld in artikel 211, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
  Indien twee beroepsorganisaties gezamenlijk een aanvraag tot erkenning van hun representativiteit hebben ingediend wordt de tegemoetkoming hen samen toegekend indien ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 1, § 2, van voormeld koninklijk besluit.

Art.3.§ 1. Het jaarbedrag van de tegemoetkoming is voor iedere representatieve beroepsorganisatie samengesteld uit twee delen:
  1° een basisbedrag per representatieve beroepsorganisatie;
  2° een aanvullend bedrag per geldige stem uitgebracht voor een representatieve beroepsorganisatie bij de laatste verkiezingen bedoeld in artikel 211 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, die voorafgaan aan het jaar waarvoor het jaarbedrag wordt toegekend.
  § 2. [2 Vanaf 2015 tot en met 2018 wordt het basisbedrag bedoeld in § 1, 1°, vastgesteld op 111.283,00 euro en het aanvullend bedrag bedoeld in § 1, 2° vastgesteld op 51,45 euro per geldige uitgebrachte stem.]2
  § 3. [2 Vanaf 2016 worden de bedragen bedoeld in § 2 aangepast aan de index van de consumptieprijzen die van kracht zijn op 1 maart van het betrokken jaar.]2
  [3 § 4. [4 Voor de jaren 2019 en 2020]4 is het jaarbedrag van de tegemoetkoming voor iedere representatieve beroepsorganisatie gelijk aan het jaarbedrag van 2018.]3
  [5 § 5. Voor het jaar 2021 wordt het basisbedrag bedoeld in § 1, 1°, vastgesteld op 118.561,78 EUR en het aanvullend bedrag vastgesteld op 79,79 EUR per geldige uitgebrachte stem.
   § 6. Voor het jaar 2022 wordt het basisbedrag bedoeld in § 1, 1°, vastgesteld op 123.882,13 EUR en het aanvullend bedrag vastgesteld op 83,17 EUR per geldige uitgebrachte stem.]5
  [6 § 7. Voor het jaar 2023 wordt het basisbedrag bedoeld in § 1, 1°, vastgesteld op 133.966,14 EUR en het aanvullend bedrag vastgesteld op 89,94 EUR per geldige uitgebrachte stem.]6
  [7 § 8. Voor het jaar 2024 wordt het basisbedrag, bedoeld in § 1, 1°, vastgesteld op 142.071,09 EUR en het aanvullend bedrag, bedoeld in § 1, 2°, vastgesteld op 54,48 EUR per geldige uitgebrachte stem.]7
  ----------
  (1)<KB 2011-06-11/06, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 23-06-2011>
  (2)<KB 2017-11-12/04, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<KB 2019-12-11/20, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 17-01-2020>
  (4)<KB 2021-01-31/01, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 12-02-2021>
  (5)<KB 2022-04-20/03, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2022>
  (6)<KB 2023-07-21/11, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
  (7)<KB 2024-06-02/08, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art.4. De tegemoetkoming kan enkel worden aangewend voor het verrichten van personeels- en werkingsuitgaven die verband houden met de vertegenwoordiging van de representatieve beroepsorganisaties in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zoals vergoedingen, lonen, sociale lasten en kleine bureaukosten.

Art.5.§ 1. Het jaarbedrag dat overeenkomstig dit besluit aan elke representatieve beroepsorganisatie wordt toegekend, wordt door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering als volgt betaald :
  1° [5 75 % van het bedrag, vóór 31 maart van het desbetreffende jaar en wat 2015 en 2016 betreft, in de dertig dagen die volgen op de inwerkingtredingsdatum van de bedragen bedoeld in artikel 3, § 2, en wat 2019 en 2020 betreft, in de dertig dagen die volgen op de inwerkingtredingsdatum van het bedrag bedoeld in artikel 3, § 4, en wat 2021 betreft, in de dertig dagen die volgen op de inwerkingtredingsdatum van het bedrag bedoeld in artikel 3, § 5.]5
  2° 25 % binnen de drie maanden nadat de door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekening voor het desbetreffende jaar aan de administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd overgemaakt.
  § 2. Indien het besluit bedoeld in artikel 3, § 2, het jaarbedrag voor meerdere jaren bepaalt, wordt voor elk van die jaren het bepaalde in § 1, 1°, mutatis mutandis toegepast.
  § 3. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering betaalt de bedragen op het bankrekeningnummer opgegeven door de representatieve beroepsorganisatie of de groepering van twee representatieve beroepsorganisaties.
  ----------
  (1)<KB 2011-06-11/06, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 23-06-2011>
  (2)<KB 2017-11-12/04, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<KB 2019-12-11/20, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 17-01-2020>
  (4)<KB 2021-01-31/01, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 12-02-2021>
  (5)<KB 2022-04-20/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2022>

Art.6. § 1. De organisaties voeren de boekhouding overeenkomstig artikel 17, § 3, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.
  § 2. De representatieve beroepsorganisaties houden, ten behoeve van het Rekenhof, de bewijsstukken met betrekking tot de aanwending van de tegemoetkoming ter beschikking.

Art.7. (Indien uit de jaarrekening bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, blijkt dat de tegemoetkoming niet volledig werd aangewend voor de doeleinden bepaald in artikel 4, neemt de Algemene raad ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de beslissing dat het bedrag bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, niet wordt betaald.) <Erratum, B.S. 04.04.2007, p. 19078>

Art. 8. Onze Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.