13 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de voortbewegingstoestellen.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Art. 1-18
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Art. 19-20
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art. 21-22
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de besluiten van 27 april 1976, 23 juni 1978, 21 december 1983, 25 maart 1987, 20 juli 1990, 18 september 1991, 16 juli 1997, 9 oktober 1998, 14 mei 2002, 4 april 2003, 26 april 2004 en 9 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 2.15.1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2.15.1. "Rijwiel", elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler.
De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel.
Het niet bereden rijwiel wordt niet als voertuig beschouwd. ".
2° Artikel 2.15.2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2.15.2. Een "Voortbewegingstoestel" is :
1° ofwel een " niet-gemotoriseerd voortbewegingstoestel ", dit wil zeggen elk voertuig dat niet beantwoordt aan de definitie van rijwiel, dat door de gebruiker of de gebruikers door middel van spierkracht wordt voortbewogen en niet met een motor is uitgerust.
2° ofwel een "gemotoriseerd voortbewegingstoestel", dit wil zeggen elk motorvoertuig met twee of meer wielen dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 18 km per uur.
Voor de toepassing van dit besluit worden de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen niet gelijkgesteld met motorvoertuigen.
Het niet bereden voortbewegingstoestel wordt niet als voertuig beschouwd. "
De gebruiker van een voortbewegingstoestel, die niet sneller dan stapvoets rijdt, wordt niet gelijkgesteld met een bestuurder. "
Art.2. In Artikel 2.46 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 4 april 2003, worden de woorden "De personen met een handicap die een voertuig besturen dat zij zelf voortbewegen of dat uitgerust is met een elektrische motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan gereden worden," geschrapt.
Art.3. Een artikel 7bis, luidende als volgt, wordt ingevoegd in hetzelfde besluit :
" 7bis. - Regels van toepassing voor de gebruikers van voortbewegingstoestellen.
De gebruikers van voortbewegingstoestellen volgen de regels van toepassing voor de voetgangers wanneer zij niet sneller dan stapvoets rijden en de regels van toepassing voor de fietsers wanneer zij sneller dan stapvoets rijden.
De regels die de andere weggebruikers moeten naleven ten opzichte van respectievelijk voetgangers en fietsers, gelden eveneens ten opzichte van gebruikers van voortbewegingstoestellen. ".
Art.4. Artikel 8.2.3°, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 23 maart 1998 en 4 april 2003, wordt opgeheven.
Art.5. De artikelen 9.7.1 en 9.7.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 4 april 2003, worden opgeheven.
Art.6. In artikel 21.1, eerste streepje, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 4 april 2003, worden de woorden "aan de gebruikers van rolschaatsen en steps," geschrapt.
Art.7. In artikel 22quinquies 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 9 oktober 1998 en gewijzigd bij het besluit van 4 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Het eerste streepje beginnend met "de personen met een handicap" wordt opgeheven;
2° Het derde streepje beginnend met "de gebruikers van rolschaatsen en steps" wordt opgeheven.
Art.8. In artikel 22sexies 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 9 oktober 1998 en gewijzigd bij de besluiten van 18 december en 4 april 2003, worden punten a) en j) opgeheven.
Art.9. In artikel 22septies 1, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 9 oktober 1998 en gewijzigd bij het besluit van 4 april 2003, wordt de uitdrukking ", alsook gebruikers van rolschaatsen en steps" opgeheven.
Art.10. In artikel 22octies van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 4 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 22octies 1 wordt punt c) opgeheven;
2° In artikel 22octies 2, tweede lid, wordt de uitdrukking ", de gebruikers van rolschaatsen en steps" opgeheven.
Art.11. In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 11 mei 1982 en 4 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 30.2 wordt opgeheven;
2° Artikel 30.3 wordt aangevuld als volgt :
" 6° De gebruikers van voortbewegingstoestellen die rijden op de andere delen van de openbare weg dan degene die voorbehouden zijn voor het verkeer van voetgangers :
- vooraan, een wit of geel licht;
- achteraan, een rood licht.
Die lichten mogen in één enkel toestel verenigd zijn, dat links geplaatst of gedragen wordt.
Indien de gebruikers van voortbewegingstoestellen links op de rijbaan rijden moeten de positie en de plaats van de lichten omgekeerd worden. " ;
3° Artikel 30.5 wordt opgeheven.
Art.12. Artikel 40.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 4 april 2003, wordt opgeheven.
Art.13. Artikel 42.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 4 april 2003 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 42.1. De voetgangers moeten de trottoirs, de delen van de openbare weg voor hen voorbehouden door het verkeersbord D9 of D10, of de begaanbare verhoogde bermen volgen en, zo er geen zijn, de begaanbare gelijkgrondse bermen. ".
Art.14. Artikel 42.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 20 juli 1990, 9 oktober 1998 en 4 april 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 42.2.1. De personen die een fiets, een voortbewegingstoestel of een tweewielige bromfiets aan de hand leiden of die voorwerpen vervoeren die veel plaats innemen, moeten de rijbaan volgen zo zij in aanzienlijke mate de andere voetgangers hinderen. "
Art.15. Artikel 42.4.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 20 juli 1990, wordt opgeheven.
Art.16. Artikel 43.3, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door het volgende lid :
" Wanneer er een oversteekplaats voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen is, moeten de fietsers en de bestuurders van tweewielige bromfietsen die zich op het fietspad bevinden deze gebruiken. "
Art.17. Een artikel 46.4, luidende als volgt, wordt ingevoegd in hetzelfde besluit :
" 46.4. De lading van een voortbewegingstoestel mag niet meer dan 0,50 meter vooraan en achteraan en 0,30 meter aan elke kant overschrijden.
De hoogte van een beladen voortbewegingstoestel mag niet meer dan 2,50 meter overschrijden. ".
Art.18. Een artikel 82bis, luidende als volgt, wordt ingevoegd in hetzelfde besluit :
" Art. 82bis. - Maximum breedte van voortbewegingstoestellen.
De maximum breedte van een voortbewegingstoestel is 1 meter. "
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Art.19. In artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd bij het besluit van 17 maart 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Het tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid :
" Worden niet beschouwd als motorvoertuig, rijwielen uitgerust met een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen. ";
2° Een derde lid, luidende als volgt, wordt ingevoegd :
" Voor de toepassing van dit besluit worden de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen bedoeld in artikel 2.15.2, 2°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, niet gelijkgesteld met motorvoertuigen. "
Art.20. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 5 september 2002, 22 maart 2004, 10 juli 2006 en 1 september 2006, wordt de 13° opgeheven.
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art.21. Dit besluit treedt in werking op 15 maart 2007.
Art. 22. Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 februari 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Mobiliteit,
R. LANDUYT.