2 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de nooddiensten tot uitvoering van het artikel 107, § 1 en § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, en houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie voor de nooddiensten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-02-2007 en tekstbijwerking tot 04-09-2023)
Art. 1-8
Artikel 1.[1 Worden beschouwd als nooddiensten die op afstand hulp bieden, de volgende hulplijnen en diensten voor de bestrijding van geweld:
1° de oproeplijn "Ecoute Violences Conjugales";
2° de oproeplijn van de VZW "SOS VIOL";
3° de oproeplijn "Hulplijn voor burgers met vragen over geweld, mishandeling en kindermishandeling".]1
----------
(1)<KB 2023-07-12/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.2.De gebruikers hebben gratis en zonder gebruik van enig betaalmiddel toegang tot de nooddiensten via de hierna vermelde noodnummers :
1° de medische spoeddienst : 100 en 112;
2° de brandweerdiensten : 100 en 112;
3° de politiediensten : 101 en 112;
4° de civiele bescherming : 100 en 112;
5° het antigifcentrum : 070-245 245;
6° de zelfmoordpreventie : 0800-32 123 [2 , 02 649 95 55 en 1813]2;
7° de teleonthaalcentra : 106, 107 en 108;
8° de kindertelefoondiensten : 102, 103 en 104;
9° het Europees centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen : 110 [1 en 116000;]1
[3 10° de volgende hulplijnen en -diensten voor de bestrijding van geweld:
a) de oproeplijn "Ecoute Violences Conjugales": 0800 30 030;
b) de oproeplijn van de VZW "SOS VIOL": 0800 98 100;
c) de oproeplijn "Hulplijn voor burgers met vragen over geweld, mishandeling en kindermishandeling": 1712.]3
----------
(1)<KB 2009-03-08/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<KB 2014-04-25/D6, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 17-07-2014>
(3)<KB 2023-07-12/08, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.3. Voor de noodoproepen zoals gedefinieerd in artikel 2, dragen de operatoren de kosten voor de toegang van hun eindgebruikers tot hun netwerken en diensten, het transport over diezelfde netwerken en het gebruik van diezelfde netwerken en diensten voor de afwikkeling van deze noodoproepen.
Art.4.De operatoren routeren de noodoproepen voor de medische spoeddienst, voor de brandweerdiensten of de politiediensten naar de beheerscentrales van de bevoegde nooddienst, bevoegd voor de geografische zone van waaruit de noodoproep werd geïnitieerd, overeenkomstig de routeringsregels die hen door de respectieve nooddiensten werden medegedeeld.
De operatoren routeren de noodoproepen voor de civiele bescherming, het antigifcentrum, de zelfmoordpreventie, de teleonthaalcentra, de kindertelefoondiensten [1 , het Europees centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen en de hulplijnen en diensten voor de bestrijding van geweld]1 naar de beheerscentrales van de bevoegde nooddienst, bevoegd voor de aan elk noodnummer gekoppelde geografische zone overeenkomstig de routeringsregels die hen door de respectieve nooddiensten werden medegedeeld.
----------
(1)<KB 2023-07-12/08, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.5. In artikel 10 van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 oktober 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. De procedure voor de toegang van de gebruikers tot de nooddiensten moet op dezelfde manier verlopen als vanuit het PSTN- of ISDN-net. ";
2° § 3 wordt opgeheven.
Art.6. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten wordt § 2 vervangen als volgt :
" § 2. De procedure voor de toegang van de gebruikers tot de nooddiensten moet op dezelfde manier verlopen als vanuit het PSTN- of ISDN-net. "
Art.7. Het koninklijk besluit van 9 oktober 2002 tot vaststelling van de nooddiensten overeenkomstig artikel 125 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt opgeheven.
Art. 8. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken en Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.