Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

9 MAART 2007. - Koninklijk besluit nr. 55 met betrekking tot de regeling voor belastingplichtigen die een BTW-eenheid vormen.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. In de mate waarin zij gevestigd zijn in België, kunnen, overeenkomstig artikel 4, § 2, van het Wetboek aangemerkt worden als één belastingplichtige, de belastingplichtigen in de zin van artikel 4, § 1, van het Wetboek die voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden :
  1° zij zijn financieel nauw met elkaar verbonden. Aan deze voorwaarde wordt in ieder geval voldaan wanneer tussen hen een rechtstreekse of onrechtstreekse controleverhouding bestaat in rechte of in feite.
  In hoofde van andere personen dan rechtspersonen met een in aandelen vertegenwoordigd kapitaal wordt deze financiële verbondenheid in ieder geval voldaan wanneer de meerderheid van de activa die zij hebben ingezet voor de behoeften van hun economische activiteit rechtstreeks of onrechtstreeks toebehoren aan dezelfde persoon.
  2° zij zijn organisatorisch nauw met elkaar verbonden. Aan deze voorwaarde wordt in ieder geval voldaan wanneer :
  - zij in rechte of in feite rechtstreeks of onrechtstreeks onder een gemeenschappelijke leiding staan, of
  - zij hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk in gemeenschappelijk overleg organiseren, of
  - zij in rechte of in feite rechtstreeks of onrechtstreeks onder de controlebevoegdheid staan van één persoon.
  3° zij zijn economisch nauw met elkaar verbonden. Aan deze voorwaarde wordt in ieder geval voldaan wanneer :
  - de voornaamste werkzaamheid van ieder van hen van dezelfde aard is, of
  - hun werkzaamheden elkaar aanvullen of beïnvloeden, of kaderen in het nastreven van een gezamenlijk economisch doel, of
  - de werkzaamheid van de ene belastingplichtige geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend ten behoeve van de anderen.
  § 2. Indien een lid van de BTW-eenheid een rechtstreekse deelneming heeft van meer dan 50 pct. in een andere belastingplichtige, worden de in § 1 vermelde voorwaarden in hoofde van laatstgenoemde geacht te zijn vervuld, behoudens indien zij kunnen aantonen dat zij organisatorisch, economisch of omwille van andere omstandigheden niet met elkaar verbonden zijn of kunnen zijn.
  § 3. Het geheel van de belastingplichtigen die samen aangemerkt worden als één belastingplichtige zoals bedoeld in § 1 wordt, voor de toepassing van dit koninklijk besluit, BTW-eenheid genoemd.
  Een belastingplichtige die deel uitmaakt van een BTW-eenheid, wordt voor de toepassing van dit koninklijk besluit, lid van een BTW-eenheid genoemd.
  De leden van de BTW-eenheid duiden één van hen aan om in hun naam en voor hun rekening de rechten en verplichtingen van de BTW-eenheid vermeld in het Wetboek en de uitvoeringsbesluiten uit te oefenen. Dit lid wordt voor de toepassing van dit koninklijk besluit, de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid genoemd.
  § 4. Een belastingplichtige kan slechts lid zijn van één enkele BTW-eenheid.
  Als een lid van een BTW-eenheid een rechtstreekse deelneming verwerft van meer dan 50 pct. in een belastingplichtige die reeds lid is van een andere BTW-eenheid, is laatstgenoemde belastingplichtige niet langer lid van de BTW-eenheid waartoe hij behoorde en wordt hij lid van de BTW-eenheid waartoe de belastingplichtige behoort die hem voor meer dan 50 pct. in zijn bezit heeft, behoudens indien zij kunnen aantonen, overeenkomstig § 2, dat zij organisatorisch, economisch of omwille van andere omstandigheden niet met elkaar verbonden zijn of kunnen zijn.

Art.2. § 1. Een belastingplichtige, behalve deze bedoeld in artikel 1, § 2, wordt lid van een BTW-eenheid indien hij middels volmacht gegeven aan de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid, opteert om deel uit te maken van de BTW-eenheid. Deze optie geldt tenminste tot en met 31 december van het derde jaar volgend op het tijdstip bedoeld in § 4.
  Een belastingplichtige bedoeld in artikel 1, § 2, moet lid worden van de BTW-eenheid voor dezelfde periode.
  § 2. De vertegenwoordiger van de BTW-eenheid is gehouden krachtens volmacht, in naam en voor rekening van de leden van de BTW-eenheid, een gemotiveerd verzoek in te dienen bij het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert.
  Dit verzoek is slechts geldig ingediend als het alle elementen bevat en vergezeld gaat van alle stukken die moeten aantonen dat de in artikel 1, § 1 vermelde voorwaarden zijn vervuld.
  Het verzoek geldt als aangifte van aanvang van werkzaamheid van de BTW-eenheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek. De vertegenwoordiger van de BTW-eenheid kan niettemin, in hetzelfde verzoek, ter zelfder tijd voorstellen om één of meerdere belastingplichtigen zoals bedoeld in artikel 1, § 2, uit de BTW-eenheid uit te sluiten.
  § 3. Wanneer het hoofd van het in § 2 bedoeld controlekantoor vaststelt dat de BTW-eenheid niet of niet geheel voldoet aan de in artikel 1, § 1 bedoelde voorwaarden, of bij verwerping van het in § 2, tweede lid bedoeld verzoek tot uitsluiting, deelt hij zulks mee aan de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid binnen de maand na de geldige indiening van het in § 2 bedoeld verzoek middels een schriftelijke en met reden omklede beslissing.
  § 4. Behoudens in het geval van een negatieve beslissing, wordt de BTW-eenheid aangemerkt als één belastingplichtige vanaf de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de in § 3 bedoelde termijn.

Art.3. § 1. De stopzetting van de BTW-eenheid, hetzij omdat de in artikel 1, § 1, bedoelde voorwaarden niet langer vervuld zijn, hetzij op verzoek van de BTW-eenheid, wordt ter kennis gebracht van het in artikel 2, § 2, bedoelde controlekantoor, middels een verzoek tot stopzetting van de BTW-eenheid. Dit verzoek geldt als aangifte van stopzetting van werkzaamheid bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek.
  Dit verzoek wordt ingediend door de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid die optreedt krachtens volmacht, in naam en voor rekening van de leden van de BTW-eenheid.
  § 2. Deze stopzetting heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin dit verzoek werd ingediend.
  § 3. De leden van de BTW-eenheid brengen het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder zij ressorteren in kennis van de stopzetting van de BTW-eenheid. Deze kennisgeving geldt in hoofde van de leden van de BTW-eenheid als aangifte van aanvang van werkzaamheid bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek.

Art.4. § 1. In geval van toetreding tot de BTW-eenheid na de aanvang van de werkzaamheden van de BTW-eenheid van een belastingplichtige andere dan deze bedoeld in artikel 1, § 2, is de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid gehouden krachtens volmacht, die geldt als optie om tot de BTW-eenheid toe te treden in naam en voor rekening van het toetredend lid, een gemotiveerd verzoek in te dienen bij het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert.
  Dit verzoek is slechts geldig ingediend als het alle elementen bevat en vergezeld gaat van alle stukken die moeten aantonen dat de in artikel 1, § 1 vermelde voorwaarden zijn vervuld.
  Het verzoek geldt als aangifte van wijziging van werkzaamheid van de BTW-eenheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek. Deze optie geldt tenminste tot en met 31 december van het derde jaar volgend op het tijdstip bedoeld in § 3.
  § 2. In geval dat een belastingplichtige bedoeld in artikel 1, § 2, gehouden is van een BTW-eenheid deel uit te maken, na de aanvang van de werkzaamheden van de BTW-eenheid, is de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid gehouden het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert te informeren. Deze kennisgeving geldt als aangifte van wijziging van werkzaamheid van de BTW-eenheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek.
  De vertegenwoordiger van de BTW-eenheid kan niettemin, op basis van een gemotiveerd verzoek, terzelfder tijd voorstellen om de belastingplichtige zoals bedoeld in artikel 1, § 2, uit de BTW-eenheid uit te sluiten.
  § 3. Wanneer het hoofd van het in het § 1 en § 2, eerste lid, bedoeld controlekantoor vaststelt dat het nieuw lid niet voldoet aan de in artikel 1, § 1 bedoelde voorwaarden, of bij verwerping van het in § 2, tweede lid, bedoeld verzoek tot uitsluiting, deelt hij zulks mee aan de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid binnen de maand na de geldige indiening van het in § 1 of § 2, tweede lid, bedoeld verzoek middels een schriftelijke en met reden omklede beslissing.
  Als het hoofd van het in § 1 en § 2, eerste lid bedoeld controlekantoor vaststelt dat voldaan is aan de in artikel 1, § 1 bedoelde voorwaarden of dat niet voldaan is aan de voorwaarden met betrekking tot het in § 2, tweede lid, bedoeld verzoek tot uitsluiting, treedt het nieuw lid toe tot de BTW-eenheid vanaf de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de in het, eerste lid, bedoelde termijn.
  § 4. De belastingplichtige die toetreedt tot de BTW-eenheid brengt het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert hiervan op de hoogte in de loop van de maand waarin hij overeenkomstig § 3, tweede lid, geacht wordt toe te treden tot de BTW-eenheid.

Art.5. § 1. Na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, of artikel 4, § 1, is de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid gehouden krachtens volmacht, een kennisgeving te doen van de uittreding van een lid bij het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert. Deze kennisgeving geldt als aangifte van wijziging van werkzaamheid van de BTW-eenheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek.
  Deze uittreding krijgt uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze kennisgeving.
  § 2. Een lid van de BTW-eenheid dient uit te treden ingeval de in artikel 1, § 1 bedoelde voorwaarden niet langer vervuld zijn.
  De vertegenwoordiger van de BTW-eenheid is gehouden krachtens volmacht, een kennisgeving te doen bij het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert van deze uittreding. Deze kennisgeving geldt als aangifte van wijziging van werkzaamheid van de BTW-eenheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek.
  Deze uittreding krijgt uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze kennisgeving.
  § 3. Het uittredende lid van de BTW-eenheid brengt het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert hiervan op de hoogte in de loop van de maand waarin hij overeenkomstig §§ 1 of 2 geacht wordt uit te treden uit de BTW-eenheid.

Art.6. § 1. Er is van rechtswege uittreding van een lid uit de BTW eenheid in het geval van een insolvabiliteitprocedure.
  § 2. De voormelde uittreding heeft uitwerking vanaf het tijdstip van aanvang van de insolvabiliteitprocedure. Ze wordt binnen de 15 dagen na deze uittreding per aangetekend schrijven ter kennis gebracht door de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid aan het controlekantoor dat bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de BTW eenheid ressorteert. Deze kennisgeving geldt ten aanzien van de BTW-eenheid als aangifte van wijziging van werkzaamheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid van het Wetboek.
  § 3. In geval van uittreding van de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid, moet vanaf het tijdstip van deze uittreding in zijn vervanging worden voorzien. In de vervanging moet ook worden voorzien in het geval van stopzetting van de lastgeving aan de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid. De vervanging moet binnen de 15 dagen volgend op de uittreding of de stopzetting door de nieuwe vertegenwoordiger van de BTW-eenheid per aangetekend schrijven ter kennis worden gebracht aan het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de BTW-eenheid ressorteert ingevolge de vervanging van de vertegenwoordiger van de BTW-eenheid. Deze kennisgeving geldt ten aanzien van de BTW-eenheid als aangifte van wijziging van werkzaamheid zoals bedoeld in artikel 53, § 1, 1° van het Wetboek.

Art.7. § 1. Vanaf het in artikel 2, § 4, bedoelde tijdstip wordt de BTW-eenheid in de plaats gesteld van de leden ten aanzien van alle rechten die aan laatst genoemden zijn verleend of alle verplichtingen die hen zijn opgelegd door of ter uitvoering van het Wetboek en de besluiten genomen ter uitvoering.
  § 2. Vanaf het tijdstip van de stopzetting van de werkzaamheid van de BTW-eenheid, treden de leden in de plaats van de BTW-eenheid, voor hun rechten en verplichtingen vermeld in het Wetboek en de besluiten genomen ter uitvoering.
  § 3. In geval van toetreding van een belastingplichtige tot de BTW-eenheid, treedt deze laatste in de plaats van het toetredend lid voor zijn rechten en verplichtingen vermeld in het Wetboek en de besluiten genomen ter uitvoering.
  § 4. In geval van uittreding van een lid uit de BTW-eenheid, treedt deze eenheid niet langer in de plaats van dit lid voor zijn rechten en verplichtingen vermeld in het Wetboek en de besluiten genomen ter uitvoering.

Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2007.

Art. 9. Onze Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 9 maart 2007.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
  D. REYNDERS.