25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels van de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang.
Art. 1-12
Artikel 1. Dit koninklijk besluit zet de richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten gedeeltelijk om.
Art.2. De evaluatie moet het mogelijk maken na te gaan of de huisvesting in de opvangstructuur die wordt aangeduid als verplichte plaats van inschrijving en de begeleiding die er wordt gegeven, beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang, en dit meer bepaald wat betreft zijn medische, sociale en psychologische situatie.
Art.3. De evaluatie zal eveneens betrekking hebben op de bijzondere situatie van de kwetsbare personen in de zin van de artikelen 22, § 2 en 36 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna genoemd " de wet ").
Art.4. De evaluatie wordt uitgevoerd door de maatschappelijk werker als referentiepersoon.
Hiertoe kan hij het advies vragen van de diensten en personen die hij noodzakelijk acht.
Art.5. De evaluatie wordt geformaliseerd in een evaluatieverslag.
Hiertoe bepaalt de Minister het typeformulier dat minimum een rubriek zal bevatten die verwijst naar elk van de elementen of criteria bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit.
Het evaluatieverslag geeft desgevallend de maatregelen aan die moeten worden genomen om te beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang.
Art.6. Het evaluatieverslag maakt deel uit van het sociaal dossier van de begunstigde van de opvang bedoeld in artikel 32 van de wet.
Art.7. In geval van wijziging van de verplichte plaats van inschrijving binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, zonder dat de evaluatie werd uitgevoerd, wordt deze uitgevoerd binnen de dertig dagen, te tellen vanaf de aanduiding van de nieuwe verplichte plaats van inschrijving.
Art.8. De evaluatie houdt ten minste één gesprek in tussen de begunstigde van de opvang en de maatschappelijk werker als referentiepersoon vóór de opstelling van het evaluatieverslag.
Art.9. Het evaluatieverslag wordt gevalideerd door de verantwoordelijke persoon van de sociale dienst binnen de opvangstructuur, of bij diens afwezigheid, een persoon die hiertoe wordt aangewezen door de verantwoordelijke van de opvangstructuur. In geen geval mag deze persoon dezelfde zijn als diegene die het evaluatieverslag heeft geschreven.
Art.10. Na de eerste evaluatie zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit, wordt de evaluatie op permanente en continue wijze uitgevoerd.
Hiertoe wordt het evaluatieverslag bedoeld in artikel 5 van dit besluit, ingevuld.
Indien naar aanleiding van deze continue evaluatie een maatregel wordt voorgesteld om te beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang, zal deze moeten worden gevalideerd door de persoon bedoeld in artikel 9 van dit besluit.
Onverminderd de continue evaluatie en uiterlijk 6 maanden na de eerste evaluatie, wordt een balans opgemaakt van de situatie van de begunstigde van de opvang door de maatschappelijk werker als referentiepersoon bedoeld in artikel 31, § 1 van de wet, en dit wat betreft de elementen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit. Deze balans wordt gevalideerd door de persoon bedoeld in artikel 9 van dit besluit. Deze balans wordt om de 6 maanden geactualiseerd en gevalideerd.
Art.11. Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als artikel 22 van de wet.
Art. 12. Onze Minister, die bevoegd is voor Maatschappelijke Integratie, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 25 april 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Maatschappelijke Integratie,
Ch. DUPONT.