3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel XII.VII.18, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-2007 en tekstbijwerking tot 03-12-2010)
Art. 1-3
Artikel 1.De in artikel XII.VII.18, § 2, derde lid, RPPol bedoelde aanvulling geschiedt door ambtshalve aanstellingen van de betrokken actuele personeelsleden die geen evaluatie " onvoldoende " genieten, met volgende voorrang :
1° de personeelsleden die onder de toepassing vallen van artikel XII.VII.18 RPPol, met voorrang van de adjudanten-chef op de adjudanten;
2° de personeelsleden die houder zijn van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graad van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie of van het brevet van hoofdonderofficier bedoeld in artikel 28, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht;
3° de personeelsleden die houder zijn van het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht of van het brevet van de hogere aanvullende gerechtelijke opleiding of van het brevet van operationele misdrijfanalist;
[1 de personeelsleden die vóór 30 december 2000 beschikten over het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht worden, onverminderd de toepassing van het eerste lid, in aanmerking genomen ten belope van de proportionele verhoging van het aantal personeelsleden van de voormalige rijkswacht met toepassing van artikel XII.VII.18, § 2/1, tweede lid, RPPol;]1
4° de overige personeelsleden.
Binnen elk van de in het eerste lid bedoelde categorieën geschieden de aanstellingen op basis van de kaderanciënniteit.
----------
(1)<KB 2010-11-02/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2005.
Art. 3. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.